Plan: | Laares 2014 - Wijziging 1 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0153.BP00135-0003 |
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan "Laares 2014" (15 december 2015) is voor de gronden in het gebied gelegen tussen de Laaressingel, de Papaverstraat, de Rozenstraat en de Leliestraat de bestemming "Woongebied" opgenomen.
Op basis van deze bestemming is het mogelijk om maximaal 65 grondgebonden woningen met voorzieningen als wegen en groen te realiseren. De woningen dienen vrijstaand dan wel twee-aaneen te worden gebouwd.
Voor flexibiliteit bij de ontwikkeling van het plangebied is in de regels van dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij het College de bevoegdheid krijgt het bestemmingsplan onder voorwaarden zodanig te wijzigen dat maximaal 20 % van de woningen (afgerond maximaal 15 woningen) aaneengesloten mag worden gebouwd.
Inmiddels is er een ontwerp gemaakt voor de ontwikkeling van dit gebied. Het gaat om de bouw van in totaal 71 woningen - 56 twee-aan-een en 15 aaneengesloten woningen langs de Laaressingel met ontsluitingswegen, parkeren en groen.
De geplande twee-aaneen woningen passen binnen de bepalingen van het bestemmingsplan "Laares 2014". Daarvoor kan zonder meer omgevingsvergunning worden afgegeven.
Voor de 15 aaneengesloten woningen langs de Laaressingel is het noodzakelijk een wijzigingsprocedure op te starten. Hiervoor onderhavig Laares 2014 - Wijziging 1” gemaakt.
Het gebied waarop het bestemmingsplan “Laares 2014 - Wijziging 1 ” betrekking heeft is gelegen aan de westzijde van de Laaressingel, voozover gelegen tussen de Leliestraat en de Papaverstraat. Deze gronden zijn gelegen in de wijk Laares.
Globale aanduiding plangebied
Het plangebied van deze wijziging valt binnen de grenzen van het bestemmingsplan “Laares 2014". Dit bestemmingsplan is op 15 december 2015 vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede. Op 27 februari 2016 is het bestemmingsplan in werking getreden en onherroepelijk van kracht geworden.
Op het moment van vaststellen van het bestemmingsplan "Laares 2014" was er voor dit gebied nog geen concreet inrichtings-/verkavelingsplan. Voor deze gronden is de bestemming "Woongebied" opgenomen. Op basis van deze bestemming is het mogelijk om maximaal 65 grondgebonden woningen met voorzieningen als wegen en groen te realiseren. De woningen dienen vrijstaand dan wel twee-aaneen te worden gebouwd.
Middels een algemene wijzigingsbevoegdheid is het toegestaan met maximaal 20 % van dit maximale aantal te bouwen woningen af te wijken. Voor flexibiliteit in het type te bouwen woningen vrijstaand dan wel twee-aaneen, is ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om maximaal 15 woningen aaneengesloten te mogen bouwen.
Inmiddels is er een ontwerp gemaakt voor de ontwikkeling van dit gebied. Het gaat om de bouw van in totaal 71 woningen - 56 twee-aan-een en 15 aaneengesloten woningen langs de Laaressingel met ontsluitingswegen, parkeren en groen. De bouw van de twee-aaneen woningen is zonder meer toegestaan.
Op basis van artikel 10.6 van het geldende bestemmingsplan kan door burgemeester en wethouders onder voorwaarden het bestemmingsplan worden gewijzigd zodat de bouw van de 15 aaneengesloten woningen mogelijk wordt.
Fragment geldend bestemmingsplan Laares 2014
Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).
Wet ruimtelijke ordening (Wro)
De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.
Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.
Digitalisering
Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).
Kosten
In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).
Adviezen
Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.
Het plangebied van het bestemmingsplan “Laares 2014 - Wijziging 1 ” ligt binnen het werkgebied van het erkende wijkorgaan Stichting Wijkcommissie De Laares.
De Wijkcommissie heeft aangegeven in te stemmen met het in procedure brengen van onderhavig bestemmingsplan.
Vooroverleg
In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.
geen vooroverleg bestemmingsplan “Laares 2014 - Wijziging 1 ”.
Het bestemmingsplan “Laares 2014 - Wijziging 1 ” maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Vechtstromen, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding zijn. Daarom is voor dit bestemmingsplan afgezien van het plegen van vooroverleg.
Procedure
Vooraankondiging
Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).
In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: “Laares 2014 - Wijziging 1 ” in voorbereiding te nemen op 1 juni 2016 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.
Terinzagelegging ontwerpplan
In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders.
De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerp-“Laares 2014 - Wijziging 1 ” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen is op 29 juni 2016 gepubliceerd in "Huis aan Huis", op de website van de gemeente Enschede en in de Staatscourant. Het plan heeft van 30 juni 2016 tot en met 10 augustus 2016 voor een uieder ter inzge gelgene. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Zienswijzen
Tijdens de terinzagelegging van het ontwerpplan kunnen zienswijzen kenbaar worden gemaakt bij burgemeester en wethouders. Van de eventueel ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording daarvan wordt een verslag gemaakt dat als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan wordt gevoegd.
Rechtsbescherming
Na vaststelling van het wijzigingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het wijzigingsplan.
Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.
Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.
De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.
Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.
Het in procedure brengen van onderhavig bestemmingsplan valt niet onder één van de in het beleid en de regels van het Rijk genoemde nationale belangen.
Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 hebben vastgesteld en geactualiseerd bij besluit van 3 juli 2013. De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.
De hoofdambitie van de visie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.
Om deze ambities waar te kunnen maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. De filosofie van dit model is dat de provincie samen met partners een gezamenlijke visie of doel deelt en dat vervolgens elke partij in de eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komt. Het uitvoeringsmodel heeft drie niveaus: generieke beleidskeuzes, ontwikkelperspectieven en gebiedskenmerken. Aan de hand van deze niveaus wordt duidelijk of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden.
De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.
In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.
Gelet op het karakter van dit bestemmingsplan kan worden geconcludeerd dat dit de daarin mogeliljk gemaakte ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.
De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.
De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie is ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.
Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.
In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.
De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.
In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.
Structuurvisie Enschede
De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid van diverse gemeentelijke beleidsnota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.
Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.
In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.
Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.
De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.
Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies
In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook diverse sectorale structuurvisies en een gebiedsgerichte structuurvisie vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.
Woonvisie
Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.
Detailhandelsstructuurvisie
Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.
Watervisie
Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit.
Structuurvisie Cultuurhistorie
Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.
Structuurvisie Externe Veiligheid
Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de protectie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.
Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o.
Specifiek voor de gebiedsontwikkeling van de voormalige militaire vliegbasis Twenthe heeft de raad op 14 december 2009 de Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o. vastgesteld. Op verzoek van Provinciale Staten van Overijssel en gesteund door de gemeenteraad van Enschede is een onafhankelijke adviescommissie in het leven geroepen. Deze commissie onderzoekt de kansen voor een duurzaam economisch sterker Twente en welke rol de voormalige luchthaven Twente daarbij kan spelen.
In de strategische beleidsdocumenten Toekomstvisie, Stedelijke Koers en de diverse structuurvisies zijn voor het plangebied van het "Laares 2014 - Wijziging 1" geen specifieke beleidsdoelstellingen of ontwikkelingsrichtingen benoemd.
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan "Laares 2014" door de gemeenteraad van Enschede op 15 december 2014 was er voor de gronden in het gebied omgeven door de Laaressingel, Papaverstraat, Rozenstraat en Leliestraat geen concreet verkavelings- inrichtingsplan. Voor deze gronden is bij de vaststelling de bestemming Woongebied opgenomen. Binnen deze bestemming is het mogelijk om maximaal 65 grondgebonden woningen met voorzieningen als wegen en groen te realiseren.
De woningen dienen vrijstaand dan wel tweeaaneen te worden gebouwd.
Voor enige flexibiliteit in het bestemmingsplan voor de ontwikkeling van dit gebied is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het college heeft de bevoegdheid om het bestemmingsplan zodanig te wijzigen dat maximaal 15 woningen aaneengesloten mag worden gebouwd.
Hiervoor is onderhavig wijzigingsplan "Bestemmingsplan Laares 2014 - Wijziging 1" gemaakt.
Dit wijzigingsplan betreft het opnemen van een zogenaamde "specifieke bouwaanduiding - met lettercode a" voor gronden gelegen in een strook langs de Laaressingel. Ter plaatse van deze specifieke bouwaanduiding zijn de gronden tevens bestemd voor de bouw van maximaal 15 aaneengesloten grondgebonden woningen. Voor het overige blijven de bepalingen van het bestemmingsplan "Laares 2014" onverminderd van kracht.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding.
Het bestemmingsplan "Laares 2014 - Wijziging 1 " betreft uitsluitend het mogelijk maken om een maximum aantal woningen aaneengesloten te mogen bouwen. Deze bevoegdheid voor het college tot het wijziging van het bestemmingsplan is opgenomen in het bestemmingsplan "Laares 2014". In dit bestemmingsplan is uitvoerig ingegaan op de milieu-aspecten.
Dit wijzigingsplan heeft dan ook geen negatieve gevolgen voor de cultuurhistorische waarden, de flora en fauna en de waterhuishouding in het plangebied. Er hoeft ook geen nader onderzoek te worden gedaan naar de bodemgesteldheid, bedrijven en milieuzonering en de externe veiligheid.
Onderzoek is wel noodzakelijk in het kader van de Wet geluidhinder en de luchtkwaliteit.
In het bestemmingsplan "Laares 2014" is voor het gebied omgeven door de Laaressingel, Papaverstraat, Rozenstraat en Leliestraat de bestemming "Woongebied" opgenomen.
Op grond van deze bestemming is het mogelijk om in de strook langs de Laaressingel maximaal 7 vrijstaande dan wel maximaal 14 twee-aaneen gesloten woningen te bouwen. Om deze woningen te kunnen realiseren is er een ontheffingsprocedure Wet geluidhinder vanwege wegverkeerslawaai gevoerd. In deze procedure is de maximale geluidbelasting op de gevels van de maximaal 14 te realiseren woningen vastgesteld.
Met het bestemmingsplan "Laares 2014 - Wijziging 1" wordt de mogelijkheid geboden om, in plaats van vrijstaande en twee-onder-één-kap woningen, maximaal 15 rijwoningen langs de Laaressingel te realiseren. Deze woningen liggen binnen de zone van de Laaressingel.
Inleiding
In artikel 3.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.
Railverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai zijn voor het plangebied niet relevant.
Wegverkeerslawaai
Wettelijk kader
In artikel 74 van de Wgh is bepaald dat zich aan weerszijden van een weg een zone bevindt. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. De zonering geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km per uur.
Volgens artikel 76a/77 van de Wgh moet bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan of een projectbesluit, waarin nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, binnen onderzoekszones van wegen, als bedoeld in artikel 74 van de Wgh, akoestisch onderzoek worden verricht.
De binnen het plangebied te realiseren woningen zijn gelegen in stedelijk gebied binnen de zone van bestaande wegen. Op woningen bedraagt de voorkeurswaarde 48 dB (artikel 82, eerste lid Wgh). Indien deze waarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een hogere waarde worden verleend tot ten hoogste 63 dB (artikel 83, tweede lid Wgh). Voor vervangende woningen bedraagt de ten hoogste vast te stellen hogere waarde 68 dB (artikel 83, vijfde lid Wgh).
Het vaststellen van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidnota Enschede 2009-2012 (verder Geluidnota). De Geluidnota is op 19 april 2011 door Burgemeester en Wethouders (gewijzigd) vastgesteld. Bij besluit van 15 januari 2013 is door Burgemeester en Wethouders de werkingsduur van de Geluidnota 2009-2012 verlengd totdat een nieuwe geluidnota is vastgesteld.
Akoestisch onderzoek
Om inzicht te krijgen in de geluidsbelasting die de nog te realiseren woningen zullen ondervinden vanwege het wegverkeer is door de gemeente Enschede een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Akoestisch onderzoek Bestemmingsplan Laares 2014 - wijziging 1, Enschede, Wegverkeerslawaai" van 10 juni 2016. Het rapport is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
Onderzoeksresultaten
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat in het gebied tussen de Laaressingel, Papaverstraat, Aldenkampplantsoen en Leliestraat op diverse woningen vanwege het wegverkeer op de Laaressingel de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder wordt overschreden. Vanwege het wegverkeer op de Laaressingel bedraagt de geluidsbelasting ten hoogste 64 dB.
Onderzocht is of door middel van bron- en of overdrachtsmaatregelen de geluidsbelasting kan worden gereduceerd. Uit het rapport blijkt dat maatregelen die getroffen kunnen worden om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen onvoldoende effect hebben of bezwaren ontmoeten van verkeerskundige, stedenbouwkundige of financiële aard.
Voor de overschrijdingen is in het verleden een hogere waarde vastgesteld. De hoogte van de waarden die in het verleden zijn vastgesteld is toereikend. Het aantal vastgestelde hogere waarden is echter te gering. Voor één woning op de 1e lijn langs de Laaressingel is nog geen hogere waarde vastgesteld. Dit dient alsnog te gebeuren.
Conclusie
De realisatie van 15 rijwoningen langs de Laaressingel is alleen mogelijk als vanwege het wegverkeer op de Laaressingel een hogere waarde wordt vastgesteld. Voor 14 woningen is al een hogere waarde vastgesteld. Voor één woning moet alsnog een hogere waarde worden vastgesteld. Aan de voorwaarden, uit de Wet geluidhinder en de Geluidnota, voor het vaststellen van een hogere waarde wordt voldaan.
Gelijktijdig met de procedure voor dit bestemmingsplan wordt een procedure gestart voor het vaststellen van de hogere waarde.
Railverkeerslawaai
Het plangebied is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.
Industrielawaai
Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van een gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het plan niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.
Luchtvaartlawaai
Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ook niet binnen de geluidszone van het vliegveld.
Conclusie Geluid
Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de geluidwetgeving en het geluidbeleid geen belemmering vormen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Met het bestemmingsplan Laares 2014 - wijziging 1 worden naast vrijstaande en 2-onder-1 kap woningen ook rijwoningen mogelijk gemaakt. In het bestemmingsplan Laares 2014 is ervan uitgegaan dat in het gebied tussen de Laaressingel, Papaverstraat, Aldenkampplantsoen en Leliestraat maximaal 65 wooneenheden worden gerealiseerd. Met het bestemmingsplan Laares 2014 - wijziging 1 wijzigt het totale aantal woningen in het plangebied niet. Gelet hierop zal geen sprake zijn van een negatief effect op de luchtkwaliteit.
Conclusie
Uit het oogpunt van luchtkwaliteit (art 5.16 WM, lid 1 onder b) ligt er geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Onderhavig Laares 2014 - Wijziging 1” betreft het opnemen op de verbeelding en in de regels behorende bij bestemmingsplan "Laares 2014" van de specifieke bouwaanduiding met lettercode a.
Op gronden ter plaatse van deze specifieke bouwaanduiding zijn de gronden bestemd voor de realisatie van maximaal 15 aaneengesloten grondgebonden woningen. Voor het overige blijven de bepalingen van het bestemmingsplan "Laares 2014" onverminderd van kracht.
Wijzigen verbeelding
Met het in procedure brengen van het bestemmingsplan "Laares 2014 - Wijziging 1" wordt voor de gronden gelegen langs de westzijde van de Laaressingel voorzover gelegen tussen de Papaverstraat en de Leliestraat op de verbeelding een specifieke bouwaanduiding met lettercode a opgenomen.
Wijzigen regels
Met het in procedure brengen van het bestemmingsplan "Laares 2014 - Wijziging 1" wordt in de regels behorende bij het bestemmingsplan "Laares 2014" in artikel 10 Woongebied onder 10.1 Bestemmingsplanomschrijving toegevoegd sub h., luidende:
Artikel 10.1, h:
Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - a [spb-a] zijn de gronden tevens bestemd voor de bouw van maximaal 15 aaneengebouwde grondgebonden woningen.
Voor het overige blijven de regels van het bestemmingsplan "Laares 2014" onverminderd van kracht.
Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.
In het bestemmingsplan "Laares 2014" is ruimte geboden aan de (her)ontwikkeling van diverse gebieden / gronden. In dit bestemmingsplan is de gewenste toekomstige situatie planologisch-juridisch vastgelegd.
Voor de (her)ontwikkelingen is in 2003 een exploitatieovereenkomst gesloten met de Wijkontwikkelingsmaatschappij Laares CV (WOM). De gronden zijn waarop ontwikkelingen zijn gepland zijn eigendom van de gemeente en de WOM. Het plangebied van bestemmingsplan Laares 2014 - wijziging 1" wordt door en voor rekening en risico van de WOM. In de exploitatieovereenkomst met de WOM zijn diverse gemeentelijke financiële bijdragen opgenomen om de herontwikkeling van de Laares mogelijk te maken.
De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt door onderhavig bestemmingsplan past geheel in de lijn zoals vastgelegd in de overeenkomsten tussen gemeente Enschede en WOM.
Conclusie
Gelet op de met de WOM afgesloten exploitatieovereenkomst kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende anderszins is verzekerd en de economische uitvoerbaarheid van het nu voorliggende bestemmingsplan voldoende is aangetoond.