4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'agrarisch met waarden - besloten veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. agrarische cultuurgrond;
-
b. instandhouding van en ontwikkeling van het besloten landschap;
met daaraan ondergeschikt:
-
c. voorzieningen voor extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
-
d. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
-
e. openbare nutsvoorzieningen;
-
f. parkeervoorzieningen;
-
g. watergangen en waterpartijen; en
-
h. bij een en ander behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen en schuilgelegenheden.
4.3 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen, zodat op de gronden als bedoeld in lid 4.1, één of meer nieuwe bouwvlakken worden aangegeven met elk een oppervlakte van ten hoogste 1,5 ha, met inachtneming van de volgende regels:
-
a. wijzigen mag uitsluitend geschieden ten behoeve van het verplaatsen van een grondgebonden agrarisch bedrijf binnen dezelfde bestemming;
-
b. per geval dient te zijn aangetoond dat het te vestigen agrarisch bedrijf naar omvang en activiteiten aan ten minste één volwaardige arbeidskracht een volledige dagtaak biedt;
-
c. per geval dient te zijn aangetoond dat geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand, reeds aangeduid bouwvlak;
-
d. vaststaat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij niet nodig is, hetzij is of zal worden verleend;
-
e. de bedrijfsvoering van nabijgelegen agrarische bedrijven mag niet onevenredig worden aangetast;
-
f. in geval een bedrijfswoning wordt aangevraagd:
-
1. dient vast te staan dat binnen het betreffende bouwvlak een of meer andere gebouwen ten behoeve van het betreffende agrarisch bedrijf zijn of worden gebouwd;
-
2. dient te zijn aangetoond dat de bedrijfswoning duurzaam als bedrijfswoning noodzakelijk is, en
-
3. mag op geen van de gevels van de woning, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;
-
g. het situeren van het bouwvlak dient zo te geschieden dat de inpassing van de gebouwen in het landschap op zorgvuldige wijze kan plaatsvinden, aan de hand van een deugdelijk erfinrichtingsplan, waarbij onevenredige aantasting van in de directe omgeving voorkomende landschaps- en natuurwaarden en van de waterhuishouding en waterkwaliteit ter plaatse zoveel mogelijk wordt voorkomen;
-
h. onverminderd het overige in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mogen binnen 10 m op en in gronden die grenzen aan de gronden als bedoeld in artikel 14, loodrecht gemeten uit de as van de weg, uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd.