direct naar inhoud van Artikel 12 Sport
Plan: Scholtenhagen-Watermolen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1037-0004

Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van sportactiviteiten, met uitzondering van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren;
  • b. alsook ondergeschikte en daarbijbehorende horeca;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'jeugdopvang' kinderopvang tot een maximum vloeroppervlakte van 570 m²;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' de opslag van mest, tuinafval en snoeiafval met een maximum oppervlakte van 50 m²;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' een vereniging;

met daarbij behorende:

  • f. gebouwen - een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  • g. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • h. andere-werken;
  • i. wegen;
  • j. paden;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. parkeervoorzieningen.
  • n. evenementen;

12.2 Bouwregels

Op de voor Sport aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

12.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de dakhelling mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen;
  • d. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • e. het bebouwingsvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij een maximum bebouwingspercentage is aangeduid;
  • f. de afstand tot de perceelgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a t/m e zijn gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan:
    • 1. tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 75 m² per bestemmingsvlak;
    • 2. met een goothoogte van maximaal 3,25 m;
    • 3. tot een bouwhoogte van maximaal 5 m;
    • 4. de dakhelling mag niet minder dan 30° bedragen en niet meer dan 60°;
    • 5. op een afstand van minimaal 3 m tot de bestemmingsgrens;

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van tribunes, palen, ballenvangers en masten mag niet meer dan 7 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van veldverlichtingsmasten mag niet meer dan 20 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte op gronden ter plaatse van de aanduiding 'opslag' voor een opslagplaats ten behoeve van de mest, tuinafval en snoeiafval mag maximaal 1,5m bedragen;
  • e. de oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'opslag' voor een opslagplaats ten behoeve van de mest, tuinafval en snoeiafval mag maximaal 50m² bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.

12.2.3 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 12.2.1 en 12.2.2, geldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze maatvoering als maximum respectievelijk minimum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk of gebouw en, voor zover het goothoogten, bouwhoogten en dakhellingen betreft, voor uitbreidingen van dat gebouw.

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

12.3.1 Procedure

Voor het stellen van nadere eisen geldt de in 24.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

12.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  • a. 12.2.1 onder a ten behoeve van een hogere goothoogte, mits de goothoogte niet meer bedraagt dan 6 m en de hogere goothoogte uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  • b. 12.2.1 onder b ten behoeve van een hogere bouwhoogte, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10 m en de hogere bouwhoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  • c. 12.2.1 onder c en 12.2.1 onder g sub 4 voor een dakhelling van 0°;
  • d. 12.2.1 onder f en 12.2.1 onder g sub 5 en toestaan dat bebouwing op een kleinere afstand dan 3 m van de perceelgrens wordt gebouwd, mits de gewenste afstand tot de perceelgrens vanuit een oogpunt van het bebouwingsbeeld aanvaardbaar is en in het voorkomende geval de waterbeheerder is gehoord.

12.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de ontheffingsmogelijkheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.

12.4.2 Procedure

Voor een besluit tot ontheffing geldt de in 24.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

12.5 Specifieke gebruiksregels
12.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen:

  • a. als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale bedrijfsvoering;
  • b. voor het gebruik van gebouwen en bijgebouwen, anders dan een bedrijfswoning, voor permanente bewoning.

12.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 12.1 en 12.5:

  • a. ten behoeve van aan sport gerelateerde medische functie zoals een fysiotherapeut, binnen bestaande bebouwing tot een oppervlakte van maximaal 50 m² per bestemmingsvlak.
  • b. ten behoeve van kinderopvang, binnen de bestaande bebouwing tot een oppervlakte van maximaal 300 m².

12.6.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de ontheffingsmogelijkheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.

12.6.2 Procedure

Voor een besluit tot ontheffing geldt de in 24.1 vermelde voorbereidingsprocedure.