Plan: | Rutbekerveld 2019 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0153.R20190007-0003 |
De ruimtelijke ordening heeft als doel zo gunstig mogelijke voorwaarden te creëren voor het gebruik en de ontwikkeling van een bepaald gebied. Dit gebeurt door het toekennen van een bestemming aan de gronden in het bestemmingsplan en het geven van regels voor het gebruik van de grond en van de zich daarop bevindende bouwwerken. Het bestemmingsplan is het juridisch-planologisch toetsingskader, dat voor overheid en burgers rechtstreeks bindende regels geeft.
Met het bestemmingsplan kan de gemeenteraad bepalen welke inrichting en bebouwing en welk gebruik in het plangebied zijn toegestaan. Het bestemmingsplan is daarmee een instrument om de bestemming, de inrichting en het beheer van gronden te regelen.
Het bestemmingsplan bevat een kaart of een daarmee vergelijkbare informatiedrager waarop de verschillende bestemmingen zijn aangegeven, en regels ten aanzien van de bebouwing en het gebruik van de grond en de bouwwerken in verband met de bestemming. Het plan gaat vergezeld van een toelichting met een uiteenzetting over de uitvoering van het plan en de ruimtelijk relevante kwaliteitseisen.
Zandwinning Het Rutbekerveld V.O.F. is bezig om de zandwinlocatie 'Rutbekerveld' in Enschede uit te breiden met netto circa 16 hectare in noordoostelijke richting. Parallel aan de zandwinactiviteiten wordt de bestaande plas aan de zuidwestzijde ondieper gemaakt, waardoor versterking van de landschap- en natuurontwikkeling plaats kan vinden. Het vigerende bestemmingsplan maakt deze functies al planologisch mogelijk. De voorgenomen realisatie van een kleinschalige toeristische- en recreatieve functie in de vorm van een visplas met horecavoorziening, een bedrijfsgebouw, drijvende vishutten, een witvisvijver en een beheerderswoning zullen in dit onderhavige bestemmingsplan planologisch worden geregeld. Tevens wordt het mogelijk gemaakt dat er tijdelijk gebruik gemaakt kan worden van de bestaande boerderij in het plangebied als bedrijfswoning ten behoeve van het vissen totdat de nieuwe bedrijfsbebouwing gereed is met een maximale termijn van 3 jaar of eerder indien de bestaande boerderij gesloopt moet worden in het kader van de zandwinningsactiviteiten.
Afbeelding 1.1: Globale ligging plangebied
Het plangebied bevindt zich in het westelijk deel van het buitengebied van de gemeente Enschede. Aan de noordzijde wordt het plan begrensd door de Rutbekerveldweg, aan de oostzijde door de Weleweg. Ten zuiden van het plangebied is de Haaksbergerstraat/tracé van de Rijksweg N18 gelegen. De huidige situatie is weergegeven op afbeelding 1.2.
Afbeelding 1.2: Globale begrenzing plangebied (bron: Google Earth).
Het gebied Rutbekerveld valt onder het bestemmingsplan “Buitengebied Noordwest - Rutbekerveld”, dat op 10 maart 2014 is vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede.
Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).
Wet ruimtelijke ordening (Wro)
De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.
Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.
Digitalisering
Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).
Kosten
In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).
Adviezen
Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Rutbekerveld 2019 ” is het erkende wijkorgaan Dorpsraad Boekelo actief.
De Dorpsraad Boekelo is al eerder gevraagd advies uit te brengen. In het kader van de adviesvraag is het initiatief inhoudelijk doorgesproken met leden van de dorpsraad.
De Dorpsraad Boekelo heeft bij de totstandkoming van de overeenkomst tussen initiatiefnemer (Fishing Adventures) en de eigenaar (Zandwinning Het Rutbekerveld V.O.F.) aangegeven dat dit initiatief levensvatbaar kan zijn en een welkome aanvulling kan zijn op de inrichting van de Boekelose ruimte en de toeristische mogelijkheden.
De planologische vertaling van het initiatief in het bestemmingsplan is aan de dorpsraad toegezonden voorafgaand aan de termijn van terinzage legging van het ontwerpbesemmingsplan waarbij de gelegenheid is geboden om op het plan te regeren.
Het initiatief is positief ontvangen door de dorpsraad. Wel dient voorkomen te worden dat er teveel bezoekers komen waardoor er parkeerproblemen op de openbare weg (Rutbekerveldweg) onstaan. Om hieraan tegemoet te komen is in het bestemmingsplan opgenomen dat:
- er voldoende parkeervoorzieningen aanwezig zijn (meer dan noodzakelijk);
- het gebruik als hotel of voor feesten en partijen is verboden (verbodsbepaling);
- het gebruik van gronden als kampeerterrein is verboden, uitsluitend overnachten van de vissers in vistenten of vishutten;
- maxmum aantal vissers (capaciteit) is in de planregels geborgd.
Vooroverleg
In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.
Het initiatief is voorafgaand aan het officiële vooroverleg besproken met de provincie Overijssel (is bevoegd gezag met betrekking tot de vergunningverlening van de zandwinning) en het wordt gezien als een positieve ontwikkeling voor het gebied. De bedrijfsvoering van de zandwinning wordt niet belemmerd door de beoogde ontwikkeling.
In het kader van het vooroverleg is het concept-ontwerpbestemmingsplan digitaal aan de provincie Overijssel toegezonden. Naar voren is gekomen dat PM
Het Waterschap Vechtstromen is betrokken bij de totstandkoming van de waterparagraaf behorende bij de toeichting van dit bestemmingsplan.
Procedure
Vooraankondiging
Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).
In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: “Rutbekerveld 2019 ” in voorbereiding te nemen op 1 mei 2019 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.
Informatie avond
Op 9 april 2019 heeft er een informatie avond plaatsgevonden met betrekking tot de beoogde ontwikkeling. Alle omwonenden en gebruikers uit de directe omgeving waren uitgenodigd. Er was een grote opkomst en er zijn enkel positieve reacties ontvangen.
Terinzagelegging ontwerpplan
In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad.
De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan “Rutbekerveld 2019 ” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen zal gepubliceerd worden in "Huis aan Huis", op de website van de gemeente Enschede en in de Staatscourant.
Zienswijzen
Van de eventueel ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording daarvan wordt een verslag gemaakt dat als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan wordt gevoegd.
Rechtsbescherming
Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.
Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.
Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.
De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.
Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.
In het Rarro (paragraaf 4. Voorkeurstracés buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen) zijn voorkeurstracés voor buisleidingen opgenomen.. Gemeenten die te maken krijgen met leidingstroken zijn verplicht om bij het wijzigen van bestemmingsplannen rekening te houden met toekomstige leidingen op hun grondgebied en moeten voorkomen dat er nieuwe belemmeringen ontstaan.
In het Barro is aangegeven dat aan weerszijden van de voorkeurstracés een zoekgebied geldt van 250 meter. Daarbinnen kan de gemeente de exacte ligging van het buisleidingen tracé bepalen. Mits het tracé aansluit op het voorkeurstracé biju de naastliggende gemeenten en het tracé dezelfde breedte heeft als de breedte van het grootste deel van het tracé.
Het onderhavige plangebied ligt voor een klein gedeelte in het zoekgebied van het voorkeurstracé. Aangezien het hier gaat om een zandwinningsplas is dit gedeelte niet geschikt om buisleidingen aan te leggen. Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan zal geen deel gaan uitmaken van de exacte ligging van de buisleiding. Binnen het zoekgebied is voldoende ruimte om de buisleiding te realiseren. De beoogde onderhavige ontwikkeling is geen belemmering voor de verdere uitwerking van de exacte ligging van de buisleiding. Binnen het zoekgebied zijn voldoende gronden aanwezig die de aanleg van een buisleiding mogelijk maken. Het toevoegen van een extyra gebruik (recreatief) aan de zandwinningsplas maakt de uitvoering van het Rarro niet onmogelijk.
Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel een herziening van de visie en verordening vastgesteld en op 1 mei 2017 zijn deze in werking getreden.
De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.
De hoofdambitie van de visie is, net als in de oorspronkelijke omgevingsvisie van 2009, een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat heeft men vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze benadert zij vanuit de drie overkoepelende 'rode draden': duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities, gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is (generieke beleidskeuzes), waar het past (ontwikkelperspectieven) en hoe het uitgevoerd kan worden (gebiedskenmerken)
In onderstaande afbeelding is het uitvoeringsmodel weergegeven. Vervolgens zijn de niveaus toegelicht. De '“vishaak” met de drie niveaus uit de Omgevingsvisie van 2009 is daarbij behouden gebleven. Boven het uitvoeringsmodel (in de paraplu) staan de rode draden en centrale beleidsambities weergegeven.
Generieke beleidskeuzes (of)
Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
De herziene Omgevingsvisie maakt daarbij onderscheid in:
Ontwikkelingsperspectieven (waar)
Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven: drie voor de groene en drie voor de stedelijke omgeving. Daarbinnen is nog een onderverdeling gemaakt. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.
Gebiedskenmerken (hoe)
Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van agrarische cultuurlandschappen, stedelijke laag en laag van de beleving. Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
In het resterende deel van deze paragraaf wordt nader ingegaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken.
De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.
In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.
Conclusie:
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid .
Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.
De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.
De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie is ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.
Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.
In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.
Op 5 april 2016 hebben burgemeester en wethouders van Enschede 'Richting aan Ruimte' (RAR) vastgesteld. Dit is een richtinggevend ontwikkelingskader waarin wordt verduidelijkt hoe Enschede omgaat met de programmering. Niet langer de kwantitatieve aspecten staan centraal maar er wordt gestuurd op kwaliteit. Daarbij wordt gekeken naar de totale stedelijke programmering maar ook naar de behoefte van het gebied. Een integrale afweging van alle relevante belangen (o.a. ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, economie, welzijn) op basis van het 'RAR-kompas' leidt uiteindelijk tot een besluit over de (on)wenselijkheid van een nieuw ruimtelijk initiatief. Ongewijzigd onderdeel van het integrale afwegingskader is het 'versterken vanuit het hart'.
afbeelding: het 'RAR kompas'
De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.
In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.
Structuurvisie Enschede
De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.
Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.
In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.
Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.
De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.
Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies
In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook diverse sectorale structuurvisies en een gebiedsgerichte structuurvisie vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.
Woonvisie
Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.
Detailhandelsstructuurvisie
Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.
Watervisie
Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De Watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.
De op te lossen knelpunten zijn:
De Enschedese waterambities zijn:
Structuurvisie Cultuurhistorie
Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.
Structuurvisie Externe Veiligheid
Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de protectie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.
Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o.
Specifiek voor de gebiedsontwikkeling van de voormalige militaire vliegbasis Twenthe heeft de raad op 14 december 2009 de Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o. vastgesteld. Op verzoek van Provinciale Staten van Overijssel en gesteund door de gemeenteraad van Enschede is een onafhankelijke adviescommissie in het leven geroepen. Deze commissie onderzoekt de kansen voor een duurzaam economisch sterker Twente en welke rol de voormalige luchthaven Twente daarbij kan spelen.
De Gids Buitenkans
De Gids Buitenkans bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied.
De Gids Buitenkans biedt een kader voor nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied, mits deze leiden tot een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en een bijdrage leveren aan het publieke en maatschappelijke belang.
In de strategische beleidsdocumenten Toekomstvisie, Stedelijke Koers en de diverse structuurvisies zijn voor het plangebied van het bestemmingsplan "Rutbekerveld 2019" geen specifieke beleidsdoelstellingen of ontwikkelingsrichtingen benoemd.
Alhoewel de Gids Buitenkans van toepassing was voor het buitengebied van de gemeente Enschede, werd de uitbreiding van de zandwinning als een “bijzonder project” gezien, dat niet aan de Gids moest worden getoetst.
Er waren enige aandachtspunten aan de orde destijds. Het opgeleverde gedeelte van de plas voldeed niet aan het gewenste eindbeeld, maar was akkoord bevonden door de provincie. De plas werd in de zomermaanden illegaal gebruikt voor recreatie/zwemdoeleinden en dat leverde ongewenste situaties op en de VOF gaf aan dat de verwerving van het agrarisch bedrijf zeer kostbaar was en wilde compensatie in de vorm van woningbouw voor de verwerving en sloop van het agrarische bedrijf.
Bij het Rutbekerveld is sprake van een bijzondere situatie, die niet vergelijkbaar is met andere initiatieven in de gemeente, en breder dient te worden beoordeeld dan alleen vanuit buitengebied-optiek. Zandwinning is immers een maatschappelijk en economisch noodzakelijk gebeuren en de provincie heeft in dezen een helder beleid. Binnen het provinciale beleid past uitbreiding van de zandwinlocatie.
Een kleinschalige toeristische & horecavoorziening aan de plas past binnen het EZ-beleid en kan ook extra werkgelegenheid bieden.
Uiteindelijk werd een compromis gevonden in de vorm van: stevige natuurcompensatie en verondieping van het reeds opgeleverde deel van de plas, kleinschalig recreatief medegebruik van een deel van de plas met een horecavoorziening en een beheerderswoning en 3 woningen in de eindsituatie aan de zijde van de Weleweg. Dit werd omschreven als een soort Rood voor Roodachtig principe (sloop boerderij met bijbehorende bebouwing), maar werd niet nauwgezet afgewogen tegen de criteria van de Gids. Het plan is aan de gemeenteraad voorgelegd en de gemeenteraad heeft in 2011 besloten medewerking te verlenen aan het voorstel. Het onderhavige bestemmingsplan is de uitvoering van dat raadsbesluit.
De realisatie van 3 woningen aan de zijde van de Weleweg maakt geen onderdeel uit van het onderhaivge bestemmingsplan en zal in procedure gebracht worden op het moment dat de baggerwerkzaamheden beëindigd zijn. Dit onderhavige plan biedt geen uitbreiding aan de zandwinning maar legt de bestaande echten vast en staat daarnaast het gebruik als visplas toe met bijbehorende bedrijfsbebouwing.
Op dit moment worden de gronden in het plangebied voornamelijk gebruikt voor zandwinningacitiviteiten. Dit zal nog geruime tijd voortduren. De zandwinningsactiviteiten hebben betrekking op het baggeren, dat gemiddeld 8 tot 10 weken per jaar plaatsvindt, en het bijbehorende werkterrein waar de opslag van zand plaatsvindt met bijbehorende logistieke activiteiten. Op een deel van de zandwinningsplas vindt natuurontwikkeling plaats. Ook hebben er op een deel van het plangebied nog geen baggeractiviteiten plaatsgevonden. Op dat gedeelte is nog een voormalige boerderij aanwezig die in de toekomst gesloopt zal gaan worden. De boerderij en de bijgebouwen zullen, na het verkrijgen van rechtskracht van het nieuwe bestemmingsplan, tijdelijk gebruikt gaan worden als bedrijfswoning ten behoeve van het vissen. Dit tijdelijk gebruik zal beëindigd worden op het moment dat of de nieuwe bedrijfsbebouwing voor het recreatief vissen gerealiseerd is of totdat de boerderij gesloopt dient te worden. Het tijdelijke gebruik dient sowieso beëindigd te worden uiterlijk 3 jaar na de inwerkingtreding van het onderhavige bestemmingsplan.
Historie en ontstaansgeschiedenis plangebied
Het grondgebied van de gemeente Enschede bestaat voornamelijk uit een stuwwal- en keileemlandschap en een dekzandlandschap. Het gebied wordt doorsneden door vele beken, waaronder de Glanerbeek, de Elsbeek, de Rutbeek en de Boekelerbeek. Daarnaast ligt in het uiterste zuidoosten een veengebied (het Aamsveen), dat onderdeel uitmaakt van een groter veengebied dat in Duitsland ligt. Het landschap als geheel dankt zijn vorm aan de voorlaatste en laatste ijstijd. Van noord naar zuid loopt de stuwwal van Oldenzaal/Enschede, één van de grootste in Overijssel.
Rond de stuwwal ligt een zone met veel keileem, dat tijdens de laatste ijstijd bedekt is door dekzand. Dit dekzand is afgezet door de wind, waardoor een deken van dekzand over het gebied is gelegd en hoge reliëfrijke dekzandkoppen en -ruggen ontstonden. Deze koppen liggen vooral op de grens van hoog naar laag: dus langs de beekdalen en stuwwallen.
Het agrarische landschap van de gemeente Enschede vindt zijn oorsprong in vroege Middeleeuwen, toen de bewoners van de streek op de hogere delen permanente akkers aanlegden. Om versnippering van de betrekkelijk kleine arealen te voorkomen werden de bouwlanden waar mogelijk gezamenlijk aangelegd en beheerd, de zogenaamde essen. Deze essen moesten regelmatig bemest worden om de vruchtbaarheid van de grond op peil te houden. Daarvoor werd een gemengd agrarisch bedrijf gevoerd, waarin ook beekdalen en woeste gronden een belangrijke rol speelden. De woeste gronden bestonden veelal uit heidevelden. De namen hiervan eindigden op - veld, iets dat in de huidige naamgeving nog altijd herkenbaar is.
Het Rutbekerveld was ook een dergelijke woeste grond. Hierop werden schapen geweid en plaggen gewonnen. De plaggen werden in de potstal gebracht en daar vermengd met de mest van de schapen. Vanuit de potstal werden de plaggen vermengd met mest vervolgens op de es gebracht.
Figuur 2: uitsnede uit het Bonneblad van 1900 met daarop de globale ligging van de zandwinning. Grotendeels bestond het nog uit heide (roze), met in het westelijk deel grasland. (Bron: ARCHIS)
Vanaf 1850 traden grote veranderingen op in het landschap in de gemeente Enschede. In de eerste plaats verdween een groot deel van het oude cultuurlandschap als gevolg van de forse uitbreiding van de stad Enschede. In de tweede plaats maakte het resterende agrarische landschap rond de stad een metamorfose door. Zo werden, met uitzondering van een gedeelte van het Usselerveld, van het Usselerveen, de Derkingsmaten en het Aamsveen, alle woeste gronden ontgonnen. De heidevelden werden hoofdzakelijk omgezet in onregelmatig verkavelde en met houtwallen omringde weilanden en in bossen.
Het in cultuur brengen van de woeste gronden was tot het begin van de twintigste eeuw hoofdzakelijk een zaak van Enschedese textielfabrikanten. De introductie van de kunstmest maakte het eenvoudiger ook de woeste gronden als akkerland te gebruiken.
In de huidige tijd is een deel van het plangebied in gebruik als zandwinning. Er zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden beschermd of aangewezen in het plangebied. De Oude Deldenerweg, die door het gebied gelopen heeft en een historische lokale verbinding vormde, is in de huidige situatie reeds verdwenen.
Monumenten in het plangebied
Er zijn in het plangebied geen rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten aanweizg.
Beschermwaardige bomen in het plangebied
In het te bebouwen gebied van het bestemmingsplan "Rutbekerveld 2019" zijn geen beschermwaardige bomen aanwezig.
De bescherming van bomen is geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Op het bij de APV behorende bomenoverzicht zijn de beschermde bomen en boomgroepen weergegeven, voor het vellen waarvan in ieder geval een omgevingsvergunning (kapvergunning) op grond van de APV is vereist.
Op het bomenoverzicht zijn niet alle beschermde bomen weergegeven. Ook de gemeentelijke bomen die niet op het bomenoverzicht zijn weergegeven zijn beschermd op grond van de APV.
Het bij de APV behorende bomenoverzicht is een interactieve bomenkaart die is te raadplegen op de website van de gemeente Enschede.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingsprojecten wordt in bestemmingsplannen zoveel mogelijk rekening gehouden met de aanwezige beschermwaardige bomen door bouwgrenzen en infrastructurele werken, voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, zodanig te situeren dat daardoor de maximale kroonprojectie van de bomen niet of zo min mogelijk wordt beperkt.
Zandwinning Rutbekerveld
De zandwinning Rutbekerveld kent een lange historie. In 1995 heeft de provincie Overijssel als bevoegd gezag een ontgrondingsvergunning afgegeven voor het Rutbekerveld. In deze vergunning was ook opgenomen hoe de plas moet worden opgeleverd nadat de zandwinning is beëindigd. Voor de eindsituatie werd indertijd een landschapsplan opgesteld, dat deels is overgenomen in de ontgrondingsvergunning.
In de beoogde eindsituatie zou de plas eigendom worden van Vitens t.b.v. drinkwaterwinning. Eind jaren 90 is echter besloten dat het Rutbekerveld geen functie krijgt voor drinkwaterwinning en Vitens dus geen eigenaar van de plas wordt.
Rond 2010 was een groot deel van het gebied ontgrond en op diepte (max. 20 meter). Binnen het vergunde deel kon nog een aantal jaren zand worden gewonnen. Het zuidwestelijke deel van de plas maakte toen geen deel meer uit van de ontgrondingvergunning en de provincie was akkoord gegaan met de toenmalige situatie als eindbeeldsituatie. Deze strookt niet met het landschapsplan en vooral niet met de beoogde oeverinrichting.
In de loop van 2010 werd duidelijk dat het nieuwe tracé van de N18 niet meer aan de noordzijde van het Rutbekerveld zou gaan lopen maar aan de zuidzijde. Dit betekende dat er vanuit de N18 geen belemmeringen meer waren om de zandwinplas verder uit te breiden. De VOF Rutbekerveld, waarin Roelofs Rutbekerveld BV en Langezaal Infra en Milieu participeren, heeft vervolgens in 2010 de gemeente verzocht om medewerking te verlenen aan uitbreiding van de zandwinning Rutbekerveld. De provincie had als bevoegd gezag reeds aangegeven dat uitbreidingen van bestaande zandwinningen de voorkeur genoot boven de aanleg van nieuwe zandwinlocaties en het Rutbekerveld ligt ook in het aangewezen zoekgebied voor zandwinning. Dat betekende dat de uitbreiding van het Rutbekerveld in beginsel paste binnen het provinciale (zandwinnings-) beleid.
Uitbreiding Rutbekerveld.
De beoogde uitbreiding van het Rutbekerveld was in oostelijke richting gedacht, in het gebied tussen de Rutbekerveldweg, de Weleweg en de nieuwe N18. Dit gebied was geen eigendom van de VOF en hiervoor diende een agrarisch bedrijf te worden uitgekocht en verplaatst.
Na de goedkeuring door de gemeenteraad van de uitbreiding van de zandwinning en de bijbehorende stevige natuurcompensatie en verondieping van het reeds opgeleverde deel van de plas, kleinschalig recreatief medegebruik van een deel van de plas met een horecavoorziening en een beheerderswoning en 3 woningen in de eindsituatie aan de zijde van de Weleweg, is aangevangen met de werkzaamheden ten behoeve van de herziening van het bestemmingsplan, specifiek gericht op de zandwinning. Dit bestemmingsplan is in 2014 vastgesteld. In dit vastgestelde plan zijn de uitvoering van het recreatieve medegebruik en de realisatie van 3 woningen niet opgenomen.
Fishing Adventure
Vervolgens is Fishing Adventure in beeld gekomen voor de recreatieve component, en is er een specifieke herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk om Fishing Adventure te kunnen faciliteren. Hirtoe is het onderhavige bestemmingsplan opgesteld.
Fishing Adventure is niet getoetst aan het vigerende beleid voor het buitengebied. In feite heeft de Raad in 2011 reeds ingestemd met een “kleinschalige recreatieve invulling met horeca en een beheerderswoning” als onderdeel van de uitbreiding van de zandwinning waarvoor in het reeds voltooide gedeelte van de plas toch natuurcompensatie en verondiepings-maatregelen zouden gaan plaats vinden. De toenmalige Raad heeft geoordeeld dat er sprake was van een beduidend betere eindsituatie. Het onderhavige bestemmingsplan is derhalve de uitvoering van het raadsbesluit uit 2011.
Artikel 3.1.6, 2e tot en met 4e lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een stedelijke ontwikkeling die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt in de toelichting moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. Wanneer een bestemmingsplan een stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied moet in de toelichting tevens worden gemotiveerd waarom in die behoefte niet kan worden voorzien binnen het bestaand stedelijk gebied. Bij iedere 'stedelijke ontwikkeling', waaronder iedere ontwikkeling van detailhandelsvloeroppervlak, moet inzichtelijk worden gemaakt of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Dit wordt de 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' genoemd.
Deze zogenoemde 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' is geen blauwdruk voor een optimale ruimtelijke inpassing van alle nieuwe ontwikkelingen en schrijft geen vooraf bepaald resultaat voor. De 'Ladder' is alleen van toepassing als er sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Een in een bestemmingsplan voorziene ontwikkeling dient voldoende substantieel te zijn om als 'stedelijke ontwikkeling' te kunnen worden aangemerkt. Daarvan zal in beginsel geen sprake zijn indien het nieuwe bestemmingsplan ten opzichte van het voorgaande planologische regime geen nieuw planologisch ruimtebeslag mogelijk maakt. Dit kan anders zijn indien het bestemmingsplan ten opzichte van het voorgaande planologische regime in een vanuit ruimtelijk oogpunt ingrijpende nieuwe planologische functiewijziging voorziet.
Wanneer de 'stedelijke ontwikkeling' die een bestemmingsplan mogelijk maakt alleen betrekking heeft op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet, heeft het onderzoek naar de behoefte slechts tot doel om na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
'stedelijke ontwikkeling'
Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Of in een bestemmingsplan sprake is van een of meer stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro is niet altijd even duidelijk. Dit dient per plan te worden getoetst en gemotiveerd. In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie uitspraken 201310814/1/R1 en 201311211/1/R3, is inmiddels de lijn te ontdekken dat wanneer er sprake is van bestaande bebouwing en geen toename van het ruimtebeslag, er in dat geval geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Ook bij nieuwbouw hoeft volgens de jurisprudentie, zie uitspraak 201310222/1/R6, niet altijd sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een feitelijke capaciteitsafname doordat er minder commercieel vloeroppervlak wordt teruggebouwd dan er is afgebroken. Ook een op grond van het voorgaande plan reeds mogelijke maar nog niet gerealiseerde ontwikkeling hoeft niet altijd een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro te zijn. Dit is onder meer het geval wanneer er geen sprake is van toename maar wel van concentratie van de bebouwingsmogelijkheden. Ook wanneer er sprake is van 'saldering' (verplaatsing van een stedelijke ontwikkeling, zonder netto extra (planologisch) ruimtebeslag of waarbij bebouwing wordt gereduceerd, zoals de 'Ruimte voor Ruimte' regelingen) is er meestal geen sprake van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. In de uitspraak 201608869/1/R3 geeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een overzicht op hoofdlijnen van alle relevante aspecten waar aan moet worden getoetst om te bepalen of sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro en zo ja, welke eisen er worden gesteld aan de beschrijving van de behoefte aan de
'Stedelijke ontwikkeling' en het bestemmingsplan "Rutbekerveld 2019 "
In het bestemmingsplan "Rutbekerveld 2019" worden diverse ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Onderstaand wordt voor de beoogde ruimtelijke ontwikkeling nagegaan of daarbij sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. De ontwikkelingen die als 'stedelijke ontwikkeling' moeten worden aangemerkt worden vervolgens getoetst aan de Ladder Duurzame Verstedelijking waarbij ook nader ingegaan wordt op de behoefte. In bijlage 5 van deze toelichting is een nadere onderbouwing opgenomen in het kader van de toetsing aan de Bro en de Ladder Duurzame Verstedelijking.
Beoordeeld moet worden of Fishing Adventure, een visplas met bijbehorende bebouwing als een stedelijke ontwikkeling dient te worden beschouwd, aangezien het een accommodatie voor leisure (bedrijfsgebouw), een gebouw voor horeca en een bedrijfswoning mogelijk maakt.
Voor de realisatie van één bedrijfswoning geldt volgens de genoemde overzichtsuitspraak, dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. De grens ligt volgens de jurisprudentie op elf nieuwe woningen. Dit blijkt uit rechtsoverweging 6.3 van de hierboven genoemde overzichtsuitspraak.
Het vigerende bestemmingsplan staat een woning en circa 1.650 m2 aan bedrijfsgebouwen toe. Deze worden uiteindelijk gesloopt ten behoeve van de realisatie van een bedrijfswoning, en het paviljoen en het bedrijfsgebouw. In vergelijking met de voorgaande situatie is het nieuwe ruimtebeslag minder dan het plan nu toestaat. Het plan voorziet daarmee in een functiewijziging met een kleiner ruimtebeslag van bebouwing.
Behoefte
Ondanks dat het plan niet al een (nieuwe) stedelijke ontwikkeling wordt beschouwd wordt hieronder in het kader van een goede ruimtelijke ordening ingegaan op de behoefte.
Het plan Fishing Adventure is qua aard en omvang een onderscheidend recreatief product. Door het unieke aanbod van grote vis zal naar verwachting snel een grote naamsbekendheid worden opgebouwd. Dit zal nog eens extra worden versterkt door het wegvallende aanbod in het nabijgelegen Zwillbrock te Duitsland, welk klantenbestand zich naar verwachting grotendeels op het Rutbekerveld zal gaan oriënteren. Fishing Adventure heeft reeds met Angelparadies Zwillbrock afgesproken bereid te zijn hun klantenbestand over te nemen in ruil voor een vergoeding.
De sportvisserij en met name de vraag naar viswater voor grote vissen is toenemend. Uit de diverse hengelsportbladen, o.a. Visblad van Sportvisserij Nederland, Beet, Rovers, Karper, etc., blijkt, dat er een sterk groeiende behoefte onder de sportvissers in Nederland en het Duitse achterland bestaat voor commerciële betaalwateren. Onder meer stroperij en overbevissing door de beroepsvisserij hebben de visbestanden in veel open wateren doen terug lopen. Daarnaast groeit door de diverse visprogramma’s op onder andere Discovery Channel en Animal Planet en door de vele spectaculaire verhalen in de diverse hengelsportbladen (en op internet) de behoefte onder de sportvissers om op grote spectaculaire vissen te kunnen vissen. Hierin wordt momenteel in Nederland niet voorzien. Veel vissers zijn daarom nu gedwongen om verre reizen te maken naar Frankrijk, Spanje en andere verre oorden waar zij, vaak tegen betaling van relatief hoge bedragen, een bepaalde periode mogen vissen in een privé betaalwater. Dit brengt voor de vissers hoge kosten met zich mee, terwijl ook het organisatorische deel van de reis veel tijd en inspanning vergt. Verder worden deze vissers vaak geconfronteerd met onduidelijkheid omtrent regelgeving, dure visvergunningen die vaak ook nog moeilijk te krijgen zijn, onveilige situaties en hoge autokosten.
De zoetwatervissen waar de Nederlandse sportvissers bereid voor zijn verre reizen te maken, zijn onder meer grote karper (in bepaalde openbare wateren in Nederland ook te vangen), grote steur (niet of nauwelijks beschikbaar in Nederland) en grote meerval (zeer beperkt beschikbaar en moeilijk te vangen in Nederlands). Deze vissen kunnen worden gevangen in het plan van Fishing Adventure. Hiermee heeft ook de Nederlandse sportvisser met een kleiner budget, gebrek aan tijd of die gewoon lekker in Nederland wil blijven, een serieuze kans heeft om deze spectaculaire vissen tegen een redelijke betaling te kunnen bevissen en vangen. Het vissen vindt bovendien niet plaats in een kleine vijver die propvol vis wordt gestopt, maar in een prachtige natuurlijke omgeving met een goed maar niet overdreven visbestand. Fishing Adventure is daarmee een uniek bedrijf dat in een grote behoefte voorziet.
Conclusie
Op grond van de genoemde jurisprudentie en de uitspraak van de Afdeling d.d. 6 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:915) wordt het plan niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling beschouwd.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de toekomstige ruimtelijk-stedenbouwkundige hoofdopzet en invulling van de nieuwe ontwikkeling. In de daarop volgende paragrafen zal verder ingegaan worden op de verschillende ruimtelijke aspecten behorende bij de beoogde ontwikkeling.
Fishing Adventure BV realiseert op het terrein van de zandwinlocatie Rutbekerveld langs de N18 tussen Enschede en Haaksbergen een visplas met bijbehorende faciliteiten, zoals parkeren, horeca, visvijver, bootjes, steigers en (drijvende) vishutten. De bedrijfsbebouwing en voorzieningen worden in de eindsituatie gerealiseerd ten noorden van de bestaande gebouwen Rutbekereldweg 276, zoals in figuur 1 (links) is weergegeven.
Het moment waarop dit eindbeeld kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de voortgang van de zandwinning. Totdat het eindbeeld met de bedrijfswoning, bedrijfsgebouw, paviljoen (restaurant en (vissers)café, witvisvijver, (fiets)parkeren wordt gerealiseerd, wordt de bedrijfswoning in de bestaande voormalige boerderij gehandhaafd. Het restaurant wordt pas in de eindsituatie gebouwd. Het paviljoen bevat een horecagelegenheid (restaurant) met bijbehorende voorzieningen (receptie, keuken, spoelkeuken, toiletten en terras aan het water), alsmede een visserscafé waar de vissers zich kunnen registeren, een drankje kunnen drinken, vismaterialen kunnen aanschaffen en/of huren, etc. Het restaurantgedeelte van de horecafaciliteit is enerzijds gericht op de vissers, die daar ontbijt, lunch en diner kunnen gebruiken. Daarnaast is de horecagelegenheid ook gericht op bezoekers van buiten het gebied, zoals wandelaars, fietsers, vogelspotters of bewoners uit de omgeving. Het visserscafé is uisluitend voor de vissers. De horeca omvat geen hotelfaciliteiten en biedt geen gelegenheid voor feesten en partijen.
Er wordt een herkenbare markering geplaatst tussen het gedeelte van de plas waar gevist wordt en daar waar natuurontwikkeling plaatsvindt.
In het bestemmingsplan wordt voorzien in een tijdelijke bestemming voor de bedrijfswoning voor een periode van maximaal 3 jaar vanaf de inwerkingtreding van het bestemmingsplan. De bestaande bedrijfswoning is in onderstaand figuur met een rood contour aangegeven.
De inpassing van het bestemmingsplan voor wat betreft het eindbeeld is onderbouwd met diverse onderzoeken en kwalitatieve beoordelingen op basis van de eindsituatie. In deze memo (zie bijlage 3 van deze toelichting) wordt aan de hand daarvan onderbouwd dat ook de tijdelijke situatie inpasbaar is.
De verkeersgeneratie wordt bij de visplas voornamelijk bepaald door de bezoekers. Er zijn onderzoeken uitgevoerd naar het parkeren en de verkeersgeneratie (bijlage 2 van de bijlagen bij de toelichting) van Fishing Adventure Enschede. Deze onderzoeken zijn als bijlages opgenomen bij deze toelichting.
Verkeersgeneratie
De visplas wordt ontsloten aan de Rutbekerveldweg. Via de Badweg en Haaksbergerstraat is aansluiting op het hoofdwegennet van de gemeente Enschede.
Er is onderzocht wat het aantal (maximaal) aantal verkeersbewegingen zal zijn na realisatie van de visplas. In het verkeersonderzoek is een verkeersgeneratie van circa 219 verkeersbewegingen per etmaal gehanteerd.
Het uitgangspunt is dat bezoekers voor het merendeel vanuit Enschede komen, en een kleiner gedeelte vanuit Hengelo of Haaksbergen binnendoor. Het merendeel van het verkeer gaat van en naar het terrein via de Haaksbergerstraat en Badweg, dit is vanuit oriëntatie bezien de meest logische route.
De geprognotiseerde verkeersintensiteiten op de Rutbekerveldweg en Badweg sluiten met respectievelijk 800 en 1800 motorvoertuigen per etmaal aan bij de functie en vormgeving van deze wegen.
Samenvattend kan geconcludeerd worden dat het verkeer goed kan worden afgewikkeld via de Rutbekerveldweg en Badweg. Vanuit deze conclusie zijn daarom ook geen aanvullende maatregelen vereist.
Conclusie
Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat het verkeer goed kan worden afgewikkeld via de Rutbekerveldweg en de Badweg. Verkeerskundig gezien zijn er geen zaken geconstateerd die de ontwikkeling van de visplas aan de Rutbekerveldweg belemmeren.
Parkeren
Nabij de visplas en paviljoen kan er op het terrein geparkeerd worden. In het planontwerp is voldoende ruimte beschikbaar om het benodigde aantal parkeerplaatsen op het eigen terrein te realiseren.
Gelet op de parkeervraag (89 pp) voor de visplas en paviljoen (zie bijlage 12 van de bijlagen bij de toelichting) en de beschikbare ruimte om deze te realiseren op eigen terrein, moet worden geconstateerd dat er voldoende mogelijkheden aanwezig zijn om voldoende parkeerplaatsen te realiseren bij de beoogde ontwikkeling.
Fietsparkeren
Naast autoparkeervoorzieningen wordt ook voorzien in het realiseren van fietsparkeervoorzieningen.
Het uitgangspunt bij nieuwbouw, verbouwing of functiewijziging is dat er gestreefd wordt om fietsparkeervoorzieningen op eigen terrein te realiseren op basis van de in de Nota Parkeernormen opgenomen richtlijnen. De initiatiefnemer dient op basis van deze richtlijnen in het plan inzichtelijk te maken hoe het fietsparkeren wordt opgelost. Voor het bepalen van het aantal fietsvoorzieningen gaan we uit van 450 m2 horeca (bvo) en een witvisvijver met een capaciteit voor 35 vissers.
Woning
Voor een vrijstaande woning geldt een norm voor 6 fietsparkeerplaatsen per woning. Deze plaatsen worden bij de bedrijfswoning op eigen terrein / inpandig in berging gerealiseerd.
Horeca
Voor de horecafunctie is in de Nota Parkeernormen een norm opgenomen. We gaan uit van 350 m2 restaurant (categorie restaurant eenvoudig), waarvoor een norm geldt van 18 fietsparkeervoorzieningen per 100 m2. Dit leidt tot een fietsparkeerbehoefte van 63 fietsparkeerplaatsen. De resterende ruimte is voor een (vissers)café, waarvoor een norm geldt van 3,6 fietsparkeerplaats per 100 m2. Dit leidt tot 4 fietsparkeerplaatsen. In totaal zijn er dus vanwege de horeca 67 fietsparkeerplaatsen op eigen terrein nodig.
Witvisvijver
De witvisvijver wordt enkel aangedaan voor dagrecreatie. In de memo voor de verkeersgeneratie is ervan uitgegaan dat gemiddeld 80% van de bezoekers met de auto komt. Dan resteert 20% die met de fiets komt. Dit leidt bij 35 bezoekers (maximale capaciteit) tot een behoefte aan 7 fietsparkeerplaatsen.
Visplas
Uitgangspunt voor de verzoekers van de visplas is dat deze niet per fiets komen. Gezien de aard van het vissen en de bijbehorende uitrusting is het niet mogelijk dit per fiets te doen.
In totaal zijn er derhalve 74 fietsparkeerplaatsen nodig.
Aangezien het fietsparkeren plaats vindt op eigen terrein en er vanwege de aard van de locatie geen risico is op diefstal wordt uitgegaan van het plaatsen van fietsenrekken voor 74 plekken in de vorm van tegels, hoog-laag-beugels of klemmen. De afstand tussen de fietsen (hart-op-hart afstand) bedraagt 37,5 cm. Uitgaande van een diepte van 2 meter is er een ruimteclaim voor fietsparkeren van circa 60 m2. Deze ruimte is ruimschoots beschikbaar op het terrein.
Conclusie
Het huidig planontwerp is uitgegaan van de mogelijkheid om maximaal 133 parkeerplaatsen voor auto's en 74 parkeerplaatsen voor fietsen te realiseren. De parkeerplaats biedt daarmee ruim voldoende capaciteit voor de parkeerbehoefte van de visplas.
Fishing Adventure BV wil op het terrein van de zandwinlocatie Rutbekerveld langs de N18 tussen Enschede en Haaksbergen een visplas realiseren met bijbehorende faciliteiten, zoals parkeren, horeca, (wit)visvijver, bootjes, steigers en (drijvende) vishutten. Om dit mogelijk te maken, wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. In het kader van het bestemmingsplan is hieronder het aspect cultuurhistorie beoordeeld. Zie bijlage 15 van de bijlagen bij deze toelichting.
Archeologie
Uit de archeologische beleidskaart van de gemeente Enschede (juli 2009) blijkt, dat het plangebied is gelegen in een gebied waarbij een deel van de gronden is aangeduid als ‘onderzoeksgebied B’ en een deel als ‘gebied met lage verwachting’ (zie figuur 1).
Uit de ’beleidsnormen Enschede’ (maart 2011) volgt dat bij gronden met de aanduiding ‘onderzoeksgebied B” een aanlegvergunning nodig voor elke verstoringslocatie met een verstoring groter dan 2.500 m2 en dieper dan 50 cm. Voor gronden met de aanduiding ‘gebied met lage verwachting’ geldt, dat voor elke grote verstoring van meer dan 10 ha geldt een bureauonderzoek en een verkennend veldonderzoek uitgevoerd te worden in geselecteerde zones uit een gespecificeerd verwachtingsmodel.
Figuur 1: Uitsnede archeologische beleidskaart van de gemeente Enschede, met globaal ligging plangebied (rode contour) en gebied archeologisch onderzoek 2012 (blauwe contour)
In augustus 2012 heeft Ingenieursbureau Oranjewoud BV (tegenwoordig Antea Group) in het kader van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Noordwest – Rutbekerveld (2014) een archeologisch inventariserend veldonderzoek, verkennende fase, uitgevoerd (blauwe contour). In het plan van Fishing Adventure is daar een deel van de parkeervoorzieningen geprojecteerd. Het archeologisch onderzoek (Archeologische Rapporten Oranjewoud 2012/111, Inventariserend veldonderzoek Rutbekerveld nabij Enschede, 27 augustus 2012) toont aan, dat het terrein geheel verstoord is tot in de C-horizont. In geen van de boringen zijn archeologische indicatoren aangetroffen. Ook is de laag van Usselo niet in de boringen aangetroffen. Binnen het gebied wordt geen vindplaats meer verwacht. Het plangebied is vervolgens vrijgegeven voor het aspect archeologie.
Voor het deel van de gronden waar de bebouwing, de (wit)visvijver en overige parkeervoorzieningen zijn geprojecteerd geldt de aanduiding ‘gebieden met lage verwachting’. Aangezien de verstoring van de bodem veel minder is dan 10 ha is ook hier geen archeologisch onderzoek nodig.
Dit volgt ook uit het vigerende bestemmingsplan waar voor het gehele gebied waar van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest – Rutbekerveld geen archeologische dubbelbestemming is opgenomen.
Vanuit het oogpunt van archeologie zijn er dan ook geen belemmeringen voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Cultuurhistorische waardenkaart, Enschede
Op basis van het vigerende bestemmingsplan en de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Enschede is cultuurhistorie in relatie tot het plangebied beschouwd. Om zo goed mogelijk inzicht te krijgen in de cultuurhistorische waarden in de gemeente heeft de gemeente Enschede de cultuurhistorische waardenkaart opgesteld.
Figuur 3: Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart
Uit deze kaart blijkt, dat er binnen het plangebied van het bestemmingsplan geen rijksmonumenten, provinciale monumenten of gemeentelijke monumenten aanwezig zijn. Verder zijn er geen bijzondere objecten, panden, infrastructuur of gebieden in het plangebied gelegen.
De provinciale cultuurhistorische waardenkaart
De provinciale cultuurhistorische waardenkaart (zie figuur 4) laat geen waarden zien in het plangebied. Het plangebied ligt wel op gronden die zijn aangeduid als ruilverkavelingsblok 1985 – heden (donkerrode arcering).
Figuur 4: Uitsnede provinciale cultuurhistorische waardenkaart - ruilverkavelingsblok 1985 – heden (donkerrode arcering).
Met de ruilverkaveling werd het landschap rationeler en doelmatiger ingericht. Hoewel deze ruilverkavelingsprojecten funest zijn geweest voor het kleinschalige cultuurlandschap, ziet men de grote herinrichtingsprojecten tegenwoordig ook als ruimtelijke illustratie van ontwikkelingen uit het verleden. De ruilverkavelingen zijn ingedeeld naar periodes die overeenkomen met de verschillende landinrichtingswetten die toen van kracht waren. De periode ‘1924-1953’ is de tijd van de eerste ruilverkavelingwet, waarin landschappen vaak volledig op de schop gingen voor een optimale agrarische benutting. Bij deze ruilverkavelingen werd in mindere mate naar het oorspronkelijke cultuurlandschap gekeken. Tussen ‘1954-1984’ was de tweede ruilverkavelingwet van kracht en kreeg landschap een iets prominentere rol, al dan niet met een landschapsplan. Vanaf 1985 werd de ruilverkaveling vervangen door de meer landschapsvolgende Landinrichtingswet. Het plan heeft gezien de kleinschaligheid geen invloed op de bestaande verkaveling en infrastructuur.
Conclusie
Op grond van bovenstaande wordt geconcludeerd dat vanuit het oogpunt van archeologie en cultuurhistorie er geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
In de Welstandsnota 'Bouwen aan identiteit' is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. In deze nota is aan de onderhavige locatie de identiteit “vrije landelijke bebouwing” toegekend.
In het gevarieerde landschap rond Enschede staan behalve boerderijen en landgoederen ook her en der vrije, landelijke woningen en gebouwen met een bijzondere functie. Ruimtelijk spelen ze een bescheiden rol: de gebouwen staan min of meer ‘toevallig’ verspreid in het landschap, in het bos, tussen de open weiden, aan een boerenerf, langs een weg of op een kruispunt, eenzaam en alleen of in een kleine buurtschap bij elkaar.
De stadbouwmeester zal de vergunningsaanvraag aan deze welstandsidentiteit toetsen zodat de bebouwing paasend is in de omgeving.
Duurzaamheid is een centraal thema in het gemeentelijk beleid van Enschede. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. Tot voor kort werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem, geen aandacht was maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake. Om daar verandering in te kunnen brengen is het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.
In het Actieplan duurzaamheid, dat op 8 juni 2015 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld, heeft de gemeenteraad er voor gekozen om het duurzaamheidsbeleid toe te spitsen op de volgende punten:
Energie
Verhogen van het op eigen grondgebied opgewekte aandeel hernieuwbare energie tot minimaal 12 procent in 2030 en minimaal 27 procent van het voor 2050 voorziene gebruik van energie. |
Eigen organisatie
Zelf het goede voorbeeld geven. |
||
Biodiversiteit
Behoud en versterken van de verscheidenheid aan dier- en plantsoorten in de leefomgeving |
Groene groei
Groei van de economie zonder dat dit nadelig is voor klimaat, water, bodem, grondstoffen en biodiversiteit. |
||
Circulaire economie
Verminderen van de hoeveelheid (rest-)afval door afvalpreventie en het beter scheiden van restafval. |
Klimaatadaptatie
Negatieve gevolgen die gepaard gaan met klimaatverandering beperken en de kansen die de klimaatverandering biedt benutten. |
||
Duurzame mobiliteit
Verhoging van het aandeel fietsgebruik in het totaal aantal verplaatsingen, stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en stimuleren van het gebruik van elektrische auto's. |
WEconomy
Bewoners in Enschede dragen in collectief verband actief bij aan een of meer van de duurzame doelstellingen. |
Aanpak van het duurzaamheidsbeleid
Binnen de voorgestane aanpak van het Actieplan Duurzaamheid staan de begrippen 'duurzame daden', 'duurzame deals' en 'duurzaam doen' centraal.
Duurzame daden
De gedachte hierbij is dat het zichtbaar maken van bestaand duurzaam gedrag de beste manier is om anderen te inspireren en aan te zetten tot duurzaam handelen. We richten ons daarbij op de groep die in beginsel bereid is tot duurzaam gedrag.
Duurzame deals
Duurzame deals, oftewel afspraken over duurzaam handelen, zijn een middel om nieuw duurzaam gedrag uit te lokken. Bij de uitvoering van duurzame initiatieven lopen bedrijven, instellingen en groepen inwoners soms tegen barrières aan. De gemeente wil die belemmeringen wegnemen. Soms kunnen we daar zelf voor zorgen. In andere gevallen doen we daarvoor een beroep op anderen. De deals maken duidelijk dat verduurzaming van de samenleving een opgave is die we samen moeten oppakken.
Duurzaam Doen
Zelf het goede voorbeeld geven is binnen de gekozen aanpak een belangrijk uitgangspunt. Verduurzaming van de eigen organisatie is in dit Actieplan duurzaamheid verder uitgewerkt onder de noemer Duurzaam Doen.
Voor deze benadering is gekozen, omdat het een positieve benadering is, die anderen inspireert en stimuleert tot duurzame handelingen (gedrag, het doen van investeringen etc.). Het voordeel van deze aanpak is bovendien dat het gedrag voor de doelgroep herkenbaar en dichtbij is, de communicatieboodschap hierdoor aansluit bij de belevingswereld van mensen en de huidige doeners de afzender/ambassadeur zijn (in plaats van de gemeente). Hierdoor is het een aanpak van de stad, in plaats van de gemeente.
In deze paragraaf wordt aan de hand van het Actieplan Duurzaamheid bekeken in hoeverre het bestemmingsplan kan bijdragen aan de realisatie van de gemeentelijke duurzaamheidsambities.
Algemeen
Bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet. Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.
Energie :
Voor het realiseren van veel energie besparende maatregelen of voorzieningen in, aan of op gebouwen, zoals isolatie van vloer, muren of dak, het plaatsen van zonnepanelen of een zonnecollector op het dak, is geen omgevingsvergunning vereist. Voor warmte-koude opslag en bodemenergiesystemen is de provincie Overijssel het bevoegd gezag. Voor nieuwbouw geldt dat moet worden voldaan aan de energieprestatienormen uit het Bouwbesluit. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van windturbines of zonnepanelen op maaiveldniveau en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.
Klimaatadaptatie :
Voor het realiseren van relatief eenvoudige klimaatadaptieve maatregelen en voorzieningen als groene dakbedekking op gebouwen en het in de bodem infiltreren van hemelwater is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater, het vrij houden van bebouwing van overloopgebieden, het vrij houden van bebouwing langs beken of van lage plekken die natuurlijke waterbergingen vormen, het ophogen van gronden of het realiseren van bouwwerken ter voorkoming van overstromingen en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.
Circulaire economie:
Voor het realiseren van afvalcontainers voor het gescheiden inzamelen van afval en herbruikbare materialen is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen en inrichtingen voor de verwerking van afval.
Biodiversiteit :
Natuurgebieden, bossen, parken en andere structurele, veelal openbaar toegankelijke, groenvoorzieningen worden in een bestemmingsplan als zodanig bestemd en voorzien van een passende beschermende gebruiks- en bouwregeling. Daarnaast maakt een bestemmingsplan het in nagenoeg elke bestemming mogelijk om groenvoorzieningen van ondergeschikte aard te realiseren.
Overige actiepunten :
Voor de overige actiepunten uit het Actieplan Duurzaamheid kan kortheidshalve worden volstaan met de conclusie dat deze geen ruimtelijke relevantie hebben en als zodanig dus ook niet van invloed zijn op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.
Aangegeven dient te worden dat bij de onderhavige ontwikkeling nader uitgezocht wordt of er gebruik gemaakt kan gaan worden van duurzame materialen en op welke wijze de natuurontwikkeling duurzaam kan worden uitgevoerd en instandgehouden. Daarnaast wordt ook gekeken of de drijvende barrière tussen het visgedeelte van de plas en het gedeelte waar de natuurontwikkeling plaatsvindt, uitgevoerd kan worden met zonnepanelen.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Rutbekerveld 2019 " getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.
In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.
Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.).
In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken daadwerkelijk een m.e.r.-(beoordelings)procedure doorlopen moet worden dan wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden uitgevoerd.
Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:
Toetsing bestemmingsplan "Rutbekerveld 2019 " aan het Besluit m.e.r.
Het bestemmingsplan "Rutbekerveld 2019' heeft (mede) tot doel de realisatie van een visplas realiseren met bijbehorende faciliteiten, zoals parkeren, horeca, (wit)visvijver, bootjes, steigers en (drijvende) vishutten. Om dit mogelijk te maken, wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld.
Deze beoogde ontwikkeling is geen activiteit / project als genoemd in de bijlage bij het Besluit m.e.r. waarvoor een m.e.r. of m.e.r. beoordeling dient te worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het Besluit m.e.r. kan dan ook achterwege blijven.
conclusie toetsing aan het Besluit m.e.r
Ten behoeve van voorliggend plan geldt dat het bestemmingplan geen activiteiten mogelijk maakt die in bijlage C en bijlage D van het Besluit m.e.r. zijn genoemd. Er geldt daarom geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan of er bestaande bedrijfsactiviteiten en voorzieningen rondom het plangebied van het bestemmingsplan "Rutbekerveld 2019" aanwezig zijn, die van invloed kunnen zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Daarbij is gekeken naar de potentiële milieubelasting van deze bedrijfsactiviteiten en voorzieningen. De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar.
Het bepalende milieuaspect voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten is geluidhinder.
Voor nieuwe bedrijfsactiviteiten en commerciële functies in nieuwbouw geldt dat de geluidwering voor de scheiding tussen wonen en bedrijfsactiviteiten moet voldoen aan de eisen voor geluidwering bij nieuwbouw zoals opgenomen in het Bouwbesluit. Daarnaast moet worden voldaan aan de eisen die het Activiteitenbesluit stelt voor het geluidsniveau in in- en aanpandige geluidsgevoelige gebouwen en (verblijfs)ruimten.
De richtwaarden gelden ter plaatse van geluidsgevoelige objecten of op een afstand van 50 meter van de grens van de inrichting, indien binnen die afstand geen sprake is van geluidsgevoelige objecten. Andere milieuaspecten kunnen buiten beschouwing blijven. Risicovolle en geluidzoneringsplichtige activiteiten zijn expliciet uitgesloten. Voor geur en stof gelden de normen van het Activiteitenbesluit. Gelet op het soort bedrijven en commerciële voorzieningen dat het bestemmingsplan "Rutbekerveld 2019" beoogt mogelijk te maken zijn bedrijfsactiviteiten die stof en/of geur veroorzaken ook niet te verwachten. Hiermee is voldoende ingekaderd wat voor soort activiteiten zonder meer toelaatbaar zijn in het plangebied.
Milieuhinder van bedrijfsactiviteiten binnen het plangebied voor woningen in en rondom het plangebied
In de nabijheid van de te realiseren bedrijfswoning zijn inrichtingen gelegen. Het betreft de camping aan de Rutbekerveldweg, het zandwinbedrijf, het verondiepen en de tijdelijke opslag. Nagegaan dient te worden of vanwege deze inrichtingen ter plaatse van de te realiseren bedrijfswoning sprake is van een goed woon- en leefklimaat en of de inrichtingen door het toevoegen van een nieuwe geluidsgevoelige bestemming niet in de bedrijfsvoering worden belemmerd. Dit is in beeld gebracht in het door Anteagroup opgestelde rapport “Bedrijven en milieuzonering, Fishing Adventure te Enschede; projectnummer 0435321.100; d.d. 16 mei 2019”. Het rapport is als bijlage 6 bij deze toelichting gevoegd.
Uit het akoestisch onderzoek volgt dat ter plaatse van de te realiseren bedrijfswoning vanwege alle inrichtingen sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Verder blijkt uit het rapport dat de camping, het verondiepen en de tijdelijke opslag niet in hun bedrijfswoning worden belemmerd. Wel wordt de zandwinning in haar bedrijfsvoering belemmerd door de te realiseren bedrijfswoning.
Dat de bedrijfsvoering van de zandwinning wordt belemmerd leidt ertoe dat de bedrijfswoning alleen kan worden gebouwd nadat is aangetoond dat aan de vergunde richtwaarden van de zandwinning wordt voldaan. Dan wordt het bedrijf niet meer belemmerd in haar bedrijfsvoering. Deze situatie kan worden bereikt door de geluidsvoorschriften in de milieuvergunning van het zandwinbedrijf aan te passen of de woning pas toe te staan als er geen kans meer is op overschrijding van de vergunde richtwaarden. In de regels van het bestemmingsplan zal dit worden geborgd door daarin een voorwaardelijke verplichting op te nemen.
Conclusie milieuhinder bedrijven en voorzieningen
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Bodem algemeen
Het bodembeleid in Nederland heeft een hervormingsfase ondergaan. Er is sprake geweest van een overgang van het saneren van vervuilde bodem naar het duurzaam en efficiënt beheren en bewust gebruiken van de bodem en ondergrond in relatie met de bovengrondse toedeling van functies. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van bodemverontreiniging, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond, inclusief de daarin aanwezige verontreinigingen in grond en grondwater. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk. Functiegericht en kosteneffectief saneren is dan voldoende. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.
In het kader van een "goede ruimtelijke ordening" zoals beschreven in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, is het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit geschikt dient te zijn voor de voorgenomen bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of het plan uitvoerbaar is. De milieuhygiënische bodemgesteldheid speelt daarbij een rol. De Wet bodembescherming kan van toepassing zijn.
Bodemkwaliteit algemeen
Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het bodembeleid in Nederland heeft een hervormingsfase ondergaan. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van bodemverontreiniging, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk. Functiegericht en kosteneffectief saneren is dan voldoende. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.
Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan "Rutbekerveld 2019 "
Voor de herontwikkelingslocatie is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd. Zie hiervoor de rapportage Historisch vooronderzoek bodem Fishing Adventure Rutbekerveld met projectnummer 0435231.100 van 11 april 2019 opgesteld door Antea. Deze rapportage is als bijlage 7 opgenomen in de bijlagen behorende bij deze toelichting.
Uit de rapportage blijkt dat er geen reden is om te verwachten dat de bodem zodanig is verontreinigd door historische activiteiten, dat dit risico’s oplevert voor de toekomstige gebruikers van het terrein. Er wordt verwacht dat de herontwikkeling niet zal worden belemmerd door een bodemverontreiniging.
Conclusie bodemkwaliteit
Er wordt verwacht dat de bodem niet in een ernstige mate is verontreinigd, zodat er geen belemmering wordt verwacht voor de voorgenomen herontwikkeling en de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Afhankelijk van het tijdstip, aard en omvang van de realisatie van de herontwikkeling, kan het nodig zijn dat er voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor bouwen een bodemonderzoek volgens de NEN 5740 en indien nodig volgens de NEN 5707 verricht dient te worden. Hieruit zou kunnen blijken dat de bodem binnen de herontwikkelingslocatie is niet overal vrij is van bodemverontreiniging. Hiermee dient dan op dat moment rekening gehouden te worden. De Wet bodembescherming kan op dat moment van toepassing zijn. De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt door de aanwezigheid van een eventuele bodemverontreiniging niet belemmerd. De betreffende bodemverontreiniging kan dan op dat moment indien nodig functiegericht en kosteneffectief worden gesaneerd.
In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidsgevoelige gebouwen en terreinen zijn gelegen ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder. Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wet geluidhinder genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen en terreinen.
Met het plan wordt een bedrijfswoning mogelijk gemaakt. Een bedrijfswoning is op grond van de Wet geluidhinder geluidsgevoelig. De bedrijfswoning is gelegen binnen de onderzoekszone van de Rutbekerveldweg. De bedrijfswoning is gelegen buiten de onderzoekszone van de N18. Railverkeerslawaai en Industrielawaai zijn niet relevant.
Wegverkeerslawaai
Wettelijk kader
In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat zich aan weerszijden van een weg een zone bevindt. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. De zonering geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km per uur.
Volgens artikel 76a/77 van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan of een projectbesluit, waarin nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, binnen onderzoekszones van wegen, als bedoeld in artikel 74 van de Wgh, akoestisch onderzoek worden verricht.
De te realiseren bedrijfswoning is gelegen in buitenstedelijk gebied binnen de zone van bestaande wegen. Op woningen bedraagt de voorkeurswaarde 48 dB (artikel 82, eerste lid Wet geluidhinder). Indien deze waarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een hogere waarde worden verleend tot ten hoogste 53 dB (artikel 83, eerste lid Wet geluidhinder). Het vaststellen van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidnota Enschede (verder Geluidnota). Bij besluit van 3 april 2018 is door Burgemeester en Wethouders een (gedeeltelijke) herziening van de Geluidnota vastgesteld.
Akoestisch onderzoek
Om de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai in beeld te brengen is door Anteagroup een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport “Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, Bestemmingsplan Fishing Adventure Rutbekerveld; projectnummer 435231; d.d. 13 mei 2019”. Het rapport is beoordeeld en akkoord bevonden. Het rapport is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat vanwege het wegverkeer op de Rutbekerveldweg aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder wordt voldaan.
Conclusie
De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de realisatie van de bedrijfswoning.
Railverkeerslawaai
Er is geen spoorlijn in de directe omgeving aanwezig. Er kan geconcludeerd worden dat railverkeerslawaai niet relevant is bij de beoogde ontwikkeling.
Industrielawaai
Het plangebied van het bestemmingsplan "Rutbekerveld 2019 " is niet gelegen in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan "Rutbekerveld 2019" niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden. Een nadere toetsing aan de Wet geluidhinder vanwege industrielawaai kan daarom achterwege blijven.
Conclusie Wet geluidhinder
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de wet geluidhinder wel/geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Het wettelijke kader met betrekking tot luchtverkeerslawaai is geregeld in de Wet luchtvaart en specifiek de wijzigingswet Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML). De consequenties met betrekking tot het geluid als gevolg van vliegverkeer zijn vastgelegd in het Luchthavenbesluit, dat op 1 maart 2017 door gedeputeerde staten van Overijssel is vastgesteld en op 30 maart 2017 in werking is getreden.
Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ligt ruimschoots buiten de geluidszone van het vliegveld. Luchtvaartlawaai is voor het plan dan ook niet relevant.
Conclusie Luchtverkeerslawaai
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat luchtverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:
Luchtkwaliteit en het plangebied “Rutbekerveld 2019 ”
Inleiding
Fishing Adventure BV wil op het terrein van de zandwinlocatie Rutbekerveld een visplas met bijbehorende faciliteiten realiseren. Om de visplas mogelijk te maken is een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk. Ter onderbouwing van het aspect luchtkwaliteit is door Anteagroup de memo “Bestemmingsplan Fishing Adventure B.V,. Rutbekerveldweg te Enschede, Beoordeling luchtkwaliteit, definitief; memonummer 190429 435231.100-rev01; d.d. 29 april 2019” opgesteld. Deze memo is als bijlage 10 bij de bijlagen van deze toelichting opgenomen.
Luchtkwaliteit
Het wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen is geregeld in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:
Beoordeling luchtkwaliteit
In het plan worden diverse functies voorzien. Deze vallen niet letterlijk onder de in de Ministeriële Regeling NIBM aangewezen gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen. Daarom is door Anteagroup de memo “Bestemmingsplan Fishing Adventure B.V., Rutbekerveldweg te Enschede, Beoordeling luchtkwaliteit, definitief; memonummer 190429 435231.100-rev01; d.d. 29 april 2019” opgesteld. Uit de memo blijkt dat de ontwikkeling van het plan van Fishing Adventure BV niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit in de omgeving.
In de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gegevens opgenomen met betrekking tot de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in Nederland. Uit de monitoringstool 2018 blijkt dat op het plangebied in alle zichtjaren (2017, 2020 en 2030) aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.
Conclusie luchtkwaliteit
Uit het oogpunt van luchtkwaliteit ligt er geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan van Fishing Adventure BV. Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
In het kader van de bestemmingsplanprocedure voor Fishing Adventure B.V. is een geuronderzoek uitgevoerd. Zie bijlage 11 van de bijlagen van de toelichting. Het onderzoek is opgebouwd in twee delen: het verkrijgen van inzicht in de kwaliteit van de leefomgeving in het plangebied en beantwoording van de vraag of bestaande rechten van agrarisch ondernemers door realisatie van het plan worden aangetast. Uit de toetsing volgt dat er geen vaste afstand contouren over het plangebied zijn gelegen. Uit de geurberekeningen blijkt dat de voorgrondbelasting ter hoogte van het plangebied en de daar gelegen onderzochte geurgevoelige locaties maximaal 1,1 ouE/m3 bedraagt. Deze geurbelasting is ruimschoots lager dan de geurbelasting die maximaal toelaatbaar is geacht voor een geurgevoelig object gelegen in het buitengebied (14,0 ouE/m3). Dit betekent dat door de realisatie van voor geur gevoelige objecten binnen het plangebied er geen sprake is van het aantasten van bestaande rechten van de bestaande agrarische veehouderijen in de omgeving van het plangebied.
Conclusie
De kwaliteit van de leefomgeving ter hoogte van het gehele plangebied is aan te duiden als ‘zeer goed’ en de bestaande rechten van agrarisch ondernemers worden door realisatie van het plan niet aangetast.
Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.
Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).
Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.
De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.
Risicovolle activiteiten bij inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Rutbekerveld 2019” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi van toepassing is. Zie bijlage 14 van de bijlagen van deze toelichting.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Rutbekerveld 2019” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.
Wel loopt het tracé van de buisleidingenstrook uit het Barro op 750 meter van het plangebied. Het betreft een reserveringsstrook. Het is nog niet bekend wat voor leidingen (waarschijnlijk aardgas) hierin aangelegd zullen worden.
Omdat de stof(fen), de condities en het aantal leidingen niet bekend zijn kan er geen onderzoek naar veiligheidsaspecten van de reserveringsstrook gedaan worden. Dat betekent dat als de leidingen aangelegd en in gebruik worden genomen er onderzoek gedaan moet worden naar de veiligheidsaspecten. Er zal aan de wettelijke regels (Bevb) moeten worden voldaan. Zo nodig zullen er op kosten van de leidingeigenaar maatregelen getroffen moeten worden. De strook is derhalve geen belemmering voor onderhavig plan.
Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water
Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water is recentelijk nieuwe wet- en regelgeving in werking getreden voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van deze nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.
Basisnet Weg
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Rutbekerveld 2019” is geen weg aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg. In de directe nabijheid, op ca. 50 meter, is de (nieuwe) N18 gelegen. Een weg die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg. In het kader van de MER van deze ontwikkeling is een risicoanalyse gemaakt waaruit blijkt dat er op dit deel van het tracé geen PR-contour, geen plasbrandaandachtsgebied en geen (significant) groepsrisico (< 0,1 keer de oriëntatiewaarde) heerst. De volgende beleidsuitspraak uit de Beleidsvisie externe veiligheid is derhalve van toepassing in het kader van de verantwoording ten aanzien van het groepsrisico.
Beleidsuitspraak gemeente Enschede
De gemeente Enschede besluit dat zolang het aantal personen binnen het invloedsgebied onder de 25% van het aantal toelaatbare personen blijft (de OW) zal Enschede de volgende verantwoording gebruiken:
“Met inachtneming van de artikelen 12 en 13 van het Bevi is voor onderhavige situatie gekeken naar de consequenties voor het groepsrisico. Gezien de (beperkte) wijziging die de ruimtelijke ontwikkeling met zich mee brengt in aantallen personen binnen het invloedsgebied alsmede het feit dat het aantal personen binnen het invloedsgebied ook na de ontwikkeling lager is dan 25% van het toelaatbare aantal personen, is de gemeente Enschede van mening dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling geen onevenredige risico's voor de omgeving met zich mee brengt”.
Het Basisnet Weg is derhalve geen belemmering voor onderhavig plan.
Basisnet Water
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Rutbekerveld 2019” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.
Basisnet Spoor
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Rutbekerveld” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.
Gebruik van luchthavens
De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, vooral bij het opstijgen en landen.
Het plangebied van het bestemmingsplan “Rutbekerveld 2019 ” is hemelsbreed op ca. 11 kilometer van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.
Conclusie externe veiligheid
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Fishing Adventure BV wil op het terrein van de zandwinlocatie Rutbekerveld langs de N18 tussen Enschede en Haaksbergen een visplas realiseren met bijbehorende faciliteiten, zoals parkeren, horeca, (wit)visvijver, bootjes, steigers en (drijvende) vishutten. Om dit mogelijk te maken, wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. In het kader van het bestemmingsplan is hieronder het aspect kabels en leidingen beoordeeld. Zie hiervoor bijlage 16 van de bijlagen bij deze toelichting
Conclusie
Binnen het plangebied of in de directe omgeving daarvan liggen geen kabels, leidingen of straalpaden, die een belemmering vormen voor de toegelaten functie en die door middel van een juridische regeling in het bestemmingsplan beschermd zouden moeten worden.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.
Hemelwater
Uitgangspunt in het beleid van zowel gemeente als waterschap is het voorkomen van wateroverlast, ook bij hevige buiten. In het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is als beleidsuitgangspunt vastgelegd dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet op doelmatige wijze mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied tenminste 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied en bij uitbreiding van bebouwd oppervlak in bestaand stedelijk gebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave tenminste 40 millimeter, oftewel 40 liter per vierkante meter verhard oppervlak. Om een goede en doelmatige afvoer naar voorzieningen in de openbare ruimte te kunnen garanderen hanteert het waterschap Vechtstromen een maximum norm van 2,4 liter per seconde per hectare. Alleen wanneer het redelijkerwijs niet mogelijk is om op eigen terrein op doelmatige wijze hemelwater te bergen kan dit (deels) in de openbare ruimte worden gerealiseerd. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.
Afvalwater
Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. In nieuwe situaties (nieuwbouw, herontwikkeling) wordt afvalwater gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van afvalwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA), al dan niet met een helofytenfilter, worden ingericht.
Oppervlaktewater
Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijft. Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Vechtstromen en de gemeente Enschede leidend. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefd kan worden en goed te beheren is. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken, tenzij dit oppervlaktewater mede als doel heeft grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken. De aanleghoogte van nieuw oppervlaktewater dient zodanig te zijn dat de overstromingskans vanuit oppervlaktewater beperkt wordt tot eens per 100 jaar (T=100). Bij ontwikkelingen nabij watergangen geeft het waterschap Vechtstromen een aanleghoogte advies.
Grondwater en ontwatering
In de Waterwet is vastgelegd dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Onder ontwatering wordt verstaan: het verschil tussen het peil van de weg of van de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG). Om ongewenste effecten van hoge grondwaterstanden te voorkomen wordt geadviseerd de in onderstaande tabel genoemde ontwateringshoogtes aan te houden:
Grondgebruik | Ontwatering (m – GHG) |
Primaire wegen | 0,7 |
Secundaire wegen en erfontsluitingswegen | 0,5 |
Bouwwerken met kruipruimten | 0,7 |
Bouwwerken zonder kruipruimten | 0,5 |
Groen | 0,5 |
De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende en doelmatige maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.
Afwatering
Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende advieswaarden voor peilhoogtes:
Waterhuishouding en het bestemmingsplan “Rutbekerveld 2019 ”
Het bestemmingsplan “Rutbekerveld 2019 ” beoogt het planologisch mogelijk te maken dat er een visplas gerealiseerd wordt met bijbehorende faciliteiten, zoals horeca, bootjes en steigers. In de visplas zal een gevarieerd visbestand worden uitgezet, waaronder ook grotere vissen, zoals meervallen, in lengte oplopend tot meer dan 2 meter. Deze kunnen dan in een natuurlijke omgeving worden gevangen.
Het initiatief van Fishing Adventure past niet in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Rutbekerveld. De gemeente zal om de gewenste activiteiten toe te kunnen staan een nieuw bestemmingsplan moeten vaststellen. In het kader van de ruimtelijke procedure is het uitvoeren van een watertoets een verlicht onderdeel. Zie bijlage 13 van de bijlagen bij de toelichting.
Doel
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium.
Afstemming
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling heeft reeds in 2015 afstemming met het bevoegd gezag (provincie en waterschap) plaatsgevonden. In het overleg is aangegeven dat de voorgenomen ontwikkeling geen effect mag hebben op de KRW doelstellingen van de Hagmolenbeek. In dat kader is afgesproken met het waterschap dat er periodiek monitoring van de waterkwaliteit plaatsvindt vanwege het bijvoeren (fosfaat). Wanneer het fosfaalgehalte te hoog wordt, stopt Fishing Adventure met bijvoeren. Tevens is de voorgenomen ontwikkeling aangemeld via de digitale watertoets. Vanuit het waterschap is daarop een advies gegeven waar rekening mee gehouden moet worden bij de verdere uitwerking van de plannen.
Waterhuishoudkundige aspecten
De effecten van de voorgenomen ontwikkeling op de verschillende waterhuishoudkundige aspecten wordt hieronder per thema toegelicht.
Waterkwantiteit
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling wordt nieuw verhard oppervlak gerealiseerd. Het afstromende
hemelwater van het verhard oppervlak wordt bovengronds afgevoerd naar het oppervlaktewater. Door de uitbreiding van de zandwinplas wordt meer dan voldoende extra oppervlaktewater gerealiseerd om de toename aan verharding te compenseren. De toename aan verhard oppervlak heeft geen gevolgen voor de waterkwantiteit van zowel de plas zelf als het omliggende watersysteem. Het peil van de zandwinplas wordt in het kader van de voorgenomen ontwikkeling niet gewijzigd.
Waterkwaliteit
De waterkwaliteit in de zandwinplas wordt gemonitoord op de hoeveelheid fosfaat. Door het monitoren van de hoeveelheid fosfaat kan gemonitoord worden of de vissen niet te veel bijgevoerd worden.
Grondwater
Om de effecten van het vergroten en deels verondiepen van de zandwinplas in beeld te brengen zijn in het stadium van de m.e.r. voor het vigerende bestemmingsplan reeds modelberekeningen uitgevoerd naar de effecten op de omgeving. In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat het hydrologisch invloedsgebied (5 cm grondwaterstandsverandering) waar grondwaterstandsverlaging optreedt zeer beperkt is .Na afloop van de werkzaamheden (zandwinning en verondiepen) zullen de effecten op de grondwaterstroming niet leiden tot noemenswaardige negatieve invloeden op de overige belangen in de omgeving.
De nieuwe bebouwing dient voldoende ontwateringsdiepte te krijgen. Het waterschap adviseert hierin om een ontwateringsdiepte te hanteren van 1,0 meter bij toepassing van een kruipruimte en zonder kruipruimte een ontwateringsdiepte van 0,7 m.
Ecologie / KRW
De Hagmolenbeek die langs de zandwinplas loopt en waar een overloop naar toe leidt is aangewezen als KRW waterlichaam. Om te voorkomen dat een overstort vanuit de plas een negatief effect op de Hagmolenbeek zou hebben wordt de waterkwaliteit van de plas gemonitoord op het fosfaatgehalte. Tevens wordt een barrière geplaats om te voorkomen dat vissen vanuit de plas naar de Hagmolenbeek kunnen zwemmen.
Riolering
Langs de Oude Deldenerweg ligt drukriolering waar de camping Buytenplaats Boekelo op is aangesloten. Mogelijk kunnen de voorzieningen die langs de Ruthbekerveldweg worden gerealiseerd hierop worden aangesloten. Indien niet mogelijk zal de vuilwaterafvoer van de facilitaire voorzieningen van een IBA worden voorzien. De drijvende vishutten die op de plas komen worden van een IBA voorzien.
Voor de horecavoorzieningen geldt ten aanzien van de lozing van het vuilwater het Activiteitenbesluit. Conform artikel 3.6.1 van het Activiteitenbesluit moet het vuilwater worden aangesloten op de vuilwaterriolering. Indien dit niet mogelijk of haalbaar is zijn in artikel 3.131 van het Activiteitenbesluit de voorwaarden opgenomen waar aan voldaan dient te worden indien niet op de vuilwaterriolering aangesloten kan worden.
Conclusie
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden en de bijzondere nationale natuurgebieden (toekomstige Natura 2000 gebieden) geregeld. De Wet natuurbescherming bepaalt dat voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan moeten worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en de aanwezige habitats van soorten in een Natura 2000 gebied.
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer ook op basis van een uitgevoerde passende beoordeling significant negatieve gevolgen niet met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten kunnen de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen alleen mogelijk worden gemaakt indien er redelijkerwijs geen alternatieven aanwezig zijn, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en de negatieve gevolgen in voldoende mate worden gecompenseerd.
Beschermde natuurgebieden en het plangebied “Rutbekerveld 2019 ”
Het plangebied van het bestemmingsplan “Rutbekerveld 2019” ligt in het zuidwestelijke buitengebied van Enschede, langs de Haaksbergerstraat en bestaat in de huidige situatie uit een zandwinplas met de daarbij behorende terreinen en voorzieningen. Met het bestemmingsplan wordt de realisatie van een recreatief-commerciële visvoorziening met bijbehorende faciliteiten en infrastructuur mogelijk gemaakt. Ten behoeve van deze ontwikkeling is in het kader van de uitvoerbaarheidstoets voor het bestemmingsplan door Anteagroup een natuuronderzoek (d.d. 20 mei 2019) en een stikstofdepositieonderzoek (d.d. 4 december 2019) uitgevoerd. Zie respectievelijk bijlage 17, 18 en 19 van de bijlagen bij deze toelichting.
In het uitgevoerde natuuronderzoek en stikstofdepositieonderzoek wordt voldoende aannemelijk gemaakt dat de ontwikkeling die het bestemmingsplan beoogt mogelijk te maken geen negatieve gevolgen zal hebben voor in de nabijheid van het plangebied gelegen Natura 2000 gebieden. Een nadere toetsing aan hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming kan daarmee achterwege blijven.
Conclusie Wet natuurbesscherming, beschermde natuurgebieden
Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming voor wat betreft beschermde natuurgebieden op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
In hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren in gevaar komt en dat vaste rust- en verblijfplaatsen en groeiplaatsen opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of anderszins functioneel leefgebied van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.
Beschermde soorten en het plangebied “Rutbekerveld 2019 ”
Het plangebied van het bestemmingsplan “Rutbekerveld 2019” ligt in het zuidwestelijke buitengebied van Enschede, langs de Haaksbergerstraat en bestaat in de huidige situatie uit een zandwinplas met de daarbij behorende terreinen en voorzieningen. Met het bestemmingsplan wordt de realisatie van een recreatief-commerciële visvoorziening met bijbehorende faciliteiten en infrastructuur mogelijk gemaakt. Ten behoeve van deze ontwikkeling is in het kader van de uitvoerbaarheidstoets voor het bestemmingsplan door Anteagroup een natuuronderzoek (d.d. 20 mei 2019) en een stikstofdepositieonderzoek (d.d. 4 december 2019) uitgevoerd. Zie respectievelijk bijlage 17, 18 en 19 en van de bijlagen bij deze toelichting.
In het uitgevoerde natuuronderzoek wordt voldoende aannemelijk gemaakt dat de ontwikkeling die het bestemmingsplan beoogt mogelijk te maken geen negatieve gevolgen zal hebben voor eventueel aanwezige vaste rust- en verblijfplaatsen of anderszins functioneel leefgebied van (strikt) beschermde soorten. Wel is voor een aantal soorten, namelijk amfibieën, reptielen, vlinders en libellen eerst nader soortgericht onderzoek en mogelijk ook een ontheffing Wet natuurbescherming noodzakelijk. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan dient hierover voldoende duidelijkheid te zijn en aannemelijk te worden gemaakt dat een eventueel noodzakelijke ontheffing redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.
Conclusie Wet natuurbescherming, bescherming van planten- en diersoorten
Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming voor wat betreft de bescherming van planten- en diersoorten op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) en beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden.
De aanwijzing van gebieden als onderdeel van het NNN vindt plaats bij provinciale verordening en dient te worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. Het NNN kent geen externe werking, tenzij dit bij provinciale verordening als zodanig is bepaald.
Het NNN en het plangebied “Rutbekerveld 2019”
Het plangebied is deels gelegen op gronden die onderdeel uitmaken van het NNN. In het uitgevoerde natuuronderzoek wordt voldoende aannemelijk gemaakt dat de ontwikkeling die het bestemmingsplan beoogt mogelijk te maken geen negatieve gevolgen zal hebben voor de wezenlijke kenmerken en natuurlijke waarden van de tot het NNN behorende gebieden in het plangebied.
Conclusie NNN
Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat het NNN geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Conclusie Wet natuurbescherming:
Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Rutbekerveld 2019"
Type bestemmingsplan
De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:
Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
In het bestemmingsplan "Rutbekerveld 2019" is gekozen voor een gedetailleerd bestemmingsplan. Dit omdat er sprake is van een bedrijfsmatige bestemming waarbinnen extra activiteiten worden toegestaan. Om dit goed te kunnen regelen dient er een paasende juridisch-plaologische regeling opgesteld te worden.
Wijze van bestemmen
Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.
Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.
Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.
In paragraaf 7.3 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Rutbekerveld 2019" is gekozen.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan “Rutbekerveld 2019 ”.
In Artikel 1, Begrippen, zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd.
Artikel 2, Wijze van meten, geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.
Artikel 3 Bedrijf - Zandwinlocatie
De zandwinning heeft een bedrijfsbestemming gekregen, met als toevoeging 'Zandwinlocatie' net als in het vigerende bestemmingsplan. Ten behoeve van de zandwinning mogen bouwwerken worden opgericht, waarvoor het bestemmingsplan regels geeft over bijvoorbeeld het maximale bouwoppervlak en de maximale bouwhoogte.
Binnen deze bestemming zijn verschillende functieaanduidingen opgenomen waarbinnen verschillende
nader omschreven functies zijn toegestaan. Uitsluitend binnen de functieaanduiding "specifieke vorm van
bedrijf - zandwinning" is het toegestaan om zand te winnen. De zandwinplas kan dan ook uitsluitend worden gerealiseerd binnen de grenzen van deze functieaanduiding. De concentratie van werkzaamheden en de bij
de zandwinlocatie benodigde bebouwing wordt geconcentreerd binnen de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - werkterrein'. Deze functieaanduiding valt samen met het binnen deze bestemming opgenomen
bouwvlak. De ontsluiting van het werkterrein is op de verbeelding weergegeven. Binnen deze bestemming zullen aanduidingen worden opgenomen om de recreatieve activiteiten mogelijk te maken binnen de zandwinningsplas.
Het verondiepen van de bestaande zandwinplas vindt uitsluitend plaats binnen de functieaanduiding
"specifieke vorm van bedrijf - verondiepen". Ten behoeve van de verondieping mogen bouwwerken worden
opgericht, waarvoor het bestemmingsplan regels geeft over bijvoorbeeld het maximale bouwoppervlak en
maximale de bouwhoogte. Tevens is in het bestemmingsplan regeld dat de voormalige boerderij aan de Rutbekerveldweg 275, die is aangekocht door de VOF Rutbekerveld, tijdelijk in gebruik genomen mag worden als bedrijfswoning (voor de duur van maximaal 3 jaar, gerekend vanaf de dag van inwerkingtreding van het bestemmingsplan). Deze tijdelijke bedrijfswoning heeft in de regels en op de verbeelding de functieaanduiding "specifieke bouwaanduiding c" gekregen. De voorwaardelijke verplichting binnen deze bestemming voorziet in een borging waarmee verzekerd is dat hier na 3 jaar niet meer gewoond wordt. Deze termijn van 3 jaar is opgenomen omdat de nieuwe bedrijfswoning met bijbehorende voorzieningen voor de recreatieve functie dan is gerealiseerd of omdat de woning gesloopt wordt t.b.v. baggerwerkzaamheden.
Artikel 4 Groen
Deze bestemming voorziet o.a. in een afschermende voorzieningen (naar omliggende woningen) in de vorm van natuurlijke, aarden (geluid)wallen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - a', met een hoogte van minimaal 5 mete en ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - b" met een hoogte van minimaal 3,5 meter.
Artikel 5 Verkeer
De bestemming "Verkeer” is bedoeld voor verkeerszones die een doorgaand karakter hebben (verkeersaders). Dit zijn wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden, of wegen die onderdeel uitmaken van een busroute. Binnen deze bestemming zijn onder andere wegen, fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg mogelijk. Op de voor “Verkeer” aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals bouwwerken voor bewegwijzering, beveiliging en regeling van het verkeer, nutsvoorzieningen, draagconstructies voor reclame en ander straatmeubilair.
Leiding - Leidingstrook (artikel 6)
Door het gebied loopt het buisleidingentracé van nationaal belang zoals dat is opgenomen in het Barro. Voor bepaalde werken en werkzaamheden is een vergunningsvereiste opgenomen.
Binnen de in het plan voorkomende bestemmingen en dubbelbestemmingen kunnen de bouw- en gebruiksmogelijkheden worden geregeld door het gebruik van functieaanduidingen, bouwaanduidingen, maatvoeringsaanduidingen en figuren.
Bouwvlak:
Het bouwvlak is het gebied binnen de grenzen waarvan de met het bestemmingsplan mogelijk gemaakte bebouwing gerealiseerd dient te worden.
Functieaanduidingen:
Functieaanduidingen worden gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een gedeelte van een bestemming nader in te kaderen. Zo kan met een functieaanduiding worden aangegeven dat ter plaatse alleen een bepaalde, met name genoemde, functie is toegestaan of juist expliciet is uitgesloten. Bij functieaanduidingen gaat het vaak om het passend bestemmen van een aanwezige, niet (geheel) bij de bestemming passende functie, zoals bijvoorbeeld de functieaanduiding 'garageboxen' binnen de bestemming 'Wonen' om aan te geven waar binnen de woonbestemming garageboxen zijn toegestaan. Daarnaast kunnen functieaanduidingen worden gebruikt om aan te geven dat op een bepaalde locatie binnen een bestemming functies op boven elkaar gelegen verdiepingen zijn toegestaan.
De volgende functieaanduidingen zijn in het bestemmingsplan opgenomen:
- bedrijfswoning
- ontsluiting
- recreatie
- specifieke vorm van bedrijf - verondiepen
- specifieke vorm van bedrijf - werkterrein
- specifieke vorm van bedrijf - zandwinning
- vijver
- horeca.
Bouwaanduidingen:
Bouwaanduidingen worden gebruikt om specifieke aanwijzingen te geven over de gewenste wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken. Bijvoorbeeld of gebouwen vrijstaand moeten worden gebouwd of juist aangeengebouwd, of er bijvoorbeeld een kap verplicht is of juist een plat dak. Ook zijn er bouwaanduidingen voor bijzondere bouwwerken, zoals een antennemast.
De volgende bouwaanduidingen zijn in het bestemmingsplan opgenomen:
- specifieke bouwaanduiding - a
- specifieke bouwaanduiding - b
Beide bouwaanduidingen hebben te maken met de realisering van een natuurlijke aarden (geluids)wal.
anti-dubbeltelregel (artikel 7)
De anti-dubbeltelregel is een wettelijk voorgeschreven regel die bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan bij de beoordeling van latere bouwplannen voor die grond buiten beschouwing blijft. Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.
algemene bouwregels (artikel 8)
In de algemene bouwregels zijn de bouwregels opgenomen voor het onderkelderen van gebouwen en terreinen en voor het bouwen van nutsvoorzieningen. Daarnaast kunnen in de algemene bouwregels ook bouwregels zijn opgenomen voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken, bebouwing buiten het bouwvlak en overige bouwwerken met de daarbij behorende afwijkingsregels. Deze algemene bouwregels zijn alleen van toepassing voor zover dat in de bouwregels van een bestemming expliciet is bepaald.
algemene gebruiksregels (artikel 9)
In de algemene gebruiksregels zijn naast een algemeen gebruiksverbod ook enkele op specifieke situaties gerichte gebruiksregels opgenomen.
In het algemeen gebruiksverbod is geregeld dat het verboden is gronden en bouwwerken te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel dat niet in overeenstemming is met de in dit bestemmingsplan aan die gronden en bouwwerken gegeven bestemming(en). Van deze regel uitgezonderd is het van het afwijkend gebruik dat door burgemeester en wethouders is toegestaan bij een omgevingsvergunning voor handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving.
De op specifieke situaties gerichte gebruiksregels hebben betrekking op het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis in combinatie met wonen, het verbod op de verkoop, vervaardiging, verwerking en opslag van vuurwerk, het verbod op het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidzoneringsplichtige inrichting en het verbod op het gebruik van gronden en bouwwerken als risicovolle inrichting.
algemene afwijkingsregels (artikel 10)
In de algemene afwijkingsregels is geregeld onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders in concrete gevallen bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van de in het bestemmingsplan opgenomen (algemene) bouw- en/of gebruiksregels.
algemene wijzigingsregels (artikel 11)
In de algemene wijzigingsregels is geregeld onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders in bepaalde concreet genoemde gevallen onderdelen van het bestemmingsplan kunnen wijzigen. Deze wijzigingsbevoegdheden liggen in het verlengde van de afwijkingsbevoegdheden zoals genoemd in de algemene afwijkingsregels maar hebben doorgaans een grotere impact op de woon- en leefomgeving. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan een wijzigingsbevoegdheid voor het (gedeeltelijk) wijzigen van de Lijst van bedrijfstypen, een wijzigingsbevoegdheid voor het toekennen van de aanduiding 'karakteristiek' aan een als zodanig door een cultuurhistorisch deskundige gewaardeerd en door burgemeester en wethouders aangewezen cultuurhistorisch waardevol gebouw of een wijzigingsbevoegdheid voor het in geringe mate wijzigen van bestemmings- en/of bouwgrenzen om een gewenst en voor het overige in het bestemmingsplan passend bouwplan mogelijk te kunnen maken.
algemene procedureregels (artikel 12)
In de algemene procedureregels wordt verwezen naar de wettelijk voorgeschreven procedureregels voor de toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden, aangevuld met enkele specifieke gemeentelijke procedureregels.
De algemene procedureregels bevatten ook het afwegingskader voor de toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en bevoegdheden tot het bij een omgevingsvergunning stellen van nadere eisen.
In het hoofdstuk 'overige regels' zijn regels opgenomen die aanvullende werking hebben op de bouw- en gebruiksregels in het bestemmingsplan.
Parkeren en laden en lossen (artikel 13.1)
Dit artikel bevat de regels voor het op eigen terrein realiseren van voldoende voorzieningen voor parkeren, van zowel auto's en fietsen als parkeervoorzieningen voor mindervaliden. Dit artikel bevat ook de regels voor het op eigen terrein in voldoende mate voorzien in voorzieningen voor het laden en lossen van goederen. Bij de beoordeling of in voldoende mate wordt voorzien in parkeer- en/of laad- en losvoorzieningen wordt getoetst aan de parkeernormen zoals die zijn vastgelegd in de beleidsregel 'Parkeernormennota Enschede 2017'. Het artikel bevat een dynamische verwijzing voor het geval de parkeernormennota tussentijds mocht worden gewijzigd of vervangen door een nieuwe parkeernormennota.
Bergen, vasthouden en afvoeren van hemelwater (artikel 13.2)
Dit artikel bevat de regels voor het bij nieuwbouw op eigen terrein realiseren van voldoende voorzieningen voor het bergen, vasthouden en afvoeren van hemelwater. Deze regeling is de ruimtelijke vertaling van het gemeentelijke beleidskader zoals dat is vastgelegd in de Watervisie en in het Gemeentelijk Rioleringsplan.
De planregels vormen het juridisch bindend kader dat aangeeft waar en hoeveel er gebouwd mag worden en waar het voor gebruikt mag worden. De planregels kunnen niet in alle ontwikkelingen voorzien. In sommige gevallen is een bepaalde ontwikkeling wenselijk, maar niet passend binnen de planregels. In deze paragraaf wordt toegelicht op welke wijze invulling gegeven wordt aan de diverse flexibiliteitsbepalingen in de planregels.
Afwijkingsregels
De afwijkingsregels van de bouw- of gebruiksregels maken het mogelijk dat burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij om afwijkingen van geringe aard en omvang. De bestemming van de grond waarop de afwijking betrekking heeft, wijzigt daardoor niet. Om hiervan gebruik te kunnen maken, moet een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving' aangevraagd worden. Burgemeester en wethouders maken vervolgens de afweging of de vergunning verleend kan worden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het afwegingskader dat in deze paragraaf verder wordt toegelicht. Daarnaast kunnen bij een afwijkingsbevoegdheid specifieke toepassingscriteria genoemd zijn, waar aan moet worden voldaan.
Wijzigingsbevoegdheden
De wijzigingsbevoegdheden maken het mogelijk dat burgemeester en wethouders het bestemmingsplan op door de gemeenteraad concreet benoemde onderdelen inhoudelijk kunnen wijzigen. Dat kan een wijziging van een bestemming of een aanduiding zijn, al dan niet in combinatie met een wijziging van de daarbij behorende bouw- en/of gebruiksregels maar ook alleen een wijziging van de planregels zonder dat daarvoor ook de verbeelding hoeft te worden gewijzigd. Bij een verzoek tot toepassing van een wijzigingsbevoegdheid wordt gebruik gemaakt van het afwegingskader dat in deze paragraaf verder wordt toegelicht. Daarnaast kunnen bij een wijzigingsbevoegdheid specifieke toepassingscriteria genoemd zijn, waar aan moet worden voldaan. In tegenstelling tot bij een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan wordt bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid het bestemmingsplan wel inhoudelijk gewijzigd. Een wijzigingsplan doorloopt een afzonderlijke planologische procedure die nagenoeg gelijk is aan die van een bestemmingsplan.
Afwegingskader
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid of wijzigingsbevoegdheid wordt het algemene beoordelingskader gehanteerd zoals in onderstaand overzicht is weergegeven. Daarnaast kunnen voor toepassing van een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid nog specifieke toepassingscriteria gelden. Op deze wijze worden aanvragen zoveel mogelijk op dezelfde criteria beoordeeld en geeft het gebruikers/eigenaren van gronden in het plangebied meer duidelijkheid en rechtszekerheid over de toepassing van de flexibiliteitmogelijkheden in de planregels.
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid of wijzigingsbevoegdheid mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria: |
Woon- en leefklimaat: |
Er dient rekening gehouden te worden met het in stand houden van een goed woon- en leefklimaat, hierbij dient gelet te worden op: - de verkeersaantrekkende werking, deze mag geen onevenredige gevolgen hebben voor de bereikbaarheid van de locatie en zijn directe omgeving; - de parkeerbehoefte mag niet tot gevolg hebben dat de parkeerdruk op de openbare ruimte wordt vergroot; - overlast door lawaai, stank en/of trillingen; - lichttoetreding en bezonning, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitstraling naar (bebouwing op) aangrenzende gronden; - de eventuele gevolgen voor het aanwezige uitzicht; - de aanwezigheid van voldoende privacy; - mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater; - mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor het voorkomen van hittestress; - mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor een duurzame energievoorziening. |
Straat- en bebouwingsbeeld: |
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan: - een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing); - de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen; - gevelbeelden; - de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing; - de hoogtedifferentiatie; - de situering van gebouwen op het perceel. Bepalend daarbij is de specifieke situatie ter plaatse van de locatie waarop de beoogde ontwikkeling betrekking heeft en hoe zich die verhoudt tot zijn directe omgeving. Een hoekpand aan een belangrijke stedenbouwkundige structuur vraagt immers om een andere benadering dan een woongebouw in een woonhofje ergens in een groene buitenwijk. |
Verkeersveiligheid: |
Ter waarborging van de verkeersveiligheid moet rekening gehouden worden met: - de toename van de verkeersintensiteit; - overlast door lawaai, stank en/of trillingen; - benodigde uitzichthoeken van wegen; - de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg; - de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden; - de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte. |
Sociale veiligheid: |
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is moet rekening gehouden worden met: - de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek; - de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt. |
Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding |
Voor de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding moet rekening gehouden worden met de volgende aspecten: - aanwezigheid van kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten; - de aanwezigheid en routering van vluchtwegen; - de bereikbaarheid van de bouwwerken voor hulpdiensten; - de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen. |
Milieusituatie: |
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep moet rekening gehouden worden met: - de mate van hinder voor de omliggende functies; - de gevolgen voor de externe veiligheid; - de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies; - de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving; - de gevolgen voor beschermde (natuur)gebieden; - de gevolgen voor de bodemkwaliteit; - de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit en/of de grondwaterstand; - de situering van gebouwen ten opzichte van het water. |
Cultuurhistorische waarde: |
Bij een ruimtelijke ingreep moet rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarde van een gebouw of ensemble van gebouwen in relatie met de omgeving. |
Gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden: |
Een nieuwe ontwikkeling in een gebied kan gevolgen hebben voor de omgeving. Als een nieuwe ontwikkeling voldoet aan de planregels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan, dan kan de omgeving hier vooraf rekening mee houden. Het afwijken van de planregels of het stellen van nadere eisen voor een nieuwe ontwikkeling mag niet leiden tot het beperken van de bouw- en gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met eventuele privaatrechtelijke aspecten. |
Nadere eisen
Met het stellen van nadere eisen bij een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders een aangevraagde activiteit op ondergeschikte onderdelen aanpassen. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen of afwijkingen van de bestemming worden toegestaan.
Aanvullend afwegingskader voor het stellen van eisen ter bescherming van bomen
In de regels van het bestemmingsplan is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen tot het stellen van nadere eisen bij een omgevingsvergunning ter bescherming van bomen. Hiermee kunnen in concrete gevallen beschermende maatregelen worden voorgeschreven om te voorkomen dat in de nabijheid van op grond van de APV beschermde bomen bouwwerken worden gerealiseerd die mogelijk schade kunnen veroorzaken aan deze beschermde bomen. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid betrekken burgemeester en wethouders de bij de APV gestelde nadere regels voor de bescherming van bomen.
Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.
In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.
Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de gewenste toekomstige situatie planologisch-juridisch vast te leggen. Binnen het plangebied zijn verschillende deelontwikkelingen beoogd, met als hoofddoel de ontwikkeling van van een kleinschalige toeristische- en recreatieve functie in de vorm van een visplas met horecavoorziening, een bedrijfsgebouw, drijvende vishutten en een beheerderswoning waarbij de bestaande planologische mogelijkheden voor het zandwinningsbedrijf gehandhaafd blijven.
De gronden in het plangebied zijn eigendom van een bedrijf.
Exploitatieovereenkomst
De gebieden in het plangebied die geen gemeentelijk eigendom zijn worden in samenwerking met de gemeente Enschede door particulieren en/of projectontwikkelaars ontwikkeld, waarbij de gemeente de kosten zal verhalen middels het sluiten van een (anterieure) exploitatieovereenkomst met de betreffende particuliere ontwikkelaars. Zodra de exploitatieovereenkomsten gesloten zijn zal daar overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.24 Wro in de "Huis aan Huis" mededeling worden gedaan.
Exploitatieplan
Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wro dient de gemeenteraad voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro is voorgenomen een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het bestemmingsplan begrepen gronden anderszins is verzekerd.
Gelet op het bovenstaande onder "Exploitatieovereenkomst" kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende anderszins is verzekerd en is de economische uitvoerbaarheid van het nu voorliggende bestemmingsplan voldoende aangetoond.