Plan: | Buitengebied Haaksbergen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0158.BP1036-0011 |
In de gemeente Haaksbergen bevinden zich waardevolle natuurgebieden: het "Buurserzand", het "Haaksbergerveen", het "Witte Veen" en een aantal kleinere waardevolle natuurgebieden. De drie specifiek genoemde gebieden zijn aangewezen als Natura 2000-gebied (de eerste twee onder één naam). De eerste twee behoren tevens tot de zogeheten TOP-gebieden. Dat zijn gebieden waar verdroging met voorrang moet worden aangepakt vanwege de natuurdoelen. De provincie gaat met voorrang aan de slag met het maken van een beheerplan. Daarbij worden met de betrokken partijen afspraken gemaakt over anti-verdrogingsmaatregelen.
Een ander waardevol natuurgebied is het "Lankheet". Het Lankheet is een landgoed en kent een afwisseling van bos, landbouw, hei en natuur. Momenteel is het landgoed bekend als waterpark. Op het landgoed wordt wetenschappelijk onderzoek verricht op het gebied van innovatief waterbeheer.
Het belangrijkste beleidsuitgangspunt in deze gebieden is instandhouden en versterken van natuur en landschap.
In de gemeente Haaksbergen is sprake van een viertal verschillende landschapstypen die in het landschap te herkennen zijn. Hieronder staan de betreffende landschapstypen toegelicht. In Bijlage 9 Landschapstypen zijn de voorkomende landschapstypen in kaart gebracht.
Esdorpenlandschap
In de Middeleeuwen ontstonden, daar waar grote aaneengesloten oppervlakten hoge gronden voorkwamen, grote bouwlandcomplexen. Rondom deze "essen" ontstonden de grotere woonconcentraties. De essen zijn nu nog te herkennen aan hun glooiende, bolle en veelal open karakter. De randen van de essen zijn in sommige gevallen steil.
In de gemeente Haaksbergen zijn vier gebieden als esdorpenlandschap te typeren. Het escomplex rond de kern Buurse is het grootst. Het gebied heeft een zeer duidelijk glooiend karakter, waarbinnen relatief veel steilranden voorkomen. Bebouwing komt zowel op de es als aan de randen voor. De es zelf bestaat uit een aantal kleinere hoogten, gescheiden door lagere stroken waarin de wegen en bebouwing (boerderijen) liggen. Het Harmöle, ten zuidoosten van de Buurser es, is een klein escomplex dat in het verleden door een viertal agrarische bedrijven werd gebruikt. De kern Haaksbergen was oorspronkelijk ook een esdorp. Ten zuidoosten van de huidige kern zijn de kenmerken van het esdorpenlandschap nog duidelijk aanwezig (de Honesch). Tenslotte komt nabij Stepelo een escomplex voor. De wegen over de es zijn nog onverhard.
Kampen- of hoevenlandschap
Twee vrijwel evenwijdig lopende dekzandruggen ten westen en noordwesten van de kern Haaksbergen vormen de basis voor de ontwikkeling van het kampen- of hoevenlandschap. De kleinere dekzandruggen en -koppen werden als bouwland in gebruik genomen door enkele boeren, waardoor zogenaamde eenmansesjes ontstonden. Langs deze esjes liggen veelal kronkelende wegen (aangepast aan de topografie van het terrein), waaraan de boerderijen staan en waarlangs ook de lage graslanden liggen. Veel van de oorspronkelijke beplantingen zijn in de loop der tijd grotendeels verdwenen. Ook het verleggen van wegen en het normaliseren van beken heeft de oorspronkelijke structuur van het hoevenlandschap aangetast.
Jonge ontginningen
De gebieden die tot de jonge ontginningen worden gerekend bestonden omstreeks 1800 uit uitgestrekte heideterreinen met vennen, bossen, deels verveende hoogvenen en stuifzanden en vormden de in gemeenschappelijk bezit en gebruik zijnde gronden, die buiten de essen waren gelegen en als "veld" werden aangeduid. Na de opkomst van de kunstmest (rond 1850) konden de gronden worden ontgonnen tot bouw- en grasland, aanvankelijk op de overgang van de "oude ontginningen" naar de velden. Vanaf 1880 zette de ontginningen zich in versneld tempo voort, met de jaren '30 van de vorige eeuw als hoogtepunt. Er ontstond een rationeel ingericht agrarisch ontginningslandschap. Langs veelal rechte wegen ontstonden verspreid nieuwe agrarische bedrijven, waarbij de kavels in rechthoekige percelen werden opgedeeld. Reliëf en opgaande beplanting komen er nauwelijks voor. Tot de jonge ontginningen horen ook de lagere delen van de beekdalen (de "broeken"), die door verbetering van de af- en ontwatering in gebruik konden worden genomen. Op een aantal plaatsen in het jonge ontginningsgebied werd de voorkeur gegeven aan het planten van bos, voornamelijk naaldhout. Zo ontstond een aantal kleine en grote boscomplexen zoals het Lankheet. Verreweg de grootste oppervlakte van het plangebied behoort tot de jonge veldontginningen. In de benaming van de cultuurgronden komt de naam "veld" vaak voor (Buurserveld, Bramerveld, Stepelose Veld), wat duidt op de oorspronkelijke functie van de gebieden.
Niet-ontgonnen gebieden
Een aantal gebieden is niet ontgonnen ten behoeve van agrarisch gebruik. Deze gebieden zijn behouden gebleven als bosgebied, heideterrein of hoogveenrestant. De twee grootste niet-ontgonnen gebieden zijn het Haaksbergerveen en het Buurserzand.
Het Haaksbergerveen is een oorspronkelijk hoogveengebied. Het grootste gedeelte is verveend ten behoeve van de turfwinning. Deze winning is echter op een bepaald moment volledig stilgezet. Een hoogveenrestant is overgebleven: turfgaten, gescheiden door niet-verveende stroken, de zogenaamde legakkers. In 1969 werd het overgebleven veengebied tot reservaat aangewezen en onder het beheer van Staatsbosbeheer gesteld. Het Buurserzand is een overgebleven heideterrein met stuifzandcomplexen. Het natuurterrein is sinds 1929 eigendom van Natuurmonumenten. Het Witte Veen tenslotte, aan de grens met Duitsland, is eveneens een niet-ontgonnen heide- en veengebied, met een aantal vennen.