direct naar inhoud van 2.6 Gemeentelijk beleid
Plan: Buitengebied Haaksbergen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1036-0011

2.6 Gemeentelijk beleid

In deze paragraaf worden relevante, recente gemeentelijke beleidsnota's aan de orde gesteld. Het gaat hierbij om de Visie Plattelandsontwikkeling, de Integrale Gebiedsuitwerking Landelijk Gebied, het bestemmingsplan voor het Landbouwontwikkelingsgebied (LOG), het Landschapsontwikkelingsplan (LOP), het Beleidsplan Recreatie en Toerisme, de Welstandsnota en het Waterplan.

Visie Plattelandsontwikkeling

De gemeente Haaksbergen heeft in november 2005 de Visie Plattelandsontwikkeling vastgesteld. Deze visie bevat een uitwerking voor de Haaksbergse situatie van het Reconstructieplan Salland-Twente. In de visie wordt tevens een aantal thema's voor het buitengebied aan de orde gesteld:

  • 1. Rood voor Rood-regeling (RvR)

De provincie Overijssel heeft in 2005 beleid inzake RvR opgesteld via een herziening van het voormalig geldende streekplan. Dit beleid is overgenomen op gemeentelijk niveau. In de provinciale Omgevingsvisie is aangegeven dat gemeenten het voortouw hebben bij het toepassen van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Wel geldt dat het verlies van ecologisch en landschappelijk kapitaal in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

Hoofddoel van RvR is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied door de sloop van landschapsontsierende (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen. Daarnaast worden zogenaamde compensatiekavels ingezet om de sociale samenhang en vitaliteit van het platteland te vergroten. Ter compensatie van tenminste 850 m2 landschapsontsierende bedrijfsgebouwen (of 4.500 m2 aan kassen) kunnen onder voorwaarden één of meer bouwkavels voor een woning worden toegekend. Uit de waarde van de bouwkavel voor een woning dient de deelnemer de sloopkosten en een bijdrage voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit voor zijn rekening te nemen. 30% van de gecorrigeerde vervangingswaarde (conform een berekeningsmethode van de Dienst Landelijk Gebied) van de te slopen bedrijfsgebouwen mag de eigenaar behouden.

Bij RvR is de uitgangssituatie gehele sloop bij bedrijfsbeëindiging en nieuwbouw ten behoeve van wonen. Andere uitgangspunten zijn de welstandsnota en het Landschapsontwikkelingsplan (LOP). Het LOP geeft de visie op de gewenste ontwikkeling van het buitengebied aan. Het beeld van de gewenste ontwikkeling van het buitengebied is de sleutel om bij de toepassing van RvR te sturen op ruimtelijke kwaliteit. Om deze ruimtelijke kwaliteitsinspanning af te dwingen, moet deze altijd worden vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst.

  • 2. Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB)

De provincie Overijssel heeft naast RvR-beleid ook VAB-beleid vastgesteld. Hierin staan algemene beleidskaders waarbinnen gemeenten maatwerk kunnen leveren. De gemeente heeft het voortouw bij de uitvoering van dit beleid. Hierbij moet zij ingaan op de gewenste ontwikkelingen in het landelijk gebied. Het hoofddoel van het VAB-beleid is bijdragen aan de realisering van nieuwe economische dragers voor het landelijk gebied. De resterende economische waarde van VAB kan voor andere functies worden benut. Hergebruik in plaats van kapitaalvernietiging: bestaande gebouwen kunnen worden hergebruikt voor andere activiteiten dan landbouw. Vanwege de teruggang in de landbouw is het voor de leefbaarheid en de economische vitaliteit van het landelijk gebied noodzakelijk dat zich in VAB andere functies kunnen vestigen. Bijkomende doelstelling is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1036-0011_0005.jpg"

De vormen van hergebruik die worden toegestaan zijn afhankelijk van de (ruimtelijke) effecten op de omgeving (milieu, verkeer, landschappelijke inpasbaarheid) en de geschiktheid voor de vestiging in het landelijk gebied. De hergebruikfunctie moet qua aard en omvang passen binnen de bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. De gemeente stelt hierbij geen lijst op van soorten bedrijvigheid die wel of niet worden toegestaan in een VAB, maar bekijkt elke situatie van geval tot geval. De gemeente heeft VAB-beleid gespecificeerd voor de volgende onderwerpen:

  • bewoning: inhoud maximaal 750 m3;
  • bedrijfsmatige doeleinden: voorkeur kleinschalige ontwikkelingen, hoewel in het kader van vitaal platteland ook meer grootschalige bedrijvigheid dient samen te gaan met wonen op diezelfde locatie;
  • zorg: kleinschalige ontwikkelingen, goede bereikbaarheid;
  • verblijfsrecreatie: boerderijkamers tot 200 m2;
  • dagrecreatie: voorzieningen tot maximaal 100 m2.

  • 1. Nieuwe landgoederen
    Een nieuw landgoed is minimaal 10 hectare groot en bevat een landhuis van allure met een woonbestemming van minimaal 1.000 m3. Tenminste 30% van het terrein bestaat uit nieuw bos of ander natuurdoeltype en 90% van het bos is openbaar toegankelijk. In de gemeente Haaksbergen is splitsing in maximaal 2 woningen mogelijk. Mogelijkheden voor landhuis- en landgoedontwikkeling doen zich voor in extensiverings- en verwevingsgebieden, met uitzondering van natuur- of habitatgebieden en gebieden behorende tot het essenlandschap. Bij toetsing van de aanvraag wordt beoordeeld of een landgoed resulteert in een aantoonbare versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

  • 2. Landbouwontwikkelingsgebieden
    Een landbouwontwikkelingsgbied (LOG) kent het primaat landbouw, dat voorziet in mogelijkheden voor uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging op een bestaand agrarisch bouwperceel van intensieve veehouderijbedrijven. De ontwikkeling van een duurzame intensieve veehouderij staat in dit gebied voorop.
    Binnen de gemeente Haaksbergen is één LOG aangewezen, gelegen ten noordwesten van de kern St. Isidorushoeve. In dit gebied mogen bestaande agrarische bedrijven uitbreiden, maar daarnaast wordt in dit gebied ook de mogelijkheid geboden voor hervestiging (vanuit het extensiveringsgebied) van intensieve veehouderijen. Nieuwvestiging van intensieve veehouderijen is uitgesloten, omdat er voldoende agrarische bouwpercelen zijn met uitbreidingsruimte.

  • 3. Sterlocaties
    Een sterlocatie is een bestaand agrarisch bouwperceel binnen het verwevingsgebied waar een perspectiefvol agrarisch bedrijf met uitsluitend intensieve veehouderij of een gemengd bedrijf met een intensieve productietak is gevestigd. Het bedrijf moet over voldoende omgevingsruimte beschikken om door te kunnen groeien tot een omvang van minimaal 175 nge (agrarisch bedrijf met uitsluitend intensieve veehouderij) of tot minimaal 175 nge en waarbij de intensieve tak tot minimaal 140 nge kan doorgroeien (perspectiefvol gemengd bedrijf). In de gemeente Haaksbergen gaat het vooralsnog om circa 10 potentiële sterlocaties. Overigens sluit de gemeente Haaksbergen sterlocaties sowieso uit in de toeristische ontwikkelingsgebieden Groot Scholtenhagen en rondom de kern Buurse.

Integrale gebiedsuitwerking Landelijk gebied Haaksbergen

Na vaststelling van de Visie Plattelandsontwikkeling in 2005 bleek er behoefte te zijn aan een verdere verdiepingsslag om de ontwikkeling van het landelijk gebied daadwerkelijk in gang te zetten. Om die reden is de integrale gebiedsuitwerking opgesteld. Het doel hiervan is het verwoorden van een integrale uitwerking van het Reconstructieplan op deelgebiedniveau. De gebiedsuitwerking bevat een analyse van de problematiek in het landelijk gebied en een visie inzake de gewenste oplossingen en maatregelen en een bijbehorend uitvoeringsprogramma.

Problematiek

De landbouw staat onder druk, er zal ruimte gecreëerd moeten worden voor schaalvergroting en extensivering, maar ook voor verbreding van agrarische bedrijven.

Visie

"Landbouw, natuur en recreatie gaan hand in hand in de gemeente Haaksbergen". Het landelijk gebied van Haaksbergen is divers en heeft uiteenlopende kernkwaliteiten. De diversiteit moet worden versterkt. In het westelijk deel van de gemeente heeft de landbouw het primaat, in het oostelijk deel natuur en recreatie. Intensieve veehouderij krijgt ontwikkelingsmogelijkheden in het landbouwontwikkelingsgebied en op sterlocaties, de grondgebonden landbouw in de rest van het (buiten)gebied. Andere ontwikkelingen in het landelijk gebied (bijvoorbeeld VAB, Rood voor Rood) dienen hiermee rekening te houden. Buiten het LOG en de natuurgebieden is in de gehele gemeente verbreding van de landbouw mogelijk, bijvoorbeeld via landschaps- en natuurbeheer of kleinschalige vormen van recreatie. Nieuwe niet-agrarische bedrijvigheid is alleen mogelijk in vrijkomende agrarische bebouwing.

Aan de oostzijde van de kern Haaksbergen (omgeving Buurserzand en Haaksbergerveen) draagt de ontwikkeling van nieuwe landgoederen en nieuwe natuur bij aan de versterking van de daar aanwezige natuurwaarden. In dit gebied worden Ecologische Hoofdstructuur en ecologische verbindingszones gerealiseerd.

Ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk begrip in het landelijk gebied. Het gaat hierbij onder meer om landschappelijke versterking, maar ook om het slopen van landschapsontsierende stallen. Bovendien zal toezicht moeten worden gehouden op handhaving van het welstandsbeleid voor het buitengebied. Het streven is om nieuwe bebouwing in het buitengebied zoveel mogelijk gebiedseigen te laten zijn. Ruimte voor recreatieve ontwikkelingen is aanwezig rondom Buurse en ten zuiden van de kern Haaksbergen, waarbij het in de eerste situatie voornamelijk gaat om extensieve recreatie en in de tweede situatie meer om intensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatie.

Rood voor Rood en VAB beleid 2011

In de nota is beleid opgenomen voor Rood voor Rood en Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB). Het beleid is opgenomen als bijlage bij de regels.

Het hoofddoel bij Rood voor Rood is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied. Dit wordt vooral bereikt door de sloop van landschapsontsierende (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing en het op een juiste (landschappelijke) wijze inpassen van de bouwkavels.

Het hoofddoel bij VAB is sociaaleconomisch. Het beleid is gericht op het realiseren van nieuwe economische dragers in het landelijk gebied. Dit houdt in dat de resterende economische waarde van een VAB wordt benut voor nieuwe functies. Kortom, er worden mogelijkheden geboden om bestaande gebouwen te hergebruiken voor andere activiteiten dan de landbouw.

Rood voor Rood

Het beleid geldt voor landschapsontsierende bebouwing (met vergunning en voor 1 januari 2007 opgericht), solitaire niet-agrarische gebouwen, gemengde bedrijven in het extensiveringsgebied en verwevingsgebied waarbij het onderdeel intensieve veehouderij wordt beëindigd, grootschalige kassen waarin een hoofdactiviteit plaatsvond en "volwaardige Rood voor Rood locaties".

Het beleid geldt niet voor bouwwerken zonder vergunning, voor beeldbepalende, karakteristieke en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, voor de voormalige bedrijfswoning en indien voor dezelfde gebouwen al eerder beroep is gedaan op een vergelijkbaar instrument.

Het beleid gaat uit van de sloop van het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen, inclusief bouwwerken geen gebouwen zijnde, met uitzondering van de voormalige bedrijfswoning. De bouwwerken geen gebouwen zijnde tellen niet mee bij de berekening van de sloopoppervlakte, torensilo's en mestsilo's wel.

Ter compensatie van de sloop van minimaal 850 m2 landschapsontsierende bedrijfsgebouwen kan, onder voorwaarden, één bouwkavel voor een woning worden toegekend. Voor kassen moet minimaal 4.500 m2 landschapsontsierende bedrijfsgebouwen worden gesloopt.

Indien op een slooplocatie niet voldoende oppervlakte landschapsontsierende bebouwing aanwezig is, mag van één andere locatie landschapsontsierende bebouwing worden aangekocht (minimaal 300 m2 bedrijfsgebouwen of 1.590 m2 kassen).

Het is mogelijk om gesloopte oppervlakte in te zetten van locaties in de omliggende Overijsselse gemeenten. Samenvoeging van gesloopte oppervlakte op verschillende locaties is, onder voorwaarden, alleen mogelijk wanneer het overgrote deel in de gemeente Haaksbergen wordt gesloopt.

Als een veelvoud van 850 m2 bedrijfsgebouwen (of 4.500 m2 kassen) wordt gesloopt, kan onder voorwaarden een extra bouwkavel voor een woning worden toegekend.

Het grootste deel van de slooplocatie blijft een agrarische bestemming zonder bouwmogelijkheden behouden, dan wel een passende bestemming die samenhangt met de landschappelijke inpassing.

Op een bouwkavel mag één woning worden gerealiseerd. De bouwkavel is in principe 1.000 m2. De woning heeft een maximale inhoud van 750 m3. De bijgebouwen zijn maximaal 100 m2 (onder voorwaarden mag maximaal 75 m2 worden geïntegreerd in de hoofdbebouwing). Indien recht bestaat op meerdere bouwkavels is samenvoeging tot een grotere inhoud alleen mogelijk als hierdoor een grotere bijdrage wordt geleverd aan de ruimtelijke kwaliteit.

Uitgangspunt is terugbouwen op de sloopkavel. Onder voorwaarden kan op direct aangrenzende gronden van de sloopkavel een bouwkavel worden verkregen. Indien dit niet mogelijk is, kan onder diverse voorwaarden worden gezocht naar een alternatieve locatie in het buitengebied (met uitzondering van de EHS en Natura 2000).

Een bouwkavel voor een woning is mogelijk, indien geen bijzondere waarden aanwezig zijn en geen aantasting van waarden plaatsvindt. De woning mag niet ten koste gaan van het functioneren en de ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven in de omgeving. Voor de toekenning van een bouwkavel in het LOG geldt een "nee, tenzij"-principe. LOG's en sterlocaties mogen niet worden belemmerd.

VAB

Het beleid geldt voor vrijkomende (voormalige) agrarische bebouwing, voor agrarische gebouwen die minstens drie jaar voor deelname-aanvraag van het beleid zijn opgericht en als zodanig in gebruik zijn geweest, voor een gedeelte van de gebouwen van een blijvend agrarisch bedrijf (nevenfunctie) waarbij dit niet mag leiden tot een groter totaal bouwperceel. Het beleid geldt niet voor bouwwerken die zonder vergunning zijn gerealiseerd.

Het beleid gaat uit van uitoefening van activiteiten binnen de bestaande bebouwing, sloop van alle vrijkomende agrarische bebouwing die niet worden hergebruikt, de combinatie wonen en werken bij voormalige agrarische bedrijven op basis van de bestaande (bedrijfs)woning en maatwerk voor de bepaling van welke bestemming de woning in relatie tot het bedrijf moet krijgen (bedrijfswoning of niet).

In principe is alle bedrijvigheid tot een oppervlakte van minder dan 350 m2 als nevenactiviteit toegestaan, met uitzondering van zorgfuncties en kinderopvang (nadere afweging), horecafunctie en detailhandel (alleen als nevenfunctie en ondergeschikt aan hoofdfunctie) en opslag en/of verweking van chemische goederen. In principe wordt het realiseren van bedrijvigheid met meer dan 350 m2 als maatwerk gezien. Er mag geen opslag of andere bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvinden.

Karakteristieke/monumentale voormalige boerderijen en agrarische bedrijfswoningen kunnen in principe voor hergebruik als woonruimte in aanmerking komen. Hierbij is onder voorwaarden splitsing in meerdere woningen mogelijk. Er kan geen extra bedrijfswoning worden toegekend op basis van de nevenfunctie.

Uitgangspunt is hergebruik binnen bestaande bebouwing. Het is echter denkbaar dat in sommige situaties sloop en nieuwbouw gewenst is. Dit is per geval maatwerk. Bij sloop en nieuwbouw moet worden gestreefd naar een substantiële afname van het bouwvolume. Het is van groot belang om de maximale omvang en inpassing van de nieuwbouw in de omgeving, op grond van kwalitatieve criteria, goed te onderbouwen en vast te leggen. In het kader van VAB is het niet toegestaan om bij sloop en nieuwbouw een nieuwe woning te bouwen. Op een slooplocatie van de VAB mag de te slopen oppervlakte niet worden betrokken in een Rood voor Rood initiatief.

Bij vervangende toekomstige nieuwbouw is het gewenst om de afweging te maken of nieuwbouw wenselijk is in dezelfde vorm, dezelfde plek en met dezelfde omvang. Er kunnen voor de omgevingskwaliteit betere oplossingen zijn dan de bestaande situatie. Ook dient te worden bezien of een bedrijventerrein betere opties biedt.

Landschapsontwikkelingsplan

Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) is een samenhangende visie op de kwaliteit van het landschap en geeft de bouwstenen en inrichtingsprincipes aan voor de ontwikkeling van het landschap, zie Bijlage 7 Landschapsvisie. Het plan geeft antwoord op de vraag hoe de landschappelijke kwaliteiten - belevingswaarde, cultuurhistorie, natuur en recreatieve waarde - gewaarborgd kunnen worden en hoe het ruimtelijk beleid en ontwikkelingen voor een vitaal platteland kunnen bijdragen aan de positieve ontwikkeling van het landschap.

In het LOP worden vier thema's voor de ontwikkeling van het landschap genoemd:

  • 1. behoud en versterking van waardevolle ensembles;
  • 2. landschappelijke versterking van het watersysteem;
  • 3. zorg voor het agrarisch werklandschap;
  • 4. inpassen van kernen en routes.

In het plan staan maatregelen genoemd waarmee de opgave actief kan worden opgepakt en welke ontwikkelingen waar relevant kunnen worden ingepast. Het LOP is dus van belang bij de landschappelijke inpassing van onder meer (uitbreidingen van) agrarische bouwpercelen en verblijfsrecreatieve bedrijven.

Beleidsplan Recreatie en Toerisme

De hoofddoelstelling van recreatie en toerisme in de gemeente Haaksbergen luidt: behoud en ontwikkeling van recreatief-toeristische mogelijkheden waardoor het toeristisch-recreatieve product Haaksbergen zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht wordt versterkt en waarbij ingespeeld wordt op en rekening gehouden met de kwaliteiten van rust, ruimte en cultuur.

In het beleidsplan is een aantal doelstellingen geformuleerd ten aanzien van dagrecreatie en verblijfsrecreatie, maar ook ten aanzien van de reconstructiezonering. Verbetering van de recreatieve mogelijkheden is namelijk ook één van de aandachtspunten uit de Reconstructiewet, omdat dit de kwaliteit van het landelijk gebied kan verbeteren. Recreatieve belangen dienen echter wel afgewogen te worden tegen agrarische en/of landschappelijke belangen.

Naast de doelstellingen zijn ook ambities geformuleerd. Zo geldt ten aanzien van dagrecreatie de uitbreiding van routegebonden recreatie, het fietsknooppuntensysteem en het wandelnetwerk, maar ook bijvoorbeeld het agro-toerisme. Voor wat betreft verblijfsrecreatie ligt de ambitie in het verhogen van het aantal toeristische overnachtingen, de uitbreiding van de verblijfsrecreatieve voorzieningen, maar ook de ontwikkeling van kleinschalige en bijzondere verblijfsrecreatieve voorzieningen. Permanente bewoning van recreatiewoningen zal actief tegengegaan worden.

Over recreatie en toerisme in de reconstructiegebieden wordt het volgende gesteld:

  • 1. Extensiveringsgebieden

Er zijn geen nieuwe recreatieve ontwikkelingen of uitbreidingen toegestaan, tenzij aan de randen en met inachtneming van de landschappelijke waarden. Recreatief medegebruik wordt bevorderd.

  • 2. Verwevingsgebieden

Uitbreiding van bestaande toeristisch-recreatieve bedrijven is onder voorwaarden toegestaan. Voor nieuwe (thematische) uitbreidingen van het toeristisch-recreatieve aanbod liggen er met name mogelijkheden in de agrarische sector (boerderijkamers, bed & breakfast et cetera) en de vrijkomende agrarische bebouwing.

  • 3. Landbouwontwikkelingsgebieden

Bestaande verblijfsrecreatieve voorzieningen mogen de ontwikkeling van de landbouw niet frustreren. Nieuwe ontwikkelingen zijn slechts toegestaan mits ze de landbouw niet belemmeren. In de praktijk betekent dit weinig tot geen mogelijkheden voor recreatie en toerisme in deze gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1036-0011_0006.jpg"

Nota Verblijfsrecreatie in het landelijk gebied gemeente Haaksbergen

De gemeente Haaksbergen heeft de aanbevelingen uit de beleidsnota Verblijfsrecreatie in het landelijk gebied, zoals die door de Regio Twente is opgesteld, afgestemd op haar eigen beleid en ideeën over de invulling van het landelijk gebied.

De gemeente Haaksbergen heeft de ambitie om het aantal toeristische overnachtingen te verhogen en de kwaliteit van de verblijfsrecreatieve voorzieningen te waarborgen. Dit zal een positief effect hebben op de economische betekenis van recreatie in Haaksbergen.

Daarnaast hebben het verdwijnen van de Wet Openluchtrecreatie, alsmede de ontwikkelingen ten gevolge van het Reconstructieplan Salland-Twente, geleid tot het opstellen van een Nota Verblijfsrecreatie in het landelijk gebied. De nota is gebaseerd op de volgende doelstellingen:

  • 1. Verhogen van het aantal toeristische overnachtingen (met speciale aandacht voor "seizoensverbreding").
  • 2. Evenementen vormen een instrument om deze seizoensverbreding in te vullen.
  • 3. Productdifferentiatie en productkwaliteit als uitgangspunt voor het toeristisch-recreatieve product.
  • 4. Verblijfsrecreatie als nieuwe economische drager van het landelijk gebied.
  • 5. Streven naar zoveel mogelijk uniforme regelgeving en handhaafbaarheid.
  • 6. Zonering als instrument om verblijfsrecreatie in te passen in het landschap.
  • 7. Behoud en versterking van het Twentse landschap en specifiek het winterlandschap.

De beleidsvoorstellen per recreatieve voorziening zijn daar waar mogelijk en mits ruimtelijk relevant, in dit bestemmingsplan overgenomen.

Welstandsnota

In de Welstandsnota zijn criteria opgenomen waaraan nieuwe bouwaanvragen worden getoetst. De welstandsnota van de gemeente Haaksbergen behandelt het landelijk gebied (buitengebied) in een apart hoofdstuk. In het landelijk gebied worden vier deelgebieden onderscheiden:

  • 1. de oorspronkelijke gebiedstypische agrarische bebouwing;
  • 2. bos- en natuurgebieden;
  • 3. buitenplaatsen en landgoederen;
  • 4. recreatiegebieden en overige.

Aan elk deelgebied wordt een (architectonische/landschappelijke) waarde toegekend en het welstandsniveau bepaald.

Daarnaast is de gemeente ook bezig om speciaal voor het buitengebied een beeldkwaliteitsplan te vervaardigen. Dit vanwege het feit dat het begrip "ruimtelijke kwaliteit" een steeds centralere plaats inneemt binnen de ruimtelijke ordening. Ruimtelijke kwaliteit is echter een subjectief begrip. In het geval van dit beeldkwaliteitsplan wordt gebruik gemaakt van de drieschaar: gebruikswaarde (functioneel), belevingswaarde (ruimtelijk aspect) en toekomstwaarde (duurzaamheid). Beeldkwaliteit als belevingswaarde is dus slechts één aspect van de ruimtelijke kwaliteit. Echter, richtlijnen en criteria die de beeldkwaliteit aangaan kunnen direct gevolg hebben voor de gebruikswaarde of de toekomstwaarde van het betreffende plandeel, en omgekeerd.

Wel is het zo dat jurisprudentie heeft uitgewezen dat een beeldkwaliteitsplan, dat is bedoeld als een inspiratiebron voor ontwerpers en richtinggevend voor de na te streven beeldkwaliteit, geen toevoeging aan de Welstandsnota is, maar het bestaande welstandsbeleid voor dat gebied vervangt. Het beeldkwaliteitsplan treedt dan op als Welstandsnota (artikel 12a Woningwet) en wordt gelijktijdig vastgesteld met het bestemmingsplan.

Zie verder paragraaf 5.16 Beeldkwaliteitsplan.

Waterplan

Het waterplan is een gezamenlijke toekomstvisie voor integraal en duurzaam waterbeheer en is de basis voor een verbetering van de onderlinge samenwerking en afstemming bij de inrichting en het beheer van het watersysteem en de waterketen.

In het waterplan is sprake van een drietal pijlers:

  • verbetering van de werking van het watersysteem en de waterketen en gelijktijdig anticiperen op verwachte klimaatontwikkelingen;
  • vergroten van de belevingswaarde van watergangen door het verhogen van de diversiteit voor inrichting en ecologie evenals de implementatie via beheer en onderhoud;
  • uitdragen van de waarde van water door een actieve, zichtbare en stimulerende rol van de overheid op het gebied van water en ecologie.

Een belangrijke keuze die gemaakt moet worden bij de inrichting van het watersysteem en de waterketen betreft het vasthouden en bergen van water (voorkomen van overlast) en het voorkomen van verontreiniging van grond- en oppervlaktewater.

Voor het waterkwantiteitsbeheer geldt de trits "vasthouden-bergen-afvoeren". In het buitengebied worden laaggelegen gebieden gebruikt voor de opvang van neerslagoverschotten in extreme situaties. Het streven is erop gericht om de waterkwaliteit in 2010 in de hele gemeente op zijn minst aan de basiskwaliteit te laten voldoen. Aan gebieden zonder landbouwkundige functie en met hogere natuurwaarden worden hogere eisen gesteld.