direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Open veenontginningslandschap (vermeerderingsbedrijf)
Plan: Partiële Herziening "Buitengebied Hardenberg, Luttergreppel 4 te Slagharen"
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00174-VG01

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Open veenontginningslandschap (vermeerderingsbedrijf)

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch met waarden - Open veenontginningslandschap (vermeerderingsbedrijf)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een vermeerderingsbedrijf met maximaal 396 kraamzeugen, 1.254 guste- en dragende zeugen, 5 beren, 183 opfokzeugen en 6.960 gespeende biggen;
  • b. intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • c. instandhouding van en ontwikkeling van het besloten landschap;
  • d. kleinschalig kamperen tot een maximum van 15 kampeermiddelen in of nabij het bouwvlak;
  • e. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fietsen voetpaden en picknickplaatsen;
  • f. watergangen en waterpartijen;
  • g. bij een en ander behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.2.1 Toegestane bouwwerken binnen bouwvlakken

Binnen elk bouwvlak op de gronden als bedoeld in artikel 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. de bij één agrarisch bedrijf behorende bedrijfsgebouwen, niet zijnde rijhallen;
  • b. binnen elk bouwvlak één bedrijfswoning, met dien verstande dat binnen een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
  • c. andere bouwwerken, waaronder begrepen mestplaten, mestsilo's en kuilvoeropslag.
3.2.2 Toegestane bouwwerken buiten bouwvlakken

Buiten bouwvlakken op de gronden als bedoeld in artikel 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. schuilgelegenheden;
  • b. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
3.2.3 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 3.2.1 en artikel 3.2.2, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van een bedrijfswoning, althans het hoofdgebouw, mag niet meer bedragen dan 750 m3 of niet meer dan de bestaande inhoud indien die meer dan 750 m3 bedraagt;
  • b. een omgevingsvergunning voor bouw als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van het huisvesten van vee wordt slechts verleend, indien vaststaat dat daarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet, hetzij niet nodig is, hetzij is of zal worden verleend;
  • c. het aantal schuilgelegenheden op elk afzonderlijk perceel van aaneengesloten, bij elkaar behorende gronden mag niet meer dan één per/ha bedragen;
  • d. de oppervlakte van elke schuilgelegenheid mag niet meer dan 12 m2 bedragen;
  • e. voor bedrijfsgebouwen geldt een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 12 meter;
  • f. voor bedrijfswoningen geldt een maximale goothoogte van 3,5 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter;
  • g. voor bouwwerken voor mestopslag geldt een maximale bouwhoogte van 12 meter;
  • h. voor silo’s geldt een maximale bouwhoogte van 20 meter;
  • i. voor erf- en perceelafscheidingen op ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn binnen bouwvlakken geldt een maximale bouwhoogte van 2 meter;
  • j. voor overige erf- en perceelafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 1 meter;
  • k. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de bouwvlakken geldt een maximale bouwhoogte van 12 meter;
  • l. voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten de bouwvlakken geldt een maximale bouwhoogte van 2 meter;
  • m. voor schuilgelegenheden buiten de bouwvlakken geldt een maximale goothoogte van 2,5 meter en een maximale bouwhoogte van 4 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de lengte, breedte, hoogte en inhoudsmaten, zoals genoemd in artikel 3.2, mits de afwijking niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden en omliggende bedrijven en gronden niet in de mogelijkheden worden beperkt.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden voor de in de bestemmingsomschrijving beschreven doeleinden indien, met het oog op een goede waarborging van de landschappelijke inpassing, niet binnen één jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan is voldaan aan de uitvoering van het ruimtelijk kwaliteitsplan d.d. 05-01-2012 dat onlosmakelijk deel uitmaakt van deze regels.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Behoudens het bepaalde in artikel 3.5.2, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) op en in de in artikel 3.1aangegeven gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen of rooien van bomen, houtsingels of houtwallen.
3.5.2 Uitzonderingen

Het verbod zoals bedoeld in artikel 3.5.1 is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
  • d. werken en werkzaamheden op en in gronden die binnen agrarische bouwvlakken zijn begrepen;
  • e. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van of via een verleende subsidie op basis van het Natuurgebiedsplan Overijssel, of daarmee gelijk te stellen plan.
3.5.3 Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,

  • a. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
  • b. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
3.5.4 In te winnen advies

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in artikel 3.5.1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten.