direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Vaneker 2019
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.R20190035-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Vaneker 2019 ” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen.

Het betreft een herziening van de geldende bestemmingsplannen voor Het Vaneker om medewerking te kunnen verlenen aan de herverkaveling van woonpercelen op 't Vaneker waarbij het maximum vastgestelde aantal wooneenheden niet toeneemt. Deze herverkaveling is mede naar aanleiding van het in eigendom verkrijgen van een tweetal defensieterreinen binnen het Vaneker.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0001.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0002.png"

Mogelijke verkaveling voor aankoop defensieterreinen. Herverkaveling na aankoop defensieterreinen

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan "Vaneker 2019” is globaal gelegen tussen De Braakweg in het westen, de percelen aan de zuidkant van de Vergertweg in het noorden, de Hegeboerweg (en het verlengde daarvan) in het oosten en de geplande Stadsrandzone Vaneker rondom de Brandemaatweg in het zuiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0003.png"

Globaleligging plangebied

1.3 Geldende juridische regelingen

Het plangebied valt onder het bestemmingsplan “'t Vaneker 2013, herziening 1”. Deze integrale technische herziening van het bestemmingsplan "'t Vaneker 2013" is vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede op 27 juni 2016 en op 29 maart 2017 in werking getreden. Ook is het wijzigingsplan "'t Vaneker 2013, herziening 1 - wijziging 1" van toepassing welke op 12 juni 2018 is vastgesteld door het college van B&W.

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.



Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Vaneker 2019 ” is het erkende wijkorgaan "Dorpsraad Lonneker" actief.

De dorpsraad Lonneker is gevraagd schriftelijk advies uit te brengen overeenkomstig de Regeling Wijkorganen. In het kader van de adviesvraag is het bestemmingsplan inhoudelijk doorgesproken met leden van de Dorpsraad Lonneker.

In het kader van een goede communicatie en voorbereiding van het proces, zijn er diverse bijeenkomsten georganiseerd en hebben er gesprekken plaatsgevonden met de direct omwonenden van die locaties die gewijzigd worden.

Kort verslag van de inhoud van het advies:

De dorpsraad Lonneker was blij verrast dat, de niet meer in de omgeving passende defensiegebouwen, door GR Technology Base zijn aangekocht en gesloopt zouden worden. Dit geldt ook voor de lelijke parkeerplaats die gaat verdwijnen om plaats te maken voor een groen parkachtig gebied passend in het woonlandschap van 't Vaneker. De vrijgekomen gronden bieden de mogelijkheid om binnen het huidige verkavelingsplan het aantal plekken te verdunnen en op deze vrijgekomen gronden een aantal kavels toe te voegen. De woonkwaliteit zou voor alle bewoners toenemen, terwijl het totaal aantal kavels niet zou worden overschreden. Naast deze positieve aspecten zijn ook een aantal reacties van met name bewoners van “Parkwonen” met betrekking tot het aanpassen van hun woonomgeving bij de Dorpsraad Lonneker naar voren gebracht.

Het advies van de dorpsraad Lonneker luidt:

Op basis van het bovenstaande adviseert de Dorpsraad Lonneker positief op het ontwerp-bestemmingsplan “Vaneker 2019” onder de voorwaarde dat de gemeente Enschede/GR Technology Base in gesprek gaat met de eigenaren van de noordelijke en westelijke gelegen kavels van de te slopen L-vormige defensiegebouwen. Met als doel tot een compromis te komen over de wijze van invulling van de kavels in dit groene gebied, om een dreigende afname van woonkwaliteit voor deze bewoners te voorkomen.

Aangeven kan worden dat de diverse gesprekken hebben geleid tot aanpassing van stedenbouwkundige opzet voor diverse locatie.

De Dorpsraad Lonneker heeft positief gereageerd op de gevoerde gesprekken tussen de gemeente en de direct omwonenden en de daarbij horende aanpassingen in de stedenbouwkundige opzet.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

De wet (artikel 3.1.1.2 Bro) biedt de mogelijkheid om plannen aan te wijzen waarvoor geen vooroverleg is vereist. Van deze wettelijke mogelijkheid is gebruik gemaakt door vaststelling van een lijst waarop ruimtelijke plannen zijn aangegeven waarvoor het verplichte vooroverleg achterwege kan blijven. De lijst wordt de ‘uitzonderingslijst vooroverleg' genoemd. Hierin is opgenomen dat woningbouwplannen in bestaand stedelijk gebied, waarbij het gaat om maximaal 7 woningen en de bijbehorende voorzieningen zoals wegen en groen, geen vooroverleg met provincie nodig hebben.

Aangezien het bestemmingsplan Vaneker 2019 ” in bestaand stedelijk gebied ligt en er geen woningen worden toegevoegd, is afgezien van het plegen van vooroverleg.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: Vaneker 2019 ” in voorbereiding te nemen op 18 september 2019 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan Vaneker 2019 ” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen is op 1 april 2010 gepubliceerd in "Huis aan Huis", op de website van de gemeente Enschede en in de Staatscourant. Het ontwerp-bestemmingsplan met de daarbij behorende stukken lag van 2 april 2020 tot en met 13 mei 2020 voor een ieder ter inzage.

Zienswijzen  

Gedurende de termijn van de terinzagelegging zijn 5 zienswijzen bij de gemeente ingekomen. Van de ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording daarvan is een verslag (Nota samenvatting en beantwoording zienswijzen) gemaakt dat als bijlage bij de besluitvorming van de vaststelling van het bestemmingsplan wordt gevoegd.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel een herziening van de visie en verordening vastgesteld en op 1 mei 2017 zijn deze in werking getreden.

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is, net als in de oorspronkelijke omgevingsvisie van 2009, een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat heeft men vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze benadert zij vanuit de drie overkoepelende 'rode draden': duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities, gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is (generieke beleidskeuzes), waar het past (ontwikkelperspectieven) en hoe het uitgevoerd kan worden (gebiedskenmerken)

In onderstaande afbeelding is het uitvoeringsmodel weergegeven. Vervolgens zijn de niveaus toegelicht. De '“vishaak” met de drie niveaus uit de Omgevingsvisie van 2009 is daarbij behouden gebleven. Boven het uitvoeringsmodel (in de paraplu) staan de rode draden en centrale beleidsambities weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0004.png"

Generieke beleidskeuzes (of)

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

De herziene Omgevingsvisie maakt daarbij onderscheid in:

  • Generieke beleidskeuzes voor heel Overijssel. Dit heeft zij gevat onder de ' Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Dit is een nadere invulling van de nationale Ladder voor duurzame verstedelijking welke voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' verplicht moet worden doorlopen. De Overijsselse ladder geeft onder andere aan dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen ('integraliteit'; is ook een eis uit het Bro). Ook wordt onder andere ingegaan op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (voorheen verwoord in de 'SER-ladder') en '(boven)regionale afstemming' (gemeenten moeten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen afstemmen met buurgemeenten om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat).
  • Gebiedsspecifieke beleidskeuzes, zoals aanduidingen voor grondwaterbeschermingsgebied, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Nationale Landschappen.

Ontwikkelingsperspectieven (waar)

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven: drie voor de groene en drie voor de stedelijke omgeving. Daarbinnen is nog een onderverdeling gemaakt. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken (hoe)

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van agrarische cultuurlandschappen, stedelijke laag en laag van de beleving. Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

In het resterende deel van deze paragraaf wordt nader ingegaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

Conclusie:

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid .

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie is ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

2.3.3 Richting aan Ruimte

Op 5 april 2016 hebben burgemeester en wethouders van Enschede 'Richting aan Ruimte' (RAR) vastgesteld. Dit is een richtinggevend ontwikkelingskader waarin wordt verduidelijkt hoe Enschede omgaat met de programmering. Niet langer de kwantitatieve aspecten staan centraal maar er wordt gestuurd op kwaliteit. Daarbij wordt gekeken naar de totale stedelijke programmering maar ook naar de behoefte van het gebied. Een integrale afweging van alle relevante belangen (o.a. ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, economie, welzijn) op basis van het 'RAR-kompas' leidt uiteindelijk tot een besluit over de (on)wenselijkheid van een nieuw ruimtelijk initiatief. Ongewijzigd onderdeel van het integrale afwegingskader is het 'versterken vanuit het hart'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0005.png"

afbeelding: het 'RAR kompas'

2.3.4 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook diverse sectorale structuurvisies en een gebiedsgerichte structuurvisie vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.

Woonvisie

In mei 2019 is een nieuwe Woonvisie Enschede vastgesteld. In de woonvisie komt een aantal belangrijke thema's aan bod. Voor de herziening van het bestemmingsplan Vaneker zijn vooral de thema's “aantrekken en vasthouden van Talent” en ”Groei van Enschede en programmering” van belang.

Aantrekken en vasthouden van talent.

Onder “talent” wordt een breed spectrum aan doelgroepen verstaan, variërend van studenten, afgestudeerden, kenniswerkers en de algemene doelgroep van talent tussen 30 en 55 jaar met een midden en hoger inkomen. Het aantrekken van studenten en daarna vasthouden van afgestudeerden op HBO en WO-niveau krijgt daarbij bijzondere aandacht.

 Groei van Enschede en programmering.

Enschede zet in op kwalitatieve groei middels vasthouden en aantrekken van talent richting 170.000 inwoners. De woningbouwprogrammering dient hierop adequaat in te spelen middels “adaptief” programmeren: tijdig het juiste aanbod voor de juiste doelgroepen in de planning hebben. Onderdeel van de adaptieve programmering is de te verwachten krimp met 1800 sociale huurwoningen. Een belangrijk punt is ook de transformatie van delen van de bestaande woningvoorraad t.b.v. verduurzaming en stedelijke vernieuwing. Daarbij wordt ook gedacht aan verdunning in woonwijken buiten het centrum en toevoeging van kwaliteit

Detailhandelsstructuurvisie

Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.

Watervisie

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De Watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeërs gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

Structuurvisie Cultuurhistorie

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

Structuurvisie Externe Veiligheid

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de protectie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o.

Specifiek voor de gebiedsontwikkeling van de voormalige militaire vliegbasis Twenthe heeft de raad op 14 december 2009 de Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o. vastgesteld. Op verzoek van Provinciale Staten van Overijssel en gesteund door de gemeenteraad van Enschede is een onafhankelijke adviescommissie in het leven geroepen. Deze commissie onderzoekt de kansen voor een duurzaam economisch sterker Twente en welke rol de voormalige luchthaven Twente daarbij kan spelen.

2.3.5 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

In de strategische beleidsdocumenten Toekomstvisie, Stedelijke Koers en de diverse structuurvisies zijn voor het plangebied van het bestemmingsplan "Vaneker 2019" geen specifieke beleidsdoelstellingen of ontwikkelingsrichtingen benoemd.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving van het plangebied gegeven. Daarbij zal voornamelijk worden ingegaan op de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke en landschappelijk kenmerken. Doel is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in het plangebied kunnen worden getoetst. Uitgangspunt hierbij is dat de huidige ruimtelijke kwaliteiten worden gewaarborgd en waar mogelijk versterkt.

3.1 Geomorfologie

't Vaneker is gelegen in de noordelijke stadsrand van Enschede en bestaat uit een typisch Twents landschap. Het ruimtelijk beeld in het gebied wordt bepaald door kleinschalige beplantingselementen, afgewisseld met open weiden en bouwland. De wegen volgen de glooiingen van het landschap en manifesteren zich als kronkelende lijnen in een halfopen landschap, wat hiermee een sterke dieptewerking krijgt. De aanwezige losse bebouwing is herkenbaar aan de felrode dakvlakken, witte daklijsten en houten details. Uniek gegeven van het gebied is de ligging op de flank van de stuwwal Oldenzaal/Enschede, met voor Nederlandse begrippen grote hoogteverschillen. Het gebied 't Vaneker loopt van oost naar west zo'n 10 meter af, van ca. 47 meter naar 37 meter boven NAP. Een tweetal beken, die hoger op de helling van de stuwwal ontspringen, doorkruisen het gebied van oost naar west. De Eschbeek aan de noordzijde en de Vanekerbeek aan de zuidzijde, op de overgang naar de stad. Deze beken hebben in de loop van de tijd dalvormige laagten uitgesleten en vormen de lager gelegen, nattere en open delen van het landschap. Tussen de beekdalen liggen de oude bouwgronden of essen, veelal herkenbaar door hun hogere en licht bolle ligging. Deze essen vormen van oudsher open delen in het kleinschalige landschap: 'groene' kamers, begrensd door beplantingen. Het in het landschap aanwezige reliëf en het door de beken en agrarische activiteiten bepaalde microreliëf vormen een belangrijke basis voor het kleinschalige en afwisselende landschap van 't Vaneker. Zij vormen een bepalende structuurdrager voor het toekomstige exclusieve woonlandschap.

3.2 Waterstructuur

De beken vormen belangrijke dragers van het Twentse landschap in het algemeen en van 't Vaneker in het bijzonder. Zij verzorgen de natuurlijke afvoer van het oppervlaktewater in de richting van Hengelo, waar het water wordt geloosd op het Twentekanaal. Het natte karakter van 't Vaneker wordt bepaald door kwelwater dat afkomstig is van de aangrenzende essen en hoger gelegen delen van de stuwwal, in combinatie met plaatselijk slecht doorlatende bodemlagen. Ook is er een nog onsamenhangende beekstructuur zichtbaar, bestaande uit slootjes, greppels en poelen die deze natte gebieden afwateren richting de Eschbeek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0006.png"

afbeelding: Vanekerbeek

Het beeld in deze kwelzone wordt bepaald door broekbos, afgewisseld met rietlanden en natte graslanden. De beeksystemen en kwelzones vertegenwoordigen belangrijke landschappelijke en natuurwaarden. De natuurwaarden in 't Vaneker zijn vooral gerelateerd aan de aanwezige gradiënten van hoog naar laag, van droog naar nat, van bos naar grasland en daarmee aan de beekdalen en kwelgronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0007.png" 

afbeelding: Eschbeek

De infiltratiemogelijkheid van de bodem speelt eveneens een bepalende rol bij de herinrichting van het gebied. De eventuele aanleg van wegen en de bouw van woningen vraagt een voldoende drooglegging en infiltratiemogelijkheid. Uitgangspunt voor de toekomstige waterhuishouding van het gebied 't Vaneker is een duurzaam systeem, waarbij het hemelwater wordt geborgen en zoveel mogelijk in het gebied wordt geïnfiltreerd alvorens het wordt afgevoerd.

3.3 Landschapseenheden

Het cultuurlandschap in 't Vaneker is in grote lijnen te onderscheiden in een drietal typeringen: het essenlandschap, het oude hoevenlandschap en het jonge kampenlandschap. Binnen de grenzen van het bestemmingsplangebied "Vaneker 2019" komen alleen het oude hoevenlandschap en het jonge kampenlandschap voor, het essenlandschap blijft daarom in deze paragraaf verder buiten beschouwing.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0008.jpg"

Oude hoevenlandschap (B)

Het oude hoevenlandschap is ontstaan nadat het essenlandschap op de hoge plateaus vol raakte. Er werden nieuwe ontginningsmogelijkheden gezocht op de lagere, vochtige, zwak tot licht golvende dekzandruggen met een lemige ondergrond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0009.jpg"

Hiertussen liggen de beekdalen, weidegronden met haaks op de beekloop een kavelgrensbeplanting. De boerderijen staan verspreid (hoevenzwerm) en hebben ieder een eigen esje (eenmansesjes of kampen), omgeven door een wildwal. De wegen slingeren tussen bouwland en beekdal. Later zijn veel beken recht getrokken en is de beplanting haaks op de beek grotendeels verwijderd.

Jonge kampenlandschap (C)

Het jonge kampenlandschap is het landschap van de heideontginningen, gestart omstreeks 1920. Door wolimport en de uitvinding van kunstmest is de heide binnen het oude hoevenlandschap en het essenlandschap overbodig geworden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0010.jpg"

Naast landbouwgrond krijgt de heide in het algemeen bestemmingen als bos, militair oefenterrein of natuurreservaat. Een kamp is een afgepaald stuk grond. Kenmerkend voor dit landschap zijn de rechthoekige kavels met op iedere kavel een boerderij, de rechte, diepliggende sloten en greppels en de rechte wegen.

3.4 Groenstructuur en ecologie

Karakteristiek voor het landschappelijk beeld van 't Vaneker is de kleinschalige afwisseling tussen bossen, bosjes, open ruimten en het dichte patroon van houtwallen en de relatief grote open escomplexen bij Lonneker. Voorts bevinden er zich veel kleine, verspreid liggende, kampen. Kenmerkend voor de beekzones zijn de smalle beekdalen met meanderpatronen in de beek, moerasbosjes en natte graslanden. Door de ligging op de flank van de stuwwal is er sprake van een afwisselende ondergrond met verschillende dieptes tot aan het keileem en verschillen in de hoog-laag ligging. Dit biedt potentieel grote mogelijkheden voor variatie in flora en fauna. Opvallend is de grote variatie aan vogels. Dit hangt met name samen met de afwisseling in open en gesloten ruimtes en de oude gevarieerde houtopstanden. Er zijn ook veel kleine zoogdieren in het gebied aanwezig. Dit zijn de normaal voorkomende soorten in het Enschedese buitengebied. Tot de hier voorkomende soorten horen o.a. de vele vogelsoorten, waaronder zangvogels, roofvogels en de fazant, egels, konijnen, steenmarters, vleermuizen en amfibieën. De kansen voor de flora en fauna in het nieuwe woonlandschap zijn gelegen in de versterking van de groenstructuur met o.a. nieuwe houtwallen en vooral ook in nieuwe beekzones die mogelijkheden bieden voor verbreding van de soortenrijkdom. Dit betekent onder andere extra kansen voor insecten en vlinders, die als deel van voedselketens bijdragen aan de soortenrijkdom van vogels en zoogdieren. Op deze wijze ontstaat er een nog sterker aaneengesloten netwerk van natuur, dat zowel verblijfsgebieden als ook migratie- en fourageerroutes vormt voor de insecten, amfibieën, vogels en zoogdieren. Ook de grotere woonkavels kunnen een onderdeel vormen van het natuurlijke netwerk.

3.5 Bestaande bebouwing

Naast een groot aantal burgerwoningen liggen verspreid door het gebied en in eenheid met het oude landschap meerdere boerderijen. Deze boerderijen stonden vrij of geclusterd in het hoeven- of essenlandschap, tussen de landerijen. De oorspronkelijke agrarische bebouwing wordt gekenmerkt door een aantal streekeigen elementen. De meest typerende bouwstijl is de Saksische hallenboerderij (vakwerkbouw, rieten dak en een houten topgevel in een oorspronkelijke roodbruine kleur), maar de in het gebied voorkomende gebouwen zijn doorgaans geëvolueerde varianten op dit boerderijtype. Een bijzonder element in 't Vaneker is het oude landgoed De Hegeboer, gelegen op de overgang van het hoevenlandschap naar het essenlandschap, en dat gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van oude bospercelen.

Naast een groot aantal burgerwoningen liggen verspreid door het gebied en in eenheid met het oude landschap meerdere boerderijen. Deze boerderijen stonden vrij of geclusterd in het hoeven- of essenlandschap tussen de landerijen. De oorspronkelijke agrarische bebouwing wordt gekenmerkt door een aantal streekeigen elementen. De meest typerende bouwstijl is de Saksische hallenboerderij (vakwerkbouw, rietendak en een houten topgevel in een oorspronkelijke roodbruine kleur), maar de in het gebied voorkomende gebouwen zijn doorgaans geëvolueerde varianten op dit boerderijtype.


Centraal in het gebied ligt het Zuidkamp. Het lijkt een typische onregelmatige hoevenverkaveling met een geconcentreerde zwermbebouwing. Zo is het Zuidkamp als militaire nederzetting letterlijk ook gebouwd. Het is vrijwel in één keer tot ontwikkeling gebracht in de bezettingstijd en diende te lijken op een historisch gegroeide clustering binnen dit landschapstype. Ruimtelijk/groene kenmerken zijn: een onregelmatige verkaveling, veel houtwallen-boomsingels en laanbeplan-tingen, verspreide bebouwing en onregelmatige spreiding van de bebouwde elementen. De beslotenheid van dit gebied is zo groot dat er vanuit het grote middendeel nauwelijks een visuele relatie is met de omliggende gebiedsdelen van 't Vaneker. Omgekeerd is ook vanuit die andere gebiedsdelen weinig waar te nemen van wat zich centraal in het Zuidkamp af-speelt. De ruimtelijke dragers zijn vooral door de compactheid heel sterk.


Tenslotte zijn er nog een paar bijzondere elementen te onderscheiden in 't Vaneker:
" het landgoed de Hegeboer gelegen op de overgang van het hoevenlandschap naar het essenlandschap en gekenmerkt door de aanwezigheid van oude bospercelen.
" als typische stadsrandverschijnselen liggen tegen de stadsrand een kinderboerderij en een volkstuinencomplex. Beide zijn afgeleide elementen van de grote stad die als functie ook dicht bij de stad nodig zijn en in hoofdzaak toch een groene uitstraling hebben. Ze vervullen een sociale functie o.a. voor de naastliggende wijk Deppenbroek.

3.6 Infrastructuur

De directe autorelaties met de singelring en het centrum van Enschede lopen aan de westzijde van 't Vaneker via de Braakweg of Vliegveldweg naar de Weerseloseweg en de Deurningerstaat. Aan de oostkant loopt de auto-ontsluiting via de Voortsweg of via de Vliegveldweg en de Bergweg naar de Oldenzaalsestraat. De Vanekerbeekweg en de Hegeboerweg bieden via de te reconstrueren landschapsbuurten van Deppenbroek-Noord een verkeersverbinding naar de voorzieningen in Deppenbroek en Mekkelholt (winkels, scholen enz...). Ook de voorzieningen in Lonneker liggen op fiets-/wandelafstand.

3.7 Cultuurhistorie

Monumenten:

Binnen de grenzen van het plangebied van het bestemmingsplan "Vaneker 2019" is één gemeentelijk monument aanwezig, namelijk de horecagelegenheid "Sprakel in 't Bos". "Sprakel in 't Bos" is rond 1900 gebouwd als café.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0011.jpg"

De monumentale status van het pand wordt vooral bepaald door de architectuurhistorische, cultuurhistorische en situationele waarden die tot uitdrukking komen in:

  • de (voormalige) horecafunctie;
  • de situering van het pand nabij het Zuidkamp;
  • de gaafheid van de hoofdvorm;
  • de rijke detaillering, met name de veranda.

Archeologisch erfgoed:

In het kader van het opstellen van de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart, in 2001, is er door RAAP archeologisch adviesbureau B.V. archeologisch onderzoek uitgevoerd in het plangebied 't Vaneker. Uit dit onderzoek is gebleken dat in het plangebied 't Vaneker zones voorkomen met een verschillende archeologische verwachting. Deze verwachting varieert van laag via middelhoog tot hoog. De aanwezige essen met een zandige ondergrond hebben een hoge archeologische verwachting. Dit komt omdat de dikke esgrond als een beschermende deken over de eventueel aanwezige archeologische waarden ligt. Hierdoor zijn de sporen in de ondergrond buiten bereik van de ploeg en andere werktuigen gebleven. Door de aanwezigheid van een esdek is de verwachte conservering van de archeologische resten in het plangebied 't Vaneker goed. Op basis van de bovenstaande resultaten is het raadzaam geacht om de delen met esdekken en hun lager gelegen randzones zoveel mogelijk te ontzien. Aangezien dit gelet op de uitwerking van de plannen voor 't Vaneker niet mogelijk bleek heeft er nader archeologisch veldonderzoek plaatsgevonden. Op de resultaten van het nader archeologisch onderzoek en de relatie tot de planontwikkeling in 't Vaneker wordt nader ingegaan in paragraaf 4.9 van deze toelichting.

Overige cultuurhistorische waarden:

Het gehele gebied waar toekomstige woongebied 't Vaneker zal worden gerealiseerd zou als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt kunnen worden. Het behoud en waar mogelijk herstel of versterking van de aanwezige cultuurhistorische waarden in het gebied hebben dan ook nadrukkelijk mede aan de basis gelegen voor zowel de ruimtelijke hoofdopzet als de verdere uitwerking van het toekomstige woongebied. Verder kan aangegeven worden dat de buitengewoon markante solitaire paardenkastanje aan de Sprakelweg, even ten noorden van de bestaande woning Sprakelweg 10, van bijzonder cultuurhistorische waarde is. Deze bijna 300 jaar oude erfboom stond naast een boerderij uit de 18e eeuw, waarvan tijdens archeologische opgravingen de fundamenten nog werden aangetroffen. Door zijn solitaire standplaats markeert de boom een belangrijk stuk van de geschiedenis van het gebied van de afgelopen eeuwen. Op basis hiervan en op basis van de situering in het landschap dient deze boom behouden te blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0012.jpg"

 

Het aangrenzende Zuidkamp heeft als integraal onderdeel van ´t Vaneker een belangrijke rol gespeeld in de militaire geschiedenis van Nederland. Ook na de bezetting heeft het terrein zijn militaire functie als basis van het vliegveld Twente behouden. Het gebied is vanaf 1940 als een paviljoenkazerne gebouwd en kent een opzet die gebaseerd is op een Twentse buurtschap in een essen- en kampenlandschap. De gebouwen stonden rond een kleine es. De kazerne was vanuit de lucht nauwelijks als militair terrein herkenbaar. In het vrijwel nog compleet aanwezige landschap zijn de militaire gebouwen ontwikkeld in de Duitse baksteenarchitectuur van het Münsterland. De architectonische waarde van de gebouwen zit vooral in de consequente toepassing van deze landelijke bouwstijl, die de militaire functie niet weerspiegelt. Deze gebouwen hebben een cultuurhistorische waarde. Een deel van de gebouwen zijn al tot een woonhuis verbouwd en staan deels al lang buiten het hek van het voormalige militaire gebied.

In voorgaande bestemmingsplannen zijn verscheidene gebouwen aangeduid als karakteristiek. Deze zijn overgenomen in het onderhavige bestemmingsplan. In het onderhavige bestemmingsplan zullen enkele gebouwen met een karakteristieke aanduiding worden toegevoegd. Hier zal verder op worden ingegaan in paragraaf 4.6 van deze toelichting.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Woningbehoefte 't Vaneker

In 2006 is het landelijk WoON-onderzoek (voorheen Woningbehoefte Onderzoek (WBO)) door het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu uitgevoerd. Dit onderzoek geeft ook op gemeentelijk niveau representatieve gegevens. Op basis van het WoON-onderzoek zijn tevens conclusies te trekken met betrekking tot de voorhanden woonmilieus in Enschede. Ook uit het Twents woningmarktonderzoek (2006) is gebleken dat in Enschede ook in de toekomst behoefte is aan suburbane woonmilieus en villa's in het groen. Het overgrote deel van de Enschedese woningvoorraad is overwegend goedkoop en heeft een zeer eenzijdige opbouw. Deze voorraad is in principe ruim voldoende om de aandachtsgroep, de starters en de statushouders te huisvesten. De eenzijdige woningvoorraad en de bijhorende woonmilieus sluiten echter onvoldoende aan bij de vraag van midden en hogere inkomens. Om deze vraag zo goed mogelijk te faciliteren zullen we voor deze doelgroep woningen en woonmilieus moeten toevoegen. Dit om deze groepen vast te houden maar ook om ze aan te trekken. De gemeente Enschede wil graag een woonmilieu creëren aan de absolute bovenkant van de markt. Voor deze doelgroep is er thans onvoldoende aanbod in Enschede waarmee deze doelgroep, die van groot belang is voor de lokale economie, niet goed bediend kan worden en mogelijk Enschede en zelfs de regio verlaat. Dat deze doelgroep er is, blijkt onder meer uit de ruime belangstelling van mensen die zich specifiek voor 't Vaneker en het daar te creëren woonmilieu met grote tot zeer grote kavels hebben aangemeld bij de gemeente Enschede. Door te kiezen voor een relatief laag uitgiftetempo van ongeveer 15 á 25 kavels per jaar kan de gemeente Enschede met dit plan voor lange tijd deze doelgroep bedienen en zo een uniek woonmilieu aan de stad toevoegen. De ontwikkeling van 't Vaneker draagt bij aan de versterking van de sociaal-economische positie van de stad. 't Vaneker maakt deel uit van de verstedelijkingsafspraken die de gemeente heeft gemaakt met het Rijk.

Door de aankoop van de resterende defensieterreinen binnen 't Vaneker door de gemeente ontstaat de gelegenheid om de ontwikkeling van het gebied op een hoogwaardige wijze af te ronden. Er zal een herverkaveling plaatsvinden in het onderhavige bestemmingsplan zonder dat er woningen zullen worden toegevoegd. Er ontstaan hierdoor ruimere kavels en meer groen, waardoor de kwaliteit van het gebied verbeterd wordt.

4.2 Programmering/Woonvisie 2019

Aanleiding

Het bestemmingsplan Vaneker dient te worden aangepast om een breder spectrum aan kavelgroottes te kunnen faciliteren. Bijgaand een bijdrage voor de onderbouwing.

In mei 2019 is een nieuwe Woonvisie Enschede vastgesteld. In de woonvisie komt een aantal belangrijke thema's aan bod. Voor de herziening van het bestemmingsplan Vaneker zijn vooral de thema's “aantrekken en vasthouden van Talent” en ”Groei van Enschede en programmering” van belang.

Aantrekken en vasthouden van talent.

Onder “talent” wordt een breed spectrum aan doelgroepen verstaan, variërend van studenten, afgestudeerden, kenniswerkers en de algemene doelgroep van talent tussen 30 en 55 jaar met een midden en hoger inkomen. Het aantrekken van studenten en daarna vasthouden van afgestudeerden op HBO en WO-niveau krijgt daarbij bijzondere aandacht.

Groei van Enschede en programmering.

Enschede zet in op kwalitatieve groei middels vasthouden en aantrekken van talent richting 170.000 inwoners. De woningbouwprogrammering dient hierop adequaat in te spelen middels “adaptief” programmeren: tijdig het juiste aanbod voor de juiste doelgroepen in de planning hebben. Onderdeel van de adaptieve programmering is de te verwachten krimp met 1800 sociale huurwoningen. Een belangrijk punt is ook de transformatie van delen van de bestaande woningvoorraad t.b.v. verduurzaming en stedelijke vernieuwing. Daarbij wordt ook gedacht aan verdunning in woonwijken buiten het centrum en toevoeging van kwaliteit

Vertaling Woonvisie 2019 naar 't Vaneker

In de woonvisie wordt het belang van het beschikbaar hebben van een breed spectrum aan verschillende woningbouwlocaties, variërend van hoog stedelijk tot groen stedelijk onderstreept om de brede doelgroep “Talent” te kunnen vasthouden en aantrekken. Talent wordt immers gedefinieerd als de range doelgroepen variërend van studenten, afgestudeerden, expats tot de huishoudens in de leeftijdscategorie 30 – 55 jaar met een midden en hoog inkomen.

Het type woonmilieu van t Vaneker wordt expliciet genoemd. Dit woonmilieu bedient het beoogde segment van de hoge inkomensgroepen. Uitgangspunt is adaptieprogrammeren: d.w.z. tijdig het juiste aanbod voor de juiste doelgroepen in de planning te hebben.

Het Vaneker bedient het topsegment van de doelgroep talent, en is daarmee in Enschede een unieke locatie. Ook in het topsegment is differentiatie in het aanbod van kavels noodzakelijk. Het kavelaanbod in het Vaneker varieerde aanvankelijk van 800 m2 tot ca 15.000 m2.

Begin 2020 hebben de meeste nog beschikbare kavels in 't Vaneker een gemiddelde oppervlakte van ca. 1000 tot 1.300 m². Voor deze kavelgrootte is de vraag in de achterliggende tijd al voor een groot deel voorzien. De kavels vanaf 2.000 m² zijn alle in optie en hiervoor zijn tevens meerdere reserve-gegadigden. Op basis van deze trend is onder andere geconcludeerd dat er op dit moment wel degelijk vraag is naar grotere en kleinere kavels dan de beschikbare categorie van ca. 1000 m2. Het uitgangspunt van de woonvisie om over een gedifferentieerd aanbod te beschikken geldt ook voor de kavels in het Vaneker. Dat betekent dat in feite een aantal kavels in het segment rond de 1000 m2 zou moeten worden omgezet naar het segment rond 1500 a 2000 m2.

Tevens is geconstateerd dat het kavelsegment van 800- 900 m2 in het Vaneker ook niet wordt bediend. Aangezien dit eveneens in het overige stedelijke gebied van Enschede nauwelijks het geval is, wordt voorgesteld om t.b.v. de beleidsmatig gewenste differentiatie in het aanbod van kavels in t Vaneker ook een aantal kavels verkleind wordt van circa1000m2 naar 800-900 m2. Het totale aantal wooneenheden in het Vaneker zal echter niet mogen toenemen boven het oorspronkelijk vastgelegde aantal van 263 woningen.

Niet alle kavels worden meegenomen bij de herverkaveling anders is er geen gedifferentieerd aanbod meer. De herverkaveling draagt bij aan een gevarieerd aanbod van kavels in 't Vaneker met daarbij extra aanbod daar waar nu te weinig kavels beschikbaar zijn en daar waar extra vraag naar is. Dus in de basis blijven er kavels met diverse oppervlaktes beschikbaar. Om een gezond kavelsaanbod te verkrijgen zal er altijd aanbod moeten zijn van kavels in de verschillende prijsklassen met verschillende oppervlakte. Er is geconstateerd dat de vraag naar kavels tussen de 1000m2 en 1300m2 kleiner wordt en er meer vraag is naar kleinere en grotere kavels. Vandaar dat een aantal kavels een andere grootte krijgen bij de herverkaveling. Na de herverkaveling zal er sprake zijn van een gedifferentieerd aanbod van voldoende kavels waardoor elke belangstellende voor een kavel kan worden voorzien.

4.3 Ladder Duurzame Verstedelijking (artikel 3.1.6, 2e lid Bro)

Artikel 3.1.6, 2e tot en met 4e lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een stedelijke ontwikkeling die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt in de toelichting moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. Wanneer een bestemmingsplan een stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied moet in de toelichting tevens worden gemotiveerd waarom in die behoefte niet kan worden voorzien binnen het bestaand stedelijk gebied. Bij iedere 'stedelijke ontwikkeling', waaronder iedere ontwikkeling van detailhandelsvloeroppervlak, moet inzichtelijk worden gemaakt of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Dit wordt de 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' genoemd.

Deze zogenoemde 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' is geen blauwdruk voor een optimale ruimtelijke inpassing van alle nieuwe ontwikkelingen en schrijft geen vooraf bepaald resultaat voor. De 'Ladder' is alleen van toepassing als er sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Een in een bestemmingsplan voorziene ontwikkeling dient voldoende substantieel te zijn om als 'stedelijke ontwikkeling' te kunnen worden aangemerkt. Daarvan zal in beginsel geen sprake zijn indien het nieuwe bestemmingsplan ten opzichte van het voorgaande planologische regime geen nieuw planologisch ruimtebeslag mogelijk maakt. Dit kan anders zijn indien het bestemmingsplan ten opzichte van het voorgaande planologische regime in een vanuit ruimtelijk oogpunt ingrijpende nieuwe planologische functiewijziging voorziet.

Wanneer de 'stedelijke ontwikkeling' die een bestemmingsplan mogelijk maakt alleen betrekking heeft op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet, heeft het onderzoek naar de behoefte slechts tot doel om na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

'stedelijke ontwikkeling'

Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Of in een bestemmingsplan sprake is van een of meer stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro is niet altijd even duidelijk. Dit dient per plan te worden getoetst en gemotiveerd. In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie uitspraken 201310814/1/R1 en 201311211/1/R3, is inmiddels de lijn te ontdekken dat wanneer er sprake is van bestaande bebouwing en geen toename van het ruimtebeslag, er in dat geval geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Ook bij nieuwbouw hoeft volgens de jurisprudentie, zie uitspraak 201310222/1/R6, niet altijd sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een feitelijke capaciteitsafname doordat er minder commercieel vloeroppervlak wordt teruggebouwd dan er is afgebroken. Ook een op grond van het voorgaande plan reeds mogelijke maar nog niet gerealiseerde ontwikkeling hoeft niet altijd een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro te zijn. Dit is onder meer het geval wanneer er geen sprake is van toename maar wel van concentratie van de bebouwingsmogelijkheden. Ook wanneer er sprake is van 'saldering' (verplaatsing van een stedelijke ontwikkeling, zonder netto extra (planologisch) ruimtebeslag of waarbij bebouwing wordt gereduceerd, zoals de 'Ruimte voor Ruimte' regelingen) is er meestal geen sprake van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. In de uitspraak 201608869/1/R3 geeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een overzicht op hoofdlijnen van alle relevante aspecten waar aan moet worden getoetst om te bepalen of sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro en zo ja, welke eisen er worden gesteld aan de beschrijving van de behoefte aan de betreffende stedelijke ontwikkeling.

'Stedelijke ontwikkeling' en het bestemmingsplan "Vaneker 2019 "

De Ladder is van toepassing op woningbouwplannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van die ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is. Aangezien bij het onderhavige bestemmingsplan enkel een herverkaveling plaatsvindt van reeds gefiatteerde woningen, zonder dat er woningen in het gebied zullen worden toegevoegd of dat er sprake is van een nieuw uitleggebied., is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Verder kan aangegeven worden dat het bestaand stedelijk gebied is en daarom kan het niet aangemerkt worden als een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

In het bestemmingsplan "Vaneker 2019" is er geen sprake van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Eer hoeft daarom ook geen toetsing aan de Ladder Duurzame Verstedelijking plaats te vinden.

4.4 Stedenbouwkundig plan

In deze paragraaf wordt ingegaan op de toekomstige ruimtelijk-stedenbouwkundige hoofdopzet en invulling van de nieuwe ontwikkeling:

  • a. ruimtelijk-stedenbouwkundige onderbouwing en eventueel verkavelingsplan;
  • b. verkeer, bereikbaarheid en parkeren;
  • c. groen, oppervlaktewater, ecologie, beschermde bomen en openbare ruimte.

Herverkaveling 't Vaneker 2019

Door de aankoop van de resterende defensieterreinen binnen 't Vaneker door de gemeente ontstaat de gelegenheid om de ontwikkeling van het gebied op een hoogwaardige wijze af te ronden.

Aan de westzijde van 't Vaneker bevinden zich momenteel aan de Zuidkampweg 2 gebieden die tot voor kort in eigendom waren van defensie. Rondom deze gebieden wordt het woongebied t Vaneker steeds meer zichtbaar: bestaande panden worden getransformeerd en bewoond, ruime nieuwe woningen volgen een verkavelingspatroon dat zich voegt in het omliggende, voor Twente zo kenmerkende coulissenlandschap. De Defensie gronden wijken zowel morfologisch, landschappelijk als functioneel sterk af van dit nieuwe woonlandschap. Grote gebouwen met veel verharding en hekwerken staan in schril contrast met de lommerijke gebiedsonwikkeling van 't Vaneker. De huidige panden hebben geen culuurhistorische waarde en zijn door hun omvang en uitstraling op geen enkele wijze in te passen in de filosofie van wonen in het landschap.

Hier ligt nu de kans om deze gronden te transformeren in een nieuw groen landschap, naadloos passend in het woonlandschap van 't Vaneker en haar directe omgeving. Tegelijkertijd bieden de vrijgekomen gronden de mogelijkheid om binnen het huidige verkavelingsplan op een aantal plekken te verdunnen en op de vrijgekomen gronden enkele kavels toe te voegen. Zo wordt binnen de bestaande verkaveling een kwaliteitsslag gemaakt door kavels te verkleinen en tegelijkertijd kaveloppervlaktes te vergroten. Op een deel van de defensieterreinen zijn vervolgens op zorgvuldige wijze een aantal kavels toegevoegd die uit de bestaande verkaveling worden weggenomen. In zijn definitieve vorm zijn deze kavels aan alle zijden omgeven door forse groenstructuren c.q. (aan te planten) houtwallen. De woonkwaliteit in dit gebied is, voor zowel bestaande als de nog te bouwen woningen, hiermee passend bij het centrale thema van 't Vaneker; namelijk “Wonen in Het Groen”, waarbij tevens het maximaal aantal toegestane wooneenheden van 263 niet wordt overschreden. Door de voorgestelde positionering van de nieuwe kavels wordt een optimale stedenbouwkundige invulling verkregen van de vrijgekomen gronden die op een landschappelijk passende manier zijn ingepast en aansluit bij de behoefte van de doelgroepen. Een andere stedenbouwkundige invulling zal in mindere mate bijdragen aan de beoogde kwaliteitsslag voor het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0013.png" 

Beoogde woonbestemmingen voor aankoop defensieterreinen

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0014.png" 

Beoogde woonbestemmingen na aankoop defensieterreinen

Herverkaveling, gebied 1 (sintelbaan)

Herverkaveling betekent hier dat wordt teruggegaan van 20 naar 14 kavels. Zo ontstaan hier niet alleen ruimere kavels, maar ook ruimte voor nieuwe groenstructuren die het bestaande omliggende groen met elkaar verbinden. Daarnaast worden deze nieuwe groenzones ingezet voor een robuust watersysteem.

De nieuwe groenzone sluit naadloos aan bij de bestaande groene omgeving. Nieuw toegevoegde beplanting bestaat uit dezelfde soorten als hier van nature al aanwezig zijn. Na verloop van tijd zal er geen verschil meer zijn tussen bestaande beplantingen in de omgeving en de nieuwe beplantingen die binnen dit cluster gedacht zijn. Door de nieuwe groenzones zijn half verharde wandelpaden gedacht die aansluiten bij bestaan infrastructuren in het gebied.

De herverkaveling leidt niet tot een aanpassing van de eerder gedachte ontsluitingsstructuur van dit deelgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0015.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0016.png"

verkaveling voor aankoop defensieterrein verkaveling na aankoop defensieterrein

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0017.png"

foto van een nieuw aangelegd pad door een nieuw aangelegde houtsingel

Herverkaveling gebied 2 (noordelijke bebouwing defensie)

Momenteel staan hier twee L-vormige gebouwen, omzoomd door groene houtwallen. Na sloop van beide gebouwen ontstaan hier 2 “groene kamers”, met ruimte voor 5 kavels tussen de 900 m² en 2000 m². Ontsluiting vindt plaats vanaf de Scholtenweg. Kenmerkend is dat niet alle kavels langs deze weg zijn gesitueerd, drie van de vijf kavels liggen achterin de groene kamers en hebben een eigen opritlaan als ontsluiting van hun perceel.

In dit cluster bestaat de nieuw gedachte beplanting uit streek eigen soorten die aansluit aan bestaan de groene structuren. In de nieuw aangelegde ruime groensingels is ook een half verhard wandelpad ontworpen dat aansluit bij de wandel infrastructuur van het hele gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0018.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0019.png"

verkaveling voor aankoop defensieterrein verkaveling na aankoop defensieterrein

Herverkaveling gebied 3 (boskavels)

Dit gebied kenmerkt zich als bosrijke kavels, waarbij de gedachte is de nieuwe woning zorgvuldig in te passen tussen de bestaande bomen. Om dit concept meer kans van slagen te geven wordt hier teruggegaan van 6 naar 3 kavels. De kavels worden hiermee ongeveer verdubbeld in grootte, zodat de zoekruimte voor de woning op het perceel groter wordt en de eventuele kap van bomen op de kavel kan worden teruggebracht tot een minimum.

De doelstelling in dit gebied is om zoveel mogelijk bestaand bos te handhaven en toch een aangenaam woonmilieu te bieden aan de toekomstige bewoners.

De herverkaveling leidt niet tot een aanpassing van de eerder gedachte ontsluitingsstructuur van dit deelgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0020.png"

verkaveling voor aankoop

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0021.png"

verkaveling na aankoop

Herverkaveling gebied 4 (kantine en parkeerplaats)

Dit gebied heeft de potentie in zich om de entree van 't Vaneker te vormen door de brede groene landschapszone vanaf de Braakweg door te zetten en zelfs te versterken aan de zuidzijde van de Zuidkampweg. Daar waar zich momenteel het parkeerterrein en aangrenzende bebouwing bevindt, ontstaat een nieuw ruim groen park, een lichte bolling in het maaiveld refereert naar de es die hier vroeger aanwezig was. Rondom dit park is een zestal kavels gesitueerd, die de ronding van de es accentueren.

Landschappelijk gezien kan het esje dat hier in vroeger jaren aanwezig was, opnieuw aangelegd worden. Het gebied wordt dan vrij leeg en met uitzicht op de randen die op hun beurt bestaan uit opgaande beplantingen met daartussen een aantal nieuwe kavels. Dit beeld past naadloos bij de landschapstypologie es - eskrans. Ook in vroeger dagen was de es onbewoond en werd er in de rand van de es (eskrans) gewoond en groeide daar het geriefhout en de bomen die in die tijd nodig waren voor het bouwen van een nieuwe boerderij voor een volgende generatie. Dit beeld wordt ook hier in het centrumgebied nagestreefd. De lichte bolling van het gebied wordt benadrukt door de randen te accenturen met nieuwe en bestaande beplantingen en het middengebied relatief leeg te laten. De invulling van dit gebied zal voornamelijk bestaan uit grassen met bloemen met een bijbehorend extensief beheer.

De zes kavels aan de rand van de es worden voor autoverkeer ontsloten op de Zuidkampweg; voor langzaam verkeer zijn er halfverharde paden voorzien naar de Vanekerbeekweg en Zuidkampweg. Op deze wijze kan het nieuwe park meer als één geheel beleefd worden.

Langs de Vanekerbeekweg en Heetveldweg zijn in het huidige verkavelingsplan 10 kavels voorzien. In de herverkaveling blijft dit aantal hier gelijk, maar worden op het aangrenzende voormalige defensieterrein aan de Heetveldweg 4 kavels geprojecteerd. Dit betekent nu dat meer grond beschikbaar is voor evenveel kavels en dat hiermee de kavelgrootte toeneemt. Ook worden tov de huidige verkaveling langs deze zone 3 nieuwe brede groenzones toegevoegd, die reeds bestaande groenzones verbinden met de “nieuwe es”. Zo ontstaat een dicht netwerk van groenstructuren en paden voor langzaam verkeer in 't Vaneker. In totaal worden op dit defensieterrein 6 kavels toegevoegd aan de 10 kavels in de bestaande verkaveling. Maar doordat het plangebied flink groter is geworden is ook hier een sterke kwaliteitsverbetering ontstaan door kavels te vergroten en een aanzienlijke hoeveelheid openbaar groen toe te voegen in de vorm van groenstroken en een park.

De nieuw aan te leggen groensingels sluiten aan bij de bestaande groenstructuren in het gebied. Ze komen allemaal uit op het nieuwe “centrum-esje” en vormen ter plaatse een onderdeel van de nieuwe “eskrans”. De groensingels hebben een ruime opzet en ook een half verhard pad dat aansluit bij de infrastructuur van het gebied. De beplanting bestaat uit inheemse soorten, zoals overal in het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0022.png"

verkaveling voor aankoop defensieterrein

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0023.png"

verkaveling na aankoop defensieterrein

4.5 Aantallen kavels en wooneenheden 't Vaneker

Op 15 oktober 2014 heeft de Raad van State besloten om het besluit van de gemeenteraad om het bestemmingsplan '''t Vaneker 2013'' vast te stellen te handhaven. Hierbij is vastgesteld dat in het plangebied 't Vaneker maximaal 263 wooneenheden mogelijk gemaakt worden. Dit besluit wordt dan ook als eis aangehouden in de ontwikkelingen en het bestemmingsplan "Vaneker 2019". In bijgevoegde tabel een overzicht met de kavelnummers en pandnummers en het daarbij behorende aantal wooneenheden. Hierbij is te lezen dat 263 wooneenheden wordt aangehouden. Dit is tevens gevisualiseerd hieronder op de kaart (zie ook blijage 9 van deze toelichting) en de rood gearceerde kavels vallen buiten exploitatiegebied 't Vaneker, maar binnen het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan. Deze rood gearceerde kavels zijn bestaande /reeds aanwezige woningen ten tijde van de start van het project tot ontwikkeling van het woonlandschap 't Vaneker.

Kavelnummer(s)   Aantal wooneenheden   Pand met Z-nummer     Aantal wooneenheden per pand    
1 t/m 6   6   Z 1     0  
9   1   Z 2     1    
10   1   Z 3     1    
11   1   Z 4     2    
12   1   Z 5     1    
13   1   Z 12     2    
14, 15, 39, 40, 41   5   Z 13     1    
16 t/m 20   5   Z 14     1    
21 t/m 23   3   Z 15     2    
24 t/m 31   8   Z 17   5    
32 en 33   2   Z 18     1    
34   1   Z 21     1    
35 t/m 38   4   Z 22a     1    
42   1   Z 27     2    
43 t/m 46   4   Z 30     1    
47, 48   2   Z 31     12    
49, 50   2   Z 32     1    
51   1   Z 33     2    
52 t/m 56   5   Z 34     1    
57, 58   2   Z 37     2    
59   1   Z 43a/b     1    
60 t/m 62, 1208 en 1209   5   Z 49     2    
63 t/m 65   3   Z 51     3    
66 t/m 69   4   Z 51a     1    
70 t/m 74   5   Z 53     1    
75 t/m 77   3   Z 54     2    
78 t/m 83   6   Z 62     2    
84 t/m 87   4   Z 66     2    
88 t/m 90   3   Z 74     1    
91, 92   2   Z 78     3    
93, 94   2   Z 79     3    
95, 96   2   Z 80     3    
97, 98   2   Z 81     2    
99   1   Z 87     2    
100   1      
101 t/m 103   3      
104 t/m 106   3      
107   1      
108, 109   2      
110 t/m 112, 1079, 1081, 1082   6      
113 t/m 117   5      
118, 119, 120, 121   4      
122   1      
123 t/m 127   5      
128, 129   2      
130   1      
1172, 1173, 1174   3      
1196, 1197, 1198   3      
1199, 1200   2      
1201 t/m 1204   4      
1205 t/m 1207   3      
1210, 1211   2      
1180 t/m 1186   7      
1187 t/m 1191   5      
1192 t/m 1195   4      
1134, 1139, 1089   3      
1108, 1109, 1110, 1111   4      
Kavel Scheperijweg   1      
Kavel overmaatweg   1      
Parkwonen 10x 2   20      
       
Totaal wooneenheden (kavels)   195      
Totaal wooneenheden (panden)       68  
       
Totaal wooneenheden (kavels + panden)   263 (195+68)      
       

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0024.png"


4.6 Infrastructuur

De directe autorelaties met de singelring en het centrum van Enschede lopen aan de westzijde via de Braakweg of Vliegveldweg naar de Weerseloseweg en de Deurningerstaat. Aan de oostkant loopt de auto-ontsluiting via de Voortsweg of via de Vliegveldweg en Bergweg naar de Oldenzaalsestraat. De Vanekerbeekweg en de Hegeboerweg bieden via de te reconstrueren landschapsbuurten van Deppenbroek-Noord, een verkeersverbinding naar de voorzieningen in Deppenbroek en Mekkelholt (winkels, scholen enz.). Ook de voorzieningen in Lonneker liggen op fiets/wandelafstand.

4.7 Particulier opdrachtgeverschap

De gemeente Enschede heeft de ambitie alle woningen in dit plan door middel van particulier opdrachtgeverschap te realiseren. Dit betekent dat wordt gestreefd naar een ruime verkaveling, gericht op “eigenbouwers” (particuliere opdrachtgevers). Projectmatige ontwikkeling is in dit deelgebied onwenselijk in verband het streven naar vrijheid van vormgeving. De toekomstige kavelkoper (particuliere opdrachtgever) geniet in dit proces volledige vrijheid van aannemer en architect. Bij de realisering van het bouwplan worden geen andere voorwaarden gesteld dan de regels van het publiekrecht. Bovenstaande is opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan en het bijbehorende Beeldkwaliteitplan.

4.8 Cultuurhistorie in relatie tot nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Geschiedenis
Het woonlandschap 't Vaneker (voorheen Zuidkamp genoemd) is in de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers aangelegd als militair terrein. Het terrein was onderdeel van de voormalige vliegbasis Twente. Zuidkamp, een gebied van ongeveer 47 ha. groot, ligt buiten de bebouwde kom en twee kilometer ten zuiden van het Centrum. Ook na de bezetting heeft het terrein zijn militaire functie als basis van het vliegveld Twente behouden. Het gebied is vanaf 1940 als een paviljoenkazerne gebouwd en kent een opzet die gebaseerd is op een Twentse buurtschap in een essen- en kampenlandschap. De gebouwen stonden rond een kleine es. De kazerne was vanuit de lucht nauwelijks als militair terrein herkenbaar. In het vrijwel nog compleet aanwezige landschap zijn de militaire gebouwen ontwikkeld in de Duitse baksteenarchitectuur van het Münsterland.


Gebiedsbeschrijving

Zuidkamp kenmerkt zich door een landelijke opzet, waarin de gebouwen ogenschijnlijk willekeurig verspreid staan (bron: Het Oversticht, 2009). Hierdoor ontstaat de indruk van een Twentse buurtschap, afgewisseld met Twents landgoed. De structuur van het essenkampenlandschap is echter herkenbaar gebleven, zowel binnen als buiten de omheining.


Een groot deel van de (woon)bebouwing voegt zich als vanzelf in het omringende bos en draagt bij aan het landgoedkarakter. Dit wordt verstrekt door de afwisselende en rijke ondergroei en door de aanwezigheid van rododendrons, hulst en enkele sparrenbosjes. Een groot deel van de wegen wordt begeleid door beplanting in rijen van eiken, beuken of kastanjes.


Cultuurhistorische waarde Zuidkamp algemeen

Zuidkamp bezit cultuurhistorische, stedenbouwkundige en situationele waarden die liggen in (Bron: Het Oversticht, 2009):


- Het belang van het gebied voor de geschiedenis van Enschede en van de Nederlandse luchtvaart;

- De bewaarde gebleven structuur van een legeringskamp uit de Tweede Wereldoorlog met een Twentse buurtschap plattegronden gebaseerde opzet in een essen-kampenlandschap.


Zuidkamp is voorzien van een kenmerkend kronkelend, amorf stratenpatroon van klinker- en asfaltwegen en een gevarieerd karakter van bebouwing en groenvoorzieningen (parkaanleg, erven, weiden). Dit is waardevol en dient behouden te worden. Uit het bestemmingsplan 't Vaneker fase 1 is het gehele gebied waar toekomstige woongebied 't Vaneker zal worden gerealiseerd als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt. Het behoud en waar mogelijk herstel of versterking van de aanwezige cultuurhistorische waarden in het gebied hebben dan ook nadrukkelijk mede aan de basis gelegen voor zowel de ruimtelijke hoofdopzet als de verdere uitwerking van het toekomstige woongebied. De rijke cultuurhistorische aspecten van het gebied zijn belangrijke dragers van de identiteit van het woonlandschap. In het gebied zijn al relatief veel woningen aanwezig. Boerderijen met schuren en waardevolle erfbeplanting, gebouwen gebouwd in de bezettingstijd en recentere landhuizen bieden een zeer gevarieerd aanbod aan woningen en beeld.

Het geldende bestemmingsplan bevat beschermende regels voor de inpassing van het bestaande cultuurhistorisch waardevolle vastgoed op het Zuidkamp en de bestaande cultuurhistorisch waardevolle landschappelijke elementen in het plangebied. Deze zullen worden overgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.

Inpassing cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren

Voor het vigerende bestemmingsplan is er uitvoerig overleg geweest met Het Oversticht over de wijze waarop omgegaan kan worden met het ruim aanwezige cultuurhistorische erfgoed in het plangebied en dan met name op het Zuidkamp. Dit erfgoed wordt door alle betrokkenen als een waardevolle eigenschap van het gebied gewaardeerd. Aan de gebouwen dient echter wel een goede functie te kunnen worden gegeven om dit erfgoed ook voor het nageslacht op een goede wijze te behouden. In goede samenwerking met Het Oversticht is een passende methodiek uitgewerkt om dit in het bestemmingsplan en beeldkwaliteitplan te beschrijven en waar nodig te beschermen. Er is daarbij geen sprake van een rigide beschermingsregeling in de vorm van een hard sloopverbod maar veel meer van een stimuleringsregeling om in samenspraak met de stadsbouwmeester het cultuurhistorisch waardevolle karakter van het bestaande vastgoed zoveel mogelijk te behouden.


Karakteristieke bebouwing

In het kader van de herontwikkeling van de defensieterreinen in 't Vaneker, wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld voor het hele gebied in 't Vaneker. In dit gebied bevinden zich een viertal gebouwen met cultuurhistorische waarde die nog niet beschermd zijn in het vigerende bestemmingsplan. Gebleken is dat deze 4 gebouwen nader aangeduid dienen te worden als "karakteristiek". Dit in aanvulling op de reeds aanwezige karakteristieke panden binnen 't Vaneker. Hieronder zal nader ingegaan worden op deze 4 karakteristieke gebouwen.


Het gaat om de volgende vier gebouwen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0025.png"


1. Garage kavel 90
Adres: Heetveldweg 15 Enschede
Kadastrale gegevens: LONNEKER C 9516

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0026.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0027.png"


2. Elektriciteitshuisje kavel 88
Adres: Heetveldweg 9 Enschede
Kadastrale gegevens: LONNEKER C 9488

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0028.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0029.png"

3. Theekoepel van Blijdenstein
Adres: Vanekerbeekweg 45 Enschede

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0030.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0031.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0032.png"


4. Garage Kavel 72
Adres: Zuidkampweg 38 Enschede
Kadastrale gegevens: LONNEKER C 9498

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0033.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0034.png"

4.9 Archeologie

In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, het Verdrag van Malta of - zoals het officieel heet - het "Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed." Sinds juli 2016 beschermd De Erfgoedwet het cultureel erfgoed in Nederland.

Deze wetgeving legt de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed bij de gemeenten en bepaalt dat archeologie voortaan binnen het instrumentarium van de ruimtelijke ordening dient te worden meegewogen. De kern van de wetgeving is als volgt:

  • Het Rijk blijft verantwoordelijk voor de afgifte van monumentenvergunningen en voor de aanwijzing van archeologische rijksmonumenten;
  • De provincie kan archeologische attentiegebieden aanwijzen die moeten worden opgenomen in een bestemmingsplan van een gemeente en kan verplichtingen opleggen bij ontgrondingen;
  • De gemeente kan archeologische verplichtingen verbinden aan bouw-, sloop- en aanlegvergunningen;
  • De regels gelden alleen bij nieuwe bestemmingsplannen alsmede bij wijzigingen en ontheffingen van bestaande bestemmingsplannen.

De gemeente heeft ten aanzien van het omgaan met archeologie een substantiële inhoudelijke beleidsruimte toegewezen gekregen om belangenafwegingen te maken. De wet impliceert voor gemeenten het volgende:

  • Voor alle bodemverstoringen binnen de archeologische contouren op de bestemmingsplankaarten geldt een vergunningstelsel;
  • De vergunningaanvrager is financieel en operationeel verantwoordelijk;
  • De gemeente stelt de eisen en handhaaft ze.

Archeologiebeleid gemeente Enschede

Op 28 januari 2008 is door de gemeenteraad van Enschede het gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. Hierin is opgenomen hoe Enschede invulling geeft aan het "rekening houden met archeologie". Op basis van het beleid dient archeologie op een dusdanig vroegtijdig stadium te worden betrokken bij planontwikkelingen en/of aanvragen van bouw-, sloop- of aanlegvergunningen dat de risico's voorafgaand aan de werkzaamheden in kaart kunnen worden gebracht. Hierbij is het van belang dat inzicht bestaat in de archeologische verwachtingswaarde en de trefkans dat waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Daarbij geldt dat de geologie, de geomorfologie en de aard van de bodem zeer bepalend zijn voor de archeologische verwachtingswaarde. Gesteld kan worden dat tot de middeleeuwen nederzettingen meestal gelegen waren op de hooggelegen gronden (stroomruggen en oeverwallen). In de middeleeuwen en daarna heeft zich op een deel van deze gronden een esdek gevormd. Op deze hoger gelegen gebieden zijn resten van nederzettingen uit diverse periodes te verwachten. Op basis van kennis over het hiervoor genoemde kan een indicatie worden gegeven over hoe groot de kans is dat ergens waardevolle zaken in de bodem aanwezig zijn. Deze indicaties staan op de Algemene Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Enschede aangegeven. De Algemene Archeologische Verwachtingskaart van Enschede is opgebouwd uit aparte verwachtingskaarten voor de periode waarin de mensen als jagers en verzamelaars leefden en de periode waarin mensen sedentair gingen leven als landbouwers. Daarnaast zijn ontgrondingsgegevens en historische elementen, zoals molens, hoeven en landweren, toegevoegd. Deze verwachtingskaart is vertaald naar een beleidskaart (juli 2009)

Archeologisch onderzoek

Het woonlandschap 't Vaneker ligt ten westen van Lonneker op de flank van de hoger gelegen stuwwal en grotendeels in dekzandgebied. In het gebied komt op een geringere diepte onder het maaiveld keileem voor. Op de hellingen van de stuwwal ontspringen diverse beken. De geologie, de geomorfologie en de aard van de bodem zijn zeer bepalend voor de archeologische verwachtingswaarde en de trefkans dat bewoningssporen en resten van nederzettingen uit de diverse perioden worden aangetroffen. Het plangebied heeft op de Archeologische beleidskaart de aanduiding “Onderzoeksgebied A” en “Onderzoeksgebied B”. Gebieden gelegen binnen de aanduiding “Onderzoeksgebied A” hebben een hoge archeologische verwachting. Hier worden bewoningsresten verwacht van de eerste erven van Enschede. Wanneer bodemingrepen zijn voorzien waarbij de verstoring meer bedraagt dan 250 m2 en een diepte van 50 cm of meer dan is in beginsel archeologisch onderzoek vereist. Voor gronden gelegen binnen “Onderzoeksgebied B” geldt in beginsel een archeologische onderzoeksplicht bij een verstoring groter dan 2500 m2 en een diepte van 50 cm of meer.

Ten behoeve van de totale planontwikkeling 't Vaneker zijn er diverse archeologische (voor)onderzoeken uitgevoerd. De eerste rapportages dateren uit 2006 en de laatste uit 2019.

Beoordeeld is of de uitgevoerde onderzoeken nog actueel zijn omdat deze grotendeels meer dan twee jaar geleden zijn opgesteld. Gezien het laag-dynamische onderwerp en de constatering dat er in de tussentijd geen aanleidingen zijn geweest om aanvullend onderzoek uit te voeren, zijn de uitgevoerde onderzoeken nog voldoende actueel.

Tijdens de archeologische onderzoeken zijn enkele behoudenswaardige vindplaatsen aangetroffen. Deze zijn allen opgegraven. Noemenswaardig is de opgraving Erve Sprakel in 2010.

Inmiddels is het plangebied in zijn geheel onderzocht en is het grootste gedeelte van het plangebied is vrijgegeven voor wat betreft het omgevingsaspect archeologie. Dit met uitzondering van een klein terrein nabij de Heetveldweg. Dit gebied is onderzocht door Laagland Archeologie (Laagland Archeologie Rapport 322 & 348; jul 2019 resp. nov 2019). Op basis van het bureauonderzoek en verkennend veldonderzoek door middel van grondboringen bleek in het plangebied sprake te zijn van een hoge archeologische verwachting. Vervolgens is in het najaar van 2019 een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek heeft zich beperkt tot de te bebouwen percelen. Op basis van de onderzoeksresultaten is het met proefsleuven onderzochte gebied vrij gegeven. Het gedeelte binnen het onderzoeksgebied Heetveldweg – Zuidkampweg waar geen proefsleuven onderzoek heeft plaatsgevonden is niet vrij gegeven. Hiervoor zal in het bestemmingsplan ene dubbelbestemming Archeologie worden opgenomen.

Voor 't Vaneker is het Programma van Eisen “Vliegveld Twenthe, Archeologische begeleiding diverse grondwerken en opruiming NGE's deelgebieden Vliegveld Twenthe” van kracht. Dit houdt, kort samengevat, in dat wanneer tijdens de ruiming van NGE's materialen worden gevonden waarvan vermoed wordt dat deze archeologisch interessant kunnen zijn, deze geïnspecteerd moeten worden door een archeologisch begeleider. Het betreft hierbij vooral om archeologische relicten uit de Tweede Wereldoorlog.

De in deze paragraaf genoemde archeologische onderzoeksrapportages van het onderzoeksgebied Heetveldweg – Zuidkampweg zijn als bijlagen 2 en 3 bij de toelichting opgenomen.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van archeologie geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en de binnen het bestemmingsplan voorgenomen ontwikkelingen. Voor de niet door archeologische proefsleuven onderzochte locatie aan de Heetveldweg zal een dubbelbestemming Archeologie worden opgenomen.

4.10 Welstand en beeldkwaliteit

In de Welstandsnota "Bouwen aan identiteit" is aangegeven aan welke welstandseisen bouwwlannen moeten worden getoetst. Daartoe zijn in de Welstandsnota voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede welstandsidentiteiten opgenomen. Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Vaneker 2019" gelden diverse welstandsidentiteiten (zie legenda onderstaande kaartje).

Beeldkwaliteitplan

Er vinden geen wijzigingen in soorten welstandsidentiteiten plaats ten opzichte van het geldende Beeldkwaliteitsplan. Wel krijgen een aantal locaties binnen het Vaneker een andere identiteit, waaronder de voormalige defensieterreinen.

Procedure wijziging Welstandsnota

Ten aanzien van de procedure tot wijziging van de Welstandsnota en vaststelling beeldkwaliteitplan kan aangegeven worden dat het ontwerpbesluit tot vaststelling van het nieuwe beeldkwaliteitplan 't Vaneker wijziging 2 als Wijziging 112 van de Welstandsnota gelijktijdig met het onderhavige ontwerpbestemmingsplan "Vaneker 2019" ter visie gelegd zal worden voor een periode van zes weken. Gedurende deze termijn kunnen er zienswijzen ingediend worden. Deze zullen verder meegenomen worden bij de vaststelling van het Beeldkwaliteitsplan. Tegen de vaststelling door de gemeenteraad van een wijziging van de Welstandsnota en/of een beeldkwaliteitplan staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht geen mogelijkheid tot bezwaar of beroep open.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0035.png"

Welstandsidentiteiten BKP 't Vaneker, wijziging 2 - februari 2020

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0036.png"

legenda met welstandsidentiteiten BKP 't Vaneker, wijziging 2 - februari 2020

4.11 Duurzaamheid

Duurzaamheid is een centraal thema in het gemeentelijk beleid van Enschede. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. Tot voor kort werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem, geen aandacht was maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake. Om daar verandering in te kunnen brengen is het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

4.11.1 Speerpunten van het duurzaamheidsbeleid

In het Actieplan duurzaamheid, dat op 8 juni 2015 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld, heeft de gemeenteraad er voor gekozen om het duurzaamheidsbeleid toe te spitsen op de volgende punten:

Energie
Verhogen van het op eigen grondgebied opgewekte aandeel hernieuwbare energie tot minimaal 12 procent in 2030 en minimaal 27 procent van het voor 2050 voorziene gebruik van energie.
 
Eigen organisatie
Zelf het goede voorbeeld geven.  
Biodiversiteit
Behoud en versterken van de verscheidenheid aan dier- en plantsoorten in de leefomgeving  
Groene groei
Groei van de economie zonder dat dit nadelig is voor klimaat, water,
bodem, grondstoffen en biodiversiteit.
 
Circulaire economie
Verminderen van de hoeveelheid (rest-)afval door afvalpreventie en het beter scheiden van restafval.  
Klimaatadaptatie
Negatieve gevolgen die gepaard gaan met klimaatverandering beperken en de kansen die de klimaatverandering biedt benutten.
 
Duurzame mobiliteit
Verhoging van het aandeel fietsgebruik in het totaal aantal verplaatsingen, stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en stimuleren van het gebruik van elektrische auto's.  
WEconomy
Bewoners in Enschede dragen in collectief verband actief bij aan een of meer van de duurzame
doelstellingen.  

Aanpak van het duurzaamheidsbeleid

Binnen de voorgestane aanpak van het Actieplan Duurzaamheid staan de begrippen 'duurzame daden', 'duurzame deals' en 'duurzaam doen' centraal.

Duurzame daden

De gedachte hierbij is dat het zichtbaar maken van bestaand duurzaam gedrag de beste manier is om anderen te inspireren en aan te zetten tot duurzaam handelen. We richten ons daarbij op de groep die in beginsel bereid is tot duurzaam gedrag.

Duurzame deals

Duurzame deals, oftewel afspraken over duurzaam handelen, zijn een middel om nieuw duurzaam gedrag uit te lokken. Bij de uitvoering van duurzame initiatieven lopen bedrijven, instellingen en groepen inwoners soms tegen barrières aan. De gemeente wil die belemmeringen wegnemen. Soms kunnen we daar zelf voor zorgen. In andere gevallen doen we daarvoor een beroep op anderen. De deals maken duidelijk dat verduurzaming van de samenleving een opgave is die we samen moeten oppakken.

Duurzaam Doen

Zelf het goede voorbeeld geven is binnen de gekozen aanpak een belangrijk uitgangspunt. Verduurzaming van de eigen organisatie is in dit Actieplan duurzaamheid verder uitgewerkt onder de noemer Duurzaam Doen.

Voor deze benadering is gekozen, omdat het een positieve benadering is, die anderen inspireert en stimuleert tot duurzame handelingen (gedrag, het doen van investeringen etc.). Het voordeel van deze aanpak is bovendien dat het gedrag voor de doelgroep herkenbaar en dichtbij is, de communicatieboodschap hierdoor aansluit bij de belevingswereld van mensen en de huidige doeners de afzender/ambassadeur zijn (in plaats van de gemeente). Hierdoor is het een aanpak van de stad, in plaats van de gemeente.

4.11.2 Duurzaamheidsbeleid en het bestemmingsplan

In deze paragraaf wordt aan de hand van het Actieplan Duurzaamheid bekeken in hoeverre het bestemmingsplan kan bijdragen aan de realisatie van de gemeentelijke duurzaamheidsambities.

Algemeen

Bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet. Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

Energie :

Voor het realiseren van veel energie besparende maatregelen of voorzieningen in, aan of op gebouwen, zoals isolatie van vloer, muren of dak, het plaatsen van zonnepanelen of een zonnecollector op het dak, is geen omgevingsvergunning vereist. Voor warmte-koude opslag en bodemenergiesystemen is de provincie Overijssel het bevoegd gezag. Voor nieuwbouw geldt dat moet worden voldaan aan de energieprestatienormen uit het Bouwbesluit. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van windturbines of zonnepanelen op maaiveldniveau en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Klimaatadaptatie :

Voor het realiseren van relatief eenvoudige klimaatadaptieve maatregelen en voorzieningen als groene dakbedekking op gebouwen en het in de bodem infiltreren van hemelwater is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater, het vrij houden van bebouwing van overloopgebieden, het vrij houden van bebouwing langs beken of van lage plekken die natuurlijke waterbergingen vormen, het ophogen van gronden of het realiseren van bouwwerken ter voorkoming van overstromingen en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Circulaire economie:

Voor het realiseren van afvalcontainers voor het gescheiden inzamelen van afval en herbruikbare materialen is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen en inrichtingen voor de verwerking van afval.

Biodiversiteit :

Natuurgebieden, bossen, parken en andere structurele, veelal openbaar toegankelijke, groenvoorzieningen worden in een bestemmingsplan als zodanig bestemd en voorzien van een passende beschermende gebruiks- en bouwregeling. Daarnaast maakt een bestemmingsplan het in nagenoeg elke bestemming mogelijk om groenvoorzieningen van ondergeschikte aard te realiseren.

Overige actiepunten :

Voor de overige actiepunten uit het Actieplan Duurzaamheid kan kortheidshalve worden volstaan met de conclusie dat deze geen ruimtelijke relevantie hebben en als zodanig dus ook niet van invloed zijn op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Conclusie

Bij de beoogde herverkaveling van 't Vaneker worden geen ruimtelijk relevante duurzame maatregelen en voorzieningen vereist die een bijdrage kunnen leveren aan de duurzaamheidsambities van de gemeente Enschede. Dit komt omdat het onderhavige bestemmingsplan een soort van actualisatieplan is waarbij een herverkaveling plaatsvindt zonder dat er woningen in het gebied worden toegevoegd en de bestemming "Groen" zal worden verruimd.

Het vaststellen van het bestemmingsplan Vaneker 2019 draagt op indirecte wijze bij aan het realiseren van de gemeentelijke duurzaamheidsdoelstellingen. Het bestemmingsplan doet geen uitspraken over zaken als energiebesparing. Het bestemmingsplan geeft wel stedenbouwkundige en functionele kaders en randvoorwaarden voor het hergebruik van leegstaande cultuurhistorisch waardevolle panden op het Zuidkamp. Dat heeft op de langere termijn naar verwachting een positief effect op de kwaliteit van de gebouwen. Kopers van kavels en in te passen bestaande gebouwen in 't Vaneker zullen worden gestimuleerd om een zo duurzaam mogelijke woning te realiseren. De kavelkopers kunnen zich tijdens het ontwerp van hun woning een aantal uren te laten begeleiden door een adviseur op het gebied van duurzaamheid. Zij ontvangen hierbij tips voor het duurzaam inrichten van hun kavel en het duurzaam ontwerpen en gebruiken van hun woning. Bij de adviezen wordt aandacht besteed aan de thema's energie, milieu (materiaalgebruik, water), gezondheid (luchtkwaliteit), gebruikskwaliteit (toegankelijkheid) en toekomstwaarde.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Vaneker 2019 " getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

5.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.).

In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken daadwerkelijk een m.e.r.-(beoordelings)procedure doorlopen moet worden dan wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden uitgevoerd.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:

  • 1. het plan of besluit maakt geen activiteiten mogelijk die in het Besluit m.e.r. zijn genoemd. Er geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.
  • 2. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 3. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of er mogelijk aanzienlijke milieugevolgen optreden. Zo ja, dan is alsnog het uitvoeren van een m.e.r. verplicht;
  • 4. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet nagaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben.Zo ja, dan moet er alsnog een volledige m.e.r.-(beoordelings)procedure worden doorlopen.

Toetsing bestemmingsplan "Vaneker 2019 " aan het Besluit m.e.r.

Het bestemmingsplan 'Vaneker 2019' heeft tot doel de herverkaveling van woonpercelen op het Vaneker mogelijk te maken waarbij het maximum vastgestelde aantal woningen niet toeneemt. Deze herverkaveling is mede naar aanleiding van het in eigendom verkrijgen van een tweetal defensieterreinen binnen het Vaneker. Delen van het voormalige defensieterrein zullen de bestemming "Groen" krijgen.

Deze beoogde ontwikkeling is geen activiteit als genoemd in de bijlage bij het Besluit m.e.r. waarvoor een m.e.r. of m.e.r. beoordeling dient te worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het Besluit m.e.r. kan dan ook achterwege blijven.

5.1.2 Milieuhinder van bedrijven en voorzieningen

In verband met het op te stellen bestemmingsplan voor het plangebied Vaneker is onderzoek verricht naar de potentiële milieubelasting van de bedrijven binnen het plangebied en de bedrijven in de omgeving van het plangebied. Hierbij is gebruik gemaakt van het bedrijvenbestand van de afdeling Vergunningen. Met behulp van de publicatie "Bedrijven en milieuzonering", een VNG uitgave van 2009, zijn van de aanwezige bedrijven de indicatieve hindercontouren en de categorie bepaald.

1. Aanpak

Om eventuele knelpunten te signaleren is onderzoek verricht naar de invloed van bedrijven op het plangebied. Bij de inventarisatie is gebruik van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering, een VNG uitgave van 2009. Deze publicatie biedt een handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk. De genoemde afstanden gelden vanaf de grens van de inrichting tenzij anders vermeld. De vermelde milieucategorie is de categorie zoals deze wordt gebruikt ten behoeve van bestemmingsplannen.

Tabel afstanden en categorieën

Categorie   Afstanden in meters  
1   10  
2   30  
3.1   50  
3.2   100  
4.1   200  
4.2   300  
5.1   500  
5.2   700  
5.3   1000  
6   1500  

2. Resultaten

Bedrijven binnen het plangebied.

Binnen het plangebied is slechts 1 bedrijf gelegen t.w. een theehuis (categorie 1). Gelet op de categorie-indeling is dit bedrijf acceptabel in de nabijheid van woningen.

Daarnaast zijn nog een tweetal gasdrukregel- en meetstations binnen het plangebied aanwezig. Dergelijke gasstations zijn doorgaans aanvaardbaar in een woonomgeving.

Bedrijven buiten het plangebied

De bedrijven in de omgeving van het plangebied zijn geïnventariseerd. Het betreffen agrarische bedrijven en een kinderboerderij. Van de bedrijven zijn de indicatieve milieucontouren bepaald. Uit de inventarisatie is gebleken dat de indicatieve milieucontouren van een aantal van deze bedrijven zijn gelegen binnen het plangebied. Deze bedrijven zijn daarom nader onderzocht. Het betreft de volgende bedrijven:

1. Vanekerbeekweg 15 Stichting Kinderboerderij Enschede Noord

De indicatieve normafstand tot woningen is 100 m. Deze contour is gelegen binnen het plangebied. De kinderboerderij is echter op ca. 195 m afstand van de bestemming Wonen gelegen. De kinderboerderij vormt daarom geen knelpunt voor het bestemmingsplan.

2. Agrarische bedrijven Vergertweg 103 en Vergertweg 105

In 2013 is door Adviesbureau de Haan een geuronderzoek uitgevoerd met het oog op de voorgenomen realisatie van het woongebied 't Vaneker. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport Geuronderzoek woningbouwproject 't Vaneker Enschede, nummer S.13.175 d.d. 14 november 2013. De conclusie van het onderzoek was dat de agrarische bedrijven geen belemmeringen vormden voor de beoogde woningbouw met directe bouwtitel. Andersom werd geconcludeerd dat de geplande ontwikkeling geen belemmering vormde voor de mogelijkheden van deze agrarische bedrijven.

Om het plandeel dat het dichtst bij deze agrarische bedrijven is gelegen te ontwikkelen dient de bestemming te worden gewijzigd van Groen naar Wonen. Om deze bestemmingswijziging mogelijk te maken diende onder andere het aspect geur voor beide agrarische bedrijven in relatie tot dit plandeel te worden onderzocht. In 2017 heeft Adviesbureau de Haan daarom het onderzoek uit 2013 geactualiseerd. Hiervan is verslag gedaan in het rapport Vaneker woningbouwproject te Enschede actualisatie definitief, nummer AH.2017.0916.00.R002 d.d. 2 november 2017 (zie bijlage 4 van de bijlagen bij de toelichting).

Het doel van het onderzoek was om aan te tonen of de bestemmingswijziging geen beperking vormt voor de mogelijkheden van deze agrarische bedrijven. Verder moest het onderzoek uitwijzen of ter plaatse van de woonbestemming sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor wat betreft het aspect geur.

Wijziging bedrijfsactiviteiten ten opzichte van onderzochte situatie 2013:

Bedrijfsactiviteiten Vergertweg 103

In 2016 is voor het bedrijf een omgevingsvergunning fase 1 (milieu) verleend voor het veranderen van het bedrijf naar een stadsboerderij met landschapswinkel. Het houden van varkens in de bestaande stallen wordt daarmee beëindigd. In de nieuwe situatie (nog niet gerealiseerd) worden 4 pony's en een paard gehouden in de bestaande stal D. Daarnaast is het plan om verschillende diersoorten (o.a. 50 nertsen) te houden in een nieuw te bouwen stal. Fase 2 van de aanvraag om de vergunning, namelijk de aanvraag voor het ruimtelijke ordeningsdeel is nog niet aangevraagd. Hierdoor is de vergunning niet in werking.

Bedrijfsactiviteiten Vergertweg 105

De bedrijfsactiviteiten zijn ongewijzigd ten opzichte van de situatie in 2013.

Conclusie geactualiseerd geuronderzoek

Uit het geactualiseerde onderzoek is het volgende naar voren gekomen:

Worden de bedrijven beperkt?

Uit het onderzoek blijkt dat de wijziging van de bestemming van het plangebied voor het aspect geur geen belemmering vormt voor de ontwikkelingsmogelijkheden van beide bedrijven. Beide bedrijven zijn in werking conform de planologisch maximale mogelijkheden. Verdere uitbreiding is daarmee niet aan de orde.

De toekomstige gewenste situatie van het bedrijf Vergertweg 103 zorgt wel voor een zwaardere belasting voor wat betreft het aspect geur, in vergelijking met de bestaande situatie. In de gewenste situatie, zoals vergunt in 2016, is de geurbelasting op het noordelijke plandeel het hoogst, aanzienlijk hoger dan in de bestaande situatie. Op de plangrens wordt wel voldaan aan de wettelijke normstelling van 14 OUE/m3, waarmee de gewenste ontwikkeling van het bedrijf wel mogelijk is, en verenigbaar met een woonfunctie op de plangrens.

Het voornemen van het bedrijf tot het houden van 50 nertsen vormt echter wel een beperking. De grotere richtafstand van 100 meter bij het houden van nertsen, ligt deels over het plangebied, waardoor woningbouw in dit deel van het plangebied een beperking vormt voor het bedrijf. Met het realiseren van een emissiearme huisvesting wordt de richtafstand met 25 meter beperkt tot 75 meter, waarmee de overlap met het plangebied wordt beperkt. Dan nog vormt woningbouw binnen de richtafstand een beperking voor het bedrijf, indien invulling wordt gegeven aan het houden van nertsen. Aangezien de regels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan het houden van nertsen niet mogelijk maakt, is er geen zicht op het verlenen van fase 2 van deze vergunningsaanvraag. Er is daarom geen sprake van een berperking voor het bedrijf door de beoogde woningbouw. De planologische mogelijkheden voor het houden van dieren zoals in het ter plaatse geldende bestemmingsplan zijn afgestemd met de beoogde woningbouwplannen in 't Vaneker, en zullen geen beperkingen opleveren.

Is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het plangebied?

In de bestaande situatie van beide bedrijven is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat op het plangebied. Op een klein hoekje van het plandeel is sprake van een 'matig' leefklimaat. Wanneer met de kavelindeling van de woningen echter rekening wordt gehouden met de berekende geurcontour, is het mogelijk de woningen binnen de contour van een 'redelijk goed' tot 'goed' leefklimaat te realiseren.

Wanneer de gewenste situatie door het bedrijf Vergertweg 103 wordt gerealiseerd, is er op een klein deel van het plangebied sprake van een 'matig' tot 'tamelijke slecht' leefklimaat. Dit betekent een geurbelasting hoger dan 6,5 OUe/m3 voor de 98-percentiel. De gewenste bedrijfssituatie door het bedrijf Vergertweg 103 geeft daarmee een aanzienlijk verminderd leefklimaat op een deel van het plangebied, waarvoor de wijzigingsbevoegdheid geldt. Dit gebied waar in het vigerende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid van toepassing is, maakt geen deel uit van het onderhavige plangebied. Hiervoor is de gemeente voornemens om met gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid een separaat plan op te stellen en een apart proces in te gaan. De berekende geurbelasting voor dit wijzigingsgebied voldoet wel aan de wettelijke normstelling van 14 OUe/m3, waardoor de voorgenomen woningbouw evengoed wel doorgang kan vinden.

Conclusie

Op basis van het geuronderzoek van 2017 kan worden geconcludeerd dat de agrarische bedrijven aan de Vergertweg 103 en 105 geen belemmeringen opleveren voor de planontwikkeling. In de bestaande situatie van beide bedrijven is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat op het plangebied. Op een klein hoekje van het plandeel is sprake van een 'matig' leefklimaat. Wanneer met de kavelindeling van de woningen rekening wordt gehouden met de berekende geurcontour, is het mogelijk de woningen binnen de contour van een 'redelijk goed' tot 'goed' leefklimaat te realiseren.

5.1.3 Bodemkwaliteit

Algemeen

Het bodembeleid in Nederland heeft een hervormingsfase ondergaan. Er is sprake geweest van een overgang van het saneren van vervuilde bodem naar het duurzaam en efficiënt beheren en bewust gebruiken van de bodem en ondergrond in relatie met de bovengrondse toedeling van functies. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van bodemverontreiniging, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond, inclusief de daarin aanwezige verontreinigingen in grond en grondwater. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk. Functiegericht en kosteneffectief saneren is dan voldoende. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Daarnaast mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet. Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.

In het kader van een "goede ruimtelijke ordening" zoals beschreven in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, is het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit geschikt dient te zijn voor de voorgenomen bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of het plan uitvoerbaar is. De milieuhygiënische bodemgesteldheid speelt daarbij een rol. De Wet bodembescherming kan hierbij van toepassing zijn.

Bestemmingsplan "Vaneker 2019"

Het bestemmingsplan 'Vaneker 2019" is een nieuw bestemmingsplan en voorziet in een herverkaveling van woonpercelen. Dit houdt in dat er sprake is van een actualisatie van de eerder voorgenomen planologische situatie. De huidige bodemgesteldheid kan de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan engszins beïnvloeden. Het is bekend dat door het historisch gebruik van de percelen op 't Vaneker er locaties aanwezig zijn of kunnen zijn waar de bodem verontreinigd is. Hiermee dient rekening gehouden te worden bij eventuele herontwikkelingen binnen het gebied.

Conclusie bodemkwaliteit

Het is bekend dat er binnen het plangebied lokaal sprake is of kan zijn van bodemverontreiniging. Dit betekent dat de initiatiefnemer bij plannen tot herontwikkeling, uitbreiding en/of functiewijziging rekening moet houden met de mogelijke aanwezigheid van bodemverontreiniging. De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt door de aanwezigheid van deze bodemverontreiniging niet wezenlijk belemmerd. De betreffende bodemverontreiniging vormt of geen belemmering of kan functiegericht en kosteneffectief worden gesaneerd.

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.4 Wet geluidhinder

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen en/of de transformatie van bestaande panden naar wonen of een andere geluidgevoelige functie mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan het ook noodzakelijk zijn dat akoestisch onderzoek wordt uitgevoerd in situaties dat de Wet geluidhinder niet van toepassing is.

Met het plan worden de gebieden binnen het Vaneker waar nog geen woningen zijn gerealiseerd herverkaveld. Daarbij neemt het maximum aantal woningen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan niet toe. De te realiseren woningen zijn gelegen binnen de onderzoekszone van diverse wegen. Railverkeerslawaai., industrielawaai en luchtvaartlawaai zijn niet relevant.

Wegverkeerslawaai

Wettelijk kader

In artikel 74 van de Wgh is bepaald dat zich aan weerszijden van een weg een zone bevindt. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. De zonering geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km per uur.

Volgens artikel 76a/77 van de Wgh moet bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan of een projectbesluit, waarin nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, binnen onderzoekszones van wegen, als bedoeld in artikel 74 van de Wgh, akoestisch onderzoek worden verricht.

De geluidsgevoelige bestemmingen die binnen het bestemmingsplan Vaneker 2019 nog kunnen worden gerealiseerd zijn gelegen in buitenstedelijk gebied binnen de zone van bestaande wegen. Op woningen bedraagt de voorkeurswaarde 48 dB (artikel 82, eerste lid Wgh). Indien deze waarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een hogere waarde worden verleend tot ten hoogste 53 dB (artikel 83, eerste lid Wgh).

Het vaststellen van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidnota Enschede 2009-2012 (verder Geluidnota). De Geluidnota is op 3 april 2018 door Burgemeester en Wethouders (gedeeltelijk herzien) vastgesteld.

Akoestisch onderzoek

Om inzicht te krijgen in de geluidsbelasting die de nog te realiseren woningen zullen ondervinden vanwege het wegverkeer is door de afdeling Bestemmen van de gemeente Enschede een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport “Akoestisch onderzoek Bestemmingsplan Vaneker Enschede, Wegverkeerslawaai; d.d. 8 februari 2020”.

Het rapport is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Onderzoeksresultaten

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat op de meeste van de nog ca. 70 te realiseren woningen de geluidsbelasting vanwege wegverkeer lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Op 8 kavels en twee voormalige defensiepanden wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden.

Vanwege het wegverkeer op De Braakweg wordt op 8 kavels de voorkeursgrenswaarde overschreden. De geluidsbelasting bedraagt vanwege het wegverkeer op De Braakweg ten hoogste 53 dB. Drie van de kavels zijn gelegen ten zuiden van de Zuidkampweg en vijf van de kavels ten noorden van de Zuidkampweg. Realisatie van woningen op de kavels is alleen mogelijk als De Braakweg is voorzien van geluidreducerend asfalt en als voor de woningen een hogere waarde is vastgesteld. Voor woningen op de kavels ten zuiden van de Zuidkampweg is in 2013 al een hogere waarde vastgesteld. De destijds vastgestelde hogere waarde is toereikend. Voor de woningen op de vijf kavels ten noorden van Zuidkampweg moet een hogere waarde worden aangevraagd. Aan de voorwaarden, uit de Wet geluidhinder en de Geluidnota, voor het vaststellen van een hogere waarde wordt voldaan.

Vanwege het wegverkeer op De Braakweg en/of de Zuidkampweg wordt op twee voormalige defensiepanden, die zijn gelegen aan de Zuidkampweg 1 en 5, de voorkeursgrenswaarde overschreden. De geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op bedraagt op de panden Zuidkampweg 1 en 5 respectievelijk ten hoogste 56 en 53 dB, incl. aftrek ex. artikel 110g Wgh. Daarmee wordt op het pand Zuidkampweg 1 niet voldaan aan de ten hoogste vast te stellen hogere waarde van 53 dB. Het realiseren van een geluidsgevoelige bestemming in het pand Zuidkampweg 1 is niet mogelijk. Op het pand Zuidkampweg 5 wordt wel voldaan aan de ten hoogste vast te stellen hogere waarde van 53 dB. Voor de in het pand Zuidkampweg 5 te realiseren geluidsgevoelige bestemming is in 2013 al een hogere waarde vastgesteld. De destijds vastgestelde hogere waarde is toereikend.

Railverkeerslawaai

Het plangebied is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.

Industrielawaai

Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van een gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.

Luchtvaartlawaai

Het plangebied is niet binnen de geluidszone van het vliegveld Twente.

Conclusie Wet geluidhinder

Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de nog te realiseren woningen. Om op vijf kavels langs De Braakweg, ten noorden van de Zuidkampweg, woningen te kunnen realiseren is het noodzakelijk dat vanwege het wegverkeer op De Braakweg een hogere waarde wordt vastgesteld.

5.1.5 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • e. een project niet voorziet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen gezoneerde rijksweg of provinciale weg.

Luchtkwaliteit en het plangebied “Vaneker 2019

Het bestemmingsplan "Vaneker 2019" is een nieuw bestemmingsplan en voorziet in een herverkaveling van woonpercelen. Dit houdt in dat er sprake is van een actualisatie van de eerder voorgenomen planologische situatie Het bestemmingsplan Vaneker 2019 ” is hoofdzakelijk conserverend van aard. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan overwegend de bestaande situatie is vastgelegd. Vaak betekent dit ook dat de in dit plan geprojecteerde bestemmingen niet wezenlijk afwijken van die in het geldende bestemmingsplan. Voor gebieden die in dit bestemmingsplan conserverend zijn bestemd, is een onderzoek naar de luchtkwaliteit achterwege gebleven, omdat de resultaten van een dergelijk onderzoek de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet beïnvloeden.

Binnen het plangebied Vaneker zijn ca. 250 woningen voorzien. Waarvan al een groot deel is gebouwd. Circa 70 woningen zijn nog niet gerealiseerd. Vanwege het in eigendom krijgen van een tweetal defensieterreinen is het wenselijk om de gebieden waar nog geen woningen zijn gerealiseerd te herverkavelen waarbij het maximum vastgestelde aantal woningen niet toeneemt ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. Het plan heeft dan ook geen gevolgen voor de luchtkwaliteit.

Daarnaast is het bestemmingsplan zondermeer een ontwikkeling die niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Het aantal van nog ca. 70 te realiseren woningen, maar ook het totaal aantal van ca. 250 woningen, blijft ruimschoots onder het aantal van 1.500 woningen dat in de 'Regeling niet in betekenende mate' wordt genoemd.

In de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gegevens opgenomen met betrekking tot de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in Nederland. Uit de monitoringstool 2019 blijkt dat op het plangebied in alle zichtjaren (2018, 2020 en 2030) aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.

Conclusie luchtkwaliteit

Het onderhavige bestemmingsplan voegt geen woningen toe in het plangebied. In de Ministeriële Regeling niet in betekenende mate zijn ontwikkelingen als zijnde ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Het plan valt binnen de in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' genoemde kaders waardoor er uit het oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmering ligt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit (art 5.16 WM, lid 1 onder b) geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Vaneker 2019” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Vaneker 2019” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water is het wettelijk kader het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). De basis van die nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Vaneker 2019” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Vaneker 2019” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Vaneker 2019” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande en het gegeven dat het plan geen (nieuwe) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt binnen risicocontouren kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding. In deze waterparagraaf wordt aangegeven hoe een duurzame waterhuishouding binnen het bestemmingsplangebied en in een groter verband gerealiseerd en gewaarborgd kan worden. Hiertoe wordt eerst ingegaan op de geldende regelgeving en het waterbeleid van de diverse overheden. Vervolgens wordt de huidige situatie van het gebied beschreven. Aansluitend wordt ingegaan op de nieuwe ontwikkelingen zoals het bestemmingsplan "' Vaneker 2019" die beoogt mogelijk te maken. Tot slot van deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze ten behoeve van de geprojecteerde ontwikkelingen in het plangebied uitvoering wordt gegeven aan het waterbeleid en de waterregelgeving. De inhoud van deze waterparagraaf is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan ambtelijk ter beoordeling voorgelegd aan het waterschap Vechtstromen.

Waterwet

De Waterwet moderniseert en integreert de bestaande wetgeving op het gebied van waterbeheer. Uitgangspunten van de Waterwet zijn integraal waterbeheer en de watersysteembenadering, volgens welke het waterbeheer zich niet alleen richt op het water als zodanig, maar ook op ecologische en infrastructurele aquatische systemen, met inbegrip van de bodem, de oevers en de biologische component. Dit in wisselwerking met andere terreinen van overheidszorg als bescherming van het milieu en de zorg voor de
ruimtelijke ordening. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen, zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Met
de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast,
waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie.
Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.

Watertoets

In het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) wordt gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Door water te laten infiltreren in de bodem, en te bergen op daarvoor aangewezen plekken wordt ongecontroleerde overstroming en droogteschade voorkomen. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die wettelijk is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. In bestemmingplannen dient een beschrijving opgenomen te worden van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Hemelwater

Uitgangspunt in het beleid van zowel gemeente als waterschap is het voorkomen van wateroverlast, ook bij hevige buiten. In het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is als beleidsuitgangspunt vastgelegd dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet op doelmatige wijze mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied tenminste 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied en bij uitbreiding van bebouwd oppervlak in bestaand stedelijk gebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave tenminste 40 millimeter, oftewel 40 liter per vierkante meter verhard oppervlak. Om een goede en doelmatige afvoer naar voorzieningen in de openbare ruimte te kunnen garanderen hanteert het waterschap Vechtstromen een maximum norm van 2,4 liter per seconde per hectare. Alleen wanneer het redelijkerwijs niet mogelijk is om op eigen terrein op doelmatige wijze hemelwater te bergen kan dit (deels) in de openbare ruimte worden gerealiseerd. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. In nieuwe situaties (nieuwbouw, herontwikkeling) wordt afvalwater gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van afvalwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA), al dan niet met een helofytenfilter, worden ingericht.

Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijft. Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Vechtstromen en de gemeente Enschede leidend. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefd kan worden en goed te beheren is. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken, tenzij dit oppervlaktewater mede als doel heeft grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken. De aanleghoogte van nieuw oppervlaktewater dient zodanig te zijn dat de overstromingskans vanuit oppervlaktewater beperkt wordt tot eens per 100 jaar (T=100). Bij ontwikkelingen nabij watergangen geeft het waterschap Vechtstromen een aanleghoogte advies.

Grondwater en ontwatering

In de Waterwet is vastgelegd dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Onder ontwatering wordt verstaan: het verschil tussen het peil van de weg of van de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG). Om ongewenste effecten van hoge grondwaterstanden te voorkomen wordt geadviseerd de in onderstaande tabel genoemde ontwateringshoogtes aan te houden:

Grondgebruik    Ontwatering (m – GHG)  
Primaire wegen   0,7  
Secundaire wegen en erfontsluitingswegen   0,5  
Bouwwerken met kruipruimten   0,7  
Bouwwerken zonder kruipruimten   0,5  
Groen   0,5  

De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende en doelmatige maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende advieswaarden voor peilhoogtes:

  • Het vloerpeil minimaal 0,20 m boven straatpeil (kruin van de weg t.o.v. toegang ter plaatse);
  • Het perceel vlak of richting de weg af laten lopen;
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Waterhuishouding en het bestemmingsplan “Vaneker 2019

Het bestemmingsplan Vaneker 2019 ” is hoofdzakelijk conserverend van aard. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan overwegend de bestaande situatie is vastgelegd. Vaak betekent dit ook dat de in dit plan geprojecteerde bestemmingen niet wezenlijk afwijken van die in het geldende bestemmingsplan. Voor gebieden die in dit bestemmingsplan conserverend zijn bestemd geldt de huidige waterhuishoudingssituatie.

Maaiveld

De hoogte van het maaiveld verloopt van ca. NAP + 44,50 meter in het oosten naar ca. NAP + 40 meter in het westen. Ook in noord-zuid richting is sprake van hoogteverschil. De Vanekerbeek aan de zuidkant en de Eschbeek aan de noordkant van het gebied snijden diep in. Beide beken liggen in een dalvormige laagten. Het gebied tussen deze oorspronkelijke erosiedalen ligt enkele meters hoger.

Bodem en geohydrologie

Volgens de bodemkaart bestaat de bodem voornamelijk uit hoge zwarte enkeerdgronden (bestaande uit lemig fijn zand) in het noorden, laarpodzolgrond in het zuiden en keileem in het oosten. In mindere mate komen veldpodzolgronden en gooreerdgronden voor.

De beschreven bodemopbouw op basis van de bodemkaart van Nederland blijkt ook uit de boringen die zijn uitgevoerd tot een diepte van 4 meter beneden maaiveld. Op basis van de boringen blijkt dat leemlagen vrijwel overal voorkomen. De diepte waar de leemlaag voorkomt varieert sterk.

Doorlatendheid

Tijdens het veldwerk is van iedere bodemlaag een inschatting gemaakt van de doorlatendheden. De ingeschatte doorlatendheden variëren van zeer goed doorlatend met k-waarden groter dan 15 m/d (meter per dag) ter plaatse van grove zandlagen tot zeer slecht doorlatende leemlagen met k-waarden van 0,1 m/d.

Gemiddeld hoogste en laagste grondwaterstanden

In het plangebied zijn de grondwatertrappen V, Vb, VI en VII te onderscheiden. In onderstaande tabel zijn de definities van de grondwatertrappen gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190035-0003_0037.png"

Op basis van de grondwatertrappen kan worden geconcludeerd dat de grondwaterstanden binnen het plangebied sterk kunnen variëren. In droge periodes kunnen de grondwaterstanden diep wegzakken, terwijl in de natte periodes het grondwater dicht onder het maaiveld kan staan. Tijdens het veldwerk zijn GHG's (gemiddelde hoogste grondwaterstanden) en GLG's (gemiddelde laagste grondwaterstanden) ingeschat op basis van hydromorfe kenmerken in de bodem. De ingeschatte GHG's zijn een maat voor hoe hoog het grondwater maximaal kan komen. De ingeschatte GHG's variëren van 0 tot 0,9 m –mv.

Grondwaterstanden

Behalve een inschatting van de GHG's, zijn vanaf 2010 ook op meerdere locaties de actuele grondwaterstanden gemeten. De metingen van grondwaterstanden over meerdere jaren bevestigen de inschattingen uit het geohydrologisch veldwerk. In het plangebied kunnen incidenteel hoge grondwaterstanden voorkomen. Daarnaast blijkt uit de metingen dat de grondwaterstanden in droge perioden erg diep weg kunnen zakken.

Grondwateronttrekkingen

Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen lopende grondwateronttrekkingen aanwezig.

Riolering en afwatering

Afvalwater

Enkele woningen lozen op het drukrioolsysteem en enkele woningen lozen afvalwater op een IBA (individuele behandeling afvalwater). Het overgrote deel van het Vaneker is voorzien van een vrijverval vuilwaterriool dat afvoert naar het hoofdgemaal. Via een persleiding wordt het afvalwater getransporteerd naar het gemengd riool Enschede Noord. Van hieruit wordt het afvalwater onder vrij-verval afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie Enschede-West.

Regenwater

Regenwater dat valt op daken en wegen wordt via particulieren en/of openbare voorzieningen gebufferd en zoveel mogelijk lokaal geïnfiltreerd in de bodem. Overtollig water voert via slootjes en beken af richting de beken van het waterschap (Esbeek, Vanekerbeek).

Oppervlaktewater

Binnen het Vaneker een uitgebreid netwerk van slootjes en greppeltjes voor het bergen en afvoeren van hemel- en grondwater. Verder zijn er meerdere poelen aanwezig. Op de hoek Braakweg-Brandemaatweg is een grote vijver aanwezig. Deze vijver staat in verbinding met de Vanekerbeek en heeft een waterbergende functie. Bij hevige neerslag stijgt het waterpeil in deze vijver.

Watersysteem

Het watersysteem in 't Vaneker wordt bepaald door de ligging van het gebied op de flank van de stuwwal van Oldenzaal-Enschede. De afwatering vindt plaats door middel van een systeem van greppeltjes en sloten die hun water vervolgens weer lozen op de Eschbeek en Vanekerbeek. Beide zijn in beheer bij het Waterschap Vechtstromen. Het plangebied watert af op het zuidelijk deel, op de Vanekerbeek. Via de Koppelleiding (ten oosten van Hengelo) wordt het water vervolgens geloosd op het Twentekanaal. Door de ondiepe aanwezigheid van keileem en tertiaire klei is sprake van een laag bergend vermogen van de bodem. Gedurende de winterperiode heeft dit tot gevolg dat regelmatig hoge waterstanden zullen optreden. In de zomerperiode zakt de grondwaterstand snel weg mede vanwege het grote verhang. Waterlopen die in de winter watervoerend zijn vallen gedurende de zomerperiode vrijwel allemaal droog.

Door de Provincie Overijssel worden grenzen voor waterwin-, grondwaterbeschermings- en intrekgebieden bepaald. Omdat de locatie weerselosweg niet mee wordt gebruikt als waterwingebied is door de provincie de waterwingebied-, grondwaterbeschermingsgebied- en intrekgebiedstatus opgeheven.

5.2.1 Toekomstige waterhuishoudkundige situatie

De waterhuishouding in 't Vaneker moet voldoende ruimte krijgen voor bovengrondse berging, infiltratie, zuivering en afvoer. Hiermee wordt de kans op problemen in de waterhuishouding, zoals overstroming van de ontvangende beeklopen en verdroging van de bodem, geminimaliseerd. Daarnaast kunnen de kansen die water biedt benut worden, zoals gebruik in de tuin en een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. In deze paragraaf staan de basisprincipes genoemd voor de omgang met water binnen het plangebied. Daarnaast zijn uitgangspunten opgenomen voor regenwater, oppervlaktewater, afvalwater, grondwater en ontwatering.

Basisprincipes watersysteem 't Vaneker

Water als landschappelijk drager

De Vanekerbeek en de Eschbeek zijn belangrijke elementen in 't Vaneker en geven samen met de essen en houtwallen vorm aan het typisch Twentse landschap. Daarnaast wordt 't Vaneker gevormd door de natte gebieden in het oosten van het plangebied, onderaan de essen waarop ook Lonneker is gelegen. Deze natte gebieden zijn ontstaan door plaatselijk slecht doorlatende lagen die hier vlak onder maaiveld voorkomen en deels door kwelwater afkomstig van de naastgelegen Es en de iets verder gelegen stuwwal. Door de ontwikkelingen binnen 't Vaneker, die gericht zijn op landschappelijk wonen kan een unieke woonomgeving ontstaan met uitzicht op een natuurlijk en typisch Twents beekdal. Het versterken van de aanwezige waterstructuren speelt hierin een belangrijke rol.

Volledig gescheiden afvoer van hemel- en afvalwater

Voor 't Vaneker wordt uitgegaan van een volledig gescheiden systeem. Dit betekent dat het hemelwater met een eigen afvoersysteem volledig gescheiden van het afvalwater wordt verwerkt. Verharde oppervlakken worden niet aangekoppeld op de riolering, maar het regenwater wordt op een andere wijze verwerkt. Voor de omgang met niet aangekoppeld hemelwater gelden de volgende ambities:

  • Hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het oppervlakte- en grondwatersysteem;
  • infiltratie van hemelwater in de bodem via een bodempassage is op locaties waar dit mogelijk is de beste optie. Op deze manier wordt zuivering, retentie en grondwateraanvulling gerealiseerd;
  • voor verharde oppervlakken, bijvoorbeeld daken en goten waarmee het hemelwater in aanraking komt, wordt de toepassing van uitloogbare bouwmaterialen voorkomen.

Grondwaterneutraal bouwen, maar ook droge voeten

In vrijwel het gehele plangebied komen gedurende korte perioden hoge grondwaterstanden voor. Gezien de vereiste ontwateringsdiepte voor woningbouw moeten maatregelen worden genomen om toch op deze plekken te kunnen bouwen. Een toename in de grondwaterafvoer is strijdig met het beleid inzake verdroging en duurzaam waterbeheer. De hoeveelheid grondwater die uit het plangebied wordt afgevoerd mag niet groter zijn dan in de huidige situatie. Om droge voeten te houden worden sommige delen van het plangebied beperkt opgehoogd en worden middels drainerende voorzieningen grondwaterpieken afgetopt. In perioden met lage grondwaterstanden wordt zoveel mogelijk hemelwater geïnfiltreerd in de bodem.

Geen afwenteling van waterbezwaar

In het kader van het landelijk beleid voor het waterbeheer in de 21e eeuw wordt gestreefd naar het zo veel mogelijk vasthouden van water in het plangebied en het water geleidelijk af te voeren naar de beken en benedenstrooms gebied, zodat bij grote neerslaghoeveelheden ook gebieden, die stroomafwaarts liggen, beschermd zijn tegen overstromingen. Het waterschap Vechtstromen stelt voor nieuwbouwgebieden de eis dat in het nieuwe plangebied een bui van 40 mm geborgen kan worden, waarbij de maximale afvoer naar het oppervlaktewater niet meer dan 2 x de landelijke afvoernorm mag bedragen, ofwel 2,4 l/s/ha (liter per seconde per hectare). Op verschillende detailniveaus's wordt ruimte voor waterberging gemaakt. Op kavelniveau (bijv. groendak, greppel), op straatniveau, slootjes, en op planniveau (natuurzone).

Uitgangspunten waterhuishouding bij planontwikkeling 't Vaneker

Hemelwater

  • Hemelwater gescheiden van afvalwater opvangen, bergen en afvoeren.
  • Hemelwater op eigen terrein bergen en infiltreren, indien niet mogelijk hemelwater afvoeren naar de perceelsgrens.
  • Infiltratie- en bergingsvoorzieningen, waarvan meer dan één perceel afhankelijk is, niet op een particulier perceel aanleggen.
  • Hemelwater dat afgevoerd wordt vanaf percelen wordt opgevangen, geborgen en zo nodig afgevoerd in greppels langs wegen richting de beken aan de noord- en zuidrand van het 't Vaneker.
  • Voor nieuwe stedelijke gebieden geldt de eis dat de waterschapsbui T=50 (komt eens in de 50 jaar voor) van 40 mm in 75 minuten geheel binnen het gebied wordt geborgen. 3 mm daarvan wordt geborgen in plassen en op daken. Effectief moet dus 37 mm geborgen worden binnen plangebied.
  • Maximale afvoer vanuit het plangebied is 2,4 l/s/ha (stedelijke afvoernorm)

Oppervlaktewater

  • De bestaande waterlopen (beken en greppels) zoveel mogelijk handhaven, zodat overtollig regen- en grondwater uit het plangebied en de aangrenzend gebieden afgevoerd kan worden op het natuurlijke watersysteem. Bij dempen van bestaande sloten/greppels, moet goed bestudeerd worden of het dempen geen invloed heeft op de werking van het watersysteem;
  • Eventuele toekomstige vijvers mogen niet verdrogend werken. Dit houdt in dat het normaalpeil van vijvers niet lager mag liggen dan 1,1 meter minus maaiveld;
  • Toepassen van stedelijke afvoernorm: maximaal waterafvoer uit het plangebied vanuit oppervlaktewater mag uitkomen op 2,4 l/s/ha (incl. kwelwater)

Afvalwater

  • Afvoer van afvalwater via een vuilwater rioleringsstelsel of lokaal maatwerk (drukriool, IBA)
  • Bestaande druksysteem handhaven en daar waar dit doelmatig is het systeem uitbreiden;

Grondwater

  • Uitgangspunt bij het ontwikkelen van 't Vaneker is grondwaterneutraal bouwen. In natte gebieden voldoende ontwatering realiseren kan door een combinatie van beperkt ophogen en ondiepe drainerende voorzieningen.
  • Reduceren van de benodigde ophoging kan gerealiseerd worden door kruipruimteloos te bouwen.

Ontwatering/afwatering

Om te voorkomen dat wegen, bebouwing en tuinen problemen krijgen met grondwater worden de onderstaande ontwateringsnormen gehanteerd. Ontwatering is het verschil tussen het peil van de weg/ de bebouwing/ de tuin en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).

  • Wegen: ontwateringsdiepte van 0,70 meter, waarbij een zandbed met minimale dikte van 0,50 m aanwezig moet zijn. Een te hoge grondwaterstand kan opvriezen en opdooi van de fundering van de weg veroorzaken;
  • Bebouwing: de ontwateringsdiepte van bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte die goed toegankelijk moet zijn, dient de ontwatering zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,20 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,50 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,20 m betekent dit een afstand van 0,90 m tussen de GHG en de bovenzijde van de vloer. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsnorm onder bepaalde voorwaarden met 0,30 m verminderd worden;
  • Groen: voor deze bestemming wordt meestal een ontwateringsdiepte van 0,40 m –mv geadviseerd. Een alternatief is het toepassen van groen dat bestand is tegen grote verschillen in de grondwaterstand.

Om te voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt op de percelen gelden de volgende adviesnormen:

  • Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen;
  • Perceel vlak of richting de weg/sloot af laten lopen;
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Natuur

Het plangebied van het bestemmingsplan “Vaneker 2019” betreft het in ontwikkeling zijnde woonlandschap 't Vaneker ten westen van Lonneker, bestaande uit het voormalige militair terrein Zuidkamp en de hoofdzakelijk agrarische schil daar rondom. In het woonlandschap worden in totaal maximaal 263 woningen gerealiseerd. Het bestemmingsplan 'Vaneker 2019' betreft een integrale actualisatie van het huidige globale bestemmingsplan voor 't Vaneker. Onderdeel van de actualisatie is een herverkaveling in het centrale deel van het plangebied, ter plaatse van en rondom een tweetal terreinen die nu nog in eigendom van Defensie zijn maar die worden overgedragen aan de gemeente Enschede. De aanwezige bebouwing en infrastructuur op deze Defensieterreinen wordt gesloopt, waarna een deel van deze terreinen wordt gebruikt voor een herverkaveling en de rest wordt ingericht als groen / park. Ten opzichte van de huidige planologische situatie vindt er geen toename van het aantal te realiseren woningen plaats.

5.3.1 Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden en de bijzondere nationale natuurgebieden (toekomstige Natura 2000 gebieden) geregeld. De Wet natuurbescherming bepaalt dat voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan moeten worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en de aanwezige habitats van soorten in een Natura 2000 gebied.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer ook op basis van een uitgevoerde passende beoordeling significant negatieve gevolgen niet met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten kunnen de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen alleen mogelijk worden gemaakt indien er redelijkerwijs geen alternatieven aanwezig zijn, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en de negatieve gevolgen in voldoende mate worden gecompenseerd.

Beschermde natuurgebieden en het plangebied “Vaneker 2019

Het plangebied is gelegen ten noorden van de bebouwde kom van Enschede en ten westen van het kerkdorp Lonneker. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied is het Lonnekermeer, op ca. 3 kilometer ten noordoosten van het plangebied. De voor dit gebied aangewezen habitattypen en habitats van soorten zijn allen gevoelig tot zeer gevoelig voor verzuring en vermesting als gevolg van stikstofdepositie. Andere Natura 2000 gebieden in de omgeving zijn gelegen op meer dan 7 kilometer afstand van het plangebied.

Andere mogelijke verstoringsfactoren dan stikstofdepositie

Eventuele negatieve effecten op de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 gebieden als gevolg van andere mogelijke verstoringsfactoren dan stikstofdepositie kunnen op voorhand worden uitgesloten. Verstoringsfactoren als oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verdroging, optische verstoring en verstoring door mechanische effecten kunnen alleen aan de orde zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in of in de directe nabijheid van een Natura 2000 gebied. Voor andere verstoringsfactoren dan stikstofdepositie kan een nadere toetsing aan hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming achterwege blijven.

Stikstofdepositie

In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is met Aerius Calculator 2019A (zie bijlagen) berekend voor zowel de aanlegfase als de gebruiksfase wat de mogelijke stikstofdepositie is van de nog maximaal 70 te bouwen woningen in het plangebied. Bij deze berekening zijn de reeds bestaande woningen, de in aanbouw zijnde woningen en de nog niet gebouwde maar wel vergunde woningen in het plangebied buiten beschouwing gelaten. Uitkomst van de berekeningen is dat de beoogde planontwikkeling zowel in de aanlegfase als in de gebruiksfase niet meer dan 0,00 mol stikstofdepositie per hectare per jaar tot gevolg heeft. Dit betekent dat eventuele negatieve effecten op de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 gebieden als gevolg van stikstofdepositie op voorhand kunnen worden uitgesloten. Een nadere toetsing aan hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming kan achterwege blijven. De Aerius berekening is als bijlage opgenomen.

Aanlegfase

't Vaneker wordt gefaseerd gerealiseerd. De kavels worden gefaseerd door de gemeente Enschede uitgegeven. De afgelopen jaren zijn tussen de 15 en 20 woningen per jaar gebouwd. De verwachting is dat de komende jaren circa 10 woningen per jaar worden gebouwd. Voor de Aeriusberekening is uitgegaan van de bouw van 20 woningen per jaar (worst-case). Tijdens de aanlegfase zal stikstof worden uitgestoten door mobiele werktuigen en door de verkeersbewegingen van voertuigen van personeel en voertuigen voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel. Op basis van bij de gemeente Enschede ingediende onderzoeken en van vergelijkbare projecten elders in het land is een inschatting gemaakt van de stikstofemissie tijdens de bouw van woningen. In de Aeriusberekening is voor de bouw van woningen uitgegaan van 3 kg NOx per jaar per woning en van 4 lichte voertuigen, 2 middelzware voertuigen en 1 zwaar voertuig per 5 woningen. Dit is overeenkomstig de recent door het Rijk gepubliceerde 'Handreiking woningbouw en Aerius (januari 2020)' een worst case benadering. In de Handreiking wordt voor de emissie uitgegaan van 3 kg NOx per woning voor mobiele werktuigen en verkeersbewegingen. De nog te realiseren woningen worden verspreid over het plangebied gebouwd. In de Aeriusberekening is uitgegaan van de worst case-situatie dat de 20 woningen allemaal in de noordwesthoek van het plangebied worden gebouwd, op de kortste afstand tot het dichtstbij zijnde Natura 2000 gebied. Voor de verkeersbewegingen is eveneens van een worst case benadering uitgegaan. Er is een rijroute ingevoerd vanuit het plangebied via de Vargershuizenweg en de Vergertweg naar de provinciale weg N737, in de richting van het Natura 2000 gebied 'Lonnekermeer'. Verkeersbewegingen moeten worden meegenomen totdat het verkeer is opgenomen in het heersende verkeersbeeld. Dit zal het geval zijn op de provinciale weg N737.

Gebruiksfase

Het bestemmingsplan 'Vaneker 2019' voorziet in de bouw van ca. 70 nog in het plangebied te realiseren woningen. Voor de reeds gerealiseerde woningen is de stikstofemissie opgenomen in de achtergrondwaarde. Om te beoordelen of het plan vanwege stikstofdepositie doorgang kan vinden moet uitsluitend gekeken worden naar de stikstofemissie van de maximaal 70 nog te realiseren woningen. De woningen die nog gerealiseerd gaan worden zijn gasloos. Overeenkomstig de 'Handreiking woningbouw en Aerius (januari 2020)' hebben de woningen tijdens de gebruiksfase geen emissie. Tijdens de gebruiksfase is alleen de emissie uit verkeer relevant. Uit verkeersgegevens van de gemeente Enschede blijkt dat 5,8 verkeersbewegingen per weekdag per woning zullen plaatsvinden. De 70 nog te realiseren woningen genereren daarmee 406 verkeersbewegingen per dag. Voor de verkeersbewegingen is van een worst case benadering uitgegaan. Er is een rijroute ingevoerd vanuit het plangebied via de Vargershuizenweg en de Vergertweg naar de provinciale weg N737, in de richting van het Natura 2000 gebied 'Lonnekermeer'. Verkeersbewegingen moeten worden meegenomen totdat het verkeer is opgenomen in het heersende verkeersbeeld. Dit zal het geval zijn op de provinciale weg N737.

Conclusie Wet natuurbesscherming, beschermde natuurgebieden

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming voor wat betreft beschermde natuurgebieden op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Wet natuurbescherming, beschermde planten- en diersoorten

In hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren in gevaar komt en dat vaste rust- en verblijfplaatsen en groeiplaatsen opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of anderszins functioneel leefgebied van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.

Beschermde soorten en het plangebied “Vaneker 2019

In het kader van de ontwikkeling van het woonlandschap 't Vaneker zijn sinds 2004 diverse uitvoerige ecologische onderzoeken uitgevoerd. In 2016 is door ecologisch adviesbureau Waardenburg voor het gehele plangebied met uitzondering van de terreinen van Defensie, die maakten toen geen onderdeel uit van het te ontwikkelen woonlandschap 't Vaneker, een jaarrond en soortgericht actualiserend ecologisch onderzoek met effectenbeoordeling en toets aan de Wet natuurbescherming uitgevoerd. In 2019 is met het oog op de overname van de Defensieterreinen door de gemeente door ecologisch adviesbureau Econsultancy een jaarrond en soortgericht onderzoek uitgevoerd voor de te herontwikkelen terreinen van Defensie. In 2020 is er in de plandelen waarvoor het onderzoek uit 2016 niet meer voldoende representatief en actueel is door ecologisch adviesbureau Econsultancy een actualiserend jaarrond en soortgericht onderzoek uitgevoerd.

Resultaten ecologisch onderzoek 2016

Conclusie van het onderzoek uit 2016 ('Effecten op beschermde soorten 't Vaneker, Enschede', Bureau Waardenburg d.d. 15-11-2016) was dat er voor de te realiseren kavels in 't Vaneker geen negatieve effecten op vaste rust- en verblijfplaatsen of anderszins essentieel functioneel leefgebied van (strikt) beschermde soorten is aangetoond of te verwachten. Wel zijn er in een aantal van de bestaande voormalige militaire gebouwen op het Zuidkamp enkele vaste rust- en verblijfplaatsen aangetoond van de vleermuissoorten gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Voor een aantal van deze panden heeft dat tot gevolg dat voor eventuele verbouwwerkzaamheden aan bepaalde gevelzijden en/of aan de kapconstructie een ontheffing Wet natuurbescherming noodzakelijk is. Deze ontheffingen dienen te worden aangevraagd in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning voor het verbouwen tot woning van de betreffende panden. In de rapportage van Bureau Waardenburg is voldoende aannemelijk gemaakt dat de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soorten niet in het geding is en dat de noodzakelijke ontheffingen redelijkerwijs door het bevoegd gezag Wet natuurbescherming (de provincie Overijssel) verleend zullen kunnen worden. In augustus 2017 zijn op basis van deze rapportage de eerste twee ontheffingen door de provincie verleend. De juridische houdbaarheid van deze rapportage is voor strikt beschermde soorten als vleermuizen maximaal 3 jaar, voor de overige beschermde soorten maximaal 5 jaar. De ecologische situatie in 't Vaneker is niet wezenlijk gewijzigd ten opzichte van de onderzoeksperiode in 2016. Daarmee is het onderzoek uit 2016 op dit moment nog gedeeltelijk representatief en actueel om te kunnen gebruiken in het kader van de uitvoerbaarheidstoets voor het bestemmingsplan 'Vaneker 2020'.

Resultaten ecologisch onderzoek 2019

Conclusie van het onderzoek uit 2019 ('Projectplan Zuidkamp te Lonneker', Econsultancy d.d. 19-12-2020, bijlage 5 van deze toelichting) is dat voor de te slopen bebouwing en te verwijderen infrastructuur op de locaties Z18c en Z95 geen negatieve effecten op vaste rust- en verblijfplaatsen of anderszins essentieel functioneel leefgebied van (strikt) beschermde soorten is aangetoond of te verwachten. Voor de te slopen bebouwing en infrastructuur op de locaties Z18a en Z18b is de aanwezigheid van een kraamverblijfplaats (tenminste 70 individuen) en een tweetal zomer- en/of paarverblijfplaatsen (maximaal enkele individuen) van de gewone dwergvleermuis aangetoond. Dat betekent dat voor het slopen van deze panden een ontheffing Wet natuurbescherming noodzakelijk is. In overleg met het bevoegd gezag Wet natuurbescherming (de provincie Overijssel) is overeen gekomen om als compenserende maatregel een vleermuistoren te realiseren. Deze is in maart 2020 opgeleverd, zodat er een ruime gewenningsperiode voor vleermuizen is voorafgaand aan de beoogde start van de sloopwerkzaamheden in november 2020. Over het ontwerp van de te bouwen vleermuistoren heeft afstemming plaatsgevonden met de provincie. In aanvulling op de vleermuistoren zullen in tenminste 4 van de te realiseren nieuwe woningen verblijfsvoorzieningen met de functionaliteit van kraamverblijf worden gerealiseerd. Daarnaast zullen in tenminste 8 van de te bouwen nieuwe woningen verblijfsvoorzieningen met de functionaliteit van zomer- en/of paarverblijfplaats worden gerealiseerd. Deze verplichtingen zullen worden opgenomen in de verkoopovereenkomsten. Uit het onderzoek blijkt ook dat bij de te verwijderen infrastructuur en herinrichting van het gebied op voorhand niet kan worden uitgesloten dat vaste rust- en verblijfplaatsen of anderszins essentieel functioneel leefgebied van de egel zal worden verstoord of verdwijnen. Dat betekent dat ook voor de egel een ontheffing dient te worden aangevraagd. Voor deze soort gold tot 1 december 2019 nog een provinciale vrijstelling bij ruimtelijke ingrepen maar volgens de provincie is de gunstige staat van instandhouding van de soort de afgelopen jaren sterk achteruitgegaan. Om die reden is de vrijstelling voor deze soort komen te vervallen.

Ontheffing Wet natuurbescherming voor gewone dwergvleermuis en egel

De gunstige staat van instandhouding van de gewone dwergvleermuis is niet in het geding. Voor de egel zal de functionaliteit van het leefgebied door de beoogde herinrichting alleen maar verbeteren, wat een positieve invloed op de gunstige staat van instandhouding zal hebben. In het projectplan zijn de te realiseren mitigerende en compenserende maatregelen beschreven en is de onderbouwing opgenomen voor het wettelijk belang dat aan de ontheffingsaanvraag ten grondslag is gelegd. De aangevraagde ontheffing voor gewone dwergvleermuis en egel is op 17 maart 2020 door de provincie Overijssel verleend.

Resultaten actualiserend onderzoek 2020

In het voorjaar van 2020 is er in de plandelen waarvoor het onderzoek uit 2016 niet meer voldoende representatief en actueel is een actualiserend onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek (Quickscan Wet natuurbescherming 't Vaneker Enschede, Econsultancy d.d. 6 mei 2020, bijlage 6 van deze toelichting) blijkt dat voor de nog te verkopen bestaande voormalige militaire panden op het Zuidkamp nader soortgericht onderzoek naar de functionaliteit van deze panden voor vleermuizen noodzakelijk is. Uit het onderzoek blijkt ook dat in delen van het plangebied nader soortgericht onderzoek naar de functionaliteit van het plangebied voor egel noodzakelijk is. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in de periode juni t/m september 2020. Indien uit het onderzoek blijkt dat een ontheffing dient te worden aangevraagd zal het onderzoeksrapport worden aangevuld met een projectplan. In dat projectplan zullen dan de noodzakelijke mitigerende en compenserende maatregelen worden beschreven en zal de onderbouwing worden opgenomen voor het wettelijk belang dat aan de ontheffingsaanvraag ten grondslag wordt gelegd. Mocht een ontheffing noodzakelijk zijn dan zal deze naar verwachting zeker verleend kunnen worden. De situatie in deze delen van het plangebied is niet wezenlijk anders dan de situatie in de plandelen waar reeds ontheffingen voor gewone dwergvleermuis en egel zijn verleend. Bovendien is de gunstige staat van instandhouding van de gewone dwergvleermuis en de egel niet in het geding.

Conclusie Wet natuurbescherming, bescherming van planten- en diersoorten

Op grond van het voorgaande kan voor het onderdeel Soortenbescherming op voorhand met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan 'Vaneker 2019'.

5.3.3 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) en beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden.

De aanwijzing van gebieden als onderdeel van het NNN vindt plaats bij provinciale verordening en dient te worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. Het NNN kent geen externe werking, tenzij dit bij provinciale verordening als zodanig is bepaald.

Het NNN en het plangebied “Vaneker 2019”

Het plangebied is niet gelegen op gronden die onderdeel uitmaken van het NNN. Een inhoudelijke toetsing aan het NNN kan daarom achterwege blijven.

Conclusie NNN

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat het NNN geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Conclusie Wet natuurbescherming

Op grond van het voorgaande kan, vooralsnog met uitzondering van het aspect stikstofdepositie, op voorhand met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan 'Vaneker 2019'.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

In het bestemmingsplan "Vaneker 2019" is gekozen voor een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Hiervoor is gekozen vanwege de planologische geschiedenis van het gebied. In het verleden zijn diverse bestemmingsplannen en wijzigingsplannen aan de orde geweest voor het onderhavige plangebied. Om duidelijkheid te geven over de planologische mogelijkheden van het gebied is gekozen in het onderhavige plan duidelijkheid te geven over het maximum aantal te bouwen woningen in het gebied. Deze kunnen van de verbeelding gelezen worden zonder meerdere plannen te hoeven inzien. Verder heeft er een herverkaveling plaatsgevonden om meer kwaliteit in het gebied te brengen. Onderdeel hiervan is ook de sloop van de defensieterreinen en deze deels voor woningbouw en deels voor groene ontwikkeling in te zetten. Uitgangspunt bij het onderhavige bestemmingsplan is dat er geen woningen aan het gebied zullen worden toegevoegd.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In paragraaf 6.3 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Vaneker 2019" is gekozen.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan Vaneker 2019 ”.

In Artikel 1, Begrippen, zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd.

Artikel 2, Wijze van meten, geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

6.3.1 Bestemmingen

Agrarisch - Stadsrandzone (artikel 3)

De bestemming “Agrarisch - Stadsrandzone” geeft regels voor herstel en ontwikkeling van landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden; natuur en ecologie, waarbij ecologische zones zijn toegestaan. Extensieve recreatie is nadrukkelijk toegestaan in dit gebied, dat als een uitloopgebied van de stad Enschede moet worden beschouwd, en als zodanig verder kan worden ontwikkeld, bijvoorbeeld door het creëren van wandel- en fietsroutes (o.a. voor het zogenoemde "rondje Enschede").

Gemengd (artikel 4)

(maatwerk) De bestemming 'Gemengd ' is toegekend aan één perceel in het plangebied. De gronden met de bestemming 'Gemengd' zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten en voorzieningen die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de hoofdrubrieken Bedrijven, Cultuur en Ontspanning, Dienstverlening, Kantoren, Maatschappelijk (m.u.v. en Sport uit de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfstypen (bijlage 1).

Groen (artikel 5)

De bestemming "Groen" is toegekend aan de structurele openbare groenvoorzieningen en eventuele houtsingels en houtwallen in het plangebied. Binnen deze bestemming zijn tevens voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, verblijfsgebied (o.a. voet- en fietspaden, in- en uitritten) en in voorkomend geval ook schouwpaden voor het beheer en onderhoud van vaarwegen en watergangen toegestaan. Bestaande functies die afwijken van hetgeen is toegestaan binnen deze bestemming zijn met een maatwerkfunctieaanduiding positief bestemd.

Natuur (artikel 6)

De voor "Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor natuurgebied en (agrarisch) natuurbeheer en voor de ontwikkeling, bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische en ecologische waarden. Op gronden met de bestemming "Natuur" mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en is voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden een omgevingsvergunning (voorheen: aanlegvergunning) vereist.

Verkeer (artikel 7)

De bestemming "Verkeer" is toegekend aan de hoofdverkeerswegen in het plangebied, met de daarbij behorende gronden, bouwwerken en voorzieningen. Op gronden met deze bestemming mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming, straatmeubilair en (openbare) nutsvoorzieningen worden gebouwd. Bestaande functies die afwijken van hetgeen is toegestaan binnen deze bestemming zijn met een maatwerkfunctieaanduiding positief bestemd.

Water (artikel 8)

De bestemming "Water" is toegekend aan de binnen het plangebied gelegen oppervlaktewateren, met uitzondering van vaarwegen. Op gronden met de bestemming "Water" mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Bestaande functies die afwijken van hetgeen is toegestaan binnen deze bestemming zijn met een maatwerkfunctieaanduiding positief bestemd.

Wonen (artikel 9)

De bestemming “Wonen” is toegekend aan de gronden waar uitsluitend of in hoofdzaak wordt gewoond. De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. Binnen de bestemming "Wonen" is het gebruik van woningen voor onzelfstandige bewoning (kamerverhuur) niet toegestaan.

6.3.2 Dubbelbestemmingen

Waarde - Archeologie (artikel 10)

De dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" is toegekend aan gronden waarvoor met archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse in de bodem beschermwaardige archeologische waarden aanwezig zijn. Op deze gronden is de realisatie van bouwwerken, de sloop van bestaande bouwwwerken of de uitvoering van werken en werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uitsluitend toegestaan wanneer de aanwezige archeologische waarden volgens een door het bevoegd gezag goedgekeurd plan van aanpak zijn opgegraven dan wel in de plannen kunnen worden ingepast en ter plaatse in de bodem onverstoord bewaard kunnen blijven.

6.3.3 Gebiedsaanduidingen

Overige zone - archeologisch onderzoeksgebied B (artikel 14, lid 1.1)

In de gebieden met de gebiedsaanduiding "Archeologisch onderzoeksgebied B" geldt een archeologische (voor)onderzoeksplicht voor bodemverstorende activiteiten met een verstoringsoppervlak van meer dan 2500 m2 en een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm. In dat geval is de realisatie van bouwwerken, de sloop van bestaande bouwwwerken of de uitvoering van werken en werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uitsluitend toegestaan wanneer uit het (voor)onderzoek blijkt dat in de bodem geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel dat de in de bodem aanwezige archeologische waarden door de uit te voeren activiteiten niet zullen worden verstoord of in de plannen kunnen worden ingepast.

Overige zone - waardevolle boom (artikel 14, lid 1.2)

Beschermenswaardige bomen zijn bomen, die duurzaam in stand gehouden dienen te worden, beeldbepalend zijn en optimaal hun functie (kunnen) vervullen. Deze worden onderverdeeld in subcategorieën: monumentale bomen, structuur- en bijzondere/waardevolle bomen, functionele bomen en boomgebieden. Monumentale bomen zijn bomen van unieke en zeer hoge waarde, de groene parels van Enschede. Dit betreft zowel openbare als particuliere bomen, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Structuur-, bijzondere en waardevolle bomen zijn bomen die de openbare ruimte duidelijk ordenen, structuur en/of identiteit geven op stedelijke niveaus. Hiertoe behoren bomen, die belangrijke ruimtelijke functies vervullen als: verkeersgeleiding, windvang, afbakening, zichtonttrekking, verbindingszone, of combinaties van deze functies. Functionele bomen en boomgebieden zijn bomen in parken (op stedelijk en buurtniveau), begraafplaatsen, landgoederen, aan te wijzen pleinen, houtsingels om industrieterreinen, bij sport- en speelgelegenheden en enkele bijzondere locaties. Alleen voor zover er sprake is van (solitaire) waardevolle en/of monumentale bomen die een beschermingszone hebben die van invloed is op mogelijke rechtstreekse bouwtitels van omliggende bestemmingen, wordt die beschermingszone middels de aanduiding “waardevolle boom” op de verbeelding vastgelegd. Via specifieke regels worden beperkingen opgelegd aan (bouw)activiteiten. Deze regels hebben ten doel om de groeiplaats van waardevolle bomen te beschermen door voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden onder de kroonprojectie of in de wortelzone van een als zodanig gekwalificeerde boom een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning) voor te schijven. De beschermingszone van de waardevolle en/of monumentale boom bestaat uit het gebied binnen een afstand van 2 meter van de maximale kroonprojectie van die boom. In het plangebied van het bestemmingsplan "Vaneker 2019" is 1 monumentale boom aanwezig, namelijk aan de Sprakelweg.

6.3.4 Overige aanduidingen en figuren

Binnen de in het plan voorkomende bestemmingen en dubbelbestemmingen kunnen de bouw- en gebruiksmogelijkheden worden geregeld door het gebruik van functieaanduidingen, bouwaanduidingen, maatvoeringsaanduidingen en figuren.

Bouwvlak:

Het bouwvlak is het gebied binnen de grenzen waarvan de met het bestemmingsplan mogelijk gemaakte bebouwing gerealiseerd dient te worden.

Functieaanduidingen:

Functieaanduidingen worden gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een gedeelte van een bestemming nader in te kaderen. Zo kan met een functieaanduiding worden aangegeven dat ter plaatse alleen een bepaalde, met name genoemde, functie is toegestaan of juist expliciet is uitgesloten. Bij functieaanduidingen gaat het vaak om het passend bestemmen van een aanwezige, niet (geheel) bij de bestemming passende functie, zoals bijvoorbeeld de functieaanduiding 'gemengd' binnen de bestemming 'Wonen' om aan te geven waar binnen de woonbestemming meerdere functies zijn toegestaan. Verder zijn, naast 'gemengd' de volgende finctieaanduidingen gebruikt: 'horeca', 'ontsluiting', 'specifieke vorm van horeca-lichte horeca' en 'verblijfsgebied'.

Bouwaanduidingen:

Bouwaanduidingen worden gebruikt om specifieke aanwijzingen te geven over de gewenste wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken. Bijvoorbeeld of gebouwen vrijstaand moeten worden gebouwd of juist aangeengebouwd, of er bijvoorbeeld een kap verplicht is of juist een plat dak. Ook zijn er bouwaanduidingen voor bijzondere bouwwerken, zoals een antennemast. In het onderhavige bestemmingsplan zijn de volgende bouwaanduidingen gehanteerd: bijgebouwen, karakteristiek en specifieke bouwaanduiding a t/m f. Deze specifieke bouwaanduidingen hebben te maken met de verschillende welstandsidentiteiten die binnen het plangebied beoogd worden. Elke identiteit heeft een eigen bebouwingsregeling alsook de bestaande bebouwing.

Maatvoeringsaanduidingen:

Maatvoeringsaanduidingen zijn alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen (goothoogte, bouwhoogte, bouwdiepte, inhoud, breedte), percentages (bebouwd oppervlak, gebruiksoppervlak) en dakhellingshoeken van gebouwen. Daarnaast kunnen maatvoeringsaanduidingen ook iets over aantallen zeggen, zoals het maximum aantal woningen, winkels of parkeerplaatsen. In het onderhavige plan is de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' gehanteerd. Dit omdat er gebruik gemaakt wordt van bestemmingsvlakken en bouwvlakken waarbinnen meerdere woningen gerealiseerd kunnen worden.

6.3.5 Algemene regels

anti-dubbeltelregel (artikel 11)

De anti-dubbeltelregel is een wettelijk voorgeschreven regel die bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan bij de beoordeling van latere bouwplannen voor die grond buiten beschouwing blijft. Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.

algemene bouwregels (artikel 12)

In de algemene bouwregels zijn de bouwregels opgenomen voor het onderkelderen van gebouwen en terreinen en voor het bouwen van nutsvoorzieningen. Daarnaast kunnen in de algemene bouwregels ook bouwregels zijn opgenomen voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken, bebouwing buiten het bouwvlak en overige bouwwerken met de daarbij behorende afwijkingsregels. Deze algemene bouwregels zijn alleen van toepassing voor zover dat in de bouwregels van een bestemming expliciet is bepaald.

algemene gebruiksregels (artikel 13)

In de algemene gebruiksregels zijn naast een algemeen gebruiksverbod ook enkele op specifieke situaties gerichte gebruiksregels opgenomen.

In het algemeen gebruiksverbod is geregeld dat het verboden is gronden en bouwwerken te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel dat niet in overeenstemming is met de in dit bestemmingsplan aan die gronden en bouwwerken gegeven bestemming(en). Van deze regel uitgezonderd is het van het afwijkend gebruik dat door burgemeester en wethouders is toegestaan bij een omgevingsvergunning voor handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving.

De op specifieke situaties gerichte gebruiksregels hebben betrekking op het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis in combinatie met wonen, het verbod op de verkoop, vervaardiging, verwerking en opslag van vuurwerk, het verbod op het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidzoneringsplichtige inrichting en het verbod op het gebruik van gronden en bouwwerken als risicovolle inrichting.

algemene aanduidingsregels (artikel 14)

De algemene aanduidingsregels bevat de regels voor de diverse gebiedsaanduidingen in het bestemmingsplan. Gebiedsaanduidingen kunnen onder andere zijn opgenomen voor de bescherming van (mogelijk) in de bodem aanwezige archeologische waarden of voor de bescherming van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen of gebieden. Ook kunnen gebiedsaanduidingen zijn opgenomen voor de bescherming van milieugevoelige functies tegen milieuhinder (zoals geluids- of geurzones) of voor specifieke gebieden waar op termijn een transformatie naar een andere functie of bestemming is voorzien.

De in het bestemmingsplan opgenomen gebiedsaanduidingen zijn beschreven in paragraaf 6.3.3 van deze toelichting.

algemene afwijkingsregels (artikel 15)

In de algemene afwijkingsregels is geregeld onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders in concrete gevallen bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van de in het bestemmingsplan opgenomen (algemene) bouw- en/of gebruiksregels.

algemene wijzigingsregels (artikel 16)

In de algemene wijzigingsregels is geregeld onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders in bepaalde concreet genoemde gevallen onderdelen van het bestemmingsplan kunnen wijzigen. Deze wijzigingsbevoegdheden liggen in het verlengde van de afwijkingsbevoegdheden zoals genoemd in de algemene afwijkingsregels maar hebben doorgaans een grotere impact op de woon- en leefomgeving. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan een wijzigingsbevoegdheid voor het (gedeeltelijk) wijzigen van de Lijst van bedrijfstypen, een wijzigingsbevoegdheid voor het toekennen van de aanduiding 'karakteristiek' aan een als zodanig door een cultuurhistorisch deskundige gewaardeerd en door burgemeester en wethouders aangewezen cultuurhistorisch waardevol gebouw of een wijzigingsbevoegdheid voor het in geringe mate wijzigen van bestemmings- en/of bouwgrenzen om een gewenst en voor het overige in het bestemmingsplan passend bouwplan mogelijk te kunnen maken.

algemene procedureregels (artikel 17)

In de algemene procedureregels wordt verwezen naar de wettelijk voorgeschreven procedureregels voor de toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden, aangevuld met enkele specifieke gemeentelijke procedureregels.

De algemene procedureregels bevatten ook het afwegingskader voor de toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en bevoegdheden tot het bij een omgevingsvergunning stellen van nadere eisen.

6.3.6 Overige regels

In het hoofdstuk 'overige regels' zijn regels opgenomen die aanvullende werking hebben op de bouw- en gebruiksregels in het bestemmingsplan.

Parkeren en laden en lossen (artikel 18 lid 1)

Dit artikel bevat de regels voor het op eigen terrein realiseren van voldoende voorzieningen voor parkeren, van zowel auto's en fietsen als parkeervoorzieningen voor mindervaliden. Dit artikel bevat ook de regels voor het op eigen terrein in voldoende mate voorzien in voorzieningen voor het laden en lossen van goederen. Bij de beoordeling of in voldoende mate wordt voorzien in parkeer- en/of laad- en losvoorzieningen wordt getoetst aan de parkeernormen zoals die zijn vastgelegd in de beleidsregel 'Parkeernormennota Enschede 2017'. Het artikel bevat een dynamische verwijzing voor het geval de parkeernormennota tussentijds mocht worden gewijzigd of vervangen door een nieuwe parkeernormennota.

Bergen, vasthouden en afvoeren van hemelwater (artikel 18 lid 2)

Dit artikel bevat de regels voor het bij nieuwbouw op eigen terrein realiseren van voldoende voorzieningen voor het bergen, vasthouden en afvoeren van hemelwater. Deze regeling is de ruimtelijke vertaling van het gemeentelijke beleidskader zoals dat is vastgelegd in de Watervisie en in het Gemeentelijk Rioleringsplan.

Omgevingsvergunning voor het slopen van een cultuurhistorisch waardevol bouwwerk (artikel 9.2.10)

Dit artikel bevat de regels voor het geheel of gedeeltelijk slopen van een cultuurhistorisch waardevol bouwwerk dat op de verbeelding is aangeduid met de bouwaanduiding 'karakteristiek'. Bij de beoordeling of een omgevingsvergunning kan worden verleend voor een beoogd sloopplan wordt getoetst aan de kwalitatieve criteria zoals die zijn vastgelegd in de beleidsregel 'Koesteren cultuurhstorie'. Het artikel bevat een dynamische verwijzing voor het geval de beleidsregel tussentijds mocht worden gewijzigd of vervangen door een nieuwe beleidsregel.

6.3.7 Flexibiliteit

De planregels vormen het juridisch bindend kader dat aangeeft waar en hoeveel er gebouwd mag worden en waar het voor gebruikt mag worden. De planregels kunnen niet in alle ontwikkelingen voorzien. In sommige gevallen is een bepaalde ontwikkeling wenselijk, maar niet passend binnen de planregels. In deze paragraaf wordt toegelicht op welke wijze invulling gegeven wordt aan de diverse flexibiliteitsbepalingen in de planregels.

Afwijkingsregels

De afwijkingsregels van de bouw- of gebruiksregels maken het mogelijk dat burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij om afwijkingen van geringe aard en omvang. De bestemming van de grond waarop de afwijking betrekking heeft, wijzigt daardoor niet. Om hiervan gebruik te kunnen maken, moet een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving' aangevraagd worden. Burgemeester en wethouders maken vervolgens de afweging of de vergunning verleend kan worden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het afwegingskader dat in deze paragraaf verder wordt toegelicht. Daarnaast kunnen bij een afwijkingsbevoegdheid specifieke toepassingscriteria genoemd zijn, waar aan moet worden voldaan.

Afwegingskader
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid wordt het algemene beoordelingskader gehanteerd zoals in onderstaand overzicht is weergegeven. Daarnaast kunnen voor toepassing van een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid nog specifieke toepassingscriteria gelden. Op deze wijze worden aanvragen zoveel mogelijk op dezelfde criteria beoordeeld en geeft het gebruikers/eigenaren van gronden in het plangebied meer duidelijkheid en rechtszekerheid over de toepassing van de flexibiliteitmogelijkheden in de planregels.

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid of wijzigingsbevoegdheid mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:    
Woon- en leefklimaat:    
Er dient rekening gehouden te worden met het in stand houden van een goed woon- en leefklimaat, hierbij dient gelet te worden op:
- de verkeersaantrekkende werking, deze mag geen onevenredige gevolgen hebben voor de bereikbaarheid van de locatie en zijn directe omgeving;
- de parkeerbehoefte mag niet tot gevolg hebben dat de parkeerdruk op de openbare ruimte wordt vergroot;
- overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
- lichttoetreding en bezonning, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitstraling naar (bebouwing op) aangrenzende gronden;
- de eventuele gevolgen voor het aanwezige uitzicht;
- de aanwezigheid van voldoende privacy;
- mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater;
- mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor het voorkomen van hittestress;
- mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor een duurzame energievoorziening.    
Straat- en bebouwingsbeeld:    
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
- een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing);
- de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
- gevelbeelden;
- de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
- de hoogtedifferentiatie;
- de situering van gebouwen op het perceel.
Bepalend daarbij is de specifieke situatie ter plaatse van de locatie waarop de beoogde ontwikkeling betrekking heeft en hoe zich die verhoudt tot zijn directe omgeving. Een hoekpand aan een belangrijke stedenbouwkundige structuur vraagt immers om een andere benadering dan een woongebouw in een woonhofje ergens in een groene buitenwijk.  
Verkeersveiligheid:    
Ter waarborging van de verkeersveiligheid moet rekening gehouden worden met:
- de toename van de verkeersintensiteit;
- overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
- benodigde uitzichthoeken van wegen;
- de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
- de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
- de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.    
Sociale veiligheid:    
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is moet rekening gehouden worden met:
- de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
- de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.    
Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding    
Voor de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding moet rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
- aanwezigheid van kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten;
- de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
- de bereikbaarheid van de bouwwerken voor hulpdiensten;
- de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.    
Milieusituatie:    
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep moet rekening gehouden worden met:
- de mate van hinder voor de omliggende functies;
- de gevolgen voor de externe veiligheid;
- de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
- de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
- de gevolgen voor beschermde (natuur)gebieden;
- de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
- de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit en/of de grondwaterstand;
- de situering van gebouwen ten opzichte van het water.    
Cultuurhistorische waarde:  
Bij een ruimtelijke ingreep moet rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarde van een gebouw of ensemble van gebouwen in relatie met de omgeving.  
Gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:  
Een nieuwe ontwikkeling in een gebied kan gevolgen hebben voor de omgeving. Als een nieuwe ontwikkeling voldoet aan de planregels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan, dan kan de omgeving hier vooraf rekening mee houden. Het afwijken van de planregels of het stellen van nadere eisen voor een nieuwe ontwikkeling mag niet leiden tot het beperken van de bouw- en gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met eventuele privaatrechtelijke aspecten.  

Nadere eisen
Met het stellen van nadere eisen bij een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders een aangevraagde activiteit op ondergeschikte onderdelen aanpassen. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen of afwijkingen van de bestemming worden toegestaan.

Aanvullend afwegingskader voor het stellen van eisen ter bescherming van bomen
In de regels van het bestemmingsplan is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen tot het stellen van nadere eisen bij een omgevingsvergunning ter bescherming van bomen. Hiermee kunnen in concrete gevallen beschermende maatregelen worden voorgeschreven om te voorkomen dat in de nabijheid van op grond van de APV beschermde bomen bouwwerken worden gerealiseerd die mogelijk schade kunnen veroorzaken aan deze beschermde bomen. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid betrekken burgemeester en wethouders de bij de APV gestelde nadere regels voor de bescherming van bomen.

6.3.8 De Lijst van bedrijfstypen

Als bijlage bij de planregels behoort een Lijst van bedrijfstypen, gebaseerd op de gehanteerde indeling uit de herziene publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De Lijst van bedrijfstypen vormt het middel voor het uitvoeren van een eerste toets of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van de planregels toelaatbaar is. De concrete bedrijfsvoering in een bedrijf en/of milieuvergunning(en) bieden nader inzicht in hoeverre een bedrijf tot een bepaalde milieucategorie gerekend moet worden en daarom al dan niet toelaatbaar is. Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De handreiking is in de praktijk een belangrijk hulpmiddel bij het toepassen van milieuzonering, dat wil zeggen het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies in de ruimtelijke planvorming ter bescherming van het woon- en leefklimaat. Gebruikelijk is om bij milieuzonering uit te gaan van alle belastende milieuaspecten, waarbij het milieuaspect met het grootste effect of de grootste afstand uiteindelijk maatgevend is. Gemotiveerd toepassen – in plaats van gemotiveerd afwijken - is het uitgangspunt. De richtafstanden zijn geactualiseerd, de toelichting is aangepast aan nieuw beleid en bevat stappenplannen voor veel voorkomende praktijksituaties. In de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" zijn ook richtafstanden ten opzichte van 'gemengd' gebied en een categorie-indeling voor gebieden met functiemenging opgenomen.

De Lijst van bedrijfstypen vermeldt de richtafstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Dit is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen er vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven, kantoren, winkels) voor. Hoe gevoelig een gebied is voor bedrijfsactiviteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De gevoeligheid van een gebied kan daarom aanleiding zijn om gemotiveerd af te wijken van de richtafstanden in de Lijst van bedrijfstypen. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied', een gebied met een matige tot sterke functiemenging, kunnen de richtafstanden met één afstandstap worden verminderd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

De Lijst van bedrijfstypen

In de VNG-publicatie zijn de bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën, die samenhangen met de indicatief aan te houden afstand ten opzichte van een milieugevoelige bestemming vanwege de mogelijke hinder van de milieufactoren geur, stof, gevaar en geluid. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. In de lijst worden zes verschillende hoofdcategorieën onderscheiden. In de Lijst van bedrijfstypen zijn veel activiteiten gedifferentieerd naar bedrijfsgrootte, waardoor kleinschalige activiteiten in een lagere milieucategorie vallen en daardoor beter inpasbaar zijn. Vooral bij productiebedrijven zijn richtafstanden toegevoegd voor kleinschalige activiteiten. Daartoe zijn in de VNG-brochure een aantal hoofdcategorieën onderverdeeld in subcategorieën. Milieucategorie 3 is onderverdeeld in subcategorieën 3.1 en 3.2, milieucategorie 4 in subcategorieën 4.1 en 4.2 en milieucategorie 5 in de subcategorieën 5.1, 5.2. en 5.3. De milieucategorieën 1 en 2 zijn niet onderverdeeld in subcategorieën. Elke milieucategorie of subcategorie heeft een eigen bijbehorende richtafstand die dient te worden aangehouden ten opzichte van milieugevoelige functies en bestemmingen.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk
 
1   10 meter  
2   30 meter  
3.1   50 meter  
3.2   100 meter  
4.1   200 meter  
4.2   300 meter  
5.1   500 meter  
5.2   700 meter  
5.3   1.000 meter  
6   1.500 meter  

Tabel: overzicht milieucategorieën VNG-publicatie met bijbehorende richtafstanden

Om de bruikbaarheid van de Lijst van bedrijfstypen te vergroten, zijn de in de VNG-uitgave genoemde bedrijfstypen van bedrijven en voorzieningen in de lijst gegroepeerd per hoofdgroep, terwijl binnen elke afzonderlijke hoofdgroep tevens een onderverdeling is gemaakt in subgroepen, waarbinnen bedrijfstypen zijn geclusterd. De hoofdgroepen binnen de lijst zijn: agrarische bedrijven, bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren, maatschappelijk, recreatie, sport en verkeer.

Bij de beoordeling van de milieubelasting van een bedrijf of een voorziening (feitelijke milieuhinder) dient te worden gelet op de volgende aspecten:

  • potentiële geur-, stof-, geluid- of trillingshinder;
  • lucht-, water- of bodemverontreiniging;
  • visuele hinder;
  • verkeersaantrekkende werking;
  • het al dan niet continue karakter van de activiteit;
  • externe veiligheid (gevaar).

Specifieke opslagen en installaties

Bij bedrijfsmatige activiteiten van bedrijven en voorzieningen kunnen specifieke opslagen en installaties voorkomen. In de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) is een afzonderlijke Lijst van opslagen en installaties opgenomen. Deze lijst bevat milieuaspecten en richtafstanden voor de daarin genoemde opslagen en installaties. Deze lijst is niet bedoeld voor de vertaling naar een Staat van Bedrijfsactiviteiten of Lijst van bedrijfstypen in een bestemmingsplanregeling. De lijst opslagen en installaties kan als hulpmiddel worden gebruikt bij de ruimtelijke inpassing van concrete milieubelastende activiteiten of de inpassing van nieuwe woningen nabij bestaande bedrijvigheid.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de bestaande situatie juridisch vast te leggen. Het plan heeft, op een gering aantal kleinere wijzigingen na, hoofdzakelijk een conserverend karakter. Het accent ligt dan ook voornamelijk op het beheer van de bestaande situatie. Verder vindt er een herverkaveling plaats zonder dat er woningen in het plangebied worden toegevoegd. En zal de maatschappelijke bestemming "Defensie" verdwijen en de militaire gebouwen zullen gesloopt worden.

In verband met het feit dat de gemeente binnen het plangebied geen ontwikkelingen met extra financiële consequenties initieert en de gronden in eigendom zijn van de gemeente, is bij dit plan geen exploitatieopzet gevoegd. De economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan voldoende is aangetoond.