Plan: | Boeldershoek 2018 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0153.BP00169-0003 |
het bestemmingsplan Boeldershoek 2018 met identificatienummer NL.IMRO.0153.BP00169- van de gemeente Enschede.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels van het plan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
opslag van afvalstoffen in de open lucht danwel afgedekt, anders dan storten.
agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, zoals het houden van schapen en het verbouwen van druiven.
een bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen gebouw, niet zijnde een woning, dat vanwege de bestemming daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft:
met uitzondering van de delen van het gebouw die een andere gebruiksfunctie en/of bestemming hebben dan verblijfsruimten.
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde, met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
een op de verbeelding van het plan of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten minste moet of ten hoogste mag worden bebouwd.
een onderneming gericht op het produceren, vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
een woning in of bij een (bedrijfs)gebouw of op een (bedrijven)terrein kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouwen of het terrein, noodzakelijk is.
bedrijven met bedrijfsactiviteiten die bestaan uit:
de objecten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zijnde:
de hoeveelheid hemelwater afkomstig van bebouwing en overig verhard oppervlak die tijdelijk geborgen moet worden op het bij die bebouwing en/of verharding behorende terrein dan wel in of op de bebouwing zelf en/of in de bodem geïnfiltreerd. De opgave wordt uitgedrukt in millimeters dan wel liters per vierkante meter verhard oppervlak.
een op het door burgemeester en wethouders vastgestelde bomenoverzicht weergegeven boom of boomgroep en alle gemeentelijke bomen die niet op dit overzicht zijn weergegeven, waarvoor in de algemene plaatselijke verordening een omgevingsvergunning voor het kappen van houtopstanden verplicht is gesteld.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde en niet zijnde een tijdelijk toegestaan bouwwerk, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan volgens het geldende recht aanwezig of in uitvoering zijn dan wel na dat tijdstip zijn of mogen worden opgericht krachtens een omgevingsvergunning, die vóór dat tijdstip is aangevraagd.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
de grens van een bouwvlak.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
De grens van een bouwperceel.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van afhaalzaken.
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon, wasserette, schoonheidsinstituut, pedicure, belwinkel en internetcafé, met uitzondering van seksinrichtingen.
eindafwerking van een (voormalige) stortheuvel als bedoeld in de 'Richtlijnen voor dichte eindafwerking op afval- en reststofbergingen' (Ministerie van VROM, 1991) of diens rechtsopvolger, waarvan een bovenafdichting als bedoeld in artikel 4 lid 4 van het 'Stortbesluit bodembescherming' onderdeel is.
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het plan die inrichting niet verbiedt.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een standplaats voor een woonwagen of een ligplaats in het water voor een woonschip.
een gevel waarvan de geluidsbelasting ten gevolge van elk van de afzonderlijk te onderscheiden bronnen op grond van de Wet geluidhinder niet hoger is dan de voorkeurgrenswaarde die voor elk van de te onderscheiden geluidsbronnen geldt.
voorziening bedoeld om de emissie van geluid vanuit een geluidsbron naar buiten toe te beperken, bijvoorbeeld in de vorm van een wal of muur.
een geluidzone, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het gezoneerde industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
bedrijfsactiviteiten zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, welke in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
een industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder waarop bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, zijn toegelaten, welke in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
grenswaarde, als bedoeld in artikel 5.1, lid 3 van de Wet milieubeheer en zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico (PR).
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van woningen, andere geluidgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
een bouwwerk ten behoeve van verkeersdoeleinden en/of de waterhuishouding, zoals een viaduct, een brug, een dam, een duiker, een sluis, beschoeiingen en remmingswerken, met uitzondering van (aanleg)steigers.
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dat door zijn indeling en inrichting bedoeld is om uitsluitend of in hoofdzaak te worden gebruikt voor zakelijke dienstverlening, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
de objecten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zijnde:
een groep bedrijfsactiviteiten die een gelijke of nagenoeg gelijke milieuhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), editie 2009.
De milieucategorie van een bedrijfsactiviteit wordt bepaald door de aan te houden afstand ten opzichte van een milieugevoelige bestemming vanwege de mogelijke hinder van de milieufactoren geur, stof, gevaar en geluid. De grootste van de vier afstanden is maatgevend. Deze maximale hinderafstand (de maximale hindercontour) is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie:
De hinderafstand van een activiteit voor de vier milieufactoren geur, stof, gevaar en geluid wordt op dezelfde manier bepaald als dat voor activiteiten in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" is gedaan. Voor geluid is de hinderafstand bijvoorbeeld de afstand waarop een activiteit zorgt voor een geluidsniveau van 45 dB(A) etmaalwaarde.
horeca die een functionele relatie heeft met de in de bestemmingsomschrijving genoemde hoofdfunctie en uitsluitend ondergeschikt en ondersteunend is aan die hoofdfunctie.
boven en/of ondergrondse infrastructurele voorzieningen (buisleidingen, kabels, gebouwen, installaties en andere bouwwerken), met uitzondering van bovengrondse hoogspanningsverbindingen en hoge druk aardgastransportleidingen, ten behoeve van algemene nutsdoeleinden zoals de watervoorziening, afval, energievoorziening, warmte-koude opslag of het (tele)communicatie-verkeer.
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,5 meter boven peil is gelegen.
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen die uitsluitend zijn bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
de grens van een (bouw)perceel.
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
risicovolle activiteiten waarbij op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
op of in de bodem brengen van afvalstoffen om deze daar te laten.
geheel of gedeeltelijk afgedekte heuvel hoofdzakelijk ontstaan door het storten. Hieronder wordt mede verstaan de bovenste laag van de heuvel die is bedoeld ter afdekking of ter visuele afscherming van het gestorte afval of afvaldepots en die bestaat uit aarde of daarop gelijkend materiaal, exclusief de eindafwerking.
de op of bij de weg behorende bouwwerken, constructies en objecten voor bewegwijzering, beveiliging en regeling van het verkeer, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's en andere, met de hiervoor genoemde gelijk te stellen bouwwerken, constructies en objecten.
een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat is of mag worden opgericht krachtens een omgevingsvergunning waarbij is bepaald dat het bouwwerk uitsluitend aanwezig mag zijn gedurende de in de omgevingsvergunning genoemde periode.
openbaar toegankelijk gebied dat is bestemd voor (de aanleg en instandhouding van) erfontsluitingswegen, pleinen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, (openbare) nutsvoorzieningen, waterlopen en -partijen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, overig straatmeubilair en geluidwerende voorzieningen.
de ruimten als bedoeld in artikel 1.1 van het Besluit geluidhinder, zijnde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van woningen, andere geluidgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit
inrichting of bedrijf voor de vervaardiging, verwerking en/of opslag van vuurwerk en/of groothandel in vuurwerk.
besluit houdende regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk;
energievoorziening in de vorm van het opslaan van warmte en/of koude in de bodem waarbij gebruik wordt gemaakt van de temperatuur van het grondwater om gebouwen te verwarmen in de winter en/of af te koelen in de zomer.
een (gedeelte van een) gebouw met woonfunctie / een complex van ruimten, dat door zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een stortheuvel.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Het gedeelte van het bouwwerk dat, voorzover van wanden voorzien, van buitenaf zichtbaar is. Voor bouwwerken die niet of niet aan alle zijden door wanden omsloten worden, wordt de loodrechte projectie van de dakrand op het maaiveld als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de perceelsscheiding van het bouwperceel.
Het aangegeven bebouwingspercentage moet worden berekend over het gehele bouwvlak. Voor de berekening blijven bouwwerken gelegen beneden peil buiten beschouwing.
de totale en buitenwerks gemeten vloeroppervlakte van de ruimten van een gebouw met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige ruimten.
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
De voor "Bedrijf - Afsluiterlocatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor een afsluitvoorziening en bijbehorende gebouwen en bouwwerken en daarbij behorende:
Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling: de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen als bedoeld in artikel 12.3.
Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van nutsvoorzieningen, niet zijnde buisleidingen, gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1 wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
De voor Bedrijf - Afval en energie aangewezen gronden mogen alleen gebruikt worden voor het storten en voor afvaldepots, indien de delen van de stortheuvels die zichtbaar zijn voor een waarnemer op het tracé Hofdijk-Grote Veldweg-Elkemanweg en voor zover dat tracé parallel loopt aan de grens van het plangebied (zie bijlage 1), zijn beplant danwel zijn ingezaaid (mengsel van gras, ruigte en struweel) en deze begroeiing in stand blijft, waarbij geldt dat:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door het aanpassen van de aanduidingen met betrekking tot milieuzonering (bedoeld in artikel 4.7.1 onder a) indien en voor zover hiervoor aanleiding bestaat vanwege de resultaten van geactualiseerd onderzoek, vanwege het treffen van milieumaatregelen, dan wel vanwege de feitelijke milieusituatie binnen of buiten het plangebied.
De voor 'Bedrijf – Gasstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen als bedoeld in artikel 12.3.
De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van nutsvoorzieningen, niet zijnde buisleidingen, gelden de volgende bepalingen:
Voor gebouwen voor de winning van zout gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen als bedoeld in artikel 12.3.
De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
De bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 4 meter bedragen en de inhoud mag per gebouw maximaal 50 m³ bedragen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van nutsvoorzieningen, niet zijnde buisleidingen, gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen als bedoeld in artikel 12.3.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 7.2.3 onder c, voor het bouwen van bovengrondse buisleidingen.
De in lid 7.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:
Tot een strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
De voor 'Leiding-Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en de bescherming van hogedruk aardgastransportleidingen en voor het transporteren van (aard)gas, met dien verstande dat:
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming(en) mag op gronden met de bestemming "Leiding - Gas" niet worden gebouwd.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2, en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde bebouwing wordt gebouwd.
De in lid 8.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats, voor zover dit tot gevolg heeft dat de betreffende leiding niet eenvoudig bereikbaar is voor de betreffende leidingbeheerder(s).
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4, ten behoeve van het gebruik van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats, voor zover dit tot gevolg heeft dat de leiding(en) niet eenvoudig bereikbaar is (zijn) voor de betreffende leidingbeheerder(s).
De in lid 8.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2, onder a en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde bebouwing wordt gebouwd.
De in lid 9.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
Tot een gebruik, strijdig met deze dubbelbestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.4 onder a, en het gebruik van onbebouwde gronden als permanente opslag-, stort-, of bergplaats toestaan.
De in lid 9.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:
De voor 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van bovengrondse hoogspanningsverbindingen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 onder a en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde bebouwing wordt gebouwd.
De in lid 10.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
Tot een gebruik, strijdig met deze dubbelbestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.4 onder a, en het gebruik van onbebouwde gronden als permanente opslag-, stort-, of bergplaats toestaan.
De in lid 10.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan de feitelijk aanwezige hoogte, oppervlakte of afstand tot een bestemmings- of aanduidingsgrens in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, oppervlakte of afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.
Daar waar ingevolge het bepaalde in deze planregels het bouwen of verbouwen van gebouwen is toegestaan, is het tevens mogelijk deze gebouwen geheel of gedeeltelijk te onderkelderen of van een onderbouw te voorzien, met dien verstande dat:
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemmingen, tenzij voor dit afwijkende gebruik op grond van de regels in dit plan een omgevingsvergunning is verleend.
Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:
Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:
Het gebruik van gronden en bouwwerken, die niet zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder, als geluidzoneringsplichtige inrichting, voor zover dit in de regels van de betreffende bestemmingen en aanduidingen niet reeds expliciet is uitgesloten, is niet toegestaan.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan:
Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen:
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals bedoeld in deze regels, gelden de procedureregels zoals voorgeschreven in artikel 3.9a, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening, met dien verstande dat:
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, wijzigingsbevoegdheid of een bevoegdheid tot het bij een omgevingsvergunning stellen van nadere eisen, zoals bedoeld in deze regels, geldt, aanvullend op andere daarbij gestelde voorwaarden in deze regels, als voorwaarde dat geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.1.1:
De in lid 18.1.2 genoemde omgevingsvergunningen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat wordt voldaan aan de voorwaarden in lid 17.2.
Bij de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in de leden 18.1.1 en 18.1.2 wordt getoetst aan de beleidsregel 'Parkeernormennota Enschede 2017' dan wel, in het geval deze tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, aan deze gewijzigde respectievelijk vervangende beleidsregel.
Bij (vervangende) nieuwbouw en (vervangend) nieuw overig verhard oppervlak gelden in aanvulling op het bepaalde elders in de regels van dit plan de volgende regels:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 19.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Lid 19.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 19.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 19.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Lid 19.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan grond en bouwwerken gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan met het oog op beëindiging op termijn van die met het plan strijdige situatie, ten behoeve van die persoon of personen door het college van burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning van dat overgangsrecht worden afgeweken.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Boeldershoek 2018".