Plan: | Bestemmingsplan Dedemsvaart |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0160.0000BP00007-VG02 |
In dit hoofdstuk worden de regels van het voorliggende bestemmingsplan nader toegelicht.
Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010, worden de aanlegvergunning, de sloopvergunning en de binnenplanse ontheffing als instrumenten van het bestemmingsplan onderdeel van de omgevingsvergunning (Wabo). In het bestemmingsplan onder de Wabo wordt bijvoorbeeld niet meer gesproken van een ontheffing, maar van een afwijking. Een bouwvergunning wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en een aanlegvergunning wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
De terminologie van de regels in het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming met de terminologie die in de Wabo wordt gehanteerd.
Bij de opzet van de regels is tevens aangesloten op de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Tevens sluiten de regels aan bij de eisen conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008).
De regels zijn in verschillende hoofdstukken ingedeeld. Hoofdstuk 1 omvat de inleidende regels. In dit hoofdstuk zijn in artikel 1 de begrippen opgesomd en omschreven. In artikel 2 is de wijze van meten opgenomen. In samenhang met deze artikelen moeten de overige artikelen worden gelezen.
Het Besluit ruimtelijke ordening bevat een aantal onderdelen die verplicht moeten worden overgenomen in de regels van een bestemmingplan. Dit betreft:
De Wabo bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Dit behoeft dus niet in de regels te worden opgenomen. Hetzelfde geldt voor de strafbepaling. Wel zijn in het plan specifieke gebruiksregels opgenomen.
Het bestemmingsplan is overeenkomstig artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening vervat in een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden aangegeven.
In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingsregels opgenomen.
Globale regeling
De gemeente Hardenberg is evenals het voormalige Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de mening toegedaan dat de vele voordelen van globaal bestemmen opwegen tegen de nadelen (zie paragraaf 2.1). Het is haar ervaring dat gedetailleerde bestemmingsplannen teveel vastleggen en te snel verouderd zijn. Wanneer bijvoorbeeld burgers of particuliere ontwikkelaars in dergelijke gebieden met projectvoorstellen komen, blijkt vaak al snel een extra (bestemmingsplan)procedure noodzakelijk. Dit brengt kosten met zich mee en werkt vertragend, wat voor dergelijke partijen een reden kan zijn om af te haken. Juist vanwege de economische recessie is het in ieders belang dat ruimtelijke ontwikkelingen niet onnodig worden gehinderd. Daarnaast kan worden gesteld dat globale plannen over het algemeen langer houdbaar zijn en om minder herzieningsprocedures vragen. Dat scheelt tijd en geld. Verder kunnen globale plannen vaak rekenen op een groot draagvlak, omdat zij voor veel partijen mogelijkheden bieden. Er zijn dus genoeg redenen om globaal te bestemmen.
Het gemeentelijk adagium voor de vorige actualiseringsronde van bestemmingsplannen was: 'globaal waar kan, gedetailleerd waar nodig'. Er is dan ook sprake van een aantal koerswijzigingen. Zo is het instrument 'nadere eisen' komen te vervallen, omdat er in de praktijk nooit gebruik van wordt gemaakt. Daarnaast zijn de nodige afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Dit om snel en adequaat op de behoefte van aanvragers te kunnen inspringen. Een afwijkingsbevoegdheid kan binnen de omgevingsvergunning worden afgehandeld zodat er geen vertraging in de vergunningsprocedure hoeft op te treden. Tevens biedt het de gemeente de mogelijkheid om een nadere afweging te maken, bijvoorbeeld met het oog op dreigende overlast, verkeersveiligheid of stedenbouwkundige kwaliteit.