direct naar inhoud van Ruimtelijke Onderbouwing
Plan: Spechtstraat 28
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.Z2023122700007-0003

Ruimtelijke Onderbouwing

Omgevingsvergunning ex artikel 2.12 lid 1 onder a 2º Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Spechtstraat 28, Kenmerk Z2023122700007


Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot maken van de ruimtelijke onderbouwing

Bij de gemeente is een aanvraag ingediend om de bouw van een woning in één bouwlaag in de vorm van een bungalow met een plat dak op een locatie aan de Spechtstraat mogelijk te maken. De locatie bestaat uit de volgende percelen, kadastraal bekend als: Lonneker, sectie R, perceelnummers 2569 en 2568. Deze percelen waren in eigendom van woningcorporatie Ons Huis.


De locatie wordt ook aangeduid als Spechtstraat 28.


Aan deze ontwikkeling kan alleen medewerking worden verleend indien het bestemmingsplan in voor aanvrager gunstige zin wordt herzien of door het verlenen van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit als bedoeld in artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Aan de aanvrager zijn de drie planologische instrumenten voorgelegd, die het mogelijk maken om zijn plan uit te kunnen voeren. Deze drie instrumenten zijn het bestemmingsplan, het wijzigingsplan of het projectafwijkingsbesluit met een omgevingsvergunning. Wij hebben in de communicatie met de aanvrager uitleg gegeven over wat de verschillen zijn tussen deze instrumenten.
Aangezien het verzoek voor de bouw van deze bungalow in deze vormgeving voor de aanvrager vaststaat en de aanvrager geen wijzigingen aan wil brengen aan het ontwerp ervan, heeft hij gekozen voor het instrument en de procedure van de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit als bedoeld in artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Aanvrager heeft een aanvraag omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit ingediend.

1.2 Ligging en locatie van het project

De projectlocatie ligt in de wijk Mekkelholt in het noorden van de bebouwde kom van Enschede. De locatie is gelegen aan de Spechtstraat en omvat de percelen, kadastraal bekend als: Lonneker, sectie R, perceelnummers 2569 en 2568. De plek wordt aan de westkant begrensd door de hoogbouw van het seniorencomplex en aan de oostkant door de tuinen van de woningen Mekkelholtsweg 109 en 111.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.Z2023122700007-0003_0001.png"

1.3 Wettelijk kader

Het wettelijk kader voor de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit is artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in combinatie met de artikelen 5.20 en 6.14 van het Besluit omgevingsrecht. Op grond van artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kunnen burgemeester en wethouders omgevingsvergunning verlenen voor een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan, mits die activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de omgevingsvergunning is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Op grond van artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht zijn op een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit tevens enkele artikelen uit het Besluit ruimtelijke ordening van toepassing. Het gaat daarbij om artikelen die betrekking hebben op de inhoud van een bestemmingsplan en de daarbij behorende toelichting. De inhoud van deze artikelen geldt daarmee ook voor een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit. Op grond van artikel 6.14 van het Besluit omgevingsrecht moet een verleende omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit overeenkomstig de Ministeriële regeling standaarden ruimtelijke ordening worden gepubliceerd op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl.

1.4 Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het projectgebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over de in voorbereiding zijnde omgevingsvergunning. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

De projectlocatie "Spechtstraat 28" is niet gelegen binnen het werkgebied van een dorps- of wijkraad, oftewel een erkend wijkorgaan dat voorafgaand aan het in procedure brengen van de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit om advies dient te worden gevraagd.

1.5 Procedure

Op de procedure voor het verlenen van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit is de uitgebreide voorbereidingsprocedure uit paragraaf 3.3 van de Wabo van toepassing.

Vooroverleg

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien daarmee ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk. In artikel 6.18 van het Besluit omgevingsrecht is bepaald dat artikel 3.1.1 Bro ook van toepassing is op te verlenen omgevingsvergunningen met projectafwijkingsbesluit.

Met het mogelijk maken van de bouw van een bungalow in één bouwlaag aan de Spechtstraat 28 zijn geen ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Regge en Dinkel, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding. Daarom is voor deze te verlenen omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit afgezien van het plegen van vooroverleg.

Terinzagelegging ontwerpbeschikking

De ontwerpbeschikking met de daarbij behorende stukken heeft gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder zienswijzen naar voren kunnen brengen bij het college van burgemeester en wethouders. De terinzagelegging en de mogelijkheid om tijdens die periode zienswijzen naar voren te brengen is aangekondigd in de Huis aan Huis, het Gemeenteblad en via internet.

Binnen de aangegeven termijn van terinzagelegging zijn geen zienswijzen kenbaar gemaakt.

Verklaring van geen bedenkingen

Voordat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit kunnen verlenen kan het wettelijk verplicht zijn dat een ander bevoegd gezag (gemeenteraad, provincie of Rijk) eerst een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven voor een of meer onderdelen van de te verlenen omgevingsvergunning.

Voor het project "Spechtstraat 28" is voor het afwijken van het bestemmingsplan "Enschede Noord" een verklaring van geen bedenkingen door de gemeenteraad noodzakelijk. De gemeenteraad is het bevoegd gezag voor bestemmingsplannen.

De gemeenteraad heeft echter in het raadsbesluit 'Verklaring van geen bedenkingen; aanwijzing categoriën' (hierna: raadsbesluit vvgb) van d.d. 12 juli 2011, categorieën van plannen aangewezen waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen vereist is.

Het college van burgemeester en wethouders is van mening dat de voorliggende omgevingsvergunning valt onder categorie III van het raadsbesluit. De omgevingsvergunning is daarom conform het in het raadsbesluit vvgb afgesproken protocol aan de raad toegezonden. Door de gemeenteraad is niet gereageerd op het voornemen de omgevingsvergunning te verlenen. Daarom is er geen verklaring van geen bedenkingen vereist.

Rechtsbescherming

Na verlening van de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit staat voor belanghebbenden de mogelijkheid open om bij de Rechtbank Overijssel beroep in te stellen tegen de verleende omgevingsvergunning. Aansluitend kunnen belanghebbenden nog hoger beroep instellen tegen de uitspraak van de rechtbank bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

1.6 Huidige juridische situatie

Het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van de projectlocatie is "Enschede Noord". Dit bestemmingsplan is op 14 december 2015 vastgesteld. De bestemming op de betreffende percelen is "Wonen" met daarbij de functieaanduiding "bedrijf".

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.Z2023122700007-0003_0002.png"

De hierbij behorende bestemminsplanregels geven onder andere aan dat de voor “Wonen” aangewezen gronden bestemd zijn voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis, en bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, tuinen en voorzieningen, zoals woningen, bergingen, trappenhuizen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

Ter plaatse van de aanduiding “bedrijf” is een bedrijf toegestaan, dat is genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1), met uitzondering van risicovolle inrichtingen, garagebedrijven, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven.

De bouwregels van dat bestemmingsplan geven aan dat een hoofdgebouw (in dit geval een woning) alleen gebouwd mogen worden binnen een aangegeven bouwvlak binnen de bestemming.

Op de hier betreffende percelen is geen bouwvlak aangegeven. Dat wil zeggen dat er hier geen volgens bestemmingsplan geen woning mag worden gebouwd, ondanks de woonbestemming.

Om woningbouw toch mogelijk te maken, achten wij het noodzakelijk om van het geldende bestemmingsplan af te wijken door middel van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het project

2.1 Ruimtelijk-stedenbouwkundige beschrijving

Bestaande situatie projectlocatie

De projectlocatie aan de Spechtstraat betreft een momenteel braakliggend terrein, gelegen tussen een seniorencomplex en de achtertuinen van woningen aan de Mekkelholtsweg 109 en 111.

Op de afbeelding hieronder is het perceel te zien, links geflankeerd door het seniorencomplex en rechts de achtertuinen van twee woningen aan de Mekkelholtsweg 109 en 111.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.Z2023122700007-0003_0003.png"

Onderstaande afbeelding geeft een inkijk op het perceel, haaks vanaf de Spechtstraat met rechts het seniorencomplex.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0153.Z2023122700007-0003_0004.png"

Beoogde situatie projectlocatie

Het plan van de aanvrager betreft de realisatie van één grondgebonden woning in één bouwlaag. Het wordt zogezegd een bungalow. Hieronder is een fragment van de ligging ten opzichte van de buren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.Z2023122700007-0003_0005.png"

Het volgende fragment toont het beoogde vooraanzicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.Z2023122700007-0003_0006.png"

Het verzoek om een omgevingsvergunning voor de bouw van de bungalow is besproken in de “Werkgroep Herzieningen Buitensingel” van 4 februari 2021.

Uitgangspunt is de bouwtekening, genaamd ‘’Bart Busschers Bouwkundig Tekenbureau, project: "Nieuwbouw woonhuis op de percelen 2568 en 2569 aan de Spechtstraat te Enschede', projectnummer: 2021084, tekeningnummer: OV_01 d.d. 1 mei 2024."

De grondhouding van de Gemeente Enschede ten opzichte van het plan is positief. Er zijn randvoorwaarden aan de bouw van de bungalow gesteld.

Het ontwerp van het bouwplan voldoet aan de randvoorwaarden, behalve de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens.

De afstand tot aan de zijdelingse perceelsgrens is 1 meter. Het bouwplan is voorgelegd aan het team Ontwerp voor een stedenbouwkundig toetst. De locatie van de woning en de afstanden tot de zijdelingse erfgrens zijn akkoord bevonden. De kavel is vrij smal en op deze manier kan er toch een woning staan met voldoende gevel aan de straatzijde.

In het kader van participatie heeft de aanvrager de bewoners / eigenaren van de woningen aan de Mekkelholtsweg 109 en 111 over het plan geïnformeerd en gevraagd of zij bezwaren hebben tegen de afstand van 1 meter tot aan de perceelsgrens. De buren hebben schriftelijk laten weten geen bezwaar te hebben tegen de afstand van 1 meter tussen de te bouwen woning en de perceelsgrens.

2.2 Welstand en beeldkwaliteit

In de Welstandsnota 'Bouwen aan identiteit' is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. Daartoe zijn in de Welstandsnota voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede welstandsidentiteiten opgenomen. Ter plaatse van de projectlocatie geldt de welstandsidentiteit "Dorpse linten".

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.Z2023122700007-0003_0007.png"

De stadsbouwmeester ziet erop toe dat een bouwplan voldoet aan criteria als volume, hoogte en individualiteit. Voor de invulling daarvan is veel ruimte. Maar er is ook een algemeen belang. De stadsbouwmeester toetst daarom altijd of het bouwplan bijdraagt aan de sfeer en kwaliteit van het hele lint. Daarom gelden voor sommige straten hogere welstandseisen dan voor andere, afhankelijk van het niveau van de architectuur, de aanwezigheid van historische panden en het belang van de straat als verkeersroute. De stadsbouwmeester toetst alle bouwwerken die niet expliciet in de criteria worden genoemd 'in de geest van de identiteit', aan het doel van welstandszorg en de kenmerken van de categorie, zoals die in de Welstandsbrochure worden beschreven.
Er is voor deze bungalow een document van kleurgebruik opgesteld. Dit document beschrijft het kleurgebruik van de materialen aan de buitengevel van de nieuw te bouwen woning / bungalow. Uitgangspunt is het naastgelegen aanleun / bejaardenhuis aan de Spechtstraat.

Op basis van het bij het naastgelegen gebouw toegepaste gebruik van stucwerk, gevels en gevelbekleding, wordt in lijn met deze bebouwing de kleurschakering van kozijnen, ramen, deuren, gevels e.d., op deze woning toegepast.

Conclusie

De stadsbouwmeester is akkoord met het bouwplan.

2.3 Cultuurhistorie

Monumenten

Van belang is of de bebouwing op de projectlocatie is wel of geen rijksmonument of gemeentelijk monument is. Op de projectlocatie bevindt zich geen bebouwing. Het is een braakliggend stuk grond.

Bijzondere bomen en overige cultuurhistorisch waardevolle elementen

Op de projectlocatie zijn geen bijzondere bomen of anderszins cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig.

Archeologie

De projectlocatie is niet gelegen binnen het gebied waarvoor in het geldende bestemmingsplan "Enschede Noord" een archeologische beschermingszone met aanlegvergunningstelsel geldt.

De projectlocatie is wel gelegen binnen het gebied waarvoor in het geldende bestemmingsplan "Enschede Noord" de gebiedsaanduiding "archeologisch onderzoeksgebied b" geldt. Dat betekent volgens de planregels van geldende bestemmingsplan "Enschede Noord" dat ter plaatse van de aanduiding "archeologisch onderzoeksgebied b”, in afwijking van het bepaalde elders in de regels van dit plan, geen bouwwerken mogen worden opgericht die een bodemverstoring veroorzaken dieper dan 50 cm onder het maaiveld en met een bodemverstoringsoppervlakte meer dan 2500 m².

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van deze bepaling voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien uit archeologisch vooronderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel indien daardoor geen onevenredige aantasting plaats vindt van de aanwezige archeologische waarden.

Conclusie

Het bouwplan is niet in strijd met de hierboven genoemde thema's.

2.4 Duurzaamheid

Bij duurzaaamheid kan worden gedacht aan bijvoorbeeld hergebruik van grondstoffen.

De gemeente Enschede heeft in diverse nota's en in het coalitieakkoord 2014-2018 'Duurzaam, Samen, Sterker!' uitgesproken dat haar duurzaamheidsambities verder reiken dan waartoe de wettelijke voorschriften de gemeente verplichten. De gemeente heeft echter geen juridische mogelijkheden om initiatiefnemers te verplichten meer energiebesparende maatregelen te treffen dan wettelijk is voorgeschreven. De gemeente kan initiatiefnemers wel stimuleren om zo duurzaam mogelijke woningen of bedrijfsgebouwen te realiseren. Voor de op de projectlocatie Spechtstraat 28 te realiseren woning in één bouwlaag geldt dat deze in ieder geval aan de wettelijke energieprestatie-eisen zal moeten voldoen.

Binnen dit kader wordt aandacht gevraagd voor de kansen die dit initiatief kan bieden aan duurzaamheid. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld hergebruik van grond- en bouwstoffen door zoveel mogelijk grondstoffen afkomstig uit andere projecten te gebruiken of maak gebruik van hernieuwbare grondstoffen zoals hout.

2.5 Verkeer en parkeren

De bouwlocatie Spechtstraat 28 is gelegen aan een openbare weg, namelijk de Spechtstraat. Momenteel bevinden zich voor de planlocatie een aantal insteekparkeerplaatsen.

De woning die gebouwd wordt krijgt een voortuin en een inrit naar de garage. Voor het realiseren van één woning moet rekening worden gehouden met een parkeerbehoefte van 1,7 (2) parkeerplaatsen op eigen terrein. Aan deze eis kan worden voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.Z2023122700007-0003_0008.png"

Hoofdstuk 3 Toetsing aan het ruimtelijk beleid van het Rijk, provincie en gemeente

3.1 Beleid en regels van het Rijk

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De bouw van de bungalow op dee locatie is niet in strijd met de ruimtelijke visie van het Rijk.

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, ruimte voor de rivier, kustverdediging de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Toetsing project "Spechtstraat 28 " aan regels en beleid van het Rijk

De op de projectlocatie beoogde realisatie van een woonhuis in één bouwlaag valt niet onder een van de in het beleid en de regels van het Rijk genoemde nationale belangen.

3.2 Beleid en regels van de provincie Overijssel

Omgevingsvisie Overijssel 2009

De op de projectlocatie beoogde realisatie van een woning in één bouwlaag binnen de bestemming "Wonen" is zodanig kleinschalig dat het niet nodig is om nader in te gaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken die volgens de Omgevingsvisie van de provincie van toepassing zijn op het projectgebied.

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Op 15 december 2021 hebben Provinciale Staten van Overijssel een herziening van de visie en verordening vastgesteld en op 1 februari 2022 zijn deze in werking getreden.

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is, net als in de oorspronkelijke omgevingsvisie van 2009, een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat heeft men vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. Deze benadert zij vanuit de drie overkoepelende 'rode draden': duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

Omgevingsverordening Overijssel 2009

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt, dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.


Toetsing project "Spechtstraat 28 " aan regels en beleid van de provincie

De op de projectlocatie beoogde realisatie van een bungalow met een plat dak is zodanig kleinschalig dat het niet nodig is om nader in te gaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken die volgens de Omgevingsvisie van toepassing zijn op het projectgebied.

3.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant beleid

Het ruimtelijk relevant beleid van de gemeente Enschede is vastgelegd in de Structuurvisie Enschede, de diverse sectorale structuurvisies en in Stedelijke Koers.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de verschillende gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

In de Structuurvisie Enschede gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling. Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen. De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Woonvisie

De Woonvisie vormt een sectorale nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

Detailhandelsstructuurvisie

In de Detailhandelsstructuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar.

Watervisie

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De Watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.


De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeërs gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en - kwantiteit in Enschede.



Water- en klimaatadaptatieplan gemeente Enschede 2022-2026


De gemeenteraad heeft 25 oktober 2021 unaniem het Water- en Klimaatadaptatieplan 2022-2026 aangenomen. Dit beleidsplan beschrijft hoe Enschede toewerkt naar een waterrobuuste, klimaatbestendige en biodiverse gemeente in 2050. Enschede wordt nog 'groener' en 'blauwer' om goed voorbereid te zijn op een nattere, hetere en drogere toekomst. Water de ruimte geven en stenen vervangen door planten en bomen gaan wateroverlast, hittestress en verdroging tegen. Zo werkt Enschede verder aan een aantrekkelijke 'duurzame en groene stad' waar mensen graag wonen, leven en werken! Nu en in de toekomst. In het plan zijn nieuwe waterbergingsnormen opgenomen.


Toetsing project aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant beleid


Hoe wordt omgegaan met de waterhuishouding is beschreven in paragraaf 4.8, daaruit blijkt dat er geen nadelig effect optreedt in de waterhuishouding. Het gemeentelijk beleid vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend project.

Structuurvisie Cultuurhistorie

In de Structuurvisie Cultuurhistorie wordt geregeld op welke wijze bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen moet worden omgegaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeenteljike monumenten, rijksmonunumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

Structuurvisie Externe Veiligheid

In de Structuurvisie Externe Veiligheid staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de produktie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

Toetsing project "Spechtstraat 28 " aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant beleid

De bouw van een woonhuis in één bouwlaag op de locatie Spechtstraat 28 is niet in strijd met de doelen van de verschillende gemeentelijke beleidsvisies.

3.4 Ladder Duurzame Verstedelijking (art. 3.1.6, 2e lid Bro)

Artikel 3.1.6, 2e lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een stedelijke ontwikkeling die met een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een actuele regionale behoefte. Gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van het wetsartikel 3.1.6, 2e lid Bro moet bij iedere 'stedelijke ontwikkeling', waaronder iedere ontwikkeling van detailhandelsvloeroppervlak, inzichtelijk worden gemaakt of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.

'stedelijke ontwikkeling'

Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Of in een bestemmingsplan sprake is van een of meer stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro is niet altijd even duidelijk. Dit dient per plan te worden getoetst en gemotiveerd. In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie uitspraken 201310814/1/R1 en 201311211/1/R3, is inmiddels de lijn te ontdekken dat wanneer er sprake is van bestaande bebouwing en geen toename van het ruimtebeslag, er in dat geval geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Ook bij nieuwbouw hoeft volgens de jurisprudentie, zie uitspraak 201310222/1/R6, niet altijd sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een feitelijke capaciteitsafname doordat er minder commercieel vloeroppervlak wordt teruggebouwd dan er is afgebroken. Ook een op grond van het voorgaande plan reeds mogelijke maar nog niet gerealiseerde ontwikkeling hoeft niet altijd een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro te zijn. Dit is onder meer het geval wanneer er geen sprake is van toename maar wel van concentratie van de bebouwingsmogelijkheden.

'Stedelijke ontwikkeling' en de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit "Spechtstraat 28 "

Het realiseren van het woonhuis in één bouwlaag in de vorm van een bungalow op de projectlocatie Spechtstraat 28 is geen 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro.

Het gaat hier om de bouw van minder dan 12 woningen en de het ruimtebeslag van de nieuw te bouwen bungalow is minder dan 500 m2.

Hoofdstuk 4 Toetsing aan de relevante omgevingsaspecten

4.1 Besluit milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Toetsing project aan het Besluit m.e.r.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Besluit m.e.r. niet van toepassing is

Het project betreft geen ruimtelijke ontwikkelingen waarop het Besluit m.e.r. van toepassing is. Een nadere toetsing aan het Besluit m.e.r. kan dan ook achterwege blijven.

4.2 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan of er bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom de projectlocatie aanwezig is, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat op de projectlocatie. Daarbij is gekeken naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar.

Volgens de VNG uitgave heeft een woning geen milieucategorie. Er gelden vanuit milieuoogpunt geen richtafstanden tot andere woningen.

De woning wordt gebouwd op een braakliggend terrein naast een seniorencomplex. Links en rechts van de bouwlocatie zijn de gronden bestemd voor wonen.

4.3 Bodemkwaliteit

Bij de toetsing of een project uitvoerbaar is moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

Beoordeling project


Uit bodemonderzoeken is gebleken dat er geen bijzonderheden naar voren zijn gekomen die het gebruik 'wonen met tuin' belemmeren.

Voor het PAB is een Bodemonderzoek, inclusief onderzoek naar asbest, wel noodzakelijk. De locatie is in 2006 al eens onderzocht. Hieruit zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen die het gebruik 'wonen met tuin' belemmeren. De locatie was verdacht op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging (autoreparatie en ondergrondse brandstoftank). Dit is in 2006 ook onderzocht.
In 2021 hebben aanvullende bodemonderzoeken plaatsgevonden, inclusief asbestonderzoek. Deze onderzoeken wijzen erop dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de bouw van een huis met tuin.

Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend project.

4.4 Wet geluidhinder

Op grond van het bepaalde in artikel 3.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in combinatie met het bepaalde in artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht moet bij een project worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder verplicht burgemeester en wethouders om bij de voorbereiding van de verlening van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit voor de realisatie van geluidgevoelige gebouwen of terreinen binnen de onderzoekszones van (spoor-)wegen en/of industrieterreinen een onderzoek uit te voeren naar de gevelbelasting ten gevolge van het verkeer op die (spoor-)wegen dan wel de bedrijfsactiviteiten op dat industrieterreinen.

Beoordeling project

De te bouwen bungalow komt niet binnen de geluidzone van (spoor)wegen en/of industrieterreinen. Nadere toetsing aan de Wet geluidhinder kan achterwege blijven.


Conclusie

De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend project.

4.5 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een project uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • e. een project niet voorziet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen gezoneerde rijksweg of provinciale weg.

Beoordeling project

Om te bepalen of een project niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging zijn in de Regeling NIBM categorieën opgenomen. Voor voorliggend project zijn de volgende categorieën van belang:

Er is sprake van een project dat in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit bij projecten met:

  • meer dan 1.500 woningen en één ontsluitingsweg;
  • meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlak kantoren bij minimaal één ontsluitingsweg.


Voorliggend project betreft de bouw van een bungalow van ongeveer 130 m2 binnen een bebouwde woonomgeving. Dit ligt ver onder bovengenoemde categorieën, waardoor geconcludeerd kan worden dat er sprake is van een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.


Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoering van voorliggend project.

4.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

De projectlocatie is niet gelegen in de nabijheid of binnen de aan te houden veiligheidsafstanden van risicovolle inrichtingen, buisleidingen of verplichte transportroutes van gevaarlijke stoffen. Een verdere toetsing aan de wet- en regelgeving voor risicovolle inrichtingen of het transport van gevaarlijke stoffen kan daarom achterwege blijven.

Conclusie

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de realisatie van deze woning.

4.7 Wet natuurbescherming

Beschermde natuurgebieden

In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden en de bijzondere nationale natuurgebieden (toekomstige Natura 2000 gebieden) geregeld. De Wet natuurbescherming bepaalt dat voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan moeten worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en de aanwezige habitats van soorten in een Natura 2000 gebied.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk verslechterende of significant negatieve effecten kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd. Wanneer ook op basis van een uitgevoerde passende beoordeling significant negatieve effecten niet met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten dient voor de beoogde ontwikkelingen een Wet natuurbeschermingsvergunning of een verklaring van geen bedenkingen bij het bevoegd gezag te worden aangevraagd.

De projectlocatie is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of in de nabijheid daarvan. Het dichtstbij gelegen Natura 2000 gebied is Lonnekermeer. Dat gebied ligt op ongeveer 5 km afstand van de projectlocatie.

Indien er sprake zou zijn van een effect, betreft dit een extern effect zoals toename van geluid, licht of depositie van stikstof. Externe effecten als gevolg van het voorgenomen bouwplan zijn gezien de afstand tot de meest nabijgelegen Natura 2000 gebieden (ongeveer 4,5 km) in combinatie met de omvang (bouw van één woning) van het plan niet te verwachten.

Beschermde planten- en diersoorten

In hoofdstuk 3 van de Wet naruurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt en dat vaste rust- of verblijfplaatsen en groeiplaatsen niet opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen van en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.

Op de planlocatie wordt een bungalow in één bouwlaag gebouwd. In de Wet natuurbescherming gaat het erom dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt en dat vaste rust- of verblijfsplaatsen en groeiplaatsen niet opzettelijk worden vernield of verstoord.

Voor de planlocatie is een quickscan uitgevoerd. De onderzoeksresultaten zijn verwoord in het rapport Quickscan Flora & Fauna Spechtstraat, Enschede (Projectnummer 2023-0901), uitgevoerd door: Lycens, Versie 1.0, d.d. 29-11-2023

Worden vleermuizen gehinderd door de planontwikkeling?

Bij de beoordeling van het rapport is de vraag opgekomen of er tijdens het onderzoek ook gekeken is naar het aangrenzende appartementencomplex, of de aangrenzende gevel beschikt over stootvoegen of andere mogelijke openingen welke ten behoeve van een vleermuizenverblijf kunnen dienen (met oog op eventuele lichtverstoring)?

Deze vraag is door Lycens beantwoord. Namelijk, het aangrenzende appartementencomplex beschikt over stootvoegen. Echter lijkt ,gezien de omvang van de bungalow en de afstand tussen de bungalow en het appartementencomplex, dat dit niet zal leiden tot lichtverstoring. De te realiseren bungalow beschikt niet over buitenverlichting die het in- en uitvliegen van de mogelijk aanwezige vleermuizen zal verhinderen. Daarnaast zal de verlichting die mogelijk van de bungalow komt niet dusdanig krachtig zijn, dat het de mogelijke verblijfplaats zal oplichten. De bungalow bevindt zich alleen op de begane grond, waardoor het hoogteverschil ook zal zorgen dat er geen sprake is van verstoring.   

Hieronder staan afbeeldingen van de zijkant van het appartementencomplex en een fragment van de bouwtekening van voorkant van de bungalow.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.Z2023122700007-0003_0009.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.Z2023122700007-0003_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.Z2023122700007-0003_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.Z2023122700007-0003_0012.png"

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) en beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden.

De aanwijzing van gebieden als onderdeel van het NNN vindt plaats bij provinciale verordening en dient te worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. Het NNN kent geen externe werking, tenzij dit bij provinciale verordening als zodanig is bepaald.

De projectlocatie bevindt zich in de stad binnen de bebouwde kom. Het NNN strekt zich niet uit tot in de woonwijk Deppenbroek. Het NNN speelt dus geen rol in de beoordeling van dit project. Een verdere toetsing aan het NNN kan daarom achterwege blijven.

4.8 Waterhuishouding

Op grond van het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in combinatie met het bepaalde in artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht moet bij een project worden aangegeven op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

Uitgangspunt in het beleid van zowel gemeente als waterschap is het voorkomen van wateroverlast, ook bij hevige buiten. In het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is als beleidsuitgangspunt vastgelegd dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet op doelmatige wijze mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied tenminste 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied en bij uitbreiding van bebouwd oppervlak in bestaand stedelijk gebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave tenminste 40 millimeter, oftewel 40 liter per vierkante meter verhard oppervlak. Om een goede en doelmatige afvoer naar voorzieningen in de openbare ruimte te kunnen garanderen hanteert het waterschap Vechtstromen een maximum norm van 2,4 liter per seconde per hectare. Alleen wanneer het redelijkerwijs niet mogelijk is om op eigen terrein op doelmatige wijze hemelwater te bergen kan dit (deels) in de openbare ruimte worden gerealiseerd. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.

Afvalwater

Op de projectlocatie is een een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig.

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. In nieuwe situaties (nieuwbouw, herontwikkeling) wordt afvalwater gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van afvalwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA), al dan niet met een helofytenfilter, worden ingericht.

Oppervlaktewater

Op de projectlocatie wordt gebruik gemaakt van wadi's.

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijft. Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Vechtstromen en de gemeente Enschede leidend. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefd kan worden en goed te beheren is. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken, tenzij dit oppervlaktewater mede als doel heeft grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken. De aanleghoogte van nieuw oppervlaktewater dient zodanig te zijn dat de overstromingskans vanuit oppervlaktewater beperkt wordt tot eens per 100 jaar (T=100). Bij ontwikkelingen nabij watergangen geeft het waterschap Vechtstromen een aanleghoogte advies.

Grondwater en ontwatering

In de Waterwet is vastgelegd dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Onder ontwatering wordt verstaan: het verschil tussen het peil van de weg of van de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG). Om ongewenste effecten van hoge grondwaterstanden te voorkomen wordt geadviseerd de in onderstaande tabel genoemde ontwateringshoogtes aan te houden:

Grondgebruik    Ontwatering (m – GHG)  
Primaire wegen   0,7  
Secundaire wegen en erfontsluitingswegen   0,5  
Bouwwerken met kruipruimten   0,7  
Bouwwerken zonder kruipruimten   0,5  
Groen   0,5  

De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende en doelmatige maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende advieswaarden voor peilhoogtes:

  • Het vloerpeil minimaal 0,20 m boven straatpeil (kruin van de weg t.o.v. toegang ter plaatse);
  • Het perceel vlak of richting de weg af laten lopen;
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Het Wateropslagplan voor de locatie Spechtstraat 28:


Deze voorwaarden zijn uitgewerkt en hebben geresulteerd in het Wateropslagplan Spechtstraat Enschede, opgesteld door M. Hoogenraad.


Er is een ontwerp gemaakt met een berging voor het gebouw (in de voortuin) en een wadi in de achtertuin, in totaal ruimschoots voldoende voor de berging van regenwater.


  • Er is gekozen voor:
  • Een ondiepe wadi (-0,2m ten opzichte van Maaiveld) aan de voorzijde van het gebouw, deze wordt gevoed vanaf het dak met een HWA tot in de wadi (zie detail schetsen in het document).
  • Een - 0,3 m wadi in de achtertuin, deze wordt gevoegd vanaf het dak van het gebouw via een HWA tot in de wadi. (zie detail schetsen in het document).
  • Een hoger gelegen (- 0,18m diep) wadi voor het afvoeren van de garage naar de wadi. Het water van de garage wordt via een HWA onder de tuin naar de wadi gebracht.


Voor verdere details hierover, wordt verwezen naar het Wateropslagplan. Het Wateropslagplan is als bijlage 4 gevoegd bij deze toelichting.

Conclusie

Het ontwerp voldoet aan de eisen van de waterhuishouding.

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgenomen een exploitatieplan vast te stellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan door de gemeenteraad worden afgezien indien het gemeentelijk kostenverhaal van de grondexploitatie over de in de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Exploitatieovereenkomst


De aanvrager heeft een exploitatieovereenkomst gesloten met de gemeente. Uitgangspunt daarbij is dat de gemeente alle kosten van voorzieningen, inclusief fondsbijdragen, de kosten van aanpassingen van boven- en ondergrondse infrastructuur, eventueel noodzakelijk herstel van schade aan gemeentelijk eigendom en inzet van het ambtelijk apparaat kan verhalen op de eigenaar. Tevens wordt in de overeenkomst de planschade op basis van titel 6.1 van de Wet Ruimtelijke Ordening geregeld, (-of indien deze regel is vervangen door een andere regel dan geldt die vervangende regel-), op basis van een door of namens de aanvrager op te stellen planschaderisicoanalyse.


Gelet op het voorgaande is de economische uitvoerbaarheid van de te verlenen omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit voor het realiseren van een bungalow in één bouwlaag op de projectlocatie aan de Spechtstraat 28 voldoende aangetoond.

Hoofdstuk 6 Conclusies

Op basis van het gestelde in deze ruimtelijke onderbouwing kan - nadat de gemeenteraad van Enschede heeft verklaard geen bedenkingen te hebben - voor het realiseren van een woonhuis in één bouwlaag type bungalow een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit als bedoeld in artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verleend. Het project is getoetst aan vigerende wet- en regelgeving, ruimtelijk relevante en stedenbouwkundige beleidskaders en diverse relevante omgevingsaspecten. Uit deze toetsing is gebleken dat er geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoerbaarheid van dit project.