direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Boswinkel 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00130-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

De wet verplicht dat elke 10 jaar een bestemmingsplan opnieuw wordt vastgesteld. Een bestemmingsplan dat ouder is dan tien jaar wordt als niet meer actueel beschouwd. Binnenkort verloopt de termijn van 10 jaar voor het vigerende bestemmingsplan "Boswinkel 2006".

Het voorliggende bestemmingsplan beoogt voor het plangebied "Boswinkel 2018" een actuele planologisch-juridische regeling te geven. Het plan beschermt bestaande waardevolle ruimtelijke structuren en legt hoofdzakelijk het bestaande gebruik ter plaatse vast. Het bestemmingsplan maakt wel/geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Nieuwe ontwikkelingen worden alleen mogelijk gemaakt indien de uitwerking van de plannen zodanig concreet zijn dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden gesteld dat de realisatie van de betreffende ontwikkeling binnen de looptijd van het bestemmingsplan (10 jaar) zal plaatsvinden en de economische uitvoerbaarheid van de ontwikkeling voldoende verzekerd is.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan Boswinkel 2018 ” betrekking heeft wordt globaal begrensd door de Usselerrondweg in het westen, de Haaksbergerstraat en de Getfertsingel in het noorden, de Zuiderval in het oosten en de A35 in het zuiden.

De wijk Boswinkel ligt ten zuidwesten van de binnenstad van Enschede, net buiten de singelring, en maakt deel uit van het stadsdeel West. De wijk wordt samengesteld door de wijkdelen Cromhoffsbleek, De Braker, Ruwenbos, Boswinkel-Oost en Boswinkel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0001.jpg"

1.3 Geldende juridische regelingen

Voor de wijk Boswinkel gelden op dit moment een aantal bestemmingsplannen. Het gaat hierbij om:

1. Bestemmingsplan "Kotmanpark":

Voor een gebied ten oosten van de Utrechtlaan geldt momenteel het bestemmingsplan "Kotmanpark". Dit bestemmingsplan is op 6 oktober 2003 door de raad van de gemeente Enschede vastgesteld en op 27 april 2004 door Gedeputeerde Staten van Overijssel goedgekeurd. Op 2 februari 2005 is dit bestemmingsplan onherroepelijk van kracht geworden. Dit bestemmingsplan is opgesteld om de nieuwbouw van woningen mogelijk te maken.

2. Bestemmingsplan "Boswinkel 2006":

Voor veruit het grootste gedeelte van de wijk Boswinkel geldt momenteel het bestemmingsplan "Boswinkel 2006". Dit bestemmingsplan is op 2 april 2007 door de raad van de gemeente Enschede vastgesteld en op 23 oktober 2007 door Gedeputeerde Staten goedgekeurd. Het bestemmingsplan "Boswinkel 2006" betrof een actualisatieplan ingevolge de wettelijke verplichting uit de Wet Ruimtelijke Ordening.

3. Bestemmingsplan "Kotmanpark- herziening 1":

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een locatie gelegen ten zuiden van de Wethouder Beversstraat en ten oosten van de Utrechtlaan (hoeklocatie). Het bestemmingsplan "Kotmanpark- herziening 1" is op 14 december 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit bestemmingsplan is opgesteld ten behoeve van de vestiging van een uitvaartcentrum in een voormalig kantoorpand.

4. Bestemmingsplan "Kotmanpark oost 2"

Voor gronden gelegen ten zuiden van de Wethouder Beversstraat en ten westen van de Zuiderval geldt het bestemmingsplan "Kotmanpark- Oost 2". Dit bestemmingsplan is op 28 juni 2010 door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld. Dit bestemmingsplan is opgesteld om de bouw van kantoren in dit gebied mogelijk te maken.

5. Bestemmingsplan "Boswinkel, Burgemeester van Veenlaan 72":

Voor een perceel op de hoek van de Burgemeester van Veenlaan en de Wethouder Soetekouwstraat geldt momenteel het bestemmingsplan "Boswinkel, Burgemeester van Veenlaan 72". Dit bestemmingsplan is op 14 februari 2011 door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld. Dit bestemmingsplan is opgesteld ten behoeve van de uitbreiding van een bestaande huisartsenpraktijk .

6. Bestemmingsplan "Kotmanpark-Oost 1" (van der Valk):

Voor het meest zuidoostelijk deel van het plangebied van de wijk Boswinkel, op een locatie ten westen van de Zuiderval, geldt momenteel het bestemmingsplan "Kotmanpark-Oost 1". Dit bestemmingsplan is op 17 oktober 2011 door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van een hotel op deze locatie mogelijk.

7.. Bestemmingsplan "Boswinkel Oost":

Voor het gebied dat globaal begrensd wordt door de Burgemeester van Veenlaan, Zuid-Hollandlaan, Utrechtlaan, Noord-Brabantstraat, Gelderlandstraat en de Kotmanlaan, geldt momenteel het bestemmingsplan "Boswinkel Oost". Dit bestemmingsplan is op 9 maart 2015 door de raad van de gemeente Enschede vastgesteld en heeft tot doel de (vervangende) nieuwbouw van woningen in dit deel van de wijk Boswinkel mogelijk te maken.

  • Vanwege de recentelijke vaststelling van dit bestemmingsplan en het gegeven dat hier op dit moment, overeenkomstig dit bestemmingsplan, nog uitvoering wordt gegeven aan de realisatie van woningbouw, is gemakshalve van afgezien om betreffende gebied in het voorliggende bestemmingsplan mee op te nemen.

8. Bestemmingsplan "Kotmanpark- Noord":

Voor een gebied gelegen ten zuiden van de Wethouder Beversstraat en ten westen van de Schiermonnikooglaan, is recentelijk het bestemmingsplan "Kotmanpark- Noord" vervaardigd. Dit bestemmingsplan voorziet in de nieuwbouw van een dertigtal woningen. Het bestemmingsplan "Kotmanpark- Noord" is op 27 juni 2016 door de raad van de gemeente Enschede vastgesteld.

  • Vanwege de recentelijke vaststelling van dit bestemmingsplan is gemakshalve afgezien om betreffende gebied in het voorliggende bestemmingsplan mee op te nemen.

9. Bestemmingsplan "Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)":

Op 8 december 2014 heeft de raad van de gemeente Enschede het bestemmingsplan "Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)" vastgesteld. Het betreft hier een 'paraplu'- bestemmingsplan die voor het gehele gebied van de gemeente Enschede geldt. Met dit bestemmingsplan wordt een actuele en passende juridische regeling gegeven ten aanzien van de onderwerpen vuurwerk, risicovolle inrichtingen en geluidzoneringsplichtige inrichtingen in de gemeente Enschede.

10. Bestemmingsplan Cultuurhistorie.

Voor het grondgebied van de Gemeente Enschede, en dus ook voor het plangebied van voorliggende bestemmingsplan "Boswinkel 2017", geldt naast hiervoor genoemde bestemmingsplannen, het bestemmingsplan 'Cultuurhistorie'. Dit bestemmingsplan is op 6 februari 2017 door de raad van de Gemeente Enschede vastgesteld.

Overzicht geldende bestemmingsplannen in de wijk Boswinkel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0002.jpg"

Overzicht onherroepelijke bestemmingsplannen in de wijk Boswinkel

  • 01 Bestemmingsplan "Kotmanpark"
  • 49 Bestemmingsplan "Boswinkel 2006
  • 115 Bestemmingsplan "Kotmanpark- Herziening 1"
  • 134 Bestemmingsplan "Kotmanpark-Oost 2"
  • 143 Bestemmingsplan "Boswinkel, Burgemeester van Veenlaan 72"
  • 168 Bestemmingsplan "Kotmanpark- Oost 1"
  • 233 Bestemmingsplan "Boswinkel Oost"
  • 253 Bestemmingsplan "Kotmanpark Noord"

11. Voorbereidingsbesluit Onzelfstandige bewoning. 

Daarnaast geldt voor het grondgebied van de Gemeente Enschede en het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2017" het voorbereidingsbesluit 'Onzelfstandige bewoning' dat op 19 december 2016 door de gemeenteraad is vastgesteld. Met het Voorbereidingsbesluit Onzelfstandige Bewoning wordt beoogd om, vooruitlopend op een bestemmingsplan, het gebruik van panden voor onzelfstandige bewoning te reguleren.

Van onzelfstandige bewoning is sprake als 3 of meer bewoners in één huis wonen met gezamenlijk gebruik van kook- en wasgelegenheid en / of toilet waarbij de bewoning niet als één afzonderlijk huishouden kan worden beschouwd. Het bestemmingsplan regelt dat toevoeging van onzelfstandige bewoning in principe niet is toegestaan.

Op het moment van het schrijven van deze toelichting is het ontwerp- bestemmingsplan 'Onzelfstandige bewoning' in procedure.

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.

Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen (ruimtelijkeplannen.nl). Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).

Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan, advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2016" is het erkende wijkraad "West-Boswinkel" actief. De wijkraad "West-Boswinkel" is gevraagd met betrekking tot het bestemmingsplan "Boswinkel 2016" schriftelijk advies uit te brengen.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

geen vooroverleg bestemmingsplan “Boswinkel 2018 ”.

Het bestemmingsplan Boswinkel 2018 ” maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Vechtstromen, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding zijn. Daarom is voor dit bestemmingsplan vanuit een oogpunt van tijdbesparing, van het plegen van vooroverleg met deze instanties afgezien. Wel is het ontwerpbestemmingsplan voor kennisgevingen aan hen toegezon- den.

Procedure

  • Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden, op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan voor de wijk Boswinkel in voorbereiding te nemen op 24 augustus 2016 in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" gepubliceerd en op de website van de gemeente Enschede.

  • Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan Boswinkel 2018 ” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen zal worden gepubliceerd in de plaatselijke "Huis aan Huis", de Staatscourant, op de website van de gemeente Enschede en de website www.officielebekendmakingen.nl.

Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft van 28 juni 2018 tot en met 8 augustus 2018 voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van het als ontwerp ter visie liggen van het bestemmingsplan "Boswinkel 2018" zijn er twee zienswijzen ingediend.

  • Zienswijzen

Van de eventueel ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording wordt een verslag gemaakt.

  • Gewijzigde vaststelling

Eventueel ingediende zienswijzen kunnen leiden tot een voorstel aan de raad van de gemeente Enschede het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen. Daarnaast kunnen ook ambtshalve in het bestemmingsplan aangebrachte wijzigingen leiden tot een voorstel tot gewijzigde vaststelling.

De ingediende zienswijzen hebben geleid tot wijzigingen van het ontwerp-bestemmingsplan "Boswinkel 2018". De wijzigingen die hebben plaatsgevonden zijn verwoord in een 'Nota wijzigingen bestemmingtsplan Boswinkel 2018" dat bij het vaststellingsbesluit tot gewijzigde vaststelling bestemmingsplan "Boswinkel 2018" is gevoegd.

  • Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep tegen het bestemmingsplan in te stellen.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand- en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke- en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

Het gaat hierbij om de volgende doelstellingen:

  • 1. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 3. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 4. Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's, inclusief de achterlandverbindingen;
  • 5. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 6. Het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 7. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 8. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • 9. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 10. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 11. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 12. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)- wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

Het bestemmingsplan "Boswinkel 2017" betreft een actualisatie van het bestemmingsplan voor de wijk Boswinkel uit 2007 en is conserverend van aard. Voor wat betreft het bestemmingsplan "Boswinkel 2017" kan gesteld worden dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met het rijksbeleid.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel een herziening van de visie en verordening vastgesteld en op 1 mei 2017 zijn deze in werking getreden.

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is, net als in de oorspronkelijke omgevingsvisie van 2009, een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat heeft men vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze benadert zij vanuit de drie overkoepelende 'rode draden': duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities, gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen 'of', 'waar' en 'hoe' centraal. Bij een initiatief kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is (generieke beleidskeuzes), waar het past (ontwikkelperspectieven) en hoe het uitgevoerd kan worden (gebiedskenmerken)

In onderstaande afbeelding is het uitvoeringsmodel weergegeven. Vervolgens zijn de niveaus toegelicht. De '“vishaak” met onderscheidende niveaus uit de Omgevingsvisie van 2009 is daarbij behouden gebleven. Boven het uitvoeringsmodel (in de paraplu) staan de rode draden en centrale beleidsambities weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0003.png"

A. Rode draden:

Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of ‘rode draden’ bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel. Hier worden de begrippen 'duurzaamheid’, ‘ruimtelijke kwaliteit’ en ‘sociale kwaliteit’ benoemt en wordt per rode draad de daarbij behorende kwaliteitsambities geschetst en hoe de provincie Overijssel deze ambities willen realiseren.

B. Generieke beleidskeuzes:

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

C. Ontwikkelingsperspectieven

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven: drie voor de groene en drie voor de stedelijke omgeving. Daarbinnen is nog een onderverdeling gemaakt. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

D. Gebiedskenmerken:

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan een 'natuurlijke laag', de 'laag van het agrarisch cultuurlandschap', de 'stedelijke laag' en de 'laag van de beleving'. Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

A: Rode draden:

1. Duurzaamheid

Definitie duurzame ontwikkeling:

'Een duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekom- stige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.'

het inzetten op een duurzame ontwikkeling van onze leefomgeving is hard nodig. De manier waarop dit moment wordt voorzien in onze economische en maatschappelijke behoeften leidt op termijn tot schaarste aan grondstoffen en tot grote milieuproblemen. Ook klimaatveranderingen brengen risico's met zich mee voor wat betreft de veiligheid en gezondheid. Met het vooruitzicht op een veilige-, gezonde- en aantrekkelijke omgeving voor mensen, dieren en planten is duurzaamheid voor de provincie dan ook een leidend principe bij alle initiatieven en ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving.

Er zijn vier ambities geformuleerd die de koers bepalen van provinciale sturing op duurzaamheid. Deze ambities hebben hun vertrekpunt in een aantal grote maatschappelijke opgaven die de samenleving het hoofd moeten bieden. Het gaat hierbij om:

  • Een klimaatbestendig Overijssel
  • Een duurzame energiehuishouding
  • Kringlopen sluiten, ofwel: toegroeien naar een circulaire economie
  • Beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur

2. Ruimtelijke kwaliteit

Ruimtelijke kwaliteit wordt gedefinieerd als: “datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.” Ruimtelijke kwaliteit gaat dus niet zozeer over ‘mooi’, maar vooral over ‘goed’: functioneel, mooi en toekomstbestendig. Ruimtelijke kwaliteit is een optelsom van:

  • de gebruikswaarde: functionaliteit, bereikbaarheid, toegankelijkheid, nut en noodzaak van een initiatief dat ontwikkeld wordt;
  • de belevingswaarde: beeldkwaliteit, het ‘mooie’, de identiteit van een gebied, het gevoel van (toekomstige) gebruikers en bewoners;
  • de toekomstwaarde: het vermogen om ruimtelijke gevolgen van veranderende omstandigheden op te vangen (flexibiliteit, beheersbaarheid).

Ruimtelijke kwaliteit is een maatschappelijke noodzaak en van grote betekenis voor het vestigingsklimaat voor bedrijven, bewoners, de toeristische mogelijkheden van een gebied en daarmee ook voor de werkgelegenheid. De inzet op ruimtelijke kwaliteit draagt bij aan versterking van de sociaal- economische positie van Overijssel. Op provinciale schaalniveau zijn zeven kwaliteitsambities geformuleerd die de koers bepalen van sturing op ruimtelijke kwaliteit. Dit zijn:

  • natuur als ruggengraat;
  • een continu en beleefbaar watersysteem als dragende structuur van Overijssel;
  • voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen;
  • brede waaier aan woon-, werk- en mixmilieus: elk buurtschap, dorp en stad zijn eigen kleur;
  • zichtbaar en beleefbaar;
  • mooi landschap;
  • het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken;
  • sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel.

3. Sociale kwaliteit

Sociale kwaliteit gaat over het welzijn of het ‘goed voelen’ van de mens. Daarbij spelen zaken als gezondheid en vitaliteit een belangrijke rol, maar ook arbeidsparticipatie (mede in relatie tot onderwijs), sociale uitsluiting en armoede. In de Omgevingsvisie beperkt de provincie zich tot het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving. Hierbij worden vier categorieën van menselijke behoeften onderscheiden die een samenhang kennen met de inrichting of vormgeving van de leefomgeving:

  • De behoefte aan geborgenheid, privacy, beschutting en veiligheid.
  • De behoefte aan contact, communicatie.
  • De behoefte aan (nieuwe) informatie, zintuiglijke prikkels, variatie en verrassing.
  • De behoefte aan duidelijkheid, ordening, inzicht en herkenning.

Onder de rode draad ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk deel van deze vier categorieën terug te vinden. Dit is ook niet verwonderlijk, ruimtelijke kwaliteit is namelijk eerder al gedefinieerd als: datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Maar, sociale kwaliteit is meer dan dat. Sociale kwaliteit gaat ook over leefbaarheid in bredere zin, over binding met de buurt en betrokkenheid bij de eigen leefomgeving.

Sociale kwaliteitsambities

  • het Overijssels ‘noaberschap’ koesteren;
  • stimuleren van culturele identiteit;
  • verbinden van de lokale kennis en energie met de ontwikkeling van provinciaal beleid en de uitvoering van ruimtelijke opgaven;
  • bewoners en ‘gebruikers’ te betrekken bij de ontwikkeling van ons provinciaal beleid en de uitvoering van projecten;
  • ruimte te bieden aan initiatieven van ‘onderop’.

B: Generieke beleidskeuzes

De herziene Omgevingsvisie maakt hierbij onderscheid in:

  • Generieke beleidskeuzes voor heel Overijssel. Dit heeft zij gevat onder de ' Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Dit is een nadere invulling van de nationale Ladder voor duurzame verstedelijking welke voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' verplicht moet worden doorlopen. De Overijsselse ladder geeft onder andere aan dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen ('integraliteit'; is ook een eis uit het Bro). Ook wordt onder andere ingegaan op een zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (voorheen verwoord in de 'SER-ladder') en '(boven)regionale afstemming'. Gemeenten moeten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen afstemmen met buurgemeenten om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat.
  • Gebiedsspecifieke beleidskeuzes, zoals aanduidingen voor grondwaterbeschermingsgebied, Natuur- netwerk Nederland (NNN) en Nationale Landschappen.

Generieke beleidskeuzes en het bestemmingsplan "Boswinkel 2017".

Het bestemmingsplan "Boswinkel 2017" betreft een actualisatie van het bestemmingsplan voor deze wijk uit 2007 en zijn er in dit bestemmingsplan geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen in opgenomen. Een onder- bouwing voor wat betreft de Ladder voor duurzame verstedelijking en/of gebiedsspecifieke beleidskeuzes is hier derhalve niet aan de orde.

Ontwikkelingsperspectief stedelijk omgeving.

Met Stedelijke Omgeving worden de stedelijke netwerken, steden, dorpen en hoofdinfrastructuur bedoeld. De Stedelijke Omgeving en de Groene Omgeving versterken elkaar: Door de verscheidenheid in aanbod dragen stad en land samen bij aan het creëren van een aantrekkelijk woon- en vestigingsklimaat voor mensen en bedrijven.

De stedenband Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne geldt in de omgevingsvisie als een stedelijk netwerk en als centrum voor economie en cultuur. Dit stedelijke netwerk vervult daarmee een centrumfunctie en is van (boven)regionale betekenis. Hier is werkgelegenheid geconcentreerd en vind je de ‘massa’ en het creatieve- en innovatieve klimaat dat bijdraagt aan de concurrentiepositie van Overijssel. De overige stedelijke netwerken, steden en dorpen completeren het spectrum aan woon- en werkmilieus met elk hun eigen plaatsgebonden karakteristiek en identiteit.

Voor de Stedelijke Omgeving gelden de volgende ambities: het optimaal in verbinding laten zijn van het stedelijke netwerk met andere stedelijke netwerken en zorgen dat deze elkaar onderling versterken en aanvullen. Daarnaast gaat het in de Stedelijke Omgeving vooral om het behouden/vergroten van de kwaliteit van woonomgevingen en werklocaties, het bereikbaar houden van de grote steden en streekcentra, de ontwikkelingsmogelijkheden voor kennisintensieve maakindustrie, het mkb, de logistiek, de topsectoren, de start-ups en de zzp'ers, alsmede het behouden en versterken van cultureel erfgoed als drager van identiteit, het versterken van de natuur in de stad en het bevorderen van energie-efficiency en de opwekking van hernieuwbare energie. Het waterbeheer wordt in de Stedelijk Omgeving afgestemd op de functie wonen en werken.

Aanpassing aan de klimaatverandering is bij dit alles een belangrijke overkoepelende opgave. Dat geldt overigens voor alle kwaliteitsambities die als rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit in de omgevingsvisie zijn benoemd. Het accent kan daarbij wel verschillen.

Voor de Stedelijke Omgeving gelden de volgende ruimtelijke kwaliteitsambities:

  • brede waaier aan woon-, werk- en mixmilieus; elk buurtschap, dorp en stad zijn eigen kleur;
  • het contrast tussen luwe- en dynamische gebieden versterken;
  • zichtbaar en beleefbaar mooi landschap;
  • sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel;
  • continu en beleefbaar watersysteem.

Drie ontwikkelingsperspectieven voor de Stedelijke Omgeving

  • stedelijke netwerken als motor;
  • steden en dorpen als veelzijdige leefmilieus;
  • hoofdinfrastructuur: vlot en veilig.

Om de stedelijke netwerken in staat te stellen motor voor de Overijsselse economie en cultuur te zijn, wordt ruimte geboden aan bedrijvigheid en versterking van de grootstedelijke cultuur, die product- en marktontwik- keling en het ondernemings- en vestigingsklimaat stimuleren. Bereikbaarheid van– , tussen en binnen de stedelijke netwerken via weg, spoor, fiets, water is hiervoor cruciaal. Naast goede fysieke verbindingen zijn overigens ook goede digitale en sociale verbindingen belangrijk.

Aanwezige dynamiek en lokale energie moeten benut worden om de verscheidenheid in identiteit en kenmerken van de stedelijke netwerken te versterken. Dit laatste bijvoorbeeld door hoogwaardige woon-, werk- en mixmilieus te bieden in stadscentra, oude wijken, stadskwartieren, campussen, tuindorpen, nieuwbouwwijken en villawijken.

Ontwikkelingsperspectief voor de wijk Boswinkel:

Rond de binnensteden liggen diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijv.) door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0004.jpg"

Ontwikkelingsperspectief stedelijke omgeving- wijk Boswinkel

In de Stedelijke Omgeving is een aantal bijzondere gebiedscondities te benoemen die specifieke kansen met zich meebrengen. Hierbij kan gedacht worden aan kenniscentra, stadsassen en stationsgebieden, maar ook aan stads- en dorpsrandgebieden.

De stads- en dorpsrandgebieden vormen de overgang tussen de Stedelijke en de Groene Omgeving, en zijn daarmee zowel entree van de stad als verbinding naar het buitengebied. aan de zuidranden van de wijk Boswinkel zijn gebieden in de Omgevingsvisie aangewezen als stadsrandgebieden. Het vormgeven als entree van zowel de Groene als de Stedelijke Omgeving is hier een belangrijk kwaliteitsdoel.

Om de risico’s voor mens en milieu bij het vervoer van gevaarlijke stoffen zoveel mogelijk te beperken, heeft de provincie een provinciaal routenetwerk aangewezen. Dit routenetwerk is afgestemd op het landelijke Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Langs het routenetwerk worden nieuwe kwetsbare functies geweerd als dit leidt tot beperking van de gebruiksmogelijkheden van de weg als onderdeel van de route. De route Usselerrondweg- Haaksbergerstraat (richting Haaksbergen) zijn in de Omgevingsvisie aangewezen als onderdeel van het provinciaal routenetwerk gevaarlijke stoffen. De A35 ten zuiden van het plangebied van het bestemmingsplan Boswinkel 2017 maakt onderdeel uit van het landelijk basisnet vervoer gevaarlijke stoffen.

De Zuiderval wordt in de Omgevingsvisie aangemerkt als een 'Stadsas' en geldt als een hoofdverbinding tussen het intercitystation NS en de A35. De goede bereikbaarheid maakt deze stadsas tot een voorkeurslocatie voor ontwikkelingen die bovenlokale mobiliteit met zich meebrengen.

Het ontwikkelingsperspectief voor de wijk Boswinkel in relatie tot het bestemmingsplan "Boswinkel 2017".

In het bestemmingsplan "Boswinkel 2017" worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt en gaat het hierbij om een actualisatie van het bestemmingsplan voor deze wijk uit 2007.

Gesteld kan worden dat de actualisatie van het bestemmingsplan voor de wijk Boswinkel, waarin geen nieuwe ontwikkelingen in zijn opgenomen, geen belemmeringen opleveren voor het ontwikkelperspectief voor dit gebied zoals dat in de Omgevingsvisie staat omschreven.

  • Hierbij kan overigens worden opgemerkt dat recentelijke ontwikkelingen in de wijk, en waarvoor aparte bestemmingsplannen in procedure zijn gebracht, aangemerkt kunnen worden als ontwikkelingen in overeenstemming met het ontwikkelingsperspectief voor de wijk Boswinkel. Het gaat hierbij o.a. om de ontwikkeling van de Zuiderval tot een volwaardige stadsas met nieuwbouw van kantoren en een hotel. Daarnaast is de zone ten zuiden van de bebouwing van de wijk Boswinkel (de stadsrand) heringericht en heeft een duurzame, groene functie gekregen met waterpoelen, vijvers, wandel- en fietspaden. Dit gebied kent daarbij een uitloopfunctie voor de bewoners van de wijk maar vervult tevens een functie als groene buffer tussen de A35 en de wijk Boswinkel. Om het belang en duurzame karakter van deze groene buffer te benadrukken is in het nieuwe bestemmingsplan "Boswinkel 2017" betreffende gebied bestemd voor 'Groen' en is het watersysteem, o.a. ten behoeve van de waterhuishouding, bestemd voor 'Water'. Ook andere stedelijke ontwikkelingen zoals de geplande en in uitvoering zijnde herstructurering van woongebieden ten oosten van de Burgemeester van Veenlaan zijn in overeenstemming met het ontwikkelingsperspectief voor dit gebied.

C. Gebiedskenmerken.

1. Natuurlijke laag:

De natuurlijke laag is de laag van de bodem, het reliëf, het watersysteem en de natuur die zich hier ‘van nature’ op vestigt. Deze natuurlijke laag is het resultaat van de wisselwerking tussen abiotische (fysische) en biotische factoren en processen. Zo zorgden ijs-, wind- en waterstromen in Overijssel voor het ontstaan van een afwisselend landschap van stuwwallen, dekzandgronden, beekdalen en natte laagtes en bepaalden de stroomsnelheden van IJssel, Vecht, Regge of Dinkel waar het fijne- (komgronden) en waar het grovere sediment (oeverwallen) werd afgezet. Daar, waar het water maar moeilijk weg kon, ontwikkelde zich veenge- bieden.

Vanouds bestaat er in de natuurlijke laag een sterke samenhang tussen het natuur- en het watersysteem: de aan- of afwezigheid van water en de kwaliteit en samenstelling ervan bepalen voor een belangrijk deel de vestiging van plant- en diersoorten. Het afwisselende landschap van Overijssel kende dan ook een rijk en gevarieerd spectrum aan natuurlijke landschappen. Echt natuurlijk landschap, met de oorspronkelijke vegetatie en waterhuishouding, is echter geheel verdwenen. Het natuurlijk landschap dat we in Overijssel kennen, bestaat vooral uit relicten van een landschap dat vroeger ‘woeste grond’ of ‘onland’ werd genoemd. Op dit moment beslaat het natuurlijk landschap in de vorm van natuurgebieden ruim een tiende van het oppervlak van Overijssel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0005.jpg"

Uitsnede kaart Omgevingsvisie gebiedskenmerk 'Natuurlijke laag:

  • Lichtgroene kleur:beekdalen en natte laagtes;
  • bruine kleur: dekzandvlakten en ruggen.

De ruimtelijke kwaliteitsambities in de natuurlijke laag zijn:

  • natuur als ruggengraat: de ontwikkeling van een robuust, aaneengesloten natuurlijk landschap
  • een continu en beleefbaar watersysteem als dragende structuur van Overijssel

Het (beter) afstemmen van locatiekeuzen en inrichtingsopgaven op de natuurlijke laag is een duurzame strategie. Het betekent onder andere:

  • het behoud van kwaliteiten van de natuurlijke laag, zoals aardkundige waarden en natuurlijk reliëf
  • het intact laten of versterken van de veerkracht van het watersysteem en daarmee anticiperen op klimaatverandering
  • het voorkomen dat locatiekeuzen leiden tot wateroverlast (bijvoorbeeld door te bouwen op de hooggelegen droge delen in het landschap)
  • het behouden en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit)

Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2017" gelden binnen deze laag de gebiedskenmerken "dekzandvlakten en ruggen" en beekdalen en natte laagtes".

  • Dekzandvlakte en ruggen:

Dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd.

De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met ‘natuurlijke’ soorten. En door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.

  • beekdalen en natte laagtes:

Het Overijsselse zandlandschap is van oorsprong kletsnat. In de laagtes van het zandgebied verzamelde zich het water. Hier ontwikkelden zich moerassen en broekbossen, waar het water in de loop van het seizoen geleidelijk uit weg sijpelde naar de lager gelegen delen, naar de beken en rivieren. Beeld van de beken: zomers kleine stroom met droge geulen, in de winter bredere stroomdraad met meestromende geulen. De dynamiek (water, wind) bepaalt de verschijningsvorm; de gedaante wisselt. Dynamisch landschap, open karakter met hogere randen.

De ambitie is de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Ruimte voor water, continuïteit van het systeem zijn leidend. Tevens is de ambitie afwenteling van wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden te voorkomen door het beeksysteem als eenheid te beschouwen en het vasthouden van water te bevorderen. Tot slot zijn beekdalen belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier.

2. Laag van het agrarisch cultuurlandschap:

Deze laag beschrijft het palet van agrarische cultuurlandschappen met hun dragende structuren en nederzettingsvormen en is het resultaat van de wisselwerking tussen verschillen in de natuurlijke ondergrond en de manier waarop gebieden in cultuur werden – en worden – gebracht. Door de eeuwen heen is een geschakeerd patroon van akkers, weiden, hooiland en bebouwing (hoeven, kernen en dorpen) gegroeid. Vanouds kennen de nederzettingen een sterke ruimtelijke en functionele relatie met het omliggende landschap.

Het agrarisch cultuurlandschap is bij uitstek een gebruikslandschap. Bij de ontwikkeling ervan hebben nooit ideeën over schoonheid een rol gespeeld. Wel zijn we het agrarisch cultuurlandschap in de loop van de tijd gaan waarderen. Het heeft als ‘consumptielandschap’ voor bewoners, recreanten en toeristen nieuwe betekenis gekregen. Veel mensen hechten aan de rust, de ruimte, de mogelijkheden om te fietsen, wandelen, enz. En aan de kwaliteit: vooral de herkenbaarheid, de contrasten en de afwisseling van verschillende landschapstypen worden gewaardeerd. De landschappelijke structuren zijn belangrijke dragers van de biodiversiteit.

De kwaliteit van het agrarisch cultuurlandschap wordt in Overijssel bepaald door de variatie op twee schaalniveaus: provinciaal en regionaal. Op schaal van de provincie door de manier waarop het ‘open’ landschappelijk patroon van de laagveengebieden en kleicomplexen van Noordwest-Overijssel, de lange lijnen in het Sallandse occupatiepatroon, de intimiteit van het Twentse boerenland en de stoere maat van de grote ontginningen van Noordoost-Overijssel van elkaar verschillen. Binnen de regionale landschappen is er vaak op korte afstand sprake van verschillen.

Voor wat betreft deze laag zijn in de omgevingsvisie Overijssel, voor het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2017", geen gebiedskenmerken benoemd.

3. Stedelijke laag:

De stedelijke laag is de laag van de steden, dorpen, verspreide bebouwing, wegen, spoorwegen en waterwegen. Het gaat in deze laag om de dynamiek van de steden en de grote infrastructurele verbindingen, maar ook om de rust van de dorpen en de landelijke wegen en paden. De ligging van een stad of dorp in het landschap, op een kruispunt van infrastructuur of in de nabijheid van grondstoffen speelt een belangrijke rol in het functioneren ervan. Efficiëntie en bereikbaarheid zijn belangrijke vestigingsfactoren, maar daarbij wordt de kwaliteit, eigenheid en het onderscheidend vermogen van de regio steeds belangrijker.

De ontstaansgeschiedenis is medebepalend voor de huidige identiteit en terug te vinden in de ruimtelijke opbouw van de kernen, maar ook in de economische en sociale dynamiek. Daarnaast hebben door de tijd heen veranderende ideeën over de ideale vormgeving van de stad invloed gehad op de ruimtelijke opbouw. Cultuurhistorisch of architectonisch waardevolle gebouwen en structuren zijn hierbij vaak bepalend voor de stedelijke identiteit en de belevingswaarde voor bewoners en bezoekers. Zo is in Overijssel een rijk palet ontstaan aan onderscheidende steden en dorpen. Elk met een eigen karakteristieke ruimtelijke, sociale en functionele opbouw en kwaliteit.

Ruimtelijke kwaliteitsambities

De ruimtelijke kwaliteitsambities in de stedelijke laag zijn:

  • Brede waaier aan woon-, werk- en mixmilieus: elk buurtschap, dorp en stad zijn eigen kleur.
  • Contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken door het infrastructuurnetwerk.

Elke stad, elk dorp bouwt voort op zijn karakteristieke structuur en ligging in en aan het landschap. Als er ontwikkelingen plaatsvinden op of rond bedrijventerreinen, dan dragen die bij aan versterking van het vitale karakter en de kwaliteit van bedrijventerrein, aan het verbinden van het terrein met de omgeving en aan versterking van de profilering gericht op onderlinge differentiatie. Ontwikkelingen dragen bij aan het behoud van bestaande paden en routes; waar mogelijk worden ontbrekende schakels toegevoegd en nieuwe mogelijkheden benut. Het regionale en lokale wegenpatroon blijft zich voegen in de structuur van stad, dorp en landschap.

Binnen de begrenzing van het voorliggende bestemmingsplan komen binnen de stedelijke laag de volgende gebiedstypen voor: 'bebouwingsschil 1900-1950", "woonwijken 1955-nu" en "bedrijventerrein".

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0006.jpg"

Uitsnede kaart Omgevingsvisie gebiedskenmerk 'Stedelijke laag:

  • Bebouwingsschil 1900-1950:

in de stedelijke laag heeft het noordwestelijk deel van het plangebied van dit bestemmingsplan het kenmerk 'bebouwingsschil 1900-1950.

De bebouwingsschil 1900-1955 bestaat uit gemengde stadswijken en woonwijken direct aansluitend op de historische centra en binnensteden. Op sommige plaatsen liggen (voormalige) grootschalige fabriekscomplexen direct aansluitend aan woonwijken. Deze stadswijken kennen een gesloten, compacte vorm (bouwblokken) en zijn veelal opdeelbaar in wijken met eigen karakter. De wijken worden van elkaar gescheiden door doorgaande lanen, singels en stadsstraten. Kenmerkend in de bebouwing is de verwantschap in architectuurstijlen en aandacht voor architectonische details en verbijzondering van gebouwen op specifieke plekken als straathoeken. De schil is op te delen in wijken met individuele panden, gekenmerkt door veel variatie in bebouwing en veel (individueel en openbaar) groen. De wijken op basis van de fabrieksdorp-/tuindorp-principes zijn juist herkenbaar aan een hechte stedenbouwkundige en architectonische eenheid op basis van collectieve principes. Stationsomgevingen liggen vaak in deze schil. De stadsassen doorkruisen deze bebouwingsschil veelal en vormen belangrijke verbindingsassen tussen de stedelijke centra, stationsgebieden en het hoofdinfrastructuurnetwerk rond de steden.

De ambitie voor deze gebiedstype is de doorontwikkeling van de compacte stadskwartieren met de ‘gesloten’ stadsvorm. Waar maar enigszins mogelijk herstellen van de functiemix. Veel ruimte en aandacht voor zorgvuldig individueel (in de individuele wijken) en collectief (in de tuindorpen en fabrieksdorpen) opdrachtgeverschap. Als daar vanuit de (woon)kwaliteit aanleiding toe is ligt er in delen van deze wijken een belangrijke herstructureringsopgave.

  • Woonwijken 1955- nu:

De woonwijken van 1955 tot nu zijn planmatig opgezette uitbreidingswijken op basis van een collectief idee en grotere bouwstromen. De functies (wonen, werken, voorzieningencentra) zijn uiteengelegd en de wijken zijn opgedeeld in buurten met een homogeen bebouwingskarakter: buurten met eengezinswoningen, flatwijken, villawijken,wijk(winkel)centra. Er is sprake van een tijdsgebonden verkavelingsstructuur op basis van verschillende ordeningsprincipes. Lokaal zijn kleine eenheden die afwijken van het systeem, zoals ‘goudkustjes’ aan de rand van de wijk. Steeds is sprake van een afgeronde eenheid met duidelijke in- en uitgangen en kunst in de openbare ruimte. Er is aandacht voor de aansluiting op de binnenstad en het hoofdwegennetwerk, maar vaak minder op fietsaansluitingen naar het buitengebied. Soms zijn herkenbare relicten van het oude cultuurlandschap (zoals boerderijen, (zand)wegen of beplantingsstructuren) opgenomen in de wijken. De tijdsgeest van de bouwperiode is af te lezen in de stedenbouwkundige structuur en architectuur. De wederopbouwwijken worden bijvoorbeeld vaak gekenmerkt door een repeterende stempelstructuur in de bouwblokken, de ruime opzet van de groene ruimte en aandacht voor details zoals deuromlijstingen pergola’s boven de entrees, siermetselwerk e.d. Nieuwbouwwijkjes bij kleinere plaatsen zijn niet altijd afgeronde eenheden, omdat de bouwopgave daarvoor te klein was. Vaak is er een buurtje aangeplakt aan de oudere bebouwingsstructuur, zonder relatie met de oorspronkelijke structuur van het dorp of het voormalige agrarische cultuurlandschap.

Herstructurering van naoorlogse wijken is een belangrijke ambitie en opgave voor vitale steden. De wijken van na de oorlog behouden hierbij hun eigen karakter. Ook al neemt bij herstructurering het bebouwd oppervlak in de wijken door meer grondgebonden woningen toe, er blijft collectieve ruimte tussen de bouwblokken. Markante gebouwen zoals leegkomende kerken en winkelstrips worden waar mogelijk behouden door ze een nieuwe functie te geven. In de wijken van de jaren ’70 en ’80 (woonerven) vereisen de kwaliteit van de buitenruimte en de parkeeroplossingen bijzondere aandacht.

  • Bedrijventerreinen:

Aan de oostzijde van het plangebied van dit bestemmingsplan, ten westen van de Zuiderval en ten zuiden van de Getfertsingel liggen een tweetal gebieden met het gebiedstype 'bedrijventerrein'.

De bedrijventerreinen zijn georganiseerd op basis van uitgegeven kavels aan bedrijven. Het zijn meestal monofunctionele werkgebieden met een ‘no nonsense’ karakter en vaak krappe openbare ruimtes. De gebieden zijn ingericht en bebouwd op basis van een beperkte set aan kwaliteitsregels. De terreinen zijn veelal volledig gericht op autobereikbaarheid en hermetisch van karakter en liggen los van de woonwijken en het buitengebied. Er zijn veel verschillen in uitstraling en ambitieniveau per terrein. De bebouwing is functioneel, vaak eenvoudig en eenvormig, soms karakteristiek en historisch.

Ambitie: Vitale werklocaties door een vernieuwings- en herstructureringsproces van bedrijventerreinen op gang te brengen waardoor de interne structuur verbetert; het hermetische karakter opheffen, aansluiting op het landschap en de omliggende wijken verbeteren, verdichting en intensivering van grondgebruik, het vermijden van nieuwe uitleg door zuinig ruimtegebruik, het duidelijke profileren en differentiëren van bedrijfsterreinen, kwaliteitsverbetering van de buitenruimte en architectuur door meer samenhang, een opwaardering van het beeld en verbetering levensvatbaarheid en tenslotte het benutten van eventuele culturele / historische waarden.

4. Laag van de beleving:

In de laag van de beleving komen de natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar. Dit is de laag die gaat over de beleefbaarheid van ruimtelijke kwaliteit, identiteit en tijdsdiepte, van recreatieve gebruiksmoge- lijkheden die een belangrijke rol spelen bij de waardering van de leefomgeving. De laag van de beleving is de laag van de verbinding en het netwerk; tussen het stedelijke en het landelijke, de cultuur en de natuur, snel en traag, oud en nieuw, tussen nut en schoonheid. De laag van de beleving benut vooral de kwaliteiten van de andere drie lagen, maar voegt ook eigen kenmerken toe, zoals landgoederen, recreatieparken en recreatieve routes. Het stelt kwaliteiten zoals de natuur, de productielandschappen en de steden in een ander daglicht en maakt ze beleefbaar en tot een belevenis.

De verblijfsrecreatiecomplexen, de attracties, de routes voor wandelen, fietsen en varen zijn een belangrijke economische factor geworden met een vergelijkbaar aandeel in de economie als de agrarische sector. Dit alles verandert het aanzien, de gewenste gebruiksmogelijkheden en betekenis van het buitengebied. Aan het ‘belevingslandschap' ontleent Overijssel zijn tijdsdiepte, maar ook zijn aantrekkingskracht. Steeds vaker worden de kwaliteiten uit het verleden ingezet in plannen door daar met nieuwe kwaliteiten, gebruiks- en verschijningsvormen op voort te bouwen. Belangrijk in deze laag is het oude en nieuwe ‘erfgoed’ van de provincie.

De ruimtelijke kwaliteitsambities in de laag van de beleving zijn: een zichtbaar en beleefbaar mooi landschap alsmede sterke ruimtelijke identiteiten als merken van Overijssel. Ontwikkelingen dragen bij aan het versterken van bestaande gebiedskenmerken en het creëren van nieuwe omgevingskwaliteiten, aan vergroting van de beleefbaarheid en toegankelijkheid van het landschap en aan herstel van discontinuïteiten in landschappelijke structuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0007.jpg"

Gebiedstypen in de laag van de beleving

  • Recreatieve routes

Het informele trage netwerk is het ‘langzame’ netwerk (wandelpaden, fietspaden, ruiterpaden, vaarroutes) van de provincie, dat delen van het agrarisch cultuurlandschap en het natuurlijke laag toegankelijk en ervaarbaar maakt. De oude zandwegen en paden vormen het basisstramien. Van oudsher verbonden deze routes vaak de kernen met het ommeland en met elkaar. Zo vormde het dorpsplein, de dorpsstraat, de weg naar buiten en uiteindelijk de zandpaden door de velden, een samenhangend netwerk. De maaswijdte van dit netwerk is sterk afhankelijk van het type landschap. Doordat bepaalde schakels in dit netwerk in de loop van de tijd zijn verdwenen (ruilverkaveling, opwaardering tot hoofdinfrastructuur en individuele ingrepen door particuliere grondeigenaren) is er sprake van discontinuïteit. Onderdelen van het langzame netwerk zijn opgenomen in de nationale en provinciale ruiter-, fiets, wandel- en vaarroutes .

Verschuiving in het verplaatsingsgedrag van auto naar fiets. Opheffen van de discontinuïteiten in het padennetwerk. Een schaalniveau hoger: het fiets- en wandelpaden netwerk wordt op niveau van de regio geïntegreerd tot een compleet systeem onder andere door de aanleg van fietssnelwegen. Op deze manier ontstaat er een comfortabel alternatief netwerk om met de fiets naar school, naar het dorp en naar het station te komen. Verbinden van kernen met het buitengebied, ommetjes, gericht op het beleefbaar maken van de directe leefomgeving en het landschap en het verknopen van dit netwerk aan overstapplaatsen aan de hoofd- en regionale infrastructuur. De ligging en de dichtheid van het netwerk worden ingezet om de intensiteit van het gebruik te sturen. Erfgoed langs het informele trage netwerk wordt benut om de toeristische aantrekkelijk- heid van gebieden te vergroten.

In het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2017" is in de Omgevingsvisie Overijssel een fietsverbinding tussen de Zuiderval en het viaduct nabij Usselerrondweg aangegeven. Deze fietsverbinding maakt grotendeels gebruik van bestaande wegen en fietspaden. Ook de Zuiderstaat- Wethouder. Elhorststraat- Belgiëlaan, is hierin als een fietsverbinding aangemerkt.

In de laag van beleving is de Helenastraat, Wethouder Elhorststraat, aangemerkt als een wandelroute.

  • Stads- en dorpsranden

De stads- en dorpsrand is een overgangsgebied. Hier is sprake van 2 elkaar overlappende invloedssferen. De randen zijn bepalend voor de identiteit van zowel de steden- en dorpen als het landschap eromheen. De (potentiële) kwaliteit is die van de ‘best of both worlds’; stedelijke voorzieningen, verspreid liggende (gewilde) woon- en werkfuncties, padennetwerk in een landschappelijk raamwerk. Dichtbij stad en dorp en toch buiten. Randen gaan niet alleen over de ‘functionele mix’, maar vooral ook over herkenbaarheid, duidelijkheid, silhouetten (kerktorens, markante gebouwen, bruggen, ed) het je thuis voelen. Markante zichtlijnen op dorpen versterken de randkwaliteit. In de stads- en dorpsranden sluiten recreatieve en utilitaire routes van buiten de stad/het dorp aan op de binnenstedelijke/dorpsstructuur. In deze gebieden komen veel opgaven en belangen samen zoals dorps- en stadsuitbreidingen, infrastructuur, landbouw, landschapsontwikkeling, water en natuur.

Verbind ontwikkeling van woon-, werk- en recreatiemilieus in de stads- en dorpsranden aan hun omgeving met landschappelijke structuren en routes. Stimuleer integrale projecten waarin stedelijke programma’s en landschappelijk raamwerk gelijktijdig worden ontwikkeld en gerealiseerd. Tegengaan van verrommeling in de randzones. Bijdragen aan aantrekkelijke mix woon-, werk en recreatiemilieu.

  • Bakens in de tijd

Bakens in de tijd zijn relicten van diverse aard uit verschillende perioden van de wordingsgeschiedenis van Overijssel. Geologische monumenten, archeologische monumenten en vindplaatsen, schansen, verdedigingslinies, kapelletjes, religieuze monumenten, historische wegen tot landschappelijke ensembles. Bakens zijn niet alleen (water)torens en andere hoge, kenmerkende bouwsels, ook patronen als de (ruil)verkavelingsstructuur vormen een baken in de tijd. De essentie van de bakens in de tijd is, dat ze de verhalende laag toevoegen aan het landschap. Het zijn belangrijke ingrediënten in de opbouw van gebiedsidentiteit. Het zijn plekken waar ‘tijdsdiepte’ tot intense indrukken leidt.

Ambitie is het creëren van verbindingen en verbanden tussen bestaande bakens die onderdeel van een groter geheel zijn, maar nu verloren of geïsoleerd in het landschap liggen. Voeg bakens van deze tijd toe. Behoud monumenten, karakteristieke gebouwen en cultuurhistorische waarden door ze bewust in te zetten in gebiedsopgaves. Het meer zichtbaar maken van de bakens en het ontwikkelen van recreatieve routes tussen deze bakens met uitleg van de ontstaansgeschiedenis.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

Conclusie:

Gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan waarin geen nieuwe ontwikkelingen in zijn opgenomen, heeft de Omgevingsvisie Overijssel 2017 geen directe doorwerking op de beheerregeling van het plangebied.

 

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie is ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

2.3.3 Richting aan Ruimte

Op 5 april 2016 hebben burgemeester en wethouders van Enschede 'Richting aan Ruimte' (RAR) vastgesteld. Dit is een richtinggevend ontwikkelingskader waarin wordt verduidelijkt hoe Enschede omgaat met de programmering. Niet langer de kwantitatieve aspecten staan centraal maar er wordt gestuurd op kwaliteit. Daarbij wordt gekeken naar de totale stedelijke programmering maar ook naar de behoefte van het gebied. Een integrale afweging van alle relevante belangen (o.a. ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, economie, welzijn) op basis van het 'RAR-kompas' leidt uiteindelijk tot een besluit over de (on)wenselijkheid van een nieuw ruimtelijk initiatief. Ongewijzigd onderdeel van het integrale afwegingskader is het 'versterken vanuit het hart'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0008.png"

2.3.4 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook vijf sectorale structuurvisies vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.

1. Woonvisie

Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

Waar de Woonvisie 2005 – 2015 nog uitging van optimistische groeiscenario’s, wordt op dit moment een ontspannen woningmarkt ervaren waarin de dynamiek als gevolg van de economische omstandigheden ontbreekt. Deze conjuncturele trendbreuk ten opzichte van het groeidenken, heeft zowel de vragers op de woningmarkt als de aanbieders aan het denken en handelen gezet. De ‘oude‘ tijden van ongebreidelde groei manifesteren zich niet meer. De woonconsument is kritisch en wil voortaan kunnen kiezen of hij/zij nu een nieuwe woning wil of de huidige woning wil aanpassen vanwege comfort, energieverbruik of voorzieningen voor zorg. Deze Woonvisie stuurt vooral op de kwaliteit van de voorraad.

Woonwensen zijn leidend geworden voor de verdienmodellen van marktpartijen. Uitgangspunten daarbij zijn: de zelfstandige woonconsument, meer markt en minder overheid (loslaten). Daarom is deze Woonvisie sterk gericht op procesafspraken. Vanwege de gevolgen voor de woonlasten heeft duurzaamheid op verzoek van de Raad een prominente plek gekregen in de Woonvisie. Dit resulteert in terughoudendheid met netto toevoegingen om waardeval te voorkomen. Corporaties concentreren zich vooral op de kwaliteit van bestaand bezit en niet op uitbreiding.

Iedere woning moet ‘raak’ zijn

Om flexibel in te kunnen spelen op veranderende omstandigheden wordt periodiek geprogrammeerd op basis van het monitoren van de vraagontwikkeling. Daarbij is de feitelijke groei van de stad bepalend voor de programmering. Voor de periode 2011-2030 wordt Primos 2010 gehanteerd. Het uitgangspunt voor de woningbouwbehoefte is in onderling overleg met marktpartijen geprognostiseerd. Geprognotiseerd is dat er bruto gemiddeld 190 koopwoningen per jaar worden toegevoegd. Dit komt overeen met 1.500 woningen van 2012 - 2020.

Corporaties voorzien geen grote uitbreidingen van huurwoningen in het sociale huursegment. Geconcentreerd wordt op het bestaand bezit en het aanpassen ervan, herstructurering en verkoop van huurwoningen. Afhankelijk van de marktontwikkelingen zullen meer of minder huurwoningen in het sociale segment worden gebouwd.

De uitdaging op het gebied van wonen ligt met name in het faciliteren van passende huisvesting voor de autonome bevolkingsgroei en huishoudens, alsmede het faciliteren van de te huisvesten mensen als gevolg van de economische ambitie van Enschede als 5e Kennisregio van Europa en het faciliteren van innovatieve bedrijven. In de stad is behoefte aan gedifferentieerde woonmilieus, zowel centrumstedelijke- als groene woonmilieus. De uitdaging ligt er in om op de goede plekken de juiste toevoegingen aan de woningvoorraad te kunnen doen. Iedere woning moet ‘raak’ zijn.

2. Detailhandelsstructuurvisie 2012

Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de nabije toekomst beschreven.

de hoofdlijnen van deze detailhandelsstructuurvisie zijn:

  • nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk faciliteren in winkelgebieden met een bijpassende functie en verzorgingsgebied;
  • verdere versterking van de positie van de binnenstad als hoofdwinkelgebied binnen de gemeente en als belangrijkste winkelgebied van Twente;
  • verdere versterking van de positie van de binnenstad door bundeling van initiatieven met het oog op een zo uitgebreid mogelijk niet-dagelijkse aanbod (kritische massa, keuze, variëteit, attractie, functiesynergie);
  • behoud en versterking van een compleet pakket dagelijkse winkelvoorzieningen in de eigen wijk op loop- fietsafstand voor de consument (laagdrempelig, comfort en beperking onnodige automobiliteit);
  • versterking van het aanbod dagelijkse winkelvoorzieningen door bundeling van potenties in een beperkt aantal bestaande wijk- en buurtcentra (voldoende kritische massa en draagvlak, synergie, meer kansen voor speciaalzaken);
  • aanbod in de woninginrichtingsbranche comcentreren op één locatie (ten behoeve van de kritische massa, synergie binnen het thema, vergroting keuzemogelijkheden voor consument);
  • versterking van het gevarieerd aanbod doe-het-zelf artikelen op aanvaardbare afstand van de consument, waarbij wordt gestreefd naar het optimum tussen voldoende schaalgrootte, ruimte voor dynamiek in de branche en spreiding over de stad;
  • behoud van het gevarieerd tuincentrum-aanbod op de bestaande (winkel-)locaties;
  • meewerken aan verzoeken tot herbestemming van onvoldoende levensvatbare winkelvoorzieningen en winkellocaties;
  • zo mogelijk behoud voorzieningen in kleine kernen, door flexibel mee te werken aan verzoeken tot beperkte uitbreiding van bestaande winkels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0009.jpg"

Ambities:

de ambities zoals die in de detailhandelsstructuurvisie zijn geformuleerd luiden:

  • een compleet en attractief aanbod voor inwoners uit Enschede en voor bezoekers aan de stad;
  • een gezond ondernemersklimaat met ruimte voor kwaliteit en innovatie;
  • een ontwikkelingsgerichte visie die marktpartijen stimuleert om te investeren;
  • een visie gericht op intensief- en duurzaam ruimtegebruik.

Detailhandelsstructuurvisie en de wijk Boswinkel:

Haaksbergerstraat- radialen.

De Haaksbergerstraat aan de westzijde van het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2017" wordt in de detailhandelsstructuurvisie aangemerkt als één van de radialen naar de binnenstad van Enschede. Deze radialen hebben van oudsher een winkelfunctie.

Door de afnemende vraag naar winkelruimte in dit type winkelmilieus kenmerken deze straten zich tegenwoordig door een grote mix aan commerciële functies (o.a. dienstverlening), afgewisseld met andere functies, zoals wonen. Ook in de toekomst kunnen straten als de Haaksbergerstraat een functie blijven vervullen in de Enschedese detailhandelsstructuur. Waar de binnenstad vooral gericht is op recreëren en verblijven, onderscheiden de meeste radialen zich door hun goede autobereikbaarheid, zichtbaarheid en relatief lage huurprijzen. Dit onderscheidende vestigingsmilieu op korte afstand van de binnenstad is aantrekkelijk voor onder meer doelgericht bezochte winkels en overige commerciële voorzieningen, die wel nabij, maar niet in het kerngebied willen of kunnen vestigen. Door de ruime beschikbaarheid van goedkope commerciële ruimten leent dit verstigingsmilieu zich ook goed als broedplaats voor startende en/of creatieve bedrijven.

Winkelcentrum Boswinkel.

Centraal in de wijk Boswinkel is het winkelcentrum Boswinkel gelegen. Met betrekking tot dit winkelcentrum is in de detailhandelsstructuurvisie het volgende opgenomen:

Analyse buurtwinkelcentrum Boswinkel:

    • 1. Omvang winkelaanbod bedraagt ca. 2400 m2 wvo (winkel vloer oppervlak) verdeelt over ca. 15 winkels.
    • 2. Supermarkt C1000 (ca. 1500 m2 wvo) is een belangrijke trekker in dit buurtwinkelcentrum.
    • 3. Overige winkels in diverse branches, het buurtwinkelcentrum heeft geen compleet aanbod voor bood- schappen.
    • 4. Er zijn hier zowel landelijke ketens als lokale aanbieders gevestigd.
    • 5. Overzichtelijke opzet winkelcentrum, uitstraling enigszins gedateerd.

Ontwikkelingsperspectief winkelcentrum Boswinkel:

Voor buurtwinkelcentrum Boswinkel geldt dat een doorgroei mogelijk is naar een maximale omvang van 3500 m2 wvo waarvan het indicatieve aanbod voor dagelijkse boodschappen ca. 3.000 m2 wvo bedraagt. Het buurtwinkelcentrum Boswinkel krijgt in de toekomstige detailhandelstructuur een bijzondere positie, met een relatief sterk dagelijks aanbod. Vanwege het relatief beperkte aantal inwoners van het verzorgingsgebied van dit buurtwinkelcentrum (ca. 8.000 inwoners) is de ruimte voor 'overig aanbod' beperkt.

3. Watervisie

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeërs gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

4. Structuurvisie Cultuurhistorie

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

5. Structuurvisie Externe Veiligheid

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de productie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

2.3.5 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

In de strategische beleidsdocumenten Toekomstvisie, Stedelijke Koers en de diverse structuurvisies zijn voor het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2018" geen specifieke beleidsdoelstellingen of ontwikkelingsrichtingen benoemd.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

De wijk Boswinkel bevindt zich ten zuidoosten van de binnenstad en binnensingelgebied van Enschede. Aan de noordzijde wordt deze wijk begrensd door de Getfertsingel, aan de oostzijde door de Zuiderval, aan de zuidzijde door het tracé van de A35. en aan de zuidoostzijde door de Usselerrondweg en tenslotte aan de westzijde door de Haaksbergerstraat.

Terwijl de binnenstad van Enschede een hoge bebouwingsdichtheid en een veelvoud aan verschillende functies kent en het aansluitende binnensingelgebied gekenmerkt wordt door de hoofdfunctie van wonen met een mix van kleinschalige bedrijvigheid en voorzieningen, kent het hierop aansluitende gebied buiten de singels, een lagere bebouwingsdichtheid met wonen als dominante functie.

De westelijke begrenzing van de wijk wordt gevormd door de Haaksbergerstraat dat binnen de wegenstructuur van Enschede aangemerkt wordt als één van de voor de stad kenmerkende radiaalverbindingen en is een belangrijke ontsluitingsweg voor het verkeer van en naar Haaksbergen en de Achterhoek.

De wijk Boswinkel is grotendeels aan het eind van de jaren '50 gebouwd en is een typisch voorbeeld van het stedenbouwkundig denken en de schaarse middelen in die tijd. De wijk Boswinkel bestaat globaal uit twee delen, van elkaar gescheiden door de Burgemeester van Veenlaan. Het oostelijk deel is grotendeels gebouwd door verschillende woningcorporaties en bestaat voornamelijk uit portiekflats in 4 bouwlagen en plat dak met daartussen rijtjes laagbouw in 2 bouwlagen, eveneens met een plat dak, in eenzelfde architectuur. Ten oosten hiervan, in het gebied tot aan de Zuiderval, hebben de laatste jaren een aantal nieuwe ontwikkelingen in de vorm van woningbouw en utiliteitsbouw plaatsgevonden.

Het westelijke deel van het Boswinkel wordt gekenmerkt door een groot aantal grondgebonden woningen waarbij vier torenflats in 12 woonlagen hier het wijkbeeld bepalen. Centraal in de wijk ligt het winkelcentrum, dat nog niet zo lang geleden geheel is gerenoveerd.

De wijk heeft over het algemeen genomen, vooral in het zuidelijke deel, een zeer groen karakter met veel plantsoenen, speelplaatsen en tussen de A35 en de bebouwing van de wijk een parkachtige zone.

3.1 Ruimtelijke kwaliteiten Boswinkel

De kleinschalige lintbebouwing langs de Haaksbergerstraat is een belangrijke kwaliteit aan de rand van het gebied. De goed geslaagde mix van nieuw- en oudbouw in de De Braker en de bescheiden menging van functies in dit gebied mag ook als een positieve kwaliteit worden aangemerkt.

Ook de heldere stedenbouwkundige structuur in delen van deze 'stempelwijk' heeft met zijn forse groene tussenruimten een kwalitatieve meerwaarde. Het deels door elkaar lopen met het organische verkavelings- principe in West-Boswinkel doet daar afbreuk aan, evenals de kwaliteit van de woningen zelf, met name in Oost Boswinkel. In Ruwenbos is het groene woonmilieu een belangrijke kwaliteit: de bebouwing is in lage dichtheid ingepast in de oude groenstructuren en er is veel aandacht besteed aan een duurzaam waterbeheer. Omdat dit ook duidelijk zichtbaar is aan de oppervlakte, zijn bewoners zich er ook beter bewust van. De bebouwing aan weerszijden langs het zuidelijk deel van de Burgemeester M. van Veenlaan kent geen bijzondere kwaliteit en eigen identiteit; elke zijde is meer een onderdeel van de aanliggende buurten. Gezien de belangrijke functie als verbinding naar de zuidelijke woonwijken zou een versterking van de ruimtelijke kwaliteit hier op zijn plaats zijn. Ook de overgangen van het winkelcentrum naar de omliggende woongebieden zijn niet overal van hoge kwaliteit.

Bewoners ervaren het totale plangebied als geheel niet als positief voor wat betreft vorm en uiterlijk. Het gebied wordt als 'rommelig' ervaren.

3.2 Ruimtelijke structuur

De stadswijk Boswinkel wordt samengesteld uit de deelgebieden (buurten) De Braker, Cromhoff / Louwersterrein, Ruwenbos, Boswinkel en Kotmanpark. Daarnaast bevindt zich in het zuidelijk deel van de wijk, aangrenzend aan het tracé van de A35, een relatief brede, groene bufferzone (zone A35).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0010.png"

  • De Braker:

Het oudste deel van de wijk Boswinkel is het wijkdeel De Braker. Dit wijkdeel ligt tussen de Haaksberger- straat en de Wethouder Elhorststraat en is voor een deel tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog gebouwd (de zgn. 'interbellumperiode'). De bekende twee-onder-één kap woningen met een schilddak, dakoverstek en een erker aan de voorgevel zijn kenmerkende voorbeelden uit deze periode.

In dit gebied is sprake van een stedelijk compact woonmilieu. Er komen overwegend grondgebonden woningen voor in een strokenverkaveling aan een historisch gegroeid stratenpatroon. Aan de randen langs de Haaksbergerstraat komt lintbebouwing voor en aan de Getfertsingel is sprake van de karakteristieke singelbebouwing. In De Braker gaat het om een organisch gegroeide stedenbouwkundige structuur langs vroegere landwegen, die deels nog terug is te vinden in het ogenschijnlijk, onlogische stratenverloop.

In het zuidelijk deel van De Braker (omgeving Helenastraat, Annastraat, Theresastraat, Carolastraat en delen van de Burgemeester Jacobsstraat en Haaksbergerstraat) heeft begin negentiger jaren stadsvernieuwing plaatsgevonden. Daarbij zijn, na sloop van bestaande, verouderde woningen, overwegend grondgebonden woningen teruggebouwd. Daarbij zijn niet alle historische lijnen aangehouden. Door architectuur en materiaalgebruik van de verschillende woningtypen is hier een eenheid ontstaan, die goed ingepast is in de overige oude bebouwing. Centraal in dit gebied bevindt zich een relatief groot plantsoen met o.a. speelvoorzieningen. Van een echt samenhangende groenstructuur is in dit deelgebied echter geen sprake.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0011.png"

De Braker, omgeving Annastraat-Helenastraat.

Op enkele plaatsen in dit gebied is sprake van 'verborgen enclaves' achter de kleinschalige randbebouwing. Daar komen o.a. grotere bedrijfspanden en complexen garageboxen voor, alsmede een basisschool.

Tussen de Wethouder Elhorststraat en de Burgemeester van Veenlaan zijn in de negentiger jaren, ten noorden van de Drenthestraat, patiowoningen en een aantal appartementencomplexen met een grotere korrel gerealiseerd. Deze appartementencomplexen hebben 4-5 woonlagen met groene tussenruimten en sluiten qua maat en schaal goed aan bij het profiel en de verkeersfunctie van de Burgemeester van Veenlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0012.jpg"

Bebouwing ten noorden van de Drenthestraat.

  • Cromhoffsbleek- Louwersterrein:

Dit deelgebied wordt gekenmerkt door een afwijkende morfologie in het totale plangebied. Er is sprake van een fors grotere korrel dan in de rest van het plangebied als gevolg van hier aanwezige bedrijfsgebouwen, waaronder het pand van de voormalige drukkerij van Wegener op de hoek van de Zuiderval en de Getfertsingel. Ook het woonzorgcomplex Cromhoff aan de Burgemeester van Veenlaan en het gebouw van de Scholingsboulevard nabij de Zuiderval kent een grotere korrel. Haaks op de Burgemeester Van Veenlaan staan ten noorden van het woonzorgcomplex een drietal woonflats in 4 bouwlagen terwijl langs de Getfertsingel de voor Enschede kenmerkende singelbebouwing aanwezig is met, ter hoogte van de toegang naar het bedrijvencluster, een 'gat' in de straatwand. Tot voor enkele jaren was hier een tankstation gevestigd.

Kenmerkend en centraal in dit wijkdeel gelegen is een relatief groot groengebied aanwezig met forse bomen. Het gaat hierbij om restanten van het inmiddels verdwenen landoed Cromhoff. Ten oosten van dit groengebied heeft enige jaren geleden opvallende nieuwbouw plaatsgevonden ten behoeve van de scholingsboulevard Enschede.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0013.jpg"

Scholingsboulevard Enschede

  • Ruwenbos:

Dit gebied kent een suburbaan woonmilieu, hoofdzakelijk bestaande uit grondgebonden woningbouw met een tuin. De strokenverkaveling wordt bepaald door de vingervormige ontsluitingsstructuur, die doorgaand verkeer onmogelijk maakt. Langs de Haaksbergerstraat staan in de groene wig met een ver teruggesprongen rooilijn drie complexen met gestapelde urban villa's (4 - 5 bouwlagen) met een grotere korrel. Daarnaast zijn rondom een oude boerenerf aan de Haaksbergerstraat, met de daarbij behorende bebouwing, enkele vrijstaande grondgebonden villa's gebouwd. Vanaf het noorden naar het zuiden neemt de bebouwingsdicht- heid af en varieert de bebouwing van rijenbouw naar tweekappers tot aan vrijstaande woningen. De bebouwing is door kleur- en materiaalgebruik duidelijk familie van elkaar en is goed ingepast in de oude groenstructuren. Er is een zongerichte verkaveling toegepast waarbij het waterbeheer en waterhuishouding in deze buurt speciale aandacht heeft gekregen. Regenwater wordt hier zo lang mogelijk vastgehouden middels aangelegde 'wadi's' en waar het overtollige hemelwater in de bodem kan infiltreren. Deze wadi's zijn in het deelgebied dan ook duidelijk herkenbaar als brede groene zones tussen de bebouwing.

  • Met een wadi wordt in Nederland en België een bufferings- en infiltratievoorziening bedoeld, die tijdelijk, bij (hevige) regenval gevuld is met hemelwater. De naam verwijst naar de Arabische naam voor een vaak droogstaand rivierdal. Bij een moderne wadi worden in stedelijke gebieden straten en daken van huizen afgekoppeld van de riolering. Het hemelwater dat op verharde oppervlakken valt wordt hierbij via een hemelwaterriolering of, in het geval van Ruwenbos, over het maaiveld afgevoerd naar een wadi waar het in de bodem kan infiltreren of vertraagd kan worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Op deze manier wordt voorkomen dat schoon water naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie gaat en wordt tevens bereikt dat het grondwater wordt aangevuld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0014.png"

Ruwenbos.

  • Boswinkel:

Het deelgebied Boswinkel is eind vijftiger- en begin jaren zestig gebouwd. Hier zijn de kenmerken van de zgn. CIAM-beweging terug te vinden. CIAM staat voor: 'Congres Internationaux d'Architecture Moderne', een organisatie van architecten en stedenbouwkundigen om krachten te bundelen bij het opstellen van richtlijnen tot vernieuwing van de architectuur met aandacht voor licht, lucht en ruimte.

Er is sprake van een orthogonale 'stempelwijk' waarin de verkavelingsopzet als een 'stempel' over het gebied is uitgerold. De bebouwing bestaat hier uit o.a. bouwblokken van 4 lagen gestapelde woningen en grondgebonden woningen met kleine tuinen. In het oog springen vier torens van 12 woonlagen boven een onderbouw. Het straten- en verkavelingspatroon is rechtlijnig en kende in de oorspronkelijke opzet een bepaalde hiërarchie. Tussen de bouwblokken zijn grotere groene tussenruimten aanwezig met hier en daar een waterpartij.

Centraal in dit wijkdeel bevindt zich het winkelcentrum Boswinkel met winkel- en andere voorzieningen op maaiveldniveau met op een aantal plekken gestapelde woningbouw in 4 bouwlagen. Dit winkelcentrum is al weer enige tijd geleden in zijn geheel gerenoveerd waarbij ook de buitenruimte opnieuw is ingericht. Desondanks is de overgang naar de omgeving matig van kwaliteit te noemen.

Aan de Wethouder Gerbertstraat is sprake van een afwijkende verkaveling; hier komt lintbebouwing voor die aansluit op de verkaveling in de Braker. De Wethouder Gerbertstraat is dan ook een historische landweg die vroeger een geheel was met de Wethouder Elhorststraat. De Burgemeester Van Veenlaan is ter vervanging hiervan als directe verbinding van het centrum naar Enschede Zuid aangelegd.

Op dit moment wordt in dit wijkdeel, het deel van Boswinkel dat globaal is gelegen ten oosten van de Burgemeester Van Veenlaan en ten zuiden van de Overijssellaan en Noord Brabantstraat , uitvoering gegeven aan herstructureringsplannen. Een groot aantal van de uit 4 bouwlagen bestaande woonflats en verouderde eengezinswoningen (twee bouwlagen met een plat dak) zijn inmiddels in het kader van deze herstructurering gesloopt en ligt het in de bedoeling om hier een eigentijdse wijk met grondgebonden woningen voor terug te bouwen. In de nieuwe situatie zullen in dit gebied minder woningen worden teruggebouwd dan in de oude situatie het geval was.

Ook het resterende deel van dit woonbuurtje, het gebied gelegen direct ten zuiden van de Wethouder Beversstraat komt voor een ingrijpende herontwikkeling- herstructurering in aanmerking. Deze plannen bevinden zich echter nog in een zeer vroegtijdig stadium.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0015.jpg"

Winkelcentrum Boswinkel

  • Kotmanpark:

Direct ten westen van de Zuiderval (de zuidelijjke invalsweg van Enschede) is in een strook langs deze weg gestapelde, solitaire bebouwing met groene tussenruimten gerealiseerd in de vorm van een hotel, een drietal kantoortorens en een appartementengebouw. Hier ligt het accent op 'stedelijkheid'.

Direct ten westen van deze strook bevinden zich stroken van geschakelde woningen die aangeduid kunnen worden als 'stedelijk compact' wonen. Dit complex scheidt het stedelijke gebied langs de Zuiderval van het ten westen van deze strokenbouw gelegen woongebiedje, dat hoofdzakelijk uit vrijstaande, grondgebonden woningen bestaat.

Noemenswaardig in dit gebied is dat ten zuiden van de Wethouder Beversstraat, op dit moment uitvoering wordt gegeven aan de realisatie van een dertigtal nieuw te bouwen woningen. Met dit nieuwbouwproject wordt het laatste deel van Kotmanpark bebouwd en afgerond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0016.jpg"

Stedelijke bebouwing langs de Zuiderval (rechts).

  • Zone A35

Aan de zuidzijde van de wijk Boswinkel ligt tussen het tracé van de A35 en de bebouwing een groene zone met waterlopen, bergingsvijvers en bosschages die dienst doen als een groene buffer tussen de woonbebouwing van Boswinkel en het tracé van de A35. Tevens geldt het als uitloopgebied voor de bewoners van de wijk Boswinkel en vervult deze zone een belangrijke rol in de waterhuishouding.

opgemerkt wordt dat deze groene zone ook ruimte biedt voor voorzieningen ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening (hoogspanningsleiding) en de aardgasvoorziening (aardgasleidingen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0017.png"

Het wijkdeel Boswinkel met aansluitend de groene zone langs de A35.

3.3 Functionele structuur

De wijk Boswinkel heeft hoofdzakelijk een woonfunctie.

Centraal in het gebied van deze wijk bevindt zich het winkelcentrum Boswinkel en vervult een belangrijke rol in de dagelijkse behoeften (boodschappen) van de wijkbewoners.

Daarnaast zijn er binnen de wijk een aantal locaties aan te wijzen die een maatschappelijke functie vervullen. Het gaat hierbij om o.a. woonzorgcomplexen en onderwijsdoeleinden.

Ook zijn er in de wijk een aantal bedrijfslocaties aan te wijzen. Een grote bedrijfslocatie bevindt zich ten zuiden van de Getfertweg en ten westen van de Zuiderval en waarvan het zgn. Wegenerpand- en terrein deel van uitmaakt. Van de oorspronkelijke grootschalige bedrijvigheid in dit gebied is overigens niet veel overgebleven. De gebouwen zijn op dit moment in hoofdzaak in gebruik bij een groot aantal (kleinschalige) bedrijven en hebben meer de functie van bedrijfsverzamelgebouwen gekregen. De gebouwen van het Wegenercomplex hebben overigens tot voor kort dienst gedaan als opvangcentrum voor asielzoekers en het pand van een voormalige kwekerij aan de westzijde van de Zuiderval als tijdelijke vestiging van een supermarkt. Voor het overige zijn in de wijk her en der kleinere bedrijfslocaties aan te wijzen, veelal op binnenterreinen gelegen en omsloten door woonbebouwing.

De Haaksbergerstraat is een oude radiaal, die vanuit de Achterhoek naar het centrum van Enschede leidt en de westelijke begrenzing van de wijk Boswinkel vormt. In de loop van de tijd is daarlangs kleinschalige lintbebouwing ontstaan met gesloten straatwanden, die op veel plaatsen in Enschede langs oude linten is terug te vinden. De bebouwing hoort nadrukkelijk bij de straat. Vanuit het buitengebied ten zuidwesten van de wijk, wordt de Haaksbergerstraat begeleid door een brede, zich versmallend groengebied die tot in de bebouwde kom van de stad doorloopt. Dit gebied behoort tot één van de voor Enschede kenmerkende 'groene wiggen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0018.png"

De Zuiderval is een relatief nieuwe invalsweg vanaf de A35 naar het centrum van de stad en eind negentiger jaren aangelegd op het tracé van de voormalige spoorlijn Enschede-Ahaus. Om de aanleg van deze voor de stad belangrijke wegverbinding mogelijk te maken is de markante Wethouder Nijkampbrug over het voormalige spoorwegterrein (omgeving voormalig station Zuid) gesloopt. De huidige Zuiderval heeft qua bebouwing, profielbreedte en profielopbouw een stedelijke uitstraling. De weg heeft hoofdzakelijk een verkeersfunctie, met belangrijke zichtlocaties erlangs.

Ook de Usselerrondweg heeft een verkeersfunctie, maar heeft een meer groene uitstraling. De bebouwing daar is ondergeschikt aan de stadsrand. De A 35 zelf, die de zuidelijke begrenzing van de wijk Boswinkel vormt, heeft in het geheel geen relatie met de omringende stad en wordt, ook als gevolg van geluidwallen, als een barrière in het stedelijke gebied van Enschede ervaren.

In het zuidwesten is de meest recente ontwikkeling uit midden jaren negentig van de vorige eeuw te vinden. het gaat hierbij om het deelgebied Ruwenbos. Hier is sprake van een suburbaan woonmilieu; ruim opgezette grondgebonden woningbouw en ingepast tussen bestaande bomenrijen en houtwallen. De parkachtige groene openbare ruimte en de wijze van waterhuishouding zijn bindende elementen.

Functionele structuur onderscheidende wijkdelen

  • De Braker

De Braker in de wijk Boswinkel kent hoofdzakelijk een woonfunctie. Langs de Getfertsingel en de Haaksbergerstraat is tot op zekere hoogte sprake van een bepaald mate van functiemenging. In het noordelijk deel van dit wijkdeel vinden we verborgen enclaves achter kleinschalige randbebouwing. Daar zijn bedrijfspanden te vinden maar ook de gebouwen zoals die van een basisschool en garageboxen. Het zuidelijk deel van De Braker is in het kader van de stadsvernieuwing opnieuw herontwikkeld en heeft dit gebied daardoor zijn oorspronkelijke woonfunctie behouden.

  • Cromhoffsbleek- Louwersterrein:

Het wijkdeel Cromhoffsbleek-Louwersterrein wordt gekenmerkt door een minder duidelijk stedenbouwkundige structuur: hier is sprake van een mix van functies die niet planmatig tot stand is gekomen. Enige samenhang wordt verzorgd door een oude forse groenstructuur met grote bomen als restant van het vroegere landgoed Cromhoff.

Het zuidwestelijk en zuidoostelijk deel van dit wijkdeel wordt gedomineerd door respectievelijk een woonzorgcentrum en gebouwen ten dienste van onderwijsdoeleinden, terwijl het noordelijk deel hoofdzakelijk een bedrijfsfunctie heeft. De randen van dit gebied, langs de zuidzijde van de Getfertsingel en oostzijde van de Burgemeester van Veenlaan, kennen deels een woonfunctie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0019.png"

  • Ruwenbos

Het wijkdeel Ruwenbos heeft hoofdzakelijk een woonfunctie en bestaat voornamelijk uit grondgebonden woningen. Als hier als sprake is van bedrijvigheid komt deze voor in de vorm van een beroep- of bedrijf aan huis.

  • Boswinkel

Hier bevindt zich aan de westzijde van de Burgemeester Van Veenlaan het winkelcentrum Boswinkel met naast detailhandel ook horeca- en dienstverlenende functies. Ook bevindt zich direct ten zuiden van dit winkelcentrum een verkooppunt van motorbrandstoffen. Dit winkelcentrum voorziet in de dagelijkse behoeften aan boodschappen in de wijk. Direct ten westen van dit wijkdeel ligt het Geert de Leeuwhuis (woonvorm voor mensen met een lichamelijke handicap). Voor het overige heeft dit wijkdeel een woonfunctie.

In het gebied bevinden zich centraal gelegen plantsoenen met een buurtfunctie.

  • Kotmanpark

Het wijkdeel Kotmanpark is voor een deel nog in ontwikkeling en heeft eveneens een woonfunctie. Op dit moment wordt hier uitvoering gegeven aan het plan Kotmanpark-Noord, waar grondgebonden nieuwbouwwoningen worden gerealiseerd. Tot enige jaren geleden was hier, in een voormalig fabriekspand, een supermarkt gevestigd (Nettorama). Direct ten westen van de Zuiderval heeft een strook grond langs deze voor Enschede belangrijke invalsweg primair een kantoorfunctie. In deze strook bevindt zich tevens een hotelaccommodatie en appartementengebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0020.png"

  • Zone A35

De groene zone tussen de wijk Boswinkel en het tracé van de A35 (stadsautosnelweg) kent, naast een recreatieve functie, tevens een belangrijk functie in de waterhuishouding. Naast bomengroepen en bosschages zijn hier voorzieningen aangelegd zoals wadi's, waterlopen, poelen en overige waterpartijen als ook voet- en fietspadverbindingen. De zone sluit aan op de groenstructuur van Ruwenbos en Boswinkel. Bij de inrichting van dit groene gebied hebben de aspecten ecologie en duurzaamheid een belangrijke rol gespeeld. Deze zone vervult tevens een belangrijke rol in de energievoorziening van de stad door de aanwezigheid van een bovengrondse hoogspanningleiding en meerdere ondergrondse aardgastran- sportleidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0021.png"

Groene bufferzone ten noorden van de stadsautosnelweg A35

Verkeersstructuur

De Getfertsingel aan de noordzijde van het plangebied maakt deel uit van de verdeelring rond het centrumgebied van Enschede, de radialen Haaksbergerstraat, Burgemeester M. van Veenlaan en Zuiderval leiden naar deze verdeelring en het centrum, waarbij de Burgemeester M. van Veenlaan als enige het plangebied doorsnijdt. De Usselerrondweg is een onderdeel van de tangent langs de westzijde van de stad (ook wel eens de derde ring genoemd). Alle genoemde wegen zijn, samen met de Wethouder Beversstraat (tussen de Burgemeester Van Veenlaan en de Zuiderval), verkeersaders, waar een maximumsnelheid van 50 km/u geldt. Zij behoren tot het stedelijk hoofdwegennet. De (stads)autosnelweg A 35 is een stroomweg met een maximum snelheid van 100 km/u en is een schakel in het landelijk hoofdwegennet. Alle tussenliggende woongebieden zijn aangewezen als verblijfsgebieden met een 30 km zone. Tenslotte lopen er door het plangebied van noord naar zuid en vice versa twee belangrijke autoluwe routes voor (brom)fietsverkeer en voetgangers (Helmerzijdeweg en Wethouder Elhorststraat-Belgielaan); zij sluiten aan op tunneltjes onder de A 35 en geven verbinding met de zuidelijke woonwijken van de stad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0022.jpg"

Openbaar vervoer

Het plangebied wordt via de Burgemeester Van Veenlaan en Wethouder Beversstraat bediend door stadsbusverbindingen die, in de spits, zes keer per uur rijden en daarbuiten vier keer per uur. In de avonduren wordt een halfuurdienst gereden. Via de Haaksbergerstraat rijden regionale bussen in de richting van Haaksbergen. Via de vrije busbaan langs de Zuiderval rijden stadsbussen en regionale bussen naar de Enschedese zuidwijken, respectievelijk naar Haaksbergen en Achterhoek. Als aanvulling op de reguliere stadsbuslijnen is de Regiotaxi Twente op afroep en tegen speciaal tarief beschikbaar voor deur tot deur vervoer.

Parkeren

Voor bestaande situaties geldt dat het aantal parkeermogelijkheden minimaal blijft gehandhaafd. Voor nieuwe functies zal worden getoetst aan de beleidsregel 'Parkeernormennota Enschede 2017'. In navolging van deze beleidsregel zijn ten behoeve van het parkeren (en het laden en lossen van goederen) in de regels van dit bestemmingsplan, in lid 29.1.1 bepalingen opgenomen. Primair uitgangspunt van dit artikel is dat bij nieuwe functies zoveel mogelijk op eigen terrein moet worden geparkeerd. Middels een afwijkingsbevoegdheid (lid 29.1.2) kunnen burgemeester en wethouders onder voorwaarden (lid 29.1.3) middels een omgevingsvergunning hiervan afwijken.

Groenstructuur

Het plangebied kent een aantal groentypes dat waardevol is en bijdraagt aan het structureel groen, te weten:

  • De groene wig langs de Haaksbergerstraat, die vanuit het buitengebied in maat afneemt tot aan de Europalaan.
  • De lijnen, die beplant zijn met bomen, zoals de Haaksbergerstraat, de Zuiderval, delen van de Burgemeester M. van Veenlaan en de Wethouder Beversstraat.
  • De Getfertsingel, die bestaat uit een groene middenberm, beplant met bomen. Dit profiel vormt als zodanig een zeer herkenbaar oriëntatiepunt in de stad.
  • Restanten van een groengebied centraal in het deelgebied Cromhoff, herkenbaar door grote oude bomen in een laanprofiel dwars op de Burgemeester M. van Veenlaan en een bosachtige beplanting. Hier zal een park met buurtfunctie worden gerealiseerd.
  • De centrale groene ruimte c.q. buurtparken in de Braker, West- en Oost-Boswinkel.
  • De groene tussenruimten in de stempelverkaveling in West- en Oost-Boswinkel.
  • De historische houtwallen, bomenrijen en wadi's in en om Ruwenbos.
  • De ruwe groene zone met beek en vijvers langs de A 35, die mogelijk zal uitgroeien tot een parkzone met een wijkfunctie.

Naast dit structurerende groen kent het plangebied in de verschillende deelgebieden het traditionele buurt- en straatgroen. Met name de zuidelijke helft van het plangebied wordt gekenmerkt door een groen karakter.

Ruimtelijke structuurdragers

Lijnen:

Ruimtelijke structuurdragers in het plangebied worden gevormd door het lint Haaksbergerstraat, Burgemeester Van Veenlaan, Zuiderval en A 35. De A 35 vormt tegelijkertijd een duidelijke rand in het gebied; het is een fysieke barrière in alle opzichten. Het zicht wordt belemmerd door geluidswallen en -schermen en de oversteekbaarheid is gering door een beperkt aantal over- en onderdoorgangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0023.png"

Gebieden:

Binnen het plangebied zijn diverse deelgebieden te onderscheiden, zoals onder paragraaf 2.1.1 beschreven: ze wijken onderling af qua verkavelingsopzet, morfologie, of functie.

Een belangrijk knooppunt in het plangebied wordt gevormd door het winkelcentrum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0024.png"

Ruimtelijke kwaliteiten:

De kleinschalige lintbebouwing langs de Haaksbergerstraat is een belangrijke kwaliteit aan de rand van het gebied. De goed geslaagde mix van nieuw- en oudbouw in de De Braker en de bescheiden menging van functies in dit gebied mag ook als positieve kwaliteit gekenmerkt worden. De heldere stedenbouwkundige structuur van de stempelwijk in Boswinkel met zijn forse groene tussenruimten is een kwaliteit in dit deelgebied; het deels door elkaar lopen met het organische verkavelingsprincipe in West-Boswinkel doet daar afbreuk aan, evenals de kwaliteit van de woningen zelf, met name in Oost Boswinkel. In Ruwenbos is het groene woonmilieu een belangrijke kwaliteit: de bebouwing is in lage dichtheid ingepast in de oude groenstructuren en er is veel aandacht besteed aan waterbeheer. Omdat dit ook duidelijk zichtbaar is aan de oppervlakte, zijn bewoners zich er ook beter bewust van. De bebouwing aan weerszijden langs het zuidelijk deel van de Burgemeester M. van Veenlaan kent geen bijzondere kwaliteit en eigen identiteit; elke zijde is meer een onderdeel van de aanliggende buurten. Gezien de belangrijke functie als verbinding naar de zuidelijke woonwijken zou een versterking van de ruimtelijke kwaliteit hier op zijn plaats zijn. Ook de overgangen van het winkelcentrum naar de omliggende woongebieden zijn niet overal van hoge kwaliteit. Bewoners ervaren het totale plangebied als geheel niet positief qua vorm en uiterlijk. Het gebied wordt als rommelig ervaren.

3.4 Cultuurhistorie

3.4.1 Ontstaansgeschiedenis Enschede

Enschede is ontstaan als een agrarische kern en pleisterplaats op de handelsroute van Holland naar Oost-Europa. De nederzetting is gebouwd aan de rand van een hoger gelegen, zanderige stuwwal en een lager gelegen klei- en veengebied, dat werd doorsneden door een stelsel van beken.

Enschede was een nederzetting op de grens van twee bisdommen, namelijk het bisdom Münster en het bisdom Utrecht en maakte rond 800 deel uit van de gouw Tuvante (Twente). In deze gouw werden de marken Eschmarke, Lonneker, Usselo, Twekkelo en Driene verenigd in een markenbond, die vermoedelijk reeds de naam Anescedhe droeg. Het kerkcentrum van die markenbond was gelegen in de Eschmarke en werd later de stad Enschede. De naam Anescedhe duikt voor het eerst op in een akte uit het jaar 1119 en de naam Enschede in een akte uit het jaar 1188. De betekenis van de naam van de nederzetting (Anescedhe of Enschede) is niet geheel duidelijk. Het kan 'aan de scheiding' (grens) of 'aan de es' (naar het essencomplex aan de oostkant van de stad) betekenen.

In 1325 bevestigt bisschop Jan van Diest een aantal rechten waaruit valt op te maken dat de nederzetting Enschede al tot stad moet zijn verheven en op dat moment als voorzien was van een stadsgracht. Omstreeks 1450 werd een tweede gracht aangelegd en werden tussen beide grachten wallen opgeworpen, beplant met hagen. Het stadje vormde met haar kerk en markten een centrumfunctie voor het omringende gebied, doch vertoonde net zoals de overige Twentse stadjes een sterk agrarisch karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0025.jpg"

Stadsplattegrond van Enschede rond 1570 (Jacob van Deventer) met dubbele stadsgracht.

3.4.1. Historie en ontstaansgeschiedenis plangebied

De Haaksbergerstraat behoort, zoals ook al op de stadsplattegrond van Enschede uit 1570 staat aangegeven, van oudsher tot één van de belangrijke toegangswegen naar de stad en vormt tevens de verbindingsweg tussen Enschede en de Achterhoek. In de loop der tijd ontstond langs deze weg bebouwing in de vorm van lintbebouwing.

Het gebied van de huidige wijk Boswinkel lag lange tijd relatief ver van de toenmalige stad (het gebied dat zich beperkte tot de huidige binnenstad). Oude structuren zoals een aantal erven, de Haaksbergerstraat, de voormalige spoorlijn Enschede-Ahaus, de huidige Wethouder Elhorststraat/Gerbertstraat en Kotmanlaan/Rottumerooglaan zijn nog steeds in de wijk aan te wijzen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0026.png"

Oude topografische kaart van de huidige wijk Boswinkel met ter hoogte van het huidige 'Wegenerpand' de blekerij Cromhoff.

Tot 1960 werd het wijkdeel De Braker tussen de huidige Wethouder Elhorststraat en de Haaksbergerstraat gerealiseerd. De buurt groeide organische langs korte wegen tussen de twee hoofdwegen. Tevens groeide langs de oude hoofdwegen de typische Twentse lintbebouwing met arbeiderswoningen. Ten noorden van de bleekvelden ontstonden de eerste bedrijfshallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0027.png"

Tot 1970 is de sterk groei van Enschede ook in de wijk Boswinkel zichtbaar. Met de realisatie van Boswinkel Oost en West is er een nieuwe weg aangelegd die een verbinding vormt met de nieuwe zuidwijken ten zuiden van de huidige A35 en die vanaf het eind van de jaren '60 zijn gerealiseerd. De Kotmanlaan in Oost Boswinkel is het oude wegtracé van de Kotmansweg. Ook het voormalige gebouw van de Twentse Courant ('Wegenerpand') is op de kaart van 1970 herkenbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0028.png"

Voor 2000 al werden langs de wethouder Beversstraat grotere complexen in het deelgebied Louwers- Beckers gebouwd en is het gebied rondom de Helenastraat geherstructureerd. Na 2000 vond de laatste grote uitbreiding van de wijk plaats in de vorm van de realisatie van het wijkdeel Ruwenbos.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0029.png"

De laatste ontwikkelingen in de wijk Boswinkel hebben plaatsgevonden, of vinden plaats, in het gebied gelegen tussen de Utrechtlaan en de Zuiderval. Hier is o.a. het nieuwe woonbuurtje Kotmanpark met veelal grondgebonden woningen gerealiseerd en is langs de Zuiderval, naast een hotelcomplex en woongebouw, kantoorbebouwing gerealiseerd. Vermeldenswaardig is de recentelijke uitvoering van woningbouw op het terrein van de voormalige Nettorama-supermarkt aan de wethouder Beversstraat en de herstructurering van het gebied direct ten oosten van de Burgemeester van Veenlaan middels nieuwbouw van woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0030.jpg"

3.4.2 Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten in het plangebied.

In het plangebied van dit bestemmingsplan bevinden zich geen rijks- of gemeentelijke monumenten

3.4.3. Cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren in het plangebied.

Erfgoed met cultuurhistorische waarden speelt een steeds prominentere rol in de ontwikkeling van de hedendaagse stad. Voor veel beeldbepalende gebouwen en maatschappelijk vastgoed dreigt leegstand en achterstallig onderhoud. Enschede heeft dit opgepakt en een nieuwe oriëntatie op de identiteitsdragers bepaald.

De stad heeft groot belang dat bewoners trots zijn op de identiteit van hun stad. Bewoners die trots zijn op hun vertrouwde leefomgeving zijn meer bereid om zich in te spannen. Tevens blijkt erfgoed een belangrijke vestigingsfactor voor een nieuwe generatie stadsbewoners, voor opkomende bedrijven in de dienstverlening en ook voor recreatie en toerisme. Omdat het maatschappelijk belang hoog is, ligt hier dus een taak voor de overheid.

Enschede wil minder regels waaraan getoetst wordt en meer ruimte voor initiatieven. Tegelijkertijd kennen wij de zorgen om ons erfgoed als een cultuurhistorisch gebouw gesloopt dreigt te worden. De dreigende sloop wordt pas openbaar als een proces van planvorming al ver gevorderd is. Daarom heeft Enschede een cultuurhistorisch beleid dat leidt tot een tijdige samenwerking tussen burgers, ondernemers en de gemeente met een afweging op maat.

  • De cultuurhistorische waardenkaart

De gemeente Enschede heeft een cultuurhistorische waardenkaart. Deze waardenkaart is gebaseerd op bestaande inventarisaties en bestaande onderzoeken. Het grootste gedeelte van deze inventarisatie is uit de periode van eind jaren 1980, toen in het kader van de Monumentenwet alle potentieel monumentale gebouwen tussen 1860 en 1945 werden gewaardeerd. In de waardenkaart zijn infrastructuurlijnen, gebouwen, bijzondere objecten en gebieden gewaardeerd. Gebouwen en objecten zijn globaal gewaardeerd en niet op hun specifieke kenmerken. Er is dus niet op gebouwniveau gewaardeerd welke elementen het gebouw waardevol maken. De waardering is ingedeeld in hoge attentiewaarden en attentiewaarden. Een element heeft een hoge attentiewaarde gekregen als het op een criterium heel hoog scoort of bovengemiddeld scoort. Andere gebouwen die minder hoog scoren zijn als 'gebouwen met attentiewaarde' gewaardeerd.

De hierbij gehanteerde criteria zijn:

  • Kenmerkendheid: van betekenis voor de ontstaansgeschiedenis van Enschede
  • Zeldzaamheid: op lokaal, regionaal en nationaal vlak
  • Gaafheid: niet mooi en lelijk maar authentiek en origineel, rijk aan details
  • Ensemblewaarde: grote onderlinge samenhang

Gebouwen met attentiewaarde zijn op de waardenkaart aangegeven met een licht blauwe kleur. Het gaat hierbij om de panden:

  • Haaksbergerstraat 253
  • Haaksbergerstraat 311-317
  • Haaksbergerstraat 335-337
  • Haaksbergerstraat 341-343
  • Burgemeester Van Veenlaan 4-10
  • Annastraat 21
  • Wethouder Elhorststraat 120-122

Hierbij dient vermeld te worden dat er in het gebied van de wijk Boswinkel geen gebouwen aanwezig zijn die volgens de waardenkaart een hoge attentiewaarde hebben gekregen. Wel zijn de Haaksbergerstraat en de Getfertsingel aangemerkt als infrastructuur met een hoge attentiewaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0031.jpg"

Afbeelding cultuurhistorische waardenkaart

Aanvullende quickscan

Het resultaat van deze eerste waardering gaf een onvoldoende onderbouwd en onvolledig beeld van de daadwerkelijke waarden. Daarom is in het kader van dit bestemmingsplan een quickscan naar de cultuurhistorische waarden in het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2017" uitgevoerd die de specificatie “attentiewaarde” van gebouwen nader uitwerkt.

  • Haaksbergerstraat 311-317

De ensembles Haaksbergerstraat 311-317 (naar een bouwplan van bouwmeester/architect J.H.C. Roessink) zijn nader onderzocht. Het pand 311-313 is karakteristiek voor de neorenaissance, met chaletbouw en jugendstil-details. Het pand Haaksbergerstraat 313-315 is kenmerkend voor de Eclecticisme met neoclassicisme en jugendstil elementen. Er zijn niet veel woningen in deze stijlen meer aanwezig in Enschede. Door de bijzondere architectonische waarde en de zeldzaamheid ervan, in combinatie met de ligging aan de hoofdstructuur, is dit gebouw als “beeldbepalend” aan te merken. Daarnaast wordt het belang van de hoofdvorm, materiaalgebruik en detaillering van dit ensemble als waardevol gewaardeerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0032.jpg"

Bebouwing Haaksbergerstraat 311-313-315 en 317.

Beoordeling panden Haaksbergerstraat 311-317

Oorspronkelijke functie: wonen/winkel, huidige functie: wonen.

Waarderingskader   Relevant   Specifiek   Toelichting  
Architectonische waarden, karakteristiek voor het individuele object  
Belang van herkenbaarheid van architectuur uit een bepaalde bouwperiode   X     nrs. 311-313: neorenaissance, chaletbouw en jugendstil details
nrs. 313-315: Eclecticisme met neoclassicisme en jugendstil elementen

er zijn in Enschede niet veel woningen in deze stijlen meer aanwezig  
Belang van hoofdvorm/ materiaalgebruik en detaillering   X      
Ensemblewaarde (samenhang) en stedenbouwkundige waarden  
Belang vanwege ligging, zichtlocatie, bijzondere accent in ensemble   X     Staan op een beeldbepalende plek (kruispunt met andere wegen)  
Belang vanwege bijzondere aard van de bebouwing   X     Uitgesproken architectuur die in Enschede relatief zeldzaam is, zeker ook gezien het formaat van deze panden  
Architectuurhistorische waarden  
Belang van het object in de geschiedenis van de (lokale) architectuur en/of bebouwingsgeschiedenis   X     Karakteristiek bouwwerk naar een plan van bouwmeester/architect
J.H.C. Roessink  
Belang van het object voor het oeuvre van een architect        
Cultuurhistorische waarde en gebruikshistorie  
Belang vanwege de functie van het object in een bepaalde maatschappelijke en sociale context        
Belang als een herinnering aan een (historische) functie, gebeurtenis of prominente bewoner of gebruiker        

  • Pastorie St. Janskerk Haaksbergerstraat 253

Ook de voormalige pastorie Haaksbergerstraat 253 is nader onderzocht. De gevels/gevelindeling in traditionalistische stijl zijn nog aanwezig. De originele roedeverdeling in de ramen is grotendeels verdwenen. In de linker zijgevel is de doorgang naar de kerk eind jaren 60 verwijderd en vervangen door metselwerk en 2 kozijnen.

De architect van het object behoort tot het oeuvre van architect W.A.M. te Riele (1867-1937) en was een leerling van P.J.H. Cuypers. Hij was een aanhanger van de Nederlandse neo-gothiek en behoorde tot de laatste generatie traditionalisten.

De parochie is opgericht aan de toenmalige zuidwestelijke rand van Enschede, aan de Haaksbergerstraat. Het kerkgebouw zelf is in de jaren 1960 gesloopt en vervangen door nieuwbouw. De pastorie is gehandhaafd. Het belang van het gebouw zit inde architectonische waarde en de gebruikswaarde als voormalige pastorie. Het gebouw wordt aangeduid als “beeldbepalend”.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0033.jpg"

Pastorie Haaksbergerstraat St. Janskerk Haaksbergerstraat 253.

Beoordeling pand Pastorie St.Janskerk Haaksbergerstraat 253,

Oorspronkelijke functie: wonen- voormalige pastorie, huidige functie: kantoor

Waarderingskader   Relevant   Specifiek   Toelichting  
Architectonische waarden, karakteristiek voor het individuele object  
Belang van herkenbaarheid van architectuur uit een bepaalde bouwperiode   X     Traditionalisme  
Belang van hoofdvorm/ materiaalgebruik en detaillering   X     Gevels/gevelindeling in traditionalistische stijl nog aanwezig. Originele roedeverdeling in ramen is grotendeels verdwenen. In de linkerzijgevel is de doorgang naar de kerk eind jaren '60 verwijderd en vervangen door metselwerk en 2 kozijnen  
Ensemblewaarde (samenhang) en stedenbouwkundige waarden  
Belang vanwege ligging, zichtlocatie, bijzondere accent in ensemble        
Belang vanwege bijzondere aard van de bebouwing        
Architectuurhistorische waarden  
Belang van het object in de geschiedenis van de (lokale) architectuur en/of bebouwingsgeschiedenis        
Belang van het object voor het oeuvre van een architect   X     Architect W.A.M. te Riele (1867-1937) was een leerling van P.J.H. Cuypers. Hij was een aanhanger van de Nederlandse neogotiek en behoorde tot de laatste generatie traditionalisten  
Cultuurhistorische waarde en gebruikshistorie  
Belang vanwege de functie van het object in een bepaalde maatschappelijke en sociale context   X     Voormalige pastorie
Parochie opgericht aan de zuidwestelijke rand van Enschede aan de Haaksbergerstraar. Het kerkgebouw is in de jaren '60 gesloopt en vervangen door nieuwbouw. De pastorie is gehandhaafd.  
Belang als een herinnering aan een (historische) functie, gebeurtenis of prominente bewoner of gebruiker   X      

  • Frederikastraat 106-108

Uit aanvullend onderzoek kwam 1 extra object naar voren dat niet in de cultuurhistorische waardenkaart is opgenomen. Aan de Frederikastraat 106/108 staat een door de bebouwing ingesloten oude boerderij. Het betreft een relatief gave boerderij met dwarshuis, relatief zeldzaam in Enschede gekenmerkt door eenvou- dige Jugendstilornamentiek. Het is een restant van de voormalige agrarische bebouwing die door de uit- breidende stad is omsloten. Het is een cultuurhistorische verwijzing naar het agrarisch verleden van het gebied met hoge architectonische waarde die een bijzondere behandeling verdient. Het gebouw ligt aan een straat met erkerbebouwing. De welstandzorg voor deze categorie sluit niet aan bij de bijzondere waarde van deze boerderij. Ook daarom wordt het gebouw aangeduid als “beeldbepalend”.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0034.png"

'Boerderij' Frederikastraat 106-108.

Beoordeling pand Frederikastraat 106-108

Oorspronkelijke functie: boerderij, huidige functie: wonen.

Waarderingskader   Relevant   Specifiek   Toelichting  
Architectonische waarden, karakteristiek voor het individuele object  
Belang van herkenbaarheid van architectuur uit een bepaalde bouwperiode   X     Eenvoudige jugendstilromantiek  
Belang van hoofdvorm/ materiaalgebruik en detaillering   X     Relatief gave boerderij met dwarshuis, relatief zeldzaam in Enschede. Restant van agrarisch bebouwing die door de uitbrei- dende stad omsloten is geraakt. Verwijzing naar het agrarische verleden van het gebied  
Ensemblewaarde (samenhang) en stedenbouwkundige waarden  
Belang vanwege ligging, zichtlocatie, bijzondere accent in ensemble        
Belang vanwege bijzondere aard van de bebouwing        
Architectuurhistorische waarden  
Belang van het object in de geschiedenis van de (lokale) architectuur en/of bebouwingsgeschiedenis        
Belang van het object voor het oeuvre van een architect        
Cultuurhistorische waarde en gebruikshistorie  
Belang vanwege de functie van het object in een bepaalde maatschappelijke en sociale context   X     Restant van het agrarische verleden van Enschede  
Belang als een herinnering aan een (historische) functie, gebeurtenis of prominente bewoner of gebruiker   X     Voormalig agrarisch gebruik  

In het bestemmingsplan "Boswinkel 2017" zijn hiervoor genoemde gebouwen aangeduid met de bouwaanduiding 'karakteristiek'. In de regels zijn met betrekking tot deze functieaanduiding bepalingen opgenomen met als doel de cultuurhistorische waarden en kenmerken van genoemde objecten te bewaren..

De overige panden die op de Cultuurhistorische waardenkaart het predikaat 'attentiewaarde' hebben gekregen zijn bij nadere beschouwing niet als bijzonder genoeg bevonden en hebben op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan dan ook geen bouwaanduiding 'karakteristiek' gekregen. Het gaat hierbij deels om jaren '30-woningen waarvan er al zoveel in de stad aanwezig zijn.

3.5 Archeologisch erfgoed

In het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2017" zijn volgens de Archeologische verwachtingenkaart gebieden aanwezig die een hoge archeologische verwachtingswaarde, een middelhoge archeologische verwachtingswaarde en een lage archeologische verwachtingswaarde kennen. Dit heeft een vertaling in het bestemmingsplan gekregen in de vorm van een gebiedsaanduiding "archeologisch onderzoeksgebied a" voor gebieden met een hoge verwachtingswaarde en "archeologisch onderzoeksgebied b" voor gebieden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Met betrekking tot deze aanduidingen zijn in de regels bepalingen opgenomen. Deze regels dienen, bij eventuele nieuwe (stedelijke) ontwikkelingen, het (mogelijk) archeologisch erfgoed te beschermen en voor het nageslacht te behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0035.jpg"

In het voorliggende bestemmingsplan "Boswinkel 2017" is echter geen sprake van een nieuwe (stedelijke) ontwikkeling die het uitvoeren van een archeologisch onderzoek ten behoeve van dit bestemmingsplan of ten behoeve van een (stedelijke) ontwikkeling noodzakelijk maakt. Wel zijn ten behoeve van de bescherming van (mogelijke) archeologische waarden in het gebied bepalingen in de bij dit bestemmingsplan behorende regels opgenomen.

3.6 Beschermenswaardige bomen

In het plangebied van dit bestemmingsplan hebben een aantal solitaire bomen en boomgebieden het predikaat 'beschermenswaardig'. Zij zijn belangrijke- en waardevolle elementen in de groenstructuur van de wijk Boswinkel.

De locaties van deze solitaire bomen en bomengroepen zijn te vinden op de interactieve bomenkaart en op de website van de gemeente Enschede.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0036.jpg"

fragment bomenkaart Enschede.

In het bestemmingsplan "Boswinkel 2017" is geen planologische beschermingsregeling opgenomen voor monumentale- en beschermwaardige bomen. De bescherming van bomen is in de gemeente Enschede geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling plangebied.

Nieuwe ontwikkelingen en initiatieven kunnen pas in het bestemmingsplan worden meegenomen, indien deze voldoende concreet van aard zijn en aangetoond is dat zij financieel uitvoerbaar zijn.

Het voorliggende bestemmingsplan "Boswinkel 2017" maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Dat wil overigens niet zeggen dat er momenteel geen plannen bestaan voor delen van de wijk. Deze plannen zijn echter nog in een dermate vroeg stadium dat zij niet als 'concreet' of 'financieel uitvoerbaar' kunnen worden aangemerkt. Om die redenen maken deze beoogde nieuwe ontwikkelingen geen deel uit van voorliggende bestemmingsplan.

Mogelijk nieuwe ontwikkelingen in het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2017".

Voor het gebied langs de Zuiderval, vanaf de Rijksweg 35 tot aan de Haaksbergerstraat en aan weerszijden ervan, is een gebiedsvisie in de maak waarin mogelijk toekomstige ontwikkelingen in dit gebied zijn opgenomen. Ook het Wegenerterrein en Louwers- Beckersterrein ten zuiden van de Getfertsingel, hebben in het ontwerp van deze gebiedsvisie (vooralsnog) een plaats gekregen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0037.jpg"

Indicatief ontwerp gebiedsvisie Zuiderval. Aan deze tekening kunnen geen rechten worden ontleend.

In deze indicatieve gebiedsvisie voor de Zuiderval wordt voor het Wegenerterrein en Louwers- Beckersterrein vooralsnog uitgegaan van een transformatie van dit gebied van een bedrijvenlocatie naar een woongebied met als thema "wonen rondom het park" (Cromhoffpark) met op de hoek van de Zuiderval en Getfertsingel een 'accent' met een hoge beeldkwaliteit.

ook een terrein ten zuiden van de huidige van der Valkhotel aan de Zuiderval, bij de oprit vanaf de Zuiderval naar de A35 en dat op dit moment een kantoorbestemming heeft, zou in deze gebiedsvisie een andere functie krijgen, n.l. die van een 'landmark'.

Daarnaast bestaat de mogelijkheid van een herstructurering van het gebied direct gelegen ten zuiden van de Wethouder Beversstraat en ten oosten van de Burgemeester Van Veenlaan, in aansluiting op het gebied Oost-Boswinkel en waar momenteel plannen in uitvoering zijn voor herstructurering. ook deze plannen bevinden zich nog in een prematuur stadium.

4.1 Welstand en beeldkwaliteit

De wet stelt dat het uiterlijk en de plek van een gebouw niet in strijd mogen zijn met redelijke eisen van welstand. Welke eisen dit zijn, heeft de gemeente vastgesteld in de welstandsnota. Voor vergunningsvrije bouwwerken hoeft u geen toestemming aan de gemeente te vragen.
Voor vergunningplichtige bouwwerken is de welstandstoets een onderdeel van de vergunningsprocedure. Daarbij is het doel initiatiefnemers zoveel mogelijk vrijheid te geven bouwplannen te realiseren en tegelijkertijd de stad haar eigen karakter te laten houden en, waar dat gewenst is, die te versterken. Het gaat dus om een goede balans tussen individueel en algemeen belang

Bij alle bouwplannen wordt de invloed op de samenhang en monumentaliteit van het complex getoetst. Gelet wordt op de positie van gebouwen in de totaalcompositie en hun bijdrage in het silhouet. Ook wordt getoetst of materialen en kleuren van de gebouwen op elkaar aansluiten en of het geheel harmonieert in de omgeving. Hoge architectonische kwaliteit wordt vereist voor alle bouwwerken die zichtbaar zijn vanuit de omgeving. Eigentijdse toevoegingen kunnen het geheel verrijken, mits ze bestaande kwaliteiten respecteren en daarop voortbouwen. Extra aandacht wordt gegeven aan de afbakening van het terrein in de omgeving en de kwaliteit van de erfscheiding(en). De stadsstedenbouwer toetst alle bouwwerken die niet expliciet in de criteria worden genoemd ‘in de geest van de identiteit’ aan het doel van welstandszorg en de kenmerken van de categorie zoals die in deze brochure worden beschreven.

Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2017" gelden, naast een aantal specifieke beeldkwaliteistplannen, de Welstandsnota de volgende welstandscategorieën (identiteiten):

  • Dorpse linten
  • Erkerwijken
  • Rijke stadsvilla's
  • Verborgen enclaves
  • Vrije kavelwijken
  • Modern Enschede
  • Stempelwijken
  • Stratenrijtjes
  • Regenboogwijken
  • Representatieve werklocaties
  • Industriële complexen, industrieel erfgoed
  • Vrije landelijke bebouwing

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0038.png"

Fragment welstandskaart als onderdeel van de Welstandsnota Enschede, bouwen aan identiteit.

Dorpse linten:

  • Gebieden met de welstandscategorie 'Dorpse linten' zijn in het plangebied van dit bestemmingsplan voornamelijk te vinden langs de Haaksbergerstraat en een deel van de Getfertsingel.

In de Middeleeuwen was Enschede een kleine kern, door een spinnenweb van lange zandpaden verbonden met de buurtschappen in de omgeving. Door de eeuwen heen werden langs deze zandpaden huizen en bedrijfjes gebouwd. Zo groeiden ze uit tot lange linten aaneengesloten bebouwing. Inmiddels zijn de linten ingesloten in de stad maar als zodanig nog steeds goed herkenbaar. De bebouwing kenmerkt zich door een grote variatie in bouwstijlen en materiaal. Elk pand is anders. Tegelijkertijd vertoont de bebouwing binnen een lint overeenkomst in hoogte en type. De panden zijn allemaal hoger dan breed en hebben meestal twee lagen, al dan niet met een kap. De voordeuren zijn op straatniveau, de voorgevels hebben ramen.

Een belangrijk kenmerk is ook dat de meeste panden direct aan de straat staan. In een paar linten komen panden voor die wat van de rooilijn afstaan en een voortuintje hebben. Door dit alles bieden de linten een gevarieerd maar samenhangend beeld en een levendige maar ontspannen sfeer. Kortom, ze hebben nog steeds een dorps karakter. De kwaliteit van de bebouwing is wisselend. Sommige linten hebben een fraai voorkomen, andere zien er minder verzorgd uit. Monumentjes staan naast panden die rijp zijn voor afbraak, hoogstandjes van architectuur worden afgewisseld met gewone huisjes. Maar de dorpse linten zijn hoe dan ook een kweekvijver van bouwactiviteiten. Hierdoor blijven ze zich aanpassen aan de eisen van de tijd.

Doel welstandszorg 'Dorpse linten':

  • De linten bieden veel vrijheid voor individuele bouwinitiatieven. De welstandszorg is erop gericht die vrijheid de ruimte te geven en toch de dorpse sfeer en de eenheid in verscheidenheid te handhaven. Daarbij is het de bedoeling dat de linten die minder verzorgd ogen een betere kwaliteit krijgen en dat de fraaiere linten hun aanzien in ieder geval behouden.

Erkerwijken:

  • Gebieden met de welstandscategorie 'Erkerwijken' komen in Boswinkel o.a. voor langs de Getfertsingel, Wethouder Elhorststraat en aan weerszijden van de Frederikastraat..

In de periode tussen de twee wereldoorlogen werd in Enschede planmatig aan de stad gewerkt. De singels werden in een ruime boog rondom de stad aangelegd. Zowel binnen als buiten de singels werden kleine woonwijkjes gebouwd. Hier kwam het lagere kader uit de textielindustrie te wonen. De erkerwijken zijn samen met de tuinstedelijke ensembles de eerste echt integraal ontworpen stadsdelen van Enschede. Ze zijn sterk verbonden met de industriële geschiedenis van de stad en geven een gaaf beeld van een afgebakende periode. De wijken hebben de bouwstijl die in de volksmond ‘jaren dertig woningen’ heet. De huizenrij, het individuele huis, het straatprofiel en de ordening van straten is één ontwerp, van hoog ambachtelijk niveau en met uniforme kenmerken. Alle panden bestaan uit twee afzonderlijke elementen, gevel en dakvolume, gescheiden door een overstekende daklijst. De gevel is een rechthoekig vlak van donkerrode of bruine baksteen, het dak is meestal trapeziumvormig en gedekt met donkere pannen. De huizen staan op één lijn, met hun voorzijde naar de straat. Elk pand heeft op de begane grond een erker. De erkers en de licht gekleurde daklijsten geven de huizen een luxe uitstraling en de straat een krachtig ritme. De stijl van bouwen is sober en terughoudend, maar met vakmanschap gedetailleerd. De gevels zijn goed geproportioneerd, met simpele versieringen in het metselwerk. Aanbouwen en bijgebouwen passen in dezelfde eenheid. De panden op de straathoeken wijken soms iets af in materiaalgebruik en kleur; zij zijn de uitzonderingen die de regel bevestigen. Zij geven accenten op belangrijke punten en dragen bij aan de samenhang tussen architectuur en stedenbouw. De bewoners onderhouden hun woningen doorgaans zorgvuldig. In de loop der jaren zijn kozijnen vervangen en dakkapellen uitgebouwd, is het gevelwerk gerenoveerd en zijn garages bijgebouwd. Daardoor is een zekere variatie ontstaan, in de ene straat meer dan in de andere. Soms hebben veranderingen voor verrijking gezorgd, soms voor verarming, afhankelijk van de kwaliteit van de veranderingen en van de uniformiteit van de gebouwen binnen de straat.

Doel welstandszorg 'Erkerwijken':

  • Het doel van welstandszorg is de eenheid van de wijken en vooral van de straten te bewaken. Ingrepen die deze eenheid verstoren, worden negatief beoordeeld. De kwaliteit van het ontwerp is vooral herkenbaar in de keuze van de materialen, de belijning en de zorg voor details. Bouwplannen die geen hoog kwaliteitsniveau halen, worden eveneens negatief beoordeeld. Scholen, kerken of andere bijzondere gebouwen mogen vanwege hun functie of eigen kwaliteit afwijken van de erkerwoningen (bijvoorbeeld qua grootte). Wel moeten ze zoveel mogelijk kenmerken van de identiteit dragen, zodat ze bijdragen aan de eenheid binnen de categorie. Voor winkels en andere bedrijven die hun producten of naam willen exposeren, is uiterste terughoudendheid vereist en grote zorg en aandacht voor materialen en vormgeving. De esthetische kwaliteit van de panden en de ritmiek van de straat worden streng bewaakt.

Rijke stadsvilla's:

  • De welstandscategorie 'Rijke stadsvilla's' in het plangebied van dit bestemmingsplan is te vinden op de hoek van Burgemeester Van Veenlaan en de Getfertsingel.

Enschede heeft 23 straten met rijke villa’s. De oudste dateren uit 1850-1900, toen de welgestelden en notabelen zich in en rond de M.H. Tromplaan en de Hengelosestraat gingen vestigen in villa’s van klassieke allure, met hoge verdiepingen, ornamenten en zuilen. In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw nam de industrie in Enschede een vlucht. De industriëlen lieten aan de net aangelegde Lasondersingel en Oliemolensingel en aan het Wooldrikspark villa’s bouwen die bij hun status pasten, vaak van baksteen, met opvallende erkers en daken. De villa’s in de straten achter de singels zijn voor het merendeel gebouwd in de jaren vijftig, met een strakke, functionele vormgeving, volgens de mode van die tijd. De villa’s langs de hoofdwegen in Lonneker en Boekelo dateren uit verschillende perioden. De villa’s hebben een gevarieerde en bijzondere architectuur: expressief en met veel oog voor detail, maar nooit opdringerig. De voorgevels tonen zich trots naar de straat en ook de zij- en achtergevels zijn mooi ontworpen. Elke villa is uniek, maar omdat alle panden ongeveer even groot zijn en min of meer op één lijn staan, vormen ze toch een eenheid.

Die harmonie wordt nog bevorderd doordat de villa’s in materiaal en kleur harmoniëren. De materialen zijn bovendien van goede kwaliteit en de kleuren rustig en natuurlijk. Veel van de villa’s staan bij elkaar in lommerrijke straten. De tuinen rondom de villa’s met hun bomen en sierbeplanting zorgen ervoor dat deze straten er groen en weelderig uitzien. De villa’s geven de stad allure. Maar ze zijn zeldzaam. De laatste jaren zijn sommige villa’s omgebouwd tot kantoorruimte, hun tuinen tot parkeergelegenheid. Hierdoor is een deel van de eigenheid en rijkdom verloren gegaan. Nieuwe woonvilla’s worden nauwelijks gebouwd, daarvoor wordt nu eerder een locatie buiten de stad gezocht. Drukke wegen als de Lasondersingel, de Oliemolen- singel en de Hengelosestraat zijn nog wel in trek voor nieuwe kantoorvilla’s, maar de architectuur hiervan is vaak weinig individueel en gevarieerd.

Doel welstandszorg 'Rijke stadsvilla's':

  • De welstandszorg is erop gericht het hoge architectuurniveau, de ‘eigentijdsheid’ en de uniciteit van elke villa te behouden of, bij nieuwe villa’s, te stimuleren in harmonie met de andere villa’s. Daarnaast is er aandacht voor de tuinen van de villa’s, zij dragen veel bij aan de allure van het gebied. Scholen, kerken of andere bijzondere gebouwen mogen vanwege hun functie of eigen kwaliteit afwijken van de villa’s (bijvoorbeeld qua grootte). Wel moeten ze zoveel mogelijk kenmerken van de identiteit dragen, zodat ze bijdragen aan de eenheid binnen de categorie. Voor winkels en andere bedrijven die hun producten of naam willen exposeren, is uiterste terughoudendheid vereist en grote zorg en aandacht voor materialen en vormgeving. De esthetische kwaliteit van de panden en de allure van de straat worden streng bewaakt.

Verborgen enclaves:

  • Verspreid over de wijk Boswinkel zijn op diverse locaties gebieden aan te wijzen die in de welstandsnota de identiteit "Verborgen enclaves" dragen.

Enschede is opgebouwd uit een structuur van lange dorpse linten met aaneengesloten bebouwing. Een verborgen enclave ligt, zoals de naam al aangeeft, verborgen achter de bebouwing van deze dorpse linten. De linten bevatten veel midden- en kleinbedrijven. Deze bedrijfjes bestaan meestal uit een woonhuis aan het lint met een oprit naar het achterliggende terrein, de verborgen enclave. Hier bevinden zich de bedrijfsgebouwen, opslagruimten en werkplaatsen. Het bedrijf wordt aangegeven met een reclamebord in de voortuin van het woonhuis. De verborgen enclaves hebben een functionele uitstraling. Er is weinig bewuste aandacht voor architectuur of detaillering, ook al kan de bebouwing monumentaal, typerend voor een tijdvak of in een bepaalde stijl zijn uitgevoerd. Het terrein bevat geen groen en ziet er vaak rommelig en soms verpauperd uit.

Veel enclaves worden na sluitingstijd afgesloten met een hek. De verborgen enclaves zijn meestal ingesloten door (achterkanten van) bebouwing. Bij stadsvernieuwing of inbreiding van bestaande wijken worden de bedrijfjes vaak niet gehandhaafd. Een aantal e claves heeft zo in de loop van de tijd een andere functie gekregen: parkeergarage, woning, speeltuin of school. De kleinschalige bedrijvigheid gecombineerd met wonen is waardevol voor de stad. Ook al hebben de verborgen enclaves vaak geen esthetische, architectonische of zelfs publieke waarde, ze dragen wel bij aan de identiteit en levendigheid van Enschede.

Doel welstandszorg 'Verborgen enclaves':

De welstandszorg heeft hier tot doel de enclaves te laten voortbestaan en zo nodig functioneel nieuw leven in te blazen. Daarbij is er veel ruimte voor individuele initiatieven. Het welstandsbeleid is er vooral op gericht dat enclaves die in het zicht van omliggende bebouwing liggen, meer kwaliteit krijgen en zich in functie en uiterlijk onderscheiden van de bebouwing aan het lint.

Vrije kavelwijken:

  • In de wijk Boswinkel zijn gebieden met de welstandsidentiteit te vinden langs de zuid- en zuidoostrand van de wijk Ruwenbos. Ook het woonbuurtje Kotmanpark nabij de Zuiderval heeft het kenmerk van een vrije kavelwijk.

Het is een droom van velen: een eigen huis bouwen. In de vrije-kavelwijken kan dat. Boven alles bieden deze wijken ruimte voor eigen initiatief en inzicht. De woningen vormen dan ook een bont palet van stijlen, vormen, kleuren en materialen, en variëren van hoogstaande architectuur tot cataloguswoningen. Voor sommige wijken gold in oorsprong een aantal bouwvoorschriften – bijvoorbeeld voor de steensoort – waardoor meer samenhang is ontstaan tussen gebouwen. De meeste vrije-kavelwijken liggen aan de rand van de stad, op de overgang naar het landelijk gebied. Ze profiteren van hun mooie ligging in het bos, of van het uitzicht over uitgestrekte velden. Vanuit het landschap gezien vormen de huizen met hun bonte architectuur vaak een opvallende overgang van stad naar land.

De huizen in de vrije-kavelwijken – ruime vrijstaande woningen en kleine villa’s – hebben een, twee of drie lagen, vaak een grote garage en altijd een tuin rondom. De inrichting van de tuin en de plaats van het huis op de kavel bepalen in hoge mate de sfeer van de wijk. De tuinen in de vrije kavelwijken lopen door tot aan de weg, stoepen ontbreken. In sommige wijken staan de huizen dicht op elkaar en hebben ze kleine tuinen. De huizen zijn goed zichtbaar vanaf de straat. Deze wijken hebben een sfeer van luxe nieuwbouwwijk. Er zijn ook wijken met grotere kavels en weelderige tuinen die de woningen nagenoeg aan het zicht onttrekken. Deze wijken stralen een groene, landelijke sfeer uit.

Doel welstandszorg 'Vrije kavelwijken':

  • Het kenmerk van de vrije-kavelwijken is dat ze vrijheid bieden aan particulier initiatief. Daarbij is veel mogelijk; in de meeste wijken gelden maar een paar welstandsvoorschriften. Alleen in wijken waar een zekere samenhang in architectuur of materiaalgebruik bestaat, moeten bouwplannen daarop aansluiten. Het welstandsbeleid is er vooral op gericht de weelderige groene kwaliteit van de wijken te bewaren en te verhogen. De erfscheiding is daarom een belangrijk punt van aandacht. Die moet bij voorkeur het zicht op de tuinen in stand houden en een hoge (groene) esthetische kwaliteit hebben. De welstandszorg wil de overgang van de vrije kavelwijken naar het landelijk gebied verbeteren. Daarom zijn er extra eisen voor woningen aan de rand van een wijk.

Modern Enschede:

  • Deze welstandsidentiteit is in de wijk Boswinkel toegekend aan het woonzorgcomplex ten noordoosten van de kruiding van de Burgemeester van Veenlaan met de Wethouder Beversstraat,

Modern Enschede ligt als een schil rond het historische stadshart en in kleinere stukken in het zuiden en oosten van de stad. Het is voornamelijk woongebied. Hier staan hoge flatgebouwen en appartementscom- plexen met ruime balkons en parkeerplaatsen voor de deur. Ze zijn gebouwd in de jaren zestig, zeventig, tachtig, negentig en 2000 plus. De gebouwen verschillen van elkaar in architectuur, materiaalgebruik, hoogte en oriëntatie. Samen vormen ze een staalkaart van veertig jaar eigentijdse opvattingen over hoge blokken- bouwarchitectuur.

De gevelindelingen van de gebouwen zijn op zich rigide. Dat deze ijzeren ritmiek niet dominant is, komt door de balkons. Rood, geel of groen, uitkragend, trapsgewijs, inspringend of verspringend, rond, recht of drie- hoekig: in modern Enschede zijn de balkons de gevel van het gebouw. Zij, en de vaak in de architectuur meeontworpen gekleurde zonwering, zorgen ervoor dat de gebouwen een levendige en fleurige uitstraling hebben. Wel bestaat bij veel flats de onderste verdieping uit een blinde gevel, waarachter bergingen en parkeergarages zijn verstopt.

In modern Enschede is op straatniveau niet veel te beleven. Er zijn geen parken en maar een paar winkels. Een enkel gebouw heeft een binnentuin, maar die is afgesloten en onzichtbaar vanaf de straat. De openbare ruimte bestaat overwegend uit straten met parkeervoorzieningen. Voor winkelen en recreëren leunt het gebied op aangrenzende delen van de stad, het Van Heekplein, het historische stadscentrum, het Volkspark en het Blijdensteinpark.

Doel welstandszorg 'Modern Enschede':

  • kwaliteit in de openbare ruimte. Om dit te bereiken is aandacht nodig voor een transparante relatie en een wisselwerking van de gebouwen en de (binnen)tuinen met de openbare ruimte. Ook is aandacht nodig voor het terugdringen van parkeren op straat en voor de vormgeving van inpandige voorzieningen. Gebouwen moeten op hun onderlaag meer levendigheid uitstralen en positief bijdragen aan de ruimte om hen heen. Doel is de gevels te verlevendigen en blinde gevels in de onderste bouwlaag te voorkomen. Bij nieuwbouw en ingrijpende gevelreconstructie moet architectuur een meer nadrukkelijke rol in de kwaliteit van het gebouw gaan spelen. Tegelijk moet er in volume en positie meer samenhang met de naaste gebouwen worden gezocht.

Stempelwijken:

  • Het gebied globaal gelegen ten zuiden van de Europalaan en rondom het winkelcentrum voor de wijk heeft in de wlestandsnota de welstandscategorie van 'Stempelwijken".

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0039.jpg"

Stempelwijk Boswinkel Oost (oude situatie).

Na de Tweede Wereldoorlog was de woningnood groot. Daarom werden aan alle kanten van Enschede nieuwe wijken gebouwd. Voor sommige van die wijken werden stedenbouwkundigen en architecten aangetrokken die gedreven gingen werken aan ‘het nieuwe wonen’.

In dit modernistisch ideaal was ‘licht, lucht en ruimte’ het credo, als reactie op de benauwde en soms ongezonde traditionele woningbouw van voor de oorlog. Dit heeft geresulteerd in wijken waarin een ontworpen ‘stempel’ van verschillende bouwblokken in een rechtlijnige compositie letterlijk is herhaald; de wijk is ‘gestempeld’. De gebouwen lopen in volume uiteen. Binnen een stempel worden portiekgebouwen van drie of vijf lagen afgewisseld met flats van zes tot twaalf lagen. Er komen ook complexe volumes van één laag voor met scholen of andere voorzieningen. Gebouwen zijn gestandaardiseerd en prefab gebouwd. Vandaar dat dit soort wijken in heel Nederland sterk op elkaar lijken en vooral karakteristiek zijn voor die tijd.

In Enschede zijn sommige stempels fraai vormgegeven, met mooi gedetailleerde gebouwen. De uniformiteit van de bouwblokken is hier de kracht van de wijk. Mekkelholt en Deppenbroek zijn daar voorbeelden van. Andere stempels bestaan uit sobere, utilitaire bouwblokken waarbij de uniformiteit in een nadeel omslaat. De bouwblokken in de stempelwijken zijn van alle kanten zichtbaar, er is in hun plaatsing en architectuur geen verschil tussen ‘voorkant’ en ‘achterkant’. Een continu en openbaar groen ‘landschap’ vloeit aan alle zijden rond de gebouwen en soms zelfs er onderdoor. De verkeersstructuur daarin bestaat uit een spel van paden, pleinen, straten en hoofdwegen. De paden zijn belangrijke, informele ontsluitingsroutes die door grasvelden en plantsoenen tussen en om de gebouwen slingeren.

Tegenwoordig worden veel tuintjes uitgegeven aan de bewoners van de onderste lagen van de gebouwen. Zij schermen hun tuinen soms met schuttingen en hoge hagen af. Er ontstaan daardoor ‘dode achterkanten’ aan de openbare ruimte waar die nooit waren bedoeld. Zo komt het voor dat openbare pleintjes die van oorsprong werden omringd door alzijdige gebouwen nu zijn omringd door schuttingen. Dit levert onprettige ruimtes op. Veel bewoners van de stempelwijken wonen er met plezier. Sommige wijken zijn door vandalisme, sociale spanningen en groot verloop echter tot de ‘onderkant’ van de stad gaan horen. De gemeente en woningbouwcorporaties willen deze neerwaartse trend stoppen door sloop, nieuwbouw en renovatie. Ook worden veel corporatiewoningen aan particulieren verkocht. Dat staat in potentie op gespannen voet met de collectiviteit en uniformiteit in de bouwblokken.

Doel welstandszorg 'Stempelwijken':

  • Het experiment werd in de stempelwijken niet geschuwd en moet dus ook een plaats hebben in de vernieuwing. Het doel van welstandszorg is om bij alle veranderingen het collectieve ideaal van de wijken te beschermen, met aandacht voor compositie en maatverhouding, ritme, detaillering en materiaalgebruik. Daarnaast wordt gestreefd naar passende en kwalitatief goede oplossingen voor de aansluiting van gebouwen op het omringende maaiveld om de leefbaarheid en continuïteit van de openbare ruimte te behouden en te verbeteren.

Stratenrijtjes:

  • Een gebied ten noordwesten en zuiden van het bestaande winkelcentrum Boswinkel heeft in de welstandsnota de welstandscategorie 'Stratenrijtjes' gekregen.

Het concept van de stratenrijtjes dateert uit de periode van de wederopbouw in Nederland. De woningnood was hoog en de overheid liet op grote schaal sobere, doelmatige eengezinswoningen bouwen. In Enschede zijn de stratenrijtjes in de jaren vijftig, zestig en zeventig gebouwd. De structuur is simpel: straten met rechte rijtjes dezelfde woningen, vaak met een kleine voortuin en altijd een achtertuin. De meeste huizenrijtjes liggen evenwijdig aan de straat, sommige schuin of verspringend. Dezelfde opzet wordt steeds in een aantal straten binnen een aaneengesloten gebied herhaald. Deze herhaling geeft de wijken samenhang.

Alle huizen in een rij zien er hetzelfde uit. Bij enkele rijtjes wijken de hoekwoningen wat af, maar de meeste hebben een blinde kopgevel. De architectuur is eenvoudig, maar door de herhaling ontstaat een gevelritmiek die de rijtjes een gezicht geeft. De huizen, meestal doorzonwoningen, hebben twee etages en een kap. Veel bewoners hebben hun huis iets eigens gegeven, bijvoorbeeld met een dakkapel, een uitbouw of een opvallende kleur van de voordeur en de kozijnen. Daardoor is de monotone architectuur van de rijtjes enigszins doorbroken en heeft het straatbeeld aan levendigheid gewonnen, zonder dat de ritmiek van de rijtjes verloren is gegaan.

In de straten met voortuintjes draagt het groen bij aan de levendigheid. De tuinen spelen ook een belangrijke rol omdat er in de wijken weinig gemeenschappelijke openbare ruimte is, alleen hier en daar een grasveldje of een groenstrook. De straten zonder voortuintjes zien er dan ook saaier uit.

Doel welstandszorg 'Stratenrijtjes':

  • De stratenrijtjes krijgen meer variatie als bewoners hun huis naar eigen inzicht kunnen verbouwen. De welstandszorg is erop gericht die vrijheid de ruimte te geven en toch een zekere gevelritmiek te handhaven en de algehele kwaliteit van de woning te verbeteren. Voor winkels en andere bedrijven die hun producten of naam willen exposeren, is enige terughoudendheid vereist evenals zorg en aandacht voor materialen en vormgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0040.jpg"

Stratenrijtjes in Boswinkel

Regenboogwijken:

  • In de welstandsnota Enschede is het grootste deel van de woonbuurt Ruwenbos aangemerkt als een regenboogwijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0041.jpg"

Regenboogwijk Ruwenbos

In de laatste twee decennia is in nieuwe wijken veel aandacht besteed aan de architectuur van woningen. Deze wijken danken hun naam ‘Regenboogwijk’ als categorie aan de opvallend vormgegeven, bontgekleurde huizenblokken die zich hier aaneenrijgen. De huizen zijn in serie onder architectuur gebouwd. Per blok of straatwand is gekozen voor een uitgesproken ontwerp. Per straat of straatwand is er daardoor een eenheid in architectuur, maar tussen de straten onderling zijn grote verschillen. De wijken hebben een heldere stedenbouwkundige structuur, waarin de openbare ruimte van straten, lanen, pleinen en singels voor samenhang zorgt. Het grondpatroon en de architectuur verschilt van wijk tot wijk.

De bebouwing bestaat uit rijtjes woningen met twee of drie lagen, twee-onder-een-kapwoningen, enkele ‘urban villa’s’ en op markante plekken appartementenblokken. De huizen hebben altijd een achtertuin en soms een voortuin. De kavels zijn niet groot. De bewoners bakenen hun terrein af met stevige, soms hoge erfscheidingen. Soms zijn deze mee-ontworpen, vaak ook niet. De openbare ruimte is zorgvuldig ingericht, met veel groen. De tuinbeplanting en het openbaar groen zijn nog jong. In de loop van de tijd zullen de Regenboogwijken dan ook steeds groener worden.

Doel welstandszorg 'Regenboogwijken':

  • De grootste verandering die deze wijken zullen ondergaan gebeurt als huizen vergroot worden door het toevoegen van dakkapellen, garages en uitbouwen. Vaak zijn in de oorspronkelijke bouwplannen de mogelijkheden voor uitbreiding al vastgelegd. Omdat de huizen per blok of straat zijn vormgeven, is het doel van welstand om toevoegingen op blok- en straatniveau te bekijken. Omdat de huizen en gebouwen onder architectuur zijn vormgegeven, is het gewenst een architect om advies te vragen.

Representatieve werklocaties:

  • Het gebied dat omsloten wordt door de Beneluxlaan, Straatsburglaan, Zuidhollandlaan en de Beneluxlaan is in de welstandsnota Enschede aangeduid met de identiteit van een representatieve werklocatie.

Enschede was lange tijd een industriestad. Grote fabriekscomplexen grensden aan het centrum en hoge schoorstenen domineerden de skyline. Na de teloorgang van de textielindustrie werden veel fabrieken afgebroken. Er bleven grote ‘gaten’ achter. Bijna al deze gaten zijn weer gevuld met nieuwe bedrijvigheid. Sommige zijn representatieve werklocaties voor middelgrote tot grote bedrijven geworden, met name in de dienstverlenende en informatietechnologische sector. De vele medewerkers van de kantoren en instituten komen van heinde en verre en meestal met de auto. Representatieve werklocaties zijn daardoor afhankelijk van een goede (regionale) ontsluiting. Daarom en vanwege de behoefte van bedrijven om zich te ‘etaleren’ zijn nieuwe werklocaties langs de snelweg en de invalswegen op zichtlocaties ontwikkeld, zoals in de weilanden aan de Hengelosestraat.

Hier staan in een strakke stedenbouwkundige structuur grote kantoor- en bedrijfsgebouwen met vijf tot tien lagen of meer. De architectuur van de gebouwen is hoogwaardig, bijzonder en soms zelfs gedurfd. Architectuur wordt door bedrijven ingezet als imago versterkend middel. De gebouwen ‘concurrerend’ met elkaar in vormgeving en uitstraling. Samenhang ontstaat vooral door dezelfde hoge ambitie in architectuur en soms door overeenkomst in materiaal- en kleurgebruik. De buitenruimte rondom de gebouwen is zorgvuldig ingericht met aangeklede parkeerterreinen en parkachtig groen. Representatieve werklocaties zijn niet specifiek voor Enschede. Ze hebben echter een grote economische waarde en dragen daarom bij aan de identiteit van de stad. Ze laten zien dat Enschede floreert en meetelt in de moderne tijd.

Doel welstandszorg 'Representatieve werklocaties':

  • Het doel van welstandszorg is de kwaliteit van de architectuur en de buitenruimte op een hoog niveau te houden. Welstand stimuleert hierbij dat gebouwen zich met elkaar blijven ‘meten’ in esthetiek en architectuur. Er wordt tegelijk gestreefd naar eenheid in architectuur binnen een werklocatie.

Vrije landelijke bebouwing:

  • De zuidrand van de wijk Boswinkel en de groene wig langs de Haaksbergerstraat kennen in de welstandsnota Enschede de identiteit van die van 'Vrije landelijke bebouwing'.

In het gevarieerde landschap rond Enschede staan behalve boerderijen en landgoederen ook her en der vrije, landelijke woningen en gebouwen met een bijzondere functie. Ruimtelijk spelen ze een bescheiden rol: de gebouwen staan min of meer ‘toevallig’ verspreid in het landschap, in het bos, tussen de open weiden, aan een boerenerf, langs een weg of op een kruispunt, eenzaam en alleen of in een kleine buurtschap bij elkaar. De woningen zijn vrijstaand of twee-onder-een-kap, met een alzijdige oriëntatie op het landschap. In grootte variëren ze van kleine huizen tot villa’s met bijgebouwen. In architectuur lopen ze uiteen, er is geen dominante stijl of traditie. Er zijn hele oude en hele nieuwe huizen te vinden, zeer onnadrukkelijke en zeer expressieve. In sommige woningen zijn specifiek Twentse kenmerken verwerkt: blankhouten kopgevels, witte en versierde daklijsten, puntige, soms geknikte kappen. Elk huis is anders en zeker in de buurtschapjes zorgt de afwisseling van kappen, grootte, materialen en plaatsing op de kavel voor een landelijk, informeel beeld. Door hun natuurlijke materialen en kleuren, harmoniëren ze meestal wel met elkaar en met het landschap. Elke woning heeft een forse tuin, vaak met sierbeplanting, hagen en grote bomen, die het gebouw inkaderd, maar niet verstopt. Hierdoor dragen de woningen bij aan de groene ruimtelijkheid van het landschap.

Recreatieterreinen met een goede architectuur en een verzorgde beplanting kunnen ook zo’n positieve rol spelen. De gebouwen met een bijzondere (aan het landelijk gebied gebonden) functie, zoals een manege, een officiersmess of een golfclub, hebben vaak een afwijkende architectuur. Daardoor en door hun grotere afmetingen spelen ze een dominantere rol in het landschapsbeeld, maar ze komen niet zoveel voor.

Doel welstandszorg vrije landelijke bebouwing..

  • Vrije landelijke bebouwing heeft een belangrijk aandeel in de levendigheid van het landelijk gebied. De welstandszorg wil beperkt ruimte geven aan nieuwe, vrije landelijke woningen, met behoud van de kwaliteit van het landelijk gebied. Er is geen ruimte voor wijkjes en lange linten. De welstandszorg is erop gericht dat de landelijkheid en de eigenheid van elk huis behouden blijft en stimuleert een hoge kwaliteit van architectuur, in harmonie met de andere huizen. De tuinen moeten bijdragen aan de verlevendiging en aankleding van het gebied. Bijzondere gebouwen mogen vanwege hun (landelijke) functie of eigen kwaliteit afwijken van de landelijke woningen (bijvoorbeeld qua grootte). Wel moeten ze zoveel mogelijk kenmerken van de identiteit dragen, zodat ze bijdragen aan de eenheid binnen de categorie. Voor winkels en andere bedrijven die hun producten of naam willen exposeren, is uiterste terughoudendheid vereist en grote zorg en aandacht voor materialen en vormgeving in harmonie met de omgeving. Elk (nieuw) gebouw moet een aanwinst zijn voor de ruimtelijke opbouw en de sfeer van het landschap.

Industriële complexen:

  • In het noordelijk deel van het plangebied van dit bestemmingsplan hebben gronden gelegen achter de woningen aan de zuidzijde van de Getfertsingels de welstandscategorie 'Industriële complexen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0042.jpg"

Industriële complexen, tussen Getfertsingel en groene zone Cromhoffsbleek.

Al voor de Napoleontische tijd boden boeren uit de omgeving van Enschede, als aanvulling op hun karige inkomsten, hun diensten aan in de eerste textielfabricage. Eerst door thuis te weven, later door als goedkope, ongeschoolde krachten in de fabriek te werken. Rond 1795 vestigden ondernemers als Blijdenstein, Cromhoff, Van Heek, Ter Kuile, Ten Cate en Stroink, namen die nog steeds doorklinken in de stad, zich in Enschede. Met de opkomst van de stoommachine groeiden deze bedrijven uit en kon Enschede zich ontwikkelen tot een machtige industriestad. Overal verschenen grote bakstenen fabrieken met een krachtige, aan de Engelse stijl refererende architectuur en esthetische uitstraling. Ze stonden pal om het oude centrum en domineerden met hun schoorstenen en watertorens de skyline. Vanwege de textielindustrie kwam er ook vraag naar weefscholen, die in dezelfde herkenbare stijl werden gebouwd.

Het Schuttersveldcomplex aan de Hengelosestraat, spinnerij Blijdenstein, het Janninkcomplex, Ter Kuile Cromhoff, het zijn maar enkele van de industriële complexen die de identiteit van Enschede een kleine honderdtwintig jaar hebben gedomineerd. Van de meeste complexen resten slechts foto’s en herinneringen. In de jaren zestig werden de ‘lage lonen landen’ ontdekt en was de teloorgang van de textielindustrie in Nederland een feit. Een aantal fabrieken kreeg een nieuwe bestemming als museum, cultureel centrum of wooncomplex, en bleef als industrieel erfgoed gespaard. Het grootste deel werd echter gesloopt. Enkele fabrieken met een andersoortige industrie dan textiel, Grolsch bijvoorbeeld, bleven bestaan en breidden hun complex zelfs uit. Enschede verloor hiermee zijn typerende skyline en er bleven grote ‘gaten’ in de stad achter. Een paar van deze gaten zijn geleidelijk aan gevuld met nieuwe industriële complexen. Ook aan de randen van de stad, aan de haven en de snelweg zijn industriële complexen ontstaan, vaak bewust gepland. Er vindt voornamelijk grootschalige machinale productie, transport en zakelijk verkeer plaats. In de moderne fabrieken werken niet meer zoveel mensen als vroeger en er komt nauwelijks publiek. Omdat ze echter zo hoog en herkenbaar zijn, spelen ze toch een belangrijke rol in het (landschaps)beeld van de stad. Vooral het kleurgebruik bepaalt of een complex detoneert in of harmonieert met de omgeving.

Aan het uiterlijk van de oude fabrieken werd veel zorg en aandacht besteed. Met een evenwichtige compositie van ramen in de gevels, expressieve daken, fijnzinnige detaillering en versierd metselwerk, werden de gebouwen bewust mooi gemaakt. Omdat de afzonderlijke gebouwen op een complex vaak in dezelfde stijl en materialen werden gebouwd, vormden ze een ‘familie’. Ook in compositie en volume vormden gebouwen, torens en schoorstenen als samenhangend geheel een interessant silhouet. De complexen hadden vaak rondom een hoge, mooi gemetselde muur. Zo’n erfscheiding smeedde het complex als het ware aan elkaar en hechtte het in de omgeving. Nieuwe industrie heeft een technischer en functioneler vormgeving en uitstraling dan de oude industrie. Er worden modernere en lichtere materialen gebruikt dan baksteen, de veelheid aan ramen is er niet meer en versieringen en niet-functionele details worden niet meer toegepast. Toch kunnen ook nieuwe industriële gebouwen met een sobere en bewuste vormgeving een krachtige uitstraling hebben. Architectuur speelt een net zo grote rol als vroeger maar op een eigentijdse manier. Op complexen waar gebouwen uit verschillende perioden staan, kunnen zo interessante contrasten bestaan binnen de eenheid van volumes. Die eenheid kan worden versterkt door een erfscheiding die kleine objecten en opslag op maaiveld aan het zicht onttrekt. Zodoende bepalen alleen de grote volumes die erboven uitsteken het beeld.

Doel welstandszorg 'Industriële complexen':

  • Industriële complexen fungeren als oriëntatiepunten, brengen schaal aan en geven de stad en omgeving structuur. Ze moeten daartoe een herkenbare eenheid (blijven) vormen die opvalt en tegelijk harmonieert. Monumentaliteit is een voorwaarde voor die belangrijke rol. Bij industrieel erfgoed moet die behouden blijven, bij nieuwe industrie worden gevormd. Gestreefd wordt naar een hoge kwaliteit van architectuur die past in de tijd en bij de typische bedrijfsvoering: versierd en aangekleed bij industrieel erfgoed, technisch en functioneel bij nieuwe industrie. Enschede is geen industriestad meer, maar haar industrieel verleden moet sprekend blijven en doorwerken in het heden.

Beeldkwaliteistplannen.

daarnaast gelden in de wijk Boswinkel een aantal gebieden in het plangebied van dit bestemmingsplan een beeldkwaliteitsplan. Deze beeldkwaliteitsplannen zijn middels een wijziging van de welstandsnota tot stand gekomen. In deze beeldkwaliteitsplannen zijn specifieke welstandsscriteria voor betreffende gebieden. Het gaat hierbij veelal om nieuwbouwlocaties in de wijk.

4.2 Duurzaamheid

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet. Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

De afgelopen jaren heeft de gemeenteraad van Enschede op verschillende momenten uitgesproken dat haar duurzaamheidsambities verder reiken, dan waartoe wettelijke voorschriften de gemeente verplichten. Nota's waarin die ambities tot uitdrukking komen betreffen de nota Nieuwe energie voor Enschede en de Woonvisie Enschede 2025. In het vervolg van deze paragraaf wordt eerst kort ingegaan op het wettelijk kader en wordt aansluitend ingegaan op de Enschedese energie- en klimaatambities, althans voorzover tot uitdrukking komend in genoemde nota's. In het laatste deel van deze paragraaf wordt nader ingegaan op duurzaamheid in relatie tot het bestemmingsplan "Boswinkel 2018".

Wettelijk kader

De minimaal in acht te nemen energetische maatregelen bij nieuw- en verbouw zijn beschreven in het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit schrijft bij nieuwbouw een minimale isolatiewaarde voor de schil van een gebouw (buitenmuren, vloer en dak) en voor deuren, ramen en kozijnen voor. Bij verbouw gelden deze eisen uitsluitend voor dat deel dat wordt verbouwd. Daarnaast stelt het Bouwbesluit bij nieuwbouw eisen aan de energieprestatie van gebouwen met een bepaalde functie, die wordt uitgedrukt in de vorm van een zogenaamde energieprestatie coëfficiënt. Op grond van artikel 122 Woningwet is het niet toegestaan om bij privaatrechtelijke overeenkomst bouwvoorschriften op te leggen die al publiekrechtelijk zijn geregeld. Om die reden is het niet mogelijk om bij de kaveluitgifte in de koopovereenkomst te bepalen dat bij de bebouwing van de bouwkavels, in afwijking van het Bouwbesluit, andere energieprestatienormen gelden.

Landelijke energieprestatieafspraken

Om energiezuinigheid bij nieuwbouwontwikkelingen de komende jaren een impuls te geven, is in het voorjaar van 2008 het zogenaamde Lente-akkoord gesloten tussen de toenmalige minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en bouwende en ontwikkelende partijen (Bouwend Nederland, NEPROM en NVB). Belangrijkste onderdeel van dit akkoord is de afspraak dat in de periode tot 2020 de energieprestatiecoëfficiënt als volgt zal worden aangescherpt:

    • 1. de energieprestatie-eis voor nieuwe woongebouwen wordt met ingang van 1 januari 2011 verlaagd met 25% (is gebeurd) en in 2015 met 50% .
    • 2. de energieprestatie-eis voor utiliteitsgebouwen wordt in 2017 met 50% verlaagd.

De bij dit akkoord betrokken partijen hebben bovendien het streven uitgesproken vanaf 2020 te bouwen met een energieprestatiecoëfficiënt van 0. Bij een energieprestatiecoëfficiënt van 0 wordt bij een langjarig gemiddelde geen energie verbruikt voor de elementaire energiebehoeften van een gebouw, zijnde verwarming, warm tapwater, ventilatie en verlichting.

Energie- en klimaatambities gemeente Enschede

Nieuwe energie voor Enschede

Op 16 november 2009 heeft de gemeenteraad van Enschede de nota Nieuwe energie voor Enschede vastgesteld. In de nota Nieuwe Energie voor Enschede heeft de gemeente Enschede zich het volgende ten doel gesteld op het gebied van energie en klimaat:

    • 1. in 2020 hebben we in Enschede 30 procent CO2 bespaard ten opzichte van 1990;
    • 2. in 2020 voorziet duurzame geproduceerde energie in minimaal 20 procent van de behoefte aan energie;
    • 3. in 2015 is de gemeentelijke organisatie klimaatneutraal;
    • 4. In 2020 zijn alle scholen in Enschede klimaatneutraal.

Woonvisie Enschede 2025

In de op 12 maart 2012 door de gemeenteraad vastgestelde Woonvisie Enschede 2025 is duurzaamheid een van de vier centrale thema's. Rondom dit thema zijn in deze visie de volgende uitgangspunten geformuleerd voor de op te stellen uitvoeringsagenda:

    • 1. Inwoners (huurders en eigenaren) krijgen de mogelijkheid om tegen betaling de energiecomponent van de woonlasten beheersbaar te houden.
    • 2. Gemeente, marktpartijen en corporaties onderzoeken en stimuleren de mogelijkheden voor decentrale energieopwekking in Enschede.
    • 3. Vanaf 2015 streven we er naar dat in Enschede alleen nog energieneutrale nieuwbouw wordt gerealiseerd.
    • 4. Via de MIO (majeure investeringsopgave) Duurzaam Wonen en Werkgelegenheid worden vragers en aanbieders op het gebied van duurzaamheid gekoppeld.
    • 5. Voor woningeigenaren met onvoldoende financiële draagkracht voor noodzakelijke ingrepen aan de woning, wordt door marktpartijen en financiers een financieel instrumentarium ontwikkeld.
    • 6. De gemeente geeft het goede voorbeeld met het verduurzamen van haar eigen gebouwen.

Coalitieakkoord 'Duurzaam, Samen, Sterker!'

In het coalitieakkoord 2014-2018, 'Duurzaam, Samen, Sterker!' is duurzaamheid een centraal thema. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu; duurzaam gedrag staat in het coalitieakkoord synoniem voor niet teren op de zak van toekomstige generaties. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. In de voorgaande collegeperiode werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem geen aandacht was, maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake.

Actieplan Duurzaamheid

De wens om een meer omvattend duurzaamheidsbeleid te voeren, dat richtinggevend is voor het gemeentelijk handelen, vraagt om kaderstelling. Hiertoe wordt het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

Duurzaamheid binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2018 "

Het bestemmingsplan "Boswinkel 2018" draagt hooguit op indirecte wijze bij aan het realiseren van de gemeentelijke duurzaamheidsdoelen.

Zo stimuleert het bestemmingsplan in een deel van het plangebied, door de flexibele wijze van bestemmen, hergebruik van bestaande panden en draagt daarmee bij aan de circulaire economie.

Het bestemmingsplan draagt niet bij aan energiebesparing. In dat verband wordt opgemerkt dat de bouw- en gebruiksregels van het bestemmingplan er niet aan in de weg staan dat energiebesparende maatregelen aan panden getroffen kunnen worden en dat het realiseren van zonnepanelen op daken vergunningvrij kunnen worden gerealiseerd. De bouw- en gebruiksregels van het bestemmingsplan staan er ook niet aan in de weg dat bij nieuw- of verbouw van panden groene daken kunnen worden gerealiseerd. Dat is gunstig voor de afvoer van hemelwater maar zorgt ook voor verkoeling in de stad op warme zomerdagen.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Boswinkel 2018 " getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

5.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Het bestemmingsplan "Boswinkel 2018" betreft een actualisatie van het bestemmingsplan "Boswinkel 2006". In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen of activiteiten mogelijk gemaakt waarop het Besluit m.e.r. van toepassing is. Een nadere toetsing aan het Besluit m.e.r. kan dan ook achterwege blijven.

5.1.2 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

Bedrijven- en milieuinventarisatie en milieuzonering 

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan of er bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2018" aanwezig is, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Daarbij is gekeken naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" is van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen in de directe omgeving van de projectlocatie de milieucategorie bepaald. Vervolgens is nagegaan of bedrijven en voorzieningen gelegen zijn binnen de op grond van de milieucategorie aan te houden indicatieve afstanden tot woningen en andere milieugevoelige functies. Van die bedrijven en voorzieningen is beoordeeld of de feitelijke (bedrijfs)activiteiten een knelpunt opleveren voor een goed woon- en leefklimaat en of terugschaling mogelijk is.

De resultaten van het onderzoek met de bijbehorende milieuzonering zijn weergegeven in een rapportage dat als bijlage bij deze toelichting is gevoegd.

De conclusies van deze rapportage luiden als volgt:

bedrijven binnen het plangebied:

  • Binnen het plangebied bevinden zich diverse bedrijven, c.q. voorzieningen en zijn in deze rapportage opgenomen in een inventarisatielijst. De meeste bedrijven worden ingedeeld in de categorie 1 en 2. Een aantal bedrijven hebben een hogere categorie. Deze bedrijven zijn in de rapportage nader beschouwd. Hieruit is naar voren gekomen dat deze bedrijven geen belemmeringen opleveren voor het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2018" .

Bedrijven buiten het plangebied:

  • In de omgeving van het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2018" zijn diverse bedrijven gelegen waarvan een aantal een potentiële hindercontour hebben welke binnen het plangebied is gelegen. Uit een nadere beschouwing van deze bedrijven blijkt echter dat deze bedrijven geen knelpunten opleveren ten aanzien van het bestemmingsplan "Boswinkel 2018" .

Conclusie milieuhinder bedrijven en inrichtingen

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Gebiedsgericht geluidbeleid Gemeente Enschede:

Het BARIM (Activiteitenbesluit) maakt het mogelijk om gebiedsgericht geluidbeleid voor inrichtingen als bedoeld in de Wm vast te stellen. De gemeente Enschede heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt bij de vaststelling van de Geluidnota Enschede 2009-2012. Dit beleid is vastgesteld in april 2009 en in april 2011 op onderdelen gewijzigd en voor onbepaalde tijd verlengd. Het beleid geldt alleen voor nieuwe inrichtingen. Bij het beleid hoort een gebiedstypenkaart waarop per te onderscheiden gebied, meestal een wijk of buurt, richtwaarden zijn vastgelegd. Hierdoor is de geluidruimte voor nieuwe inrichtingen direct duidelijk.

Volgens de Geluidnota Enschede 2009-2012 kent de wijk meerdere gebiedstypen. Het gaat hierbij om de gebiedstypen 'gemengd groene zone', 'woongebied', 'gemengd gebied', en '(ongezoneerd) bedrijventerrein'

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0043.jpg"

Gebiedstypenkaart Geluidnota Enschede 2009-2012.

Gebiedstype 'Gemengd groene zone':

Voor de randen van de wijk Boswinkel aan de west- en zuidzijde, alsmede een gebiedje ten noorden van de Wethouder Beversstraat geldt het gebiedstype 'gemengd groene zone' (op de kaart aangeduid met een groene kleur). Het gaat hierbij veelal om binnenstedelijke gebieden met een lage dynamiek (meestal rustig, soms plaatselijk druk) met een groene hoofdfunctie en ruimte voor intensieve recreatie met specifieke voorzieningen. De bebouwingsdichtheid is laag, redelijk bereikbaar met het openbaar vervoer en goed toegankelijk voor langzaam verkeer. Onder de gemengde groene zones vallen onder meer (stads)parken,begraafplaatsen en groen in woongebieden.

De richtwaarden behorende bij gebieden met het gebiedstype 'Gemengd groene zone' zijn:

Gebiedstype   Richtwaarden in dB(A)  
  dagperiode   avondperiode   nachtperiode  
Gemengd groene zone   45   40   35  

Gebiedstype 'Woongebied':

Voor het grootste gedeelte van de wijk Boswinkel geldt het gebiedstype 'woongebied'. Deze is op de gebiedstypenkaart aangegeven middels een licht-gele kleur. Het gaat hierbij om rustige- en levendige gebieden met als belangrijkste functie wonen. Voorzieningen als buurtwinkels en kleinschalige bedrijvigheid zijn geconcentreerd in de wijk of langs drukke wegen. De bebouwingsdichtheid binnen dit gebiedstype varieert van hoog rondom het centrum en tussen de singels, tot laag aan de randen van het stedelijke gebied. De verkeersfunctie in dit gebiedstype is ondergeschikt aan de verblijfsfunctie en is het gebied middels het openbaar vervoer goed ontsloten.

De richtwaarden behorende bij gebieden met het gebiedstype 'woongebied' zijn:

Gebiedstype   Richtwaarden in dB(A)  
  dagperiode   avondperiode   nachtperiode  
woongebied   45   40   35  

Gebiedstype 'Gemengd':

Volgens de geluidnota is het gebied van en rondom het winkelcentrum Boswinkel aangegeven als een gebied met het type 'gemengd gebied'. Op de gebiedstypenkaart is dit aangegeven met een donkergele kleur. Het gaat hierbij om overwegend rustige en plaatselijk drukke gebieden waarbinnen functiemenging plaatsvindt (bijvoorbeeld grotere winkelcentra). Het gebiedstype kent een hoge dynamiek en een gevarieerde bebouwingsdichtheid. Binnen dit gebiedstype kunnen inrichtingen die een beperkte hinder veroorzaken voor de omgeving (milieuhindercategorie 1 en 2) zich vestigen. De verkeersfunctie in het gebied is van belang voor de aan- en afvoer van goederen en personen.

De richtwaarden behorende bij gebieden met het gebiedstype 'gemengd gebied' zijn:

Gebiedstype   Richtwaarden in dB(A)  
  dagperiode   avondperiode   nachtperiode  
gemengd gebied   50   45   40  

Gebiedstype 'Niet-gezoneerd bedrijventerrein':

Gebieden ten westen van de Zuiderval en ten zuiden van de Getfertsingel hebben het gebiedstype 'niet-gezoneerd bedrijventerrein'. Op de kaart zijn deze gebieden met een lichtpaarse kleur aangegeven.

Het gebiedstype bedrijventerrein wordt opgesplitst in gezoneerde industrieterreinen en niet-gezoneerde bedrijventerreinen. Het verschil zit in de soort bedrijvigheid die zich op een terrein mag vestigen. Op de gezoneerde industrieterreinen mogen inrichtingen met een verhoogde kans op (geluid)hinder zich vestigen. Het gaat hierbij om inrichtingen genoemd in het Inrichtingen en Vergunningen Besluit, ook wel A-inrichtingen genoemd .

Binnenstedelijk zijn de niet-gezoneerde bedrijventerreinen gelegen. Op deze terreinen mogen zich geen inrichtingen vestigen zoals genoemd in het Inrichtingen en Vergunningenbesluit. Deze terreinen liggen aan de randen of in sommige gevallen te midden van woonbebouwing. Op deze terreinen bevinden zich over het algemeen opslag- en distributiecentra, woonboulevards, detailhandel, kantoren en lichte industrie. Incidenteel kan bewoning op bedrijventerreinen voorkomen. De verkeersfunctie binnen het gebiedstype is gericht op het aan- en afvoeren van goederen en personen en is in de spitsuren druk. Niet-gezoneerde bedrijventerreinen zijn redelijk bereikbaar met het openbaar vervoer in tegenstelling tot de gezoneerde terreinen.

De richtwaarden behorende bij gebieden met het gebiedstype 'niet-gezoneerd bedrijventerrein' zijn:

Gebiedstype   Richtwaarden in dB(A)  
  dagperiode   avondperiode   nachtperiode  
niet gezoneerd bedrijventerrein   55   50   45  

5.1.3 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het bodembeleid in Nederland heeft een hervormingsfase ondergaan. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodem naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van bodemverontreiniging, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk. Functiegericht en kosteneffectief saneren is dan voldoende. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.

Algemeen

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. De milieuhygiënische bodemgesteldheid kan daarbij en rol spelen. De Wet bodembescherming kan hierop van toepassing zijn.

Bestemmingsplan "Boswinkel 2017".

Het bestemmingsplan Boswinkel 2017 is conserverend van karakter. Dit houdt in dat in dit plan de bestaande situatie wordt vastgelegd. Omdat de huidige bodemgesteldheid de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet beïnvloed, is het niet noodzakelijk om na te gaan of er bodemonderzoekgegevens bekend zijn. Het is bekend dat door historisch gebruik in verstedelijkt gebied zoals Enschede, locaties aanwezig zijn of kunnen zijn waar de bodem verontreinigd is. Hiermee dient rekening gehouden te worden bij eventuele herontwikkelingen binnen het gebied.

Conclusie:

Het is bekend dat er binnen het plangebied lokaal sprake is of kan zijn van bodemverontreiniging. Dit betekent dat initiatiefnemers bij plannen tot uitbreiding en/of functiewijziging rekening moeten houden met de mogelijke) aanwezigheid van bodemverontreinigingen.

De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt door de aanwezigheid van deze bodemverontreinigingen niet belemmerd. De betreffende bodemverontreinigingen vormen of geen belemmering of kunnen functiegericht en kosteneffectief worden gesaneerd.

Afhankelijk van het tijdstip, aard en omvang van een realisatie van een herontwikkeling, kan het nodig zijn dat ervoor het verkrijgen van een omgevingsvergunning een bodemonderzoek volgens de NEN 5470 verricht dient te worden.

5.1.4 Wet geluidhinder

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

Wegverkeerslawaai

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Boswinkel 2016 en in de directe omgeving daarvan zijn diverse op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde wegen aanwezig. Het bestemmingsplan Boswinkel 2016 betreft een conserverend plan. Binnen het plangebied worden geen nieuwe wegen en geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Nader onderzoek naar het geluid vanwege het wegverkeer is niet noodzakelijk.

Railverkeerslawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan Boswinkel 2016 is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.

Industrielawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan Boswinkel 2016 is niet gelegen in de nabijheid van een gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.

Luchtvaartlawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan Boswinkel 2016 is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ook niet binnen de geluidszone van het vliegveld.

Conclusie geluid

Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.5 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);

Luchtkwaliteit en het plangebied “Boswinkel 2018

In het onderhavig geval gaat het om de vaststelling van een conserverend bestemmingsplan dat niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen. Gelet hierop zal geen sprake zijn van een negatief effect op de luchtkwaliteit.

In de monitoringstool van het nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gegevens opgenomen met betrekking tot de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in Nederland. Uit de monitoringstool blijkt dat het plangebied in alle zichtjaren (2015, 2020 en 2030) aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.

Conclusie:

Uit het oogpunt van luchtkwaliteit (art. 5.16 WM, lid 1 onder b) ligt er geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.1.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen, buisleidingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Boswinkel 2018 ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is.

In de omgeving van het plangebied, aan de Haaksbergerstraat 602, is een Texaco tankstation gelegen en die onder het Bevi valt. Het tankstation kent 3 plaatsgebonden risicocontouren, te weten een risicocontour als gevolg van een LPG vulpunt met een radius van 45 meter, een risicocontour als gevolg van een ondergrondse LPG-tank met een radius van 25 meter en tenslotte een risicocontour als gevolg een LPG-afleverzuil met een radius van 15 meter. De contour van het vulpunt ligt deels binnen het plangebied van voorliggende bestemmingsplan Boswinkel 2017 maar zijn hierin geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gelegen. Ook het invloedsgebied van 150 meter rondom het vulpunt reikt over de plangrenzen heen. Omdat binnen deze contour geen wijzigingen plaatsvindt ten aanzien van het aantal aanwezigen is een nader onderzoek en/of een verantwoording hier niet vereist.

In het oosten van het plangebied van dit bestemmingsplan is een M&R-station van de Gasunie gelegen. deze inrichting valt niet onder het Bevi. De risicocontouren, overeenkomstig QRA "Kwantitatieve Risicoanalyse M&R Enschede" van 10 februari 2010, reiken niet over beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten en vormt daarom geen belemmering.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Boswinkel 2018” zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.

Binnen het plangebied zijn 6 buisleidingen gelegen waarop het Bevb van toepassing is en waarvan het invloedsgebied over het plangebied reikt. Het betreffen de A-646, 24” en A670, 36” met een werkdruk van 80 bar en de N528-57 van 9” en N528-50 van 14” met een werkdruk van 40 bar van de Gasunie en twee 24” leidingen K-583-KR-002 van Zebra, M&R Enschede-Duitse grens van NUON.

Voor de leidingen zijn berekeningen in Carola uitgevoerd (rapport Carolaberekeningen Enschede van juni 2014), uit deze berekeningen blijkt dat de leidingen ter hoogte van het plangebied geen 10-6 contour kennen en dat het groepsrisico onder de 25% van de oriënterende waarde ligt. Uit de plannen blijkt dat het aantal aanwezigen / woningen in het plangebied ongewijzigd blijft, een verantwoording van het groepsrisico is overeenkomstig de externe veiligheidsvisie van de Gemeente Enschede niet vereist.

Conclusie: De ligging van deze aardgasleidingen vormt op grond van het BevB geen belemmering voor onderhavig plan.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid transportroutes het wettelijk kader. De basis van de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Ten zuiden van het plangebied van het bestemmingsplan “Boswinkel 2018” is de A35 gelegen. De A35 is in het Basisnet aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg. De A35 kent geen 10-6 contour voor wat betreft het plaatsgebonden risico en geen invloedsgebied / plasbrand-aandachtsgebied over het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0044.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0045.png"

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen het wettelijk kader. Momenteel is nieuwe wet- en regelgeving in voorbereiding voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van die nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Boswinkel 2018” of in de directe nabijheid daarvan is geen waterweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Boswinkel 2018” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, met name bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan “Boswinkel 2018” is hemelsbreed op ca. 5 kilometer van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande en het gegeven dat het plan geen toename van het aantal kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Dit kan in beginsel door hergebruik, het toepassen van groene daken en/of halfverharding. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 millimeter. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. Afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van hemelwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA) of helofytenfilter worden ingericht. Dit dient te gebeuren in overleg met het waterschap Vechtstromen. Uit een doelmatigheidsstudie is gebleken dat drukriolering niet doelmatig is en voor de particulier veel duurder is dan een IBA. Daarom zal er doorgaans geen drukriolering meer worden aangelegd. Er is geen provinciale ontheffing van de zorgplicht meer nodig wanneer de gemeente besluit om in het buitengebied uit doelmatigheidsoverwegingen geen afvalwater in te zamelen.

Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijven. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken. Het aftoppen van grondwaterstandspieken middels drainage is wel toegestaan.

Grondwater en ontwatering

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Ontwatering is het verschil tussen het peil van de weg of de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).

    • 1. Wegen: ontwateringsdiepte van 0,70 meter, waarbij een zandbed met minimale dikte van 0,50 m aanwezig moet zijn. Een te hoge grondwaterstand kan opvriezen en opdooi van de fundering van de weg veroorzaken.
    • 2. Bebouwing: de ontwateringsdiepte van bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte die goed toegankelijk moet zijn, dient de ontwatering zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,20 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,50 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,20 m betekent dit een afstand van 0,90 m tussen de GHG en de bovenzijde van de vloer. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsnorm onder bepaalde voorwaarden met 0,30 m verminderd worden.
    • 3. Groen / onbebouwd en onverhard terrein: voor deze bestemming wordt meestal een ontwateringdiepte van 0,50 m –mv geadviseerd. Langdurige te hoge grondwaterstanden beïnvloeden de beworteling nadelig.

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende adviesnormen:

  • Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen.
  • Perceel vlak of richting de weg af laten lopen.
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Waterhuishouding en het bestemmingsplan “Boswinkel 2018

Het bestemmingsplan Boswinkel 2018 ” is hoofdzakelijk conserverend van aard. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan overwegend de bestaande situatie is vastgelegd. Vaak betekent dit ook dat de in dit plan geprojecteerde bestemmingen niet wezenlijk afwijken van die in het geldende bestemmingsplan.

In de waterparagraaf wordt aangegeven hoe een duurzame waterhuishouding binnen het gebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2006" en in een groter verband gerealiseerd en gewaarborgd kan worden. Hiertoe is eerst de huidige situatie van het gebied beschreven. Daarnaast is een toelichting opgenomen van de Watervisie Enschede, gericht op het gebied. Aansluitend op de huidige situatie en de watervisie zijn randvoorwaarden en aandachtspunten voor het watersysteem geformuleerd.

De conceptversie van de waterparagraaf is op 1 augustus 2005 verstuurd aan Waterschap Regge en Dinkel. In zijn reactie van 24 augustus 2005 heeft het Waterschap aangegeven in te kunnen stemmen met de waterparagraaf.

Hoogte

Het gebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2017" ligt ten zuidwesten van het centrum van Enschede. Binnen het plangebied liggen o.a. de woonwijken Ruwenbos en Boswinkel, alsmede een deel van het bedrijven- en kantorengebied Zuiderval (toekomstige bebouwing).

Het gebied wordt globaal omsloten door de Getfertsingel (noord), Zuiderval (oost), autosnelweg A 35 (zuid), Usselerrondweg (zuidwest) en de Haaksbergerstraat (noordwest).

Het gebied ligt ten westen van de Enschedese stuwwal. Het maaiveld loopt derhalve af van oost naar west. De maaiveldhoogte bedraagt in het oosten globaal NAP+38 m en in het westen NAP+32. Op de onderstaande hoogtekaart is de ligging van het gebied van het onderhavige bestemmingsplan aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0046.jpg"

Bodem

Op basis van de geologische kaart van Nederland wordt verondersteld dat er twee soorten pleistocene afzettingen voorkomen. Het grootste deel van het plangebied behoort tot de zogenaamde Formatie van Twente, terwijl in het noorden en zuiden een tweetal gebieden gelegen zijn die behoren tot de Formatie van Drente.

De voornaamste kenmerken van beide pleistocene afzettingen zijn:

    • a. Formatie van Twente: fluvio preglaciale afzettingen (zeer fijn tot matig grof zand, plaatselijk met leem- en of veenlagen) dikker dan 2 meter.
    • b. Formatie van Drente: grondmorene (meestal keileem, grindhoudend lemig zand en leem, met stenen en blokken).

Op beide formaties bevindt zich een dekzandlaag met een dikte dunner dan 2 meter.

Grondwater

Vanwege de ligging en het hoogteverloop binnen en in de omgeving van het plangebied stroomt het grondwater in de natuurlijke situatie in westelijke richting.

Uit langjarige peilbuisgegevens (TNO) blijkt dat de gemiddelde grondwaterstand binnen plangebied Boswinkel op circa 1,0 tot 1,6 m-mv ligt.

De gemiddeld hoogste grondwaterstanden (GHG) liggen op een diepte variërend van 0,2 m-mv in het oosten, 0,5 m-mv ten westen en circa 0,9 m-mv in het noorden en zuiden van het gebied. In onderstaande figuur zijn de gemiddelde en hoogste grondwaterstanden weergegeven.

De relatief hoge GHG's in met name het oosten van het gebied en ten noordwesten van de wijk kunnen aanleiding zijn voor grondwateroverlast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00130-0003_0047.jpg"

In de gemeente Enschede worden de grondwaterstanden en -stromingen sterk beïnvloed door verschillende grondwateronttrekkingen, zoals de onttrekking voor de Westervaltunnel. Het onderzoek “Duurzaam oplossen grondwateroverlast Enschede” laat zien dat de effecten van eventueel stopzetten van de onttrekking op de grondwaterstand binnen Boswinkel minimaal zijn.

Als gevolg van het opheffen van het grondwaterbeschermingsgebied Enschede-Centrum (wijziging van de PMV 1998, tranche 3B, in werking treding op 28 oktober 2004) gelden er niet langer beperkende maatregelen met betrekking tot de omgang met hemelwater voor het plangebied "Boswinkel 2006". Het gebied is tevens geen waterwingebied of intrekgebied (potentiële) waterwinning.

Oppervlaktewater

In het zuiden van het bestemmingsplangebied ligt het Zweringsbeekpark de beek heeft het leggernummer 20-11-1. Tevens zijn er enkele gemeentelijke watergangen, wadi's (Ruwenbos) en vijvers aanwezig. Genoemd oppervlaktewater dient voor hemelwaterberging (en –infiltratie) ten behoeve van de RWA-riolering. 

Riolering

Het gebied Boswinkel wordt qua riolering opgedeeld in een drietal gebieden. In het noorden (riooldistrict 12) en het westen (riooldistrict 12 en 15) is een gemengd stelsel aanwezig.

In het middendeel en zuiden ligt een gescheiden rioleringsstelsel (riooldistrict 50) en in Ruwenbos, het zuidwesten, is een verbeterd gescheiden stelsel gelegen (riooldistrict 83).

Het (overtollig) hemelwater afkomstig van het (verbeterd) gescheiden stelsel wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater (watergangen, vijvers en wadi's) binnen de wijk.

In Boswinkel vindt de herstructurering plaats er worden flats vervangen voor grondgebonden woningen. In deze ontwikkeling wordt het watersysteem aangepast, 4,5 ha krijgt een aparte afwatering naar de zuidkant en zorgt zo voor minder aanvoer waardoor er minder wateroverlast optreedt in de Wethouder Beverstraat. De afwatering gaat naar de Zweringsbeek ipv naar het verzamelriool.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Dit kan in beginsel door hergebruik, het toepassen van groene daken en/of halfverharding. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 millimeter. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. Afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen.

Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijven. Zij zijn belangrijk voor de grondwaterafvoer uit het gebied. In een ontwikkeling wordt dit eventueel aangevuld met drainage.

Grondwater en ontwatering

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen voor de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Ontwatering is het verschil tussen het peil van de weg of de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).

    • 1. Wegen: ontwateringsdiepte van 0,70 meter, waarbij een zandbed met minimale dikte van 0,50 m aanwezig moet zijn. Een te hoge grondwaterstand kan opvriezen en opdooi van de fundering van de weg veroorzaken.
    • 2. Bebouwing: de ontwateringsdiepte van bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte die goed toegankelijk moet zijn, dient de ontwatering zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,20 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,50 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,20 m betekent dit een afstand van 0,90 m tussen de GHG en de bovenzijde van de vloer. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsnorm onder bepaalde voorwaarden met 0,30 m verminderd worden.
    • 3. Groen / onbebouwd en onverhard terrein: voor deze bestemming wordt meestal een ontwateringdiepte van 0,50 m –mv geadviseerd. Langdurige te hoge grondwaterstanden beïnvloeden de beworteling nadelig.

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende adviesnormen:

  • Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen.
  • Perceel vlak of richting de weg af laten lopen.
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

5.3 Natuur

5.3.1 Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden en de bijzondere nationale natuurgebieden (toekomstige Natura 2000 gebieden) geregeld. De Wet natuurbescherming bepaalt dat voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan moeten worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en de aanwezige habitats van soorten in een Natura 2000 gebied.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer ook op basis van een uitgevoerde passende beoordeling significant negatieve gevolgen niet met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten kunnen de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen alleen mogelijk worden gemaakt indien er redelijkerwijs geen alternatieven aanwezig zijn, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en de negatieve gevolgen in voldoende mate worden gecompenseerd.

Beschermde natuurgebieden en het plangebied “Boswinkel 2018

Het plangebied van het bestemmingsplan Boswinkel 2018 ” is niet gelegen binnen de grenzen dan wel in de nabijheid van een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of bijzonder nationaal natuurgebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden “Aamsveen” en “Haaksbergerveen” zijn op respectievelijk ca. 4 kilometer ten zuidoosten en 4,8 kilometer ten zuidwesten van het plangebied gelegen.

Gelet op het feit dat het bestemmingsplan “Boswinkel 2018” daarnaast conserverend van aard is en geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, kan een verdere toetsing aan de Wet natuurbescherming voor wat betreft beschermde natuurgebieden achterwege blijven.

Conclusie Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming voor wat betreft beschermde natuurgebieden op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Wet natuurbescherming, beschermde planten- en diersoorten

In hoofdstuk 3 van de Wet naruurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt en dat vaste rust- of verblijfplaatsen en groeiplaatsen niet opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen van en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.

Beschermde soorten en het plangebied “Boswinkel 2018

Gelet op het feit dat het bestemmingsplan “Boswinkel 2018” conserverend van aard is en geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt kan een verdere toetsing aan de Wet natuurbescherming voor wat betreft de bescherming van soorten achterwege blijven.

Conclusie Wet natuurbescherming, bescherming van planten- en diersoorten

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming, voor zover het betreft de bescherming van planten- en diersoorten, op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.3 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) en beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden.

De aanwijzing van gebieden als onderdeel van het NNN vindt plaats bij provinciale verordening en dient te worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. Het NNN kent geen externe werking, tenzij dit bij provinciale verordening als zodanig is bepaald.

Het NNN en het plangebied “Boswinkel 2018

Het plangebied van het bestemmingsplan Boswinkel 2018 ” is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat onderdeel uitmaakt van het NNN. De dichtstbijzijnde gronden die onderdeel uitmaken van het NNN zijn op ca. 1,6-1,8 kilometer van het plangebied gelegen en bevinden zich ten zuidoosten van de woonwijk Stroinkslanden. Een verdere toetsing aan het NNN kan daarom achterwege blijven.

Conclusie NNN

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat het NNN geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

 

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

  • Voor wat betreft het bestemmingsplan "Boswinkel 2018" is gekozen voor een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan en wordt nagenoeg eenzelfde systematiek toegepast als in het bestemmingsplan "Boswinkel 2006". Hiermee wordt de rechtszekerheid voor de bewoners in het gebied van de wijk Boswinkel en anderszins belanghebbenden het meest gediend.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In paragraaf 6.3 van deze plantoelichting wordt nader, inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Boswinkel 2018" is gekozen.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan Boswinkel 2018 ”. In Artikel 1 Begrippen zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2 Wijze van meten geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels. Daarnaast zijn regels ten aanzien van archeologie, de bescherming van monumentale en bijzonder waardevolle bomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

6.3.1 Bestemmingen

Artikel 3: Bedrijf (B):

Verspreid over het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2017" zijn gronden en gebouwen, overeenkomstig hun huidige gebruik en functie, bestemd voor 'Bedrijven". Een redelijk aantal van deze locaties betreft binnenterreinen, veelal omsloten door woonbebouwing.

Ook is een relatief groot gebied ten zuiden van de Getfertsingel en ten westen van de Zuiderval in dit bestemmingsplan bestemd voor "Bedrijf".

Gronden aangewezen voor "Bedrijf" zijn bestemd voor bedrijven tot en met categorie 2, bedrijven tot en met categorie 3.1 en bedrijven tot en met categorie 3.2. Op de plankaart (verbeelding) is middels aanduidingen aangegeven voor welk gebieden met de bestemming "Bedrijf" betreffende categorieaanduidingen van toepassing zijn. In de regels wordt binnen de bestemmingsomschrijving 'Bedrijf' een verwijzing gemaakt naar een Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1) die aangeeft welke soort bedrijfstypen bij welke categorie hoort.

Gronden met de bestemming "Bedrijf" zijn daarnaast tevens bestemd voor niet-zelfstandige kantoorfuncties als integraal onderdeel van het bedrijf alsmede voor niet-zelfstandige horeca in de vorm van bijvoorbeeld een bedrijfskantine. Ook zijn deze gronden bestemd voor de bij deze (bedrijfs)doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

Op gronden met de bestemming "Bedrijf" tot en met categorie 2 is in de regels de vestiging van een garagebedrijf, een risicovol bedrijf, een geluidzoneringsplichtige inrichting en/of een vuurwerkbedrijf expliciet uitgesloten. Dit geldt eveneens voor gronden met de bestemming "Bedrijf" tot en met categorie 3.1 en 3.2, met die uitzondering dat garagebedrijven (o.a. autoservicebedrijven) hier wel zijn toegestaan. Hierbij dient overigens te worden opgemerkt dat binnen de bestemming "Bedrijf" tot en met categorie 2 bestaande garagebedrijven aanwezig kunnen zijn. Deze garagebedrijven zijn binnen deze bestemming, middels een aparte functieaanduiding, op de plankaart aangegeven en hier toegestaan.

Tenslotte is op een locatie ten zuiden van de Getfertsingel, op gronden met de bestemming "Bedrijf" tot en met categorie 2, een locatie aangegeven waar een bedrijf uit de hogere categorie 3.1 is toegestaan. Het gaat hierbij om een bestaande groothandel in machines. Voor zover dit bedrijf is gelegen op gronden met de bestemming "Bedrijf" tot en met categorie 2, is deze middels een specifieke aanduiding ("specifieke vorm van bedrijf- 01") op de plankaart aangeduid. Deze specifieke aanduiding geeft aan dat ter plekke een groothandel in machines, uit de categorie 3.1, na een milieutechnische beoordeling, op gronden met de bestemming "Bedrijf" tot en met categorie 2, toelaatbaar wordt geacht.

Voor wat betreft de maximum toelaatbare maximum bouwhoogte voor hoofdgebouwen zijn deze op de plankaart middels een aanduiding aangegeven. Voor de toegestane maximum goothoogte, cg bouwhoogte van al dan niet aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt naar de regels van dit bestemmingsplan verwezen.

Afwijkingsbevoegdheid:

In de regels van dit bestemmingsplan zijn bepalingen opgenomen die burgemeester en wethouders bevoegd verklaren om bij een omgevingsvergunning, onder de in dit bestemmingsplan genoemde voorwaarden, van daarin genoemde bouw- en gebruiksregels te mogen afwijken

Wijzigingsbevoegdheid.

Tenslotte is er in de regels in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die burgemeester en wethouders bevoegd verklaren om o.a., onder de in de regels genoemde voorwaarden, de bestemming 'Bedrijf' te mogen wijzigen in de bestemming 'Wonen' .

Artikel 4: Bedrijf - Gasstation (B-GAS):

Ten zuiden van de Rottumerooglaan (voorheen Kotmanlaan) en nabij de Zuiderval, bevindt zich een gasontvangst- en verdeelstation. Bij een dergelijke inrichting dient vanwege de veiligheid een minimale afstand tot kwetsbare objectejn (zoals woningen) te worden aangehouden van minimaal 25 meter.

Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor de instandhouding en de bescherming van hogedruk aardgastransportleidingen en voor het transporteren van (aard)gas, met de daarbij behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en in- en uitritten.

Hoofdgebouwen ten dienste van deze bestemming, alsmede bijbehorende bouwwerken, mogen enkel binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gerealiseerd. In aanvulling hierop is onder voorwaarden een oppervlakte van 30 m2 aan bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak toegestaan. Voor hoofdgebouwen binnen deze bestemming geldt daarnaast een maximum bouwhoogte die als zodanig op de plankaart staat aangegeven. Voor de toegestane maximum goothoogte, cg bouwhoogte van al dan niet aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt naar de regels van dit bestemmingsplan verwezen.

Artikel 5: Bedrijf - Nutsvoorziening (B-NV):

Op een locatie ten zuiden van de Rottummerooglaan (voorheen Kotmanlaan), nabij de Zuiderval en ten oosten van het hiervoor genoemde gasontvangst- en verdeelstation bevinden zich gronden die in dit bestemmingsplan bestemd zijn voor "Bedrijf - Nutsvoorziening". Dit geldt eveneens voor een kleinere locatie ten westen van de Londenstraat.

Gronden die in dit bestemmingsplan zijn aangewezen voor "Bedrijf - Nutsvoorziening" zijn bestemd voor nutsvoorzieningen die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1) met de daarbij behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en in- en uitritten;

Hoofdgebouwen ten dienste van deze bestemming, alsmede bijbehorende bouwwerken, mogen enkel binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gerealiseerd. In aanvulling hierop is onder voorwaarden een oppervlakte van 30 m2 aan bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak toegestaan. Voor hoofdgebouwen binnen deze bestemming geldt daarnaast een maximum bouwhoogte die als zodanig op de plankaart staat aangegeven. Voor de toegestane maximum goothoogte, cg bouwhoogte van al dan niet aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt naar de regels van dit bestemmingsplan verwezen.

Daarnaast is binnen deze bestemming op de plankaart een gebied aangegeven waar binnen aangegeven aanduidingsgrenzen, een deels ondergronds, deels bovengronds gelegen waterberging is toegestaan.

Artikel 6: Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg (B-VM):

Ten zuiden van het bestaande winkelcentrum Boswinkel, op de hoek van de Burgemeester Van Veenlaan en de Wethouder Gerbertstraat alsmede op een locatie aan de Zuiderval bevinden zich gronden die in het voorliggende bestemmingsplan zijn aangewezen voor "Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" (lpg: 'liquefied petroleum gas').

Gronden die zijn aangewezen voor "Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg "('B-VM') Zijn bestemd voor bedrijven ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen waarbij de opslag en verkoop van lpg expliciet niet is toegestaan. Ondergeschikte detailhandel is binnen deze bestemming toegestaan. Daarnaast zijn deze gronden tevens bestemd voor bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

Voor zover dit met een specifieke bouwaanduiding 'luifel' [sba-lf] op de verbeelding staat aangegeven, is ter plaatse van deze aanduiding een luifel met een maximum bouwhoogte van 5 meter toegestaan.

Hoofdgebouwen ten dienste van deze bestemming, alsmede bijbehorende bouwwerken, mogen enkel binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gerealiseerd. In aanvulling hierop is een oppervlakte van 30 m2 aan bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak toegestaan. Voor hoofdgebouwen binnen deze bestemming geldt daarnaast een maximum bouwhoogte die als zodanig op de plankaart staat aangegeven. Voor de toegestane maximum goothoogte, cg bouwhoogte van al dan niet aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt naar de regels van dit bestemmingsplan verwezen.

Artikel 7: Centrum (C)

Het huidige wijkwinkelcentrum voor de wijk Boswinkel aan de Burgemeester Van Veenlaan en de daarbij behorende gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor "Centrum". Het gaat hierbij om een winkelcentrum dat grotendeels in 1 bouwlaag is gerealiseerd waarboven, op een aantal aangegeven locaties, woongebouwen zijn gerealiseerd. Zij maken een integraal onderdeel uit van dit winkelcentrum. Binnen de bestemming "Centrum" zijn de functies detailhandel, dienstverlening, horeca, maatschappelijke voorzieningen, bedrijven en wonen toegestaan.

Voor wat betreft de functies, detailhandel, dienstverlening, horeca, maatschappelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van daarboven gelegen woningen zoals bergingen en trappenhuizen, aslmede de functie van bedrijven, zijn deze enkel toegestaan op de begane grondverdieping. De functie wonen enkel op boven de begane grondlaag gelegen verdiepingen. De op de plankaart aangegeven maximum bouwhoogten voor hoofdgebouwen dienen bij het bouwen in acht te worden genomen.

In de regels is bepaald dat (bestaande) woningen niet bouwkundig mogen worden gesplitst in meerdere zelfstandige wooneenheden en ook kamervehuur is hier niet toegestaan. Wel mag in overeenstemming met artikel 24.2 van de bij dit bestemmingsplan behorende regels in een woning een beroep- of bedrijf aan huis worden uitgeoefend. Daarnaast geldt voor woningen een gebruiksoppervlak van ten minste 75 m2.

Door een verwijzing naar de als bijlage 2 bij de regels gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, wordt aangegeven welke soorten en categorieën bedrijven binnen de bestemming 'Centrum' op de begane grond zijn toegestaan.

Artikel 8: Cultuur en ontspanning - Speeltuin (CO-SPT),

Op een locatie ten zuiden van de Beneluxlaan, in het gebied gelegen tussen de Belgiëlaan en de Straatsburglaan, zijn gronden overeenkomstig het huidige gebruik bestemd voor "Cultuur en ontspanning - Speeltuin". Het betreft hier het complex van de speeltuin Boswinkel.

De voor 'Cultuur en ontspanning - Speeltuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor de exploitatie van een speeltuin, met daaraan ondergeschikt, niet-zelfstandige horeca alsmede bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

Hoofdgebouwen ten dienste van deze bestemming, alsmede bijbehorende bouwwerken, mogen enkel binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gerealiseerd, met dien verstande dat hierbij de maximum bebouwingspercentage in acht wordt genomen. In aanvulling hierop is een oppervlakte van 30 m2 aan bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak toegestaan. Voor hoofdgebouwen binnen deze bestemming geldt daarnaast een maximum bouwhoogte die als zodanig op de plankaart staat aangegeven.

Voor hoofdgebouwen binnen deze bestemming geldt daarnaast een maximum bouwhoogte en is als zodanig op de plankaart aangegeven.

Artiek 9: Groen (G)

Verspreid over het gehele plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2017, maar vooral in het zuidelijk deel langs de Rijksweg A35, zijn gronden aangewezen voor 'Groen" ("G").

De in dit bestemmingsplan voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor groenstroken, plantsoenen, waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen in het kader van de waterbeheersing, in- en uitritten, wandel- en fietspaden, speelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, (openbare) nutsvoorzieningen alsmede voor bij deze doeleinden behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, straatmeubilair en andere werken.

Artikel 10: Horeca - Hotel (H - hotel)

De voor “Horeca-Hotel” aangewezen gronden zijn specifiek bestemd voor een hotel met bijbehorend restaurant, hotelbar, zaal- en congresaccommodatie alsmede voor bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

Ook is bepaald dat binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak een inpandig parkeerkelder is toegestaan in ten hoogste één bouwlaag beneden maaiveld. Voor hoofdgebouwen binnen deze bestemming is op de plankaart een maximum bouwhoogte aangegeven.

Artikel 11: Kantoor (K)

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2017" zijn locaties bestemd voor "Kantoor". Het gaat hierbij om een locatie ten noordwesten van het winkelcentrum Boswinkel en een drietal locaties (kantoortorens) ten westen van de Zuiderval. De in dit bestemmingsplan voor "Kantoor" aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren met hierbij behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen. Voor hoofdgebouwen binnen deze bestemming is op de plankaart een maximum bouwhoogte aangegeven.

Artikel 12: Maatschappelijk (M)

Verspreid over het plangebied van dit bestemmingsplan zijn locaties bestemd voor "Maatschappelijk". De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Maatschappelijk van de bij de regels behorende Lijst van Bedrijfstypen en bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

Het verzorgingstehuis op de hoek van de Burgemeester Van Veenlaan en Wethouder Beversstraat, als ook de zorgwoningen van het Geert de Leeuwhuis ten westen van het winkelcentrum Boswinkel, hebben in dit bestemmingsplan de functieaanduiding 'zorginstelling' gekregen. In de regels is bepaald dat daar waar gronden met de functieaanduiding 'zorginstelling' is aangegeven, woonzorgcomplexen toelaatbaar zijn. Andere woonvormen zijn binnen de bestemming 'Maatschappelijk' niet toegestaan.

In artikel 1 van de regels is een definitie voor een woonzorgcomplex opgenomen, luidende: 'een woongebouw, waarin de hoofdfunctie wonen wordt gecombineerd met zorg- en welzijnsvoor- zieningen en waarbij tevens ter ondersteuning van deze functies kleinschalige, ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en/of horeca kan voorkomen'.

Hoofdgebouwen ten dienste van deze bestemming, alsmede bijbehorende bouwwerken, mogen enkel binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gerealiseerd. Buiten het bouwvlak is een oppervlakte van 30 m2 aan bijbehorende bouwwerken toegestaan. Voor hoofdgebouwen binnen deze bestemming staan op de plankaart maximale bouwhoogten aangegteven.

Artikel 13: Tuin (T)

In het westelijk deel van het plangebied van dit bestemmingsplan zijn gronden bestemd voor "Tuin". Het gaat hierbij om een locatie ten westen van de Helmerzijdeweg. De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor achtertuinen, geen erven zijnde, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;

Deze gronden aan de westzijde van de Helmerzijdeweg hebben in het nog geldende bestemmingsplan "Boswinkel 2006" de bestemming "Groen". De bestemming "Groen" wordt normaliter toegekend aan gronden die een openbaar karakter hebben. Dit is hier echter niet het geval. De gronden zijn particulier eigendom en hebben geen openbaar karakter. Het heeft daarom voor de hand gelegen om deze gronden, ook vanwege de ligging ervan onder een hoogspannings- leiding, in dit nieuwe bestemmingsplan te bestemmen voor "Tuin".

Artikel 14: Verkeer (V)

In het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2017" zijn de hoofdontsluitingswegen in het plangebied van dit bestemmingsplan bestemd voor "Verkeer". Het gaat hierbij om wegen in het plangebied die een belangrijke doorstroomfunctie voor vooral het gemotoriseerde verkeer vervullen en waarvoor een 50 km/uur- regime geldt.

Gronden die zijn aangewezen voor "Verkeer" zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor wegen, voet- en fietspaden, viaducten en bruggen, parkeervoorzieningen. groenvoorzieningen, waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, geluidwerende voorzieningen, (openbare) nutsvoorzieningen, busbanen en bussluizen alsmede voor bij deze doeleinden behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, straatmeubilair en andere werken.

Artikel 15: Verkeer - Openbaar vervoer

In het tracé van de Zuiderval is in het profiel van deze weg een busbaan aangelegd. In overeenstemming met de hier voorheen geldende bestemmingsplannen "Kotmanpark Oost 1" en Kotmanpark Oost 2" is deze busbaan tevens in het voorliggende bestemmingsplan "Boswinkel 2018" opgenomen en heeft hierin de bestemming "Verkeer - Openbaar vervoer".

De voor 'Verkeer-Openbaar Vervoer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen ten behoeve van het openbaar vervoer, verkeersvoorzieningen, viaducten en bruggen, geluidwerende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, bij deze doeleinden behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en andere werken alsmede bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals straatmeubilair, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

Artikel 16: Verkeer - Verblijfsgebied (V - VB)

De overige wegen in het plangebied van dit bestemmingsplan en waarvoor een 30 km/uur-regime geldt, zijn aangewezen voor "Verkeer - Verblijfsgebied".

Gronden die zijn aangewezen voor "Verkeer - Verblijfsgebied" zijn bestemd voor erftoegangswegen, woonerven, pleinen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, speelvoorzieningen, straatmeubilair, (openbare) nutsvoorzieningen alsmede bij deze doeleinden behorende bouwwerken en andere werken.

Artikel 17: Verkeer - Parkeerterrein (V - P)

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2017" zijn een tweetal locaties bestemd voor "Verkeer - Parkeerterrein". Het gaat hierbij om parkeervoorzieningen op het binnenterrein van het woonzorgcomplex op de hoek van de Burgemeester Van Veenlaan en de Wethouder Beversstraat alsmede een parkeerterrein ten zuiden en ten westen van een hotel nabij de Zuiderval.

Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor: parkeerterreinen met de daarbij behorende ontsluitingswegen en in- en uitritten, alsmede voor bij deze doeleinden behorende bouwwerken en voorzieningen, zoals straatmeubilair, erf- en terreinafscheidingen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van laden en lossen, een luifel of terrasoverkapping, hellingbanen naar en van inpandige parkeerkelder en voor. waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen in het kader van de waterbeheersing

Artikel 18: Water (WA)

Om het duurzame karakter van de waterhuishouding- en beheersing in het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2017" enigszins tot uitdrukking te laten komen zijn de hier aanwezige beken, beeklopen, waterpartijen poelen en bergingsvijvers op de verbeelding zoveel mogelijk aangegeven met de bestemming "Water"

Gronden die in dit bestemmingsplan zijn aangewezen voor "Water" zijn bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterbeheer en waterberging almede voor de bescherming van landschaps- en natuurwaarden, recreatief medegebruik en bij deze doeleinden behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en voorzieningen, zoals bruggen, dammen en/of duikers, oeverbeschoeiingen, aanlegsteigers, (openbare) nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.

Het niet specifiek aangeven van de wadi's in het wijkdeel Ruwenbos middels de bestemming "water" is een keuze geweest. Dit neemt niet weg dat zij in de water huishoudkundige structuur van de wijk een belangrijke rol spelen. Een groot deel van het jaar staan deze wadi's echter droog en voeren alleen bij hevige regenval water af. Primair hebben deze wadi's dan ook het karakter van een 'groen' gebied en hebben in dit bestemmingsplan daarom de bestemming "Groen" gekregen. Binnen de bestemming "Groen" is in de regels zijn overigens de aanleg en instandhouding van een wadi, als ook andere voorieningen ten behoeve van de waterhuishouding, een integraal onderdeel van deze bestemming.

Artikel 19: Wonen (W)

Een groot deel van de woonwijk Boswinkel heeft in het plangebied van dit bestemmingsplan, overeenkomstig het huidige gebruik, een woonbestemming gekregen. De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, kamerverhuurpanden hierbij niet inbegrepen, en al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis, alsmede voor de bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, tuinen en voorzieningen, zoals woningen, bergingen, trappenhuizen bij gestapelde woningen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

Bij een beroep of bedrijf aan huis gaat het om een beroep of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is. Hierbij dient vermeld te worden dat een bed & breakfast in planologische zin onder een beroep of bedrijf aan huis valt. Onder een bed&breakfast wordt een kleinschalige overnachtings- accommodatie verstaan, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woning of een daarbij behorend gebouw en wordt geleid door de bewoners van de betreffende woning.

Kamerverhuurpanden zijn binnen de bestemming "wonen" primair niet toegestaan en mogen bestaande woningen ook niet bouwkundig worden gesplitst in meerdere zelfstandige wooneenheden.

Op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan zijn binnen de bestemming "Wonen" bouwvlakken aangegeven waarbinnen de hoofdgebouwen van woningen zijn gesitueerd. Middels maatvoerings- aanduidingen is aangegeven welke maximum goothoogte en/of maximum bouwhoogte van hoofdgebouwen van woningen zijn toegestaan.

Bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gerealiseerd. Ten aanzien van deze bijbehorende bouwwerken zijn in de regels bepalingen opgenomen ten aanzien van de maximum toelaatbare maximum goot- en bouwhoogten.

Al naar gelang de grootte van de percelen van woningen zijn in de regels bepalingen opgenomen ten aanzien van het maximum toegelaten bebouwingspercentage,

Ook hebben een aantal percelen met een woonbestemming in dit bestemmingsplan een functieaanduiding. Dit betekent dat hier naast de basisbestemming "Wonen" tevens een andere functie (op de begane grondlaag) is toegestaan.

Afwijkingsbevoegdheid:

In de regels van dit bestemmingsplan zijn bepalingen opgenomen die burgemeester en wethouders bevoegd verklaren om bij een omgevingsvergunning, onder de in dit bestemmingsplan genoemde voorwaarden, van daarin genoemde bouw- en gebruiksregels te mogen afwijken

Wijzigingsbevoegdheid.

In het voorliggende bestemmingsplan zijn in de regels in artikel 19 'Wonen' wijzigingsbevoegdheden opgenomen die Burgemeester en Wethouders bevoegd verklaren om het bestemmingsplan, onder voorwaarden, te mogen wijzigen voor wat betreft het verwijderen van een (functie)aanduiding binnen de bestemming 'Wonen', het toevoegen van een bouwvlak en/of het veranderen van de vorm van een bestaand bouwvlak

Ook is in deze regels een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van een woonbestemming in de bestemming 'Groen' of 'Tuin' voor een tweetal woningen aan de Burgemeester van Veenlaan 310 en 312. Laatstgenoemde wijzigingsbevoegdheid is in dit bestemmingsplan opgenomen om middels deze bevoegd- heid de bestemming 'Wonen' voor genoemde adressen te mogen wijzigen in de bestemmingen"'Groen' en/of 'Tuin' en het verwijderen van het daarbijbehorende bouwvlak indien, overeenkomstig de 'Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding', gebruik is gemaakt van genoemde uitkoopregeling.

6.3.2 Dubbelbestemmingen

Artikel 20: Leiding- Gas (L-G)

In het zuidelijk deel van het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2017" lopen een aantal tracé's van aardgasleidingen. Het gaat hierbij om een 8 inch, een 12 inch, een 24 inch en een 36 inch aardgastransportleidng.

Middels een op de verbeelding aangegeven dubbelbestemmingen "Leiding - Gas" zijn de veiligheidszones aan weerszijden van betreffende aardgasleidingen aangegeven. De aardgasleidingen zelf zijn middels 'figuren'( 'hartlijn leiding - gas 8 inch' ('hartlijn leiding - gas 24 inch' en 'hartlijn leiding - gas 36 inch') aangegeven. Bij het bepalen van de correcte ligging van deze (ondergrondse) aardgasleidingen is gebruik gemaakt van door de Gasunie verstrekte gegevens.

Voor wat betreft de veiligheidszones van de aardgasleidingen zijn in de regels bepalingen opgenomen ten aanzien van de aanleg, de instandhouding en bescherming van deze aardgastransportleidingen.

Arrtikel 21: Leiding- Hoogspanningsverbinding (L-HV)

Ook in het zuidelijk deel van het plangebied van dit bestemmingsplan loopt het tracë van een 380 KV- hoogspanningsleiding.

Middels een op de verbeelding aangegeven dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding" is de veiligheidszone aan weerszijden van betreffende hoogspanningsleiding aangegeven. Het tracé van de hoogspanningsleiding zelf is aangegeven middels een 'figuur' ('hartljn leiding - hoogspanningsverbinding').

Voor wat betreft de veiligheidszone van de hoogspanningsverbinding zijn in de regels bepalingen opgenomen ten behoeve van de aanleg, de instandhouding en bescherming van hoogspanningsleidingen- en verbindingen..

6.3.3 Gebiedsaanduidingen

Overige zone- archeologisch onderzoeksgebied a

Overige zone- archeologisch onderzoeksgebied-b

Verspreid over het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2017" komen gebieden voor die zijn aangemerkt als "overige zone - archeologisch onderzoeksgebied a" en "overige zone - archeologisch onderzoeksgebied b". Deze gebieden zijn op de verbeelding aangegeven onder de noemer 'Gebiedsaanduidingen". Met betrekking tot deze gebiedsaanduidingen zijn in de regels van dit bestemmingsplan bepalingen opgenomen die een onderzoeksplicht kunnen inhouden naar (mogelijke) archeologische waarden in een gebied bij nieuwe ontwikkelingen en het aanwezige archeologisch erfgoed, al naar gelang de waarde ervan, voor het nageslacht te behouden.

Veiligheidszone lpg

Aan de Haaksbergerstraat 602 en buiten het plangebied van dit bestemmingsplan gelegen, bevindt zich een tankstation met de verkoop van lpg. Dit verkooppunt van motorbrandstoffen, inclusief lpg, kent een milieucontour van 50 meter dat deels in het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2018" is gelegen. Met betrekking tot deze veiligheidszone zijn in de regels behorende bij dit bestemmingsplan bepalingen opgenomen.

Veiligheidszone gasstation

Aan de Zuiderval in het meest zuidoostelijk deel van het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel 2018" bevindt zich een meet- regel- en gasontvangststation. Om dit 'gasstation' is een veiligheidscontour van 25 meter aangegeven (gemeten vanaf de inrichtingsgrens) die aangeeft dat binnen deze zone geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Met betrekking tot deze veiligheidszone zijn in de regels behorende bij dit bestemmingsplan bepalingen opgenomen.

6.3.4 De Lijst van bedrijfstypen en/of de Staat van bedrijfsactiviteiten

Als bijlage bij de planregels behoort een Lijst van bedrijfstypen en/of een Staat van bedrijfsactiviteiten, gebaseerd op de gehanteerde indeling uit de herziene publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De Lijst van bedrijfstypen of Staat van bedrijfsactiviteiten vormt het middel voor het uitvoeren van een eerste toets of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van de planregels toelaatbaar is. De concrete bedrijfsvoering in een bedrijf en/of milieuvergunning(en) bieden nader inzicht in hoeverre een bedrijf tot een bepaalde milieucategorie gerekend moet worden en daarom al dan niet toelaatbaar is. Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De handreiking is in de praktijk een belangrijk hulpmiddel bij het toepassen van milieuzonering, dat wil zeggen het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies in de ruimtelijke planvorming ter bescherming van het woon- en leefklimaat. Gebruikelijk is om bij milieuzonering uit te gaan van alle belastende milieuaspecten, waarbij het milieuaspect met het grootste effect of de grootste afstand uiteindelijk maatgevend is. Gemotiveerd toepassen – in plaats van gemotiveerd afwijken - is het uitgangspunt. De richtafstanden zijn geactualiseerd, de toelichting is aangepast aan nieuw beleid en bevat stappenplannen voor veel voorkomende praktijksituaties. In de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" zijn ook richtafstanden ten opzichte van 'gemengd' gebied en een categorie-indeling voor gebieden met functiemenging opgenomen.

De Lijst van bedrijfstypen vermeldt de richtafstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Dit is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen er vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven, kantoren, winkels) voor. Hoe gevoelig een gebied is voor bedrijfsactiviteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De gevoeligheid van een gebied kan daarom aanleiding zijn om gemotiveerd af te wijken van de richtafstanden in de Lijst van bedrijfstypen. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied', een gebied met een matige tot sterke functiemenging, kunnen de richtafstanden met één afstandstap worden verminderd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. In gebieden met een grote mate van functiemenging wordt de Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging gebruikt. Deze gaat niet uit van aan te houden richtafstanden tot woningen en andere milieugevoelige functies maar van de mate in hoeverre een activiteit al dan niet aanpandig met woningen of andere milieugevoelige functies aanvaardbaar is.

De Lijst van bedrijfstypen

In de VNG-publicatie zijn de bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën, die samenhangen met de indicatief aan te houden afstand ten opzichte van een milieugevoelige bestemming vanwege de mogelijke hinder van de milieufactoren geur, stof, gevaar en geluid. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. In de lijst worden zes verschillende hoofdcategorieën onderscheiden. In de Lijst van bedrijfstypen zijn veel activiteiten gedifferentieerd naar bedrijfsgrootte, waardoor kleinschalige activiteiten in een lagere milieucategorie vallen en daardoor beter inpasbaar zijn. Vooral bij productiebedrijven zijn richtafstanden toegevoegd voor kleinschalige activiteiten. Daartoe zijn in de VNG-brochure een aantal hoofdcategorieën onderverdeeld in subcategorieën. Milieucategorie 3 is onderverdeeld in subcategorieën 3.1 en 3.2, milieucategorie 4 in subcategorieën 4.1 en 4.2 en milieucategorie 5 in de subcategorieën 5.1, 5.2. en 5.3. De milieucategorieën 1 en 2 zijn niet onderverdeeld in subcategorieën. Elke milieucategorie of subcategorie heeft een eigen bijbehorende richtafstand die dient te worden aangehouden ten opzichte van milieugevoelige functies en bestemmingen.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk
 
1   10 meter  
2   30 meter  
3.1   50 meter  
3.2   100 meter  
4.1   200 meter  
4.2   300 meter  
5.1   500 meter  
5.2   700 meter  
5.3   1.000 meter  
6   1.500 meter  

Tabel: overzicht milieucategorieën VNG-publicatie met bijbehorende richtafstanden

De Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging

Deze staat van bedrijfsactiviteiten wordt toegepast voor (sterk) gemengde gebieden die gekenmerkt worden door een mix van stedelijke functies, zoals een stadscentrum of binnenstad. In een dergelijk levendig en dynamisch gebied is het de vraag welke bedrijfsmatige activiteiten en andere milieubelastende functies nog aanvaardbaar zijn. De VNG-brochure bevat een specifieke bedrijvenlijst met functies die passen in een gemengd gebied. Een Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden van functiemenging is wenselijk, omdat de activiteiten in dergelijke gebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op bijvoorbeeld een bedrijventerrein of in een rustige woonwijk. In de Staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging wordt gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene Lijst van bedrijfstypen. De activiteiten in de Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging zijn ingedeeld in de categorieën A, B of C, waarmee een beoordeling van de planologische toelaatbaarheid van activiteiten binnen een gemengd gebied mogelijk is. Binnen een dergelijk gebied wordt het werken met de van oudsher bestaande minimumafstanden niet doelmatig geacht.

De betekenis voor de toelaatbaarheid van activiteiten is als volgt:

Categorie A   Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.  
Categorie B   Activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden (er is sprake van afzonderlijke gebouwen of dusdanige constructieve maatregelen dat in de woningen nog een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd).  
Categorie C   Activiteiten, zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.  

Tabel: categorie-indeling Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • het betreft veelal kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden uitsluitend in de dagperiode plaats;
  • de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

Om de bruikbaarheid van de Lijst van bedrijfstypen of Staat van bedrijfsactiviteiten te vergroten, zijn de in de VNG-uitgave genoemde bedrijfstypen van bedrijven en voorzieningen in de lijst gegroepeerd per hoofdgroep, terwijl binnen elke afzonderlijke hoofdgroep tevens een onderverdeling is gemaakt in subgroepen, waarbinnen bedrijfstypen zijn geclusterd. De hoofdgroepen binnen de lijst zijn: agrarische bedrijven, bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren, maatschappelijk, recreatie, sport en verkeer.

Bij de beoordeling van de milieubelasting van een bedrijf of een voorziening (feitelijke milieuhinder) dient te worden gelet op de volgende aspecten:

  • potentiële geur-, stof-, geluid- of trillingshinder;
  • lucht-, water- of bodemverontreiniging;
  • visuele hinder;
  • verkeersaantrekkende werking;
  • het al dan niet continue karakter van de activiteit;
  • externe veiligheid (gevaar).

Specifieke opslagen en installaties

Bij bedrijfsmatige activiteiten van bedrijven en voorzieningen kunnen specifieke opslagen en installaties voorkomen. In de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) is een afzonderlijke Lijst van opslagen en installaties opgenomen. Deze lijst bevat milieuaspecten en richtafstanden voor de daarin genoemde opslagen en installaties. Deze lijst is niet bedoeld voor de vertaling naar een Staat van Bedrijfsactiviteiten of Lijst van bedrijfstypen in een bestemmingsplanregeling. De lijst opslagen en installaties kan als hulpmiddel worden gebruikt bij de ruimtelijke inpassing van concrete milieubelastende activiteiten of de inpassing van nieuwe woningen nabij bestaande bedrijvigheid.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmings- plan passen.

In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de bestaande situatie juridisch vast te leggen. Het plan heeft, op een gering aantal kleinere wijzigingen na, hoofdzakelijk een conserverend karakter. Het accent ligt dan ook voornamelijk op het beheer van de bestaande situatie.

In verband met het feit dat de gemeente binnen het plangebied geen ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is bij dit plan geen exploitatieopzet gevoegd. Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat de economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan voldoende is aangetoond.