direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kotmanpark Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00115-0003

Toelichting

Indien status vooroverleg:

Dit bestemmingsplan is digitaal beschikbaar gesteld op www.ruimtelijkeplannen.nl in het kader van het vooroverleg met (overheids)instanties. Indien u geen verzoek tot vooroverleg hebt ontvangen is het nog niet mogelijk om inhoudelijk op het bestemmingsplan te reageren. De gelegenheid voor een ieder tot het indienen van een zienswijze zal te zijner tijd worden aangekondigd in het plaatselijke Huis-aan-huisblad en de Staatscourant.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Kotmanpark Noord ” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen.

Het bestemmingsplan maakt de bouw van 30 woningen mogelijk op de hoek van de Wethouder Beversstraat en de Schiermonnikooglaan.

In het geldende bestemmingsplan "Kotmanpark" is het plangebied reeds bestemd voor wonen (woonbebouwing klasse A). Het bouwplan zoals deze er nu ligt past daar echter niet in. De veranderde woningmarkt heeft er voor gezorgd dat er een ander bouwplan is ontwikkeld ten opzichte van eerdere woningbouwplannen voor dit gebied.

Op basis van het bestemmingsplan "Kotmanpark" zijn alleen woningen met een plat dak toegestaan. Het bouwplan voorziet in de bouw van woningen met een kap. Daarnaast wordt de opzet van kavels zo dat een deel van de kavels binnen de bestemming verblijfsdoeleinden komt te liggen, dat ook niet overeenkomstig het geldende bestemmingsplan is.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan Kotmanpark Noord ” betrekking heeft, wordt globaal begrensd door de Wethouder Beversstraat in het noorden, de Schiermonnikooglaan in het oosten, de woningen aan de Vlielandlaan in het zuiden, het perceel Wethouder Beversstraat 104 (uitvaarcentrum Vredehof) in het westen en ligt in het stadsdeel West (buurt Cromhoffsbleek-Kotman).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00115-0003_0001.png"

Afbeelding: ligging plangebied in Enschede

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00115-0003_0002.png"

Afbeelding: ligging plangebied (bij punaise)

1.3 Geldende juridische regelingen

Het plangebied valt onder het bestemmingsplan “Kotmanpark”, dat op 6 oktober 2003 is vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede. Op 27 april 2004 is het plan goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Overijssel. De plankaart zoals deze geldt voor het plangebied is weergegeven in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00115-0003_0003.png"  

Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Kotmanpark'

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.



Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Kotmanpark Noord ” is het erkende wijkorgaan  'bewonersbelangen wijk 20' actief.

De wijkraad 'bewonersbelangen wijk 20' is gevraagd schriftelijk advies uit te brengen. De wijkraad heeft aangegeven in te kunnen stemmen met het plan.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Het bestemmingsplan Kotmanpark Noord ” maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Vechtstromen, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding zijn. Daarom is voor dit bestemmingsplan afgezien van het plegen van vooroverleg. Wel is het ontwerpbestemmingsplan ter kennisname toegezonden aan het waterschap Vechtstromen.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: Kotmanpark Noord ” in voorbereiding te nemen op 13 januari 2016 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan Kotmanpark Noord ” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen is op 6 april 2016 gepubliceerd in "Huis aan Huis", in de Staatscourant, op de website van de gemeente Enschede en op de website www.officielebekendmakingen.nl.

Zienswijzen

In (voor)ontwerpplan: Van de eventueel ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording daarvan wordt een verslag gemaakt dat als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan wordt gevoegd.

Bij vaststelling (indien geen zienswijzen): Er zijn over dit bestemmingsplan geen zienswijzen naar voren gebracht bij de gemeenteraad.

optionele variabele:

Gewijzigde vaststelling

De naar voren gebrachte zienswijzen hebben wel/niet geleid tot een voorstel aan de gemeenteraad tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan. Daarnaast (indien ook ambtshalve wijzigingen) / Wel (indien geen wijzigingen n.a.v. zienswijzen maar wel ambtshalve wijzigingen) is de gemeenteraad voorgesteld het bestemmingsplan ambtshalve op een aantal onderdelen van ondergeschikte aard gewijzigd vast te stellen. (optionele variabele)

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

Er zijn geen regels aan de orde en er is geen sprake van beleid vanuit het Rijk waarmee rekening dient te worden gehouden in het plangebied.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 hebben vastgesteld en geactualiseerd bij besluit van 3 juli 2013. De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.

Om deze ambities waar te kunnen maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. De filosofie van dit model is dat de provincie samen met partners een gezamenlijke visie of doel deelt en dat vervolgens elke partij in de eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komt. Het uitvoeringsmodel heeft drie niveaus: generieke beleidskeuzes, ontwikkelperspectieven en gebiedskenmerken. Aan de hand van deze niveaus wordt duidelijk of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

In onderstaande afbeelding staat de “vishaak” van het uitvoeringsmodel en de niveaus daarin toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00115-0003_0004.jpg"

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Een voorbeeld van een generieke beleidskeuze is dat gemeenten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen moeten afstemmen met hun buurgemeenten, om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat. Een ander voorbeeld is de 'SER-ladder', die inhoudt dat eerst bestaande bebouwing en herstructureringsmogelijkheden worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Ontwikkelingsperspectieven

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

In het resterende deel van deze paragraaf wordt nader ingegaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken.

Generieke beleidskeuzes en ontwikkelingsperspectief

Ten aanzien van de generieke beleidskeuzes dient getoetst te worden aan de SER-ladder. De Omgevingsvisie hanteert de SER-ladder onder andere voor ontwikkelingen op het gebied van woningbouw. De ladder houdt in dat eerst de mogelijkheden voor het gebruik van bestaande bebouwing en herstructurering dienen worden te bekeken, voordat er uitbreiding van ruimtebeslag plaats kan vinden. Ruimte die reeds beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie of hiervoor middels herstructurering geschikt kan worden gemaakt dient als eerste te worden gebruikt.

Het plangebied is reeds beschikbaar gesteld voor de functie wonen. In het geldende bestemmingsplan is de locatie reeds voor wonen bestemd. Het onderhavige plan voldoet daarmee aan de uitgangspunten van de SER-ladder.

Het plangebied is gelegen binnen het ontwikkelingsperspectief "woonwijk" (bestaand) van de Stedelijke omgeving/stedelijke motor. Dit zijn gebieden voor dynamische en veerkrachtige woon-, werk- en voorzieningenmilieus waar de kwaliteiten en identiteit van de bestaande stad worden versterkt en benut voor herstructurering, transformatie, inbreiding en uitbreiding.

Gebiedskenmerken

Ten aanzien van de gebiedskenmerken is alleen de 'Stedelijke laag' relevant.

Stedelijke laag In de 'Stedelijke laag" is het gebied aangemerkt als 'woonwijken 1955-nu'. De woonwijken van 1955 tot nu zijn plan matig opgezette uitbreidingswijken op basis van een collectief idee en grotere bouwstromen. De functies (wonen, werken, voorzieningencentra) zijn uiteengelegd en de wijken zijn opgedeeld in buurten met een homogeen bebouwingskarakter: buurten met eengezinswoningen, flatwijken, villawijken en wijk(winkel)centra. Er is sprake van een tijdsgebonden verkavelingsstructuur op basis van verschillende ordeningsprincipes. Als ontwikkelingen plaats vinden in de naoorlogse woonwijken, dan voegt nieuwe bebouwing zich in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel (patroon van o.a. wooneenheden en parken), maar is als onderdeel daarvan wel herkenbaar. De groenstructuur is onderdeel van het wijkontwerp.

Met de ontwikkeling van het plangebied wordt het gebied Zuiderval verder afgerond en is het gebied op één deelgebied na, voltooid. In hoofdstuk 4 wordt een (stedenbouwkundige) beschrijving van het plan gegeven, waarbij ook wordt ingegaan op het plan in relatie tot de omgeving. Hierin is ook beschreven hoe het bouwplan past binnen het grotere geheel/gebied en als afzonderlijk onderdeel herkenbaar is. Het plan is in overeenstemming met de gebiedskenmerken van de 'Stedelijke laag'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00115-0003_0005.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00115-0003_0006.png"

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

In paragraaf 2.2.1 is ingegaan op de ontwikkeling in relatie tot het beleid en de regels van de provincie Overijssel.

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie is ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Stedelijke Koers en Richting aan ruimte

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd, pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012. In de Stedelijke Koers werd een overprogrammering aan suburbaan wonen en appartementen geconstateerd.

In het plangebied worden grondgebonden woningen in een stedelijke setting gerealiseerd. De bouwplannen voor dit projectgebied zijn in de prioritering van de gemeenteraad meegenomen. Op dit moment vindt onder de noemer Richting aan ruimte een evaluatie, heroverweging en waar nodig een herprioritering van de woningbouwprogrammering van de Stedelijke Koers plaats. De ontwikkeling van deze woningbouwlocatie is in dit programma opgenomen.

2.3.3 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Toetsing aan Structuurvisie

In de Ruimtelijke ontwikkelingsvisie 2009 is benoemd dat binnen de grenzen van het bebouwde gebied de ruimte geintensiveerd wordt en stedelijke woonmilieus worden gecreeerd. Voor stedelijk wonen wordt ruimte gevonden in de binnenstad, de singels of net er buiten.

De ontwikkeling van het plangebied voor woningbouw past binnen bovengenoemde uitgangspunten van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie. Het plangebied is een locatie in bestaand stedelijk gebied waar een stedelijk woonmilieu gerealiseerd wordt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook vijf sectorale structuurvisies vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld. De structuurvisies die voor het plangebied relevant zijn worden hieronder genoemd.

Woonvisie

Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

In  Enschede  zullen  niet  alleen  minder  woningen  worden  gebouwd,  maar  ook  andere  soorten:  minder appartementen  en  meer  woningen  met  een  tuin.  De  prognose  voor  de  verkoop  van  grond  voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

Het plan voorziet in grondgebonden woningen op een stedelijke locatie. Een dergelijke toevoeging past goed in de Woonvisie: er is behoefte aan grondgebonden wonen op stedelijke en groene locaties. Ook de kwaliteit van de woningen en het segment voldoet aan wat we willen toevoegen aan onze, nu veelal goedkope, woningvoorraad. Op basis van de Woonvisie en Stedelijke Koers is ook de Enschedese inbreng in de regionale Woonvisie geleverd. Hiermee is onze programmering – waar ook de woningbouw in dit plangebied deel van uitmaakt – regionaal afgestemd.

Watervisie

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeers gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

In paragraaf 5.2 wordt ingegaan op het bestemmingsplan in relatie tot water. Hieruit komt naar voren dat de ruimtelijke ontwikkeling binnen de uitgangspunten van de Watervisie past.

Structuurvisie Externe Veiligheid

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de produktie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de uitgangspunten uit de structuurvisie. Zo zijn in de regels bepalingen opgenomen waarin onder andere de opslag van vuurwerk specifiek verboden is.

2.3.4 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

In de strategische beleidsdocumenten Toekomstvisie, Structuurvisie, Ruimtelijke ontwikkelingsvisies en Stedelijke Koers en de diverse structuurvisies zijn voor het plangebied van het bestemmingsplan "Kotmanpark Noord" specifieke beleidsdoelstellingen of ontwikkelingsrichtingen benoemd. Uit de beschrijving en toetsing in de voorgaande paragrafen blijkt dat de ontwikkeling past binnen de gemeentelijke beleidsuitgangspunten.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Daarbij zal voornamelijk worden ingegaan op de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en buurtkarakteristieken. Doel is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in de wijk of buurt kunnen worden getoetst.

In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens aan de orde: de huidige planologische situatie in het plangebied, de positie van het plangebied binnen de gemeente Enschede (de stedelijke context), de ruimtelijke kwaliteit, de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en buurtkarakteristieken, welstand en beeldkwaliteit, cultuurhistorie, verkeer, groenstructuur, ecologie en landschapswaarden en water.

3.1 Ruimtelijke structuur

Het plan Zuiderval, waar het plangebied deel van uit maakt, biedt Enschede de ruimte om een hoogwaardig en intensief gebruikt stedelijk gebied te ontwikkelen dat een belangrijke economische impuls aan de stad geeft. Het gaat om een unieke locatie met grote potenties voor wonen, werken, winkelen en onderwijs.Het gebied Zuiderval bestaat uit zes deelgebieden: Kotmanpark, Kotmanplaats, Cromhoffpark, Eeftink, Janninkkwartier en Hofkwartier.

De zuidelijke invalsweg, de Zuiderval, ligt ter plaatse van de voormalige spoorlijn Enschede - Ahaus en verbindt de A35 met het stadscentrum. Met het stedenbouwkundige ontwerp voor de omgeving van de Zuiderval wordt beoogd de weg in te passen in het stedelijk weefsel en het gebied te verbinden met de ruimtelijke ontwikkelingen van dit deel van de stad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00115-0003_0007.png"

Luchtfoto gebied Zuiderval

Stedenbouwkundige hoofdlijnen Voor het gebied is gestreefd naar een integraal ruimtelijk beeld: komend vanuit het zuiden wordt het beeld van de Zuiderval opgebouwd van een breed profiel naar een zich versmallend profiel richting binnenstad. Hogere accenten markeren de entree vanaf de A35 en de kruispunten van de Zuiderval met de zijwegen. De centrale as kent een continue begeleiding, waarbij de oost- en de westzijde van de as verschillend zijn uitgewerkt. Aan de oostzijde staat de bebouwing in een strakke rooilijn en aan de westzijde staat de bebouwing in clusters gegroepeerd in een groene omgeving.

Deelgebieden Het Zuidervalgebied bestaat uit zes deelgebieden: Kotmanpark, Kotmanplaats, Cromhoffpark, Eeftink, Janninkkwartier en Hofkwartier. De deelgebieden hebben elk een eigen karakteristiek door de specifieke plek aan de Zuiderval, maar ook door de hoofdfunctie van het deelgebied. Niet alleen de profilering van ieder deelgebied richting de Zuiderval verdient bijzondere aandacht, maar ook de aansluiting met de aangrenzende gebieden.

Deelgebied Kotmanpark en zijn omgeving Het Kotmanpark ligt aan de zuidwestzijde van de invalsweg Zuiderval en is één van de zes plandelen van het plangebied Zuiderval. Langs de invalsweg Zuiderval presenteert Enschede zich vanaf de A35 met kantoren, bedrijven en woningen. Het ambitieniveau voor de ruimtelijke en architectonische verschijningsvorm van dit gebied is hoog. Het plangebied Kotmanpark heeft een landschappelijk karakter. De stedenbouwkundige opzet is in belangrijke mate bepaald door een oude landweg met boomgroepen, die van zuid naar noord door het gebied loopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00115-0003_0008.png"

Zicht op oude weg

Aan de westzijde is een brede groenzone behouden tussen Kotmanpark en Boswinkel. Aan de zuidzijde grenst het Kotmanpark aan een fors groengebied met een bergingsvijver, dat deel uit maakt van de groenzone langs de A35. Aan de noordzijde van het Kotmanpark ligt de Wethouder Beversstraat met het Cromhoffpark en aan de oostzijde de Zuiderval. Zowel Cromhoffpark als ook de brede groenzone aan de westzijde vervullen een belangrijke wateropgave.

Kotmanpark is een gebied met kantoren, een hotel, woonwerkwoningen en vrijstaande woningen. De oude landweg zoals hierboven al benoemd is deelt Kotmanpark in twee deelgebieden. Aan de oostzijde ervan zijn kantoorgebouwen en een hotel gelegen. Ten westen van deze groene zone zijn woonwerkwoningen gesitueerd. Zij vormen het overgangsgebied tussen de genoemde kantoren en de vrijstaande woningen. Deze woonwerkwoningen zijn uitgevoerd als een architectonische eenheid met een strakke, kubistische vormgeving, die in contrast staat met de individueel ontworpen villa's van de woonbuurt. In de woonbuurt zijn vrijstaande woningen gebouwd, die aan de oost - west georiënteerde laantjes liggen en aansluiten aan de ontsluitingswegen ten noorden en oosten van de villabuurt.

Twee hoge gebouwen, een kantoor en een woongebouw, accentueren de kruising Zuiderval-Wethouder Beversstraat. De hoofdontsluiting voor het Kotmanpark is gesitueerd aan de Wethouder Beversstraat en ligt aan de westzijde van het hoge woongebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00115-0003_0009.png"

Kantoor en woongebouw. Aan de westzijde het plangebied.

Kotmanpark is op twee deelgebieden na voltooid. Aan de zuidzijde, op de hoek van de Zuiderval en de A35 ligt een locatie bestemd voor kantoren. Het andere deelgebied ligt aan de noordzijde langs de Wethouder Beversstraat. Deze locatie is onderwerp van deze bestemmingsplanherziening en wordt ontwikkeld als woongebied.

3.2 Functionele structuur

Op dit moment wordt het terrein gebruikt als parkeerplaats. Het betreft een tijdelijk gebruik, in afwachting van een definitieve invulling en bebouwing van het terrein. De parkeerplaats wordt met name gebruik door gebruikers van het nabijgelegen ROC (Regionaal opleidingscentrum).

3.3 Cultuurhistorie

Historie en ontstaansgeschiedenis plangebied

De zuidelijke invalsweg van de stad gelegen aan de oostzijde van het plangebied, de Zuiderval, ligt ter plaatse van de voormalige spoorlijn Enschede - Ahaus en verbindt de A35 met het stadscentrum. De Zuiderval is begin van deze eeuw aangelegd en met de ontwikkeling van de zes deelgebieden aansluitend aan de Zuiderval wordt beoogd de weg in te passen in het stedelijk weefsel en het gebied te verbinden met de ruimtelijke ontwikkelingen van dit deel van de stad. Voor een groot deel zijn deze deelgebieden gerealiseerd of in aanbouw. Voor het deelgebied Kotmanpark vormt de locatie aan de Wethouder Beversstraat de afronding aan de noordzijde.

Monumenten in het plangebied

Er zijn geen rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten in het plangebied aanwezig.

Beschermwaardige bomen in het plangebied

De gemeente Enschede heeft beleid opgesteld ten aanzien van de bescherming van bomen. Er is een lijst opgesteld waarop de beschermwaardige bomen en boomgebieden binnen de gemeente zijn vastgelegd. Middels dit beleid, in combinatie met de Algemene plaatselijke verordening, worden de belangen van het behoud van bomen betrokken bij besluitvorming Er zijn in het plangebied geen bomen aanwezig die als beschermwaardige boom of beschermwaardig boomgebied zijn aangewezen.

Overige cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren in het plangebied

Op de cultuurhistorische waardenkaart van Enschede is het plangebied niet aangegeven. Dit betekent dat op de ontwikkellocatie geen cultuurhistorisch waardevolle objecten, structuren en bouwwerken zonder monumentstatus aanwezig zijn.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Beleidsmatige uitgangspunten nieuwe ontwikkeling

In de paragrafen 2.3.2 en 2.3.3 is ingegaan op de inhoud van dit bestemmingsplan in relatie tot de Stedelijke Koers, de Ruimtelijke ontwikkelingsvisies, de Woonvisie en de regionale Woonvisie. Hiernaar wordt kortheidshalve verwezen.

4.2 Ladder Duurzame Verstedelijking (artikel 3.1.6, 2e lid Bro)

Artikel 3.1.6, 2e lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een stedelijke ontwikkeling die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een actuele regionale behoefte. Gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van het wetsartikel 3.1.6, 2e lid Bro moet bij iedere 'stedelijke ontwikkeling', waaronder iedere ontwikkeling van detailhandelsvloeroppervlak, inzichtelijk worden gemaakt of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.

Ingevolge de Ladder duurzame verstedelijking moeten nieuwe stedelijke ontwikkelingen gemotiveerd worden met behulp van drie opeenvolgende stappen:

  • I. beschrijven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • II. indien blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, beschrijven inhoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien, door benutting van beschikbare gronden doorherstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • III. indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig wordt ontwikkeld.

'Stedelijke ontwikkeling'

Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Of in een bestemmingsplan sprake is van een of meer stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro is niet altijd even duidelijk. Dit dient per plan te worden getoetst en gemotiveerd. In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie uitspraken 201310814/1/R1 en 201311211/1/R3, is de lijn te ontdekken dat wanneer er sprake is van bestaande bebouwing en geen toename van het ruimtebeslag, er in dat geval geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Ook bij nieuwbouw hoeft volgens de jurisprudentie, zie uitspraak 201310222/1/R6, niet altijd sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een feitelijke capaciteitsafname doordat er minder commercieel vloeroppervlak wordt teruggebouwd dan er is afgebroken. Ook een op grond van het voorgaande plan reeds mogelijke maar nog niet gerealiseerde ontwikkeling hoeft niet altijd een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro te zijn. Dit is onder meer het geval wanneer er geen sprake is van toename maar wel van concentratie van de bebouwingsmogelijkheden.

'Stedelijke ontwikkeling' en het bestemmingsplan "Kotmanpark Noord "

In het bestemmingsplan "Kotmanpark Noord" wordt een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt. Onderstaand wordt nagegaan of daarbij sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. De ontwikkelingen die als 'stedelijke ontwikkeling' moeten worden aangemerkt worden vervolgens getoetst aan de Ladder Duurzame Verstedelijking.

Het plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied en in het geldende bestemmingsplan "Kotmanpark" reeds bestemd voor de functie wonen. Binnen deze bestemming is de bouw van woningen al mogelijk. Een maximum aantal woningen is daarin niet bepaald. Uit jurisprudentie blijkt dat het conserverend bestemmen van ongebruikte planologische ruimte in een bestemmingsplan niet als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) hoeft te worden beschouwd. Ook indien er geen sprake van een nieuw/extra beslag op de ruimte is er geen sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Artikel 3.1.6 tweede lid van het Bro is dan niet van toepassing.

Met het nieuwe bestemmingsplan "Kotmanpark Noord" wordt een binnenstedelijk braakliggend terrein ontwikkeld en wordt ongebruikte planologische ruimte ingevuld. Er is geen sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' in de zin van het Bro.

4.3 Stedenbouwkundig plan

De locatie

Het oorspronkelijke plan

De oorspronkelijke visie op dit gebied was een ontwikkeling dat een grote gelijkenis had met die van de woon- werkwoningen aan de oostzijde van het plangebied. De locatie voorzag in aaneengesloten woon- werkwoningen van drie bouwlagen hoog en afgedekt met een plat dak. Het complex werd in twee delen gesplitst door een gemeenschappelijke parkeerplaats centraal in het blok.

De veranderende woningmarkt

De veranderende woningmarkt heeft er toe geleid dat het plangebied nu geheel als een woongebied wordt ontwikkeld. Aan de noordzijde komen eengezinswoningen verdeeld in drie rijen langs de Wethouder Beversstraat. Deze woningen hebben tevens een geluidwerende functie voor de woningen die daar achter gerealiseerd worden. Langs de Schiermonnikooglaan aan de oostzijde komt één rij met rijwoningen en langs de Vlielandlaan komen twee-onder-één-kap woningen te staan. Voor een impressie van het plan zie de afbeelding hieronder.

De maatvoering van het terrein is zodanig dat aan de noordzijde een parallelweg kan worden gerealiseerd evenwijdig aan de wethouder Beversstraat met een beperkt aantal parkeerplaatsen en dat aan de achterzijde, tussen de achtertuinen, een centrale bedieningsstraat mogelijk is met voldoende priveparkeermogelijkheden. In deze opzet hebben alle woningen hun prive parkeerplaats op eigen erf of in het achtergebied, waardoor de omgevingsdruk op de aanwezige parkeerplaatsen beperkt zal blijven tot de bezoekersparkeerplaatsen in het openbare gebied.

Het stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteit

De locatie wordt opgedeeld in een zone met eengezinswoningen, gericht met de voordeur op de Wethouder Beversstraat, een zone aan de oostzijde met eengezinswoningen met de voordeur aan de Schiermonnikooglaan en aan de zuidzijde de zone waarbij de woningen met de voorzijde gericht op de Vlielandlaan staan.

In de basis zijn alle woningen uitgevoerd in twee bouwlagen met een langs kap . Aan de Wethouder Beversstraat is behoefte aan een stevige straatwand van voldoende hoogte in samenhang met het naastgelegen pand. De hoekwoningen worden uitgevoerd in drie bouwlagen met een plat dak. In het middelste blok wordt de gevel op twee plekken hoger op getrokken. De woningen aan de Schiermonnikooglaan vormen een goede begeleiding van deze entreestraat . De zuidelijke hoekwoning is eveneens uitgevoerd in drie lagen met een plat dak. De woningen aan de Vlielandlaan worden uitgevoerd in twee bouwlagen met kap.

De woningen langs de Wethouder Beversstraat en Schiermonnikooglaan worden in een zelfde bakstenen gevel en een zelfde kleur pannendak uitgevoerd. De twee-onder-een-kapwoningen langs de Vlielandlaan zijn afwijkend van kleurstelling en bloklengte en vormen een mooie overgang naar de vrijstaande woningen aan de overzijde van de Vlielandlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00115-0003_0010.png"

Impressie bouwplan gezien vanaf de Schiermonnikooglaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00115-0003_0011.png"

Impressie bouwplan gezien vanaf de Wethouder Beversstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00115-0003_0012.png"

Impressie kavelindeling

Inrichting openbaar gebied

Zone met eengezinswoningen, gericht met de voordeur op de Wethouder Beversstraat
Structuurbepalend aan de noordkant van Kotmanpark is de indeling van het profiel langs de Wethouder Beversstraat. Het is een bij benadering symmetrisch profiel, met groene bermen inclusief bomen aan beiden kanten als ook paden en privé voorgebieden. Ter hoogte van Kotmanpark Noord haakt het ontwerp hierop aan. Naast de privévoortuin ligt een parallelweg met aan de noordkant een parkeerstrook en aansluitend een groene berm.

Zone aan de oostzijde met eengezinswoningen met de voordeur aan de Schiermonnikooglaan
De toegang van Kotmanpark heeft naast de straat liggende brede grasbermen met bomen en op plekken vaste planten. De eengezinswoningen aan deze straat zijn met een voetpad direct naast deze brede groene zone gesitueerd.

Zone aan de zuidzijde met woningen gericht op de Vlielandlaan
In de oost-west lopende woonstraat komen geen bomen. Hier zijn namelijk de voortuinen van de kavels vrij groot waarmee de straat een groen beeld kan krijgen. Verder zijn de profielen van de weg klein gehouden. Om het langsparkeren in de straat geen saaie strook te laten zijn, worden in de parkeerstroken vakken gemaakt met een strakke beplanting. In deze vakken kunnen dan ook de lantaarnpalen worden geplaatst. Zowel de rijbaan als de parkeervakken worden uitgevoerd in een rode klinker. De trottoirs krijgen de standaard grijze betontegel.

De erfafscheidingen van de kavels naar openbaar terrein worden uitgevoerd als gemetselde muren danwel stalen hekjes. De detaillering en uitvoering moet afgestemd worden met de inrichting van de openbare ruimte en vindt plaats in overleg met de gemeente Enschede.

Verkeer en parkeren

Hoofdinfrastructuur en ontsluiting gemotoriseerd verkeer Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Wethouder Beversstraat. Deze verzorgt de ontsluiting van Kotmanpark voor het gemotoriseerd verkeer, met uitzondering van de hotellocatie welke een rechtstreekse aansluiting heeft op de oostelijk gelegen Zuiderval. Het plangebied zelf wordt via de bestaande Vlielandlaan en Schiermonnikooglaan op de Wethouder Beversstraat ontsloten. De noordelijkste weg kent een eigen ontsluiting op de Wethouder Beversstraat.

Er zijn openbaar vervoerslijnen op zowel de Wethouder Beversstraat als op de Zuiderval (meerdere lijnen) waardoor het plangebied een goede ontsluiting kent naar onder meer het Centraal Station.

Parkeren Op dit moment wordt het plangebied gebruikt als (tijdelijke) parkeerplaats ten behoeve van parkeren van auto's voor nabijgelegen bedrijven en het nabijgelegen ROC aan de Wethouder Beversstraat 165.

Zodra het bouwplan gerealiseerd wordt zullen deze auto's elders een parkeerplaats moeten vinden. Er kunnen in het kader van het benodigde aantal parkeerplaatsen/de parkeerbehoefte geen rechten aan de tijdelijke parkeerplaats worden ontleend. In dit geval hoeft het bestemmingsplan "Kotmanpark Noord" volgens vaste jurisprudentie niet te voorzien in de oplossing van een bestaand parkeerprobleem. Er dient alleen rekening te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het bouwplan. De parkeerruimte die zal verdwijnen bij uitvoering van het bestemmingsplan/realisatie van het bouwplan voor de woningen, hoeft dus niet te worden meegenomen in de berekening van de parkeerbehoefte voor het bouwplan van de 30 woningen.

Om aan de parkeerbehoefte van de woningen in het plangebied te voldoen worden particuliere en openbare parkeerplaatsen aangelegd. De normering van het CROW is aangehouden. Dit houdt in dat 1,6 (rijwoning) en 1,7 (twee onder een kap) parkeerplaatsen per woning nodig zijn. Daarvan dient 0,3 openbare parkeerplaats per woning aanwezig te zijn.

Op basis van het plan met 22 rijwoningen en 8 twee onder één kap woningen zijn er 49 parkeerplaatsen vereist, waarvan er minimaal 9 openbaar moeten zijn. Er worden 51 parkeerplaatsen aangelegd, waarvan er 9 openbaar zijn. Aan de parkeernormen wordt daarmee voldaan. Dit geldt ook indien in plaats van de acht twee onder één kap woningen vrijstaande woningen worden gerealiseerd. Maximaal zou dan in totaal 1 parkeerplaats (per vrijstaande woning 1,8 parkeerplaats) extra vereist kunnen zijn, dus 50 parkeerplaatsen.

In de overeenkomst die met de ontwikkelaar is gesloten is vastgelegd dat 1 parkeerplaats op eigen terrein moet worden aangelegd en in stand moet worden gehouden. Daarnaast zijn in de regels van dit bestemmingsplan regels omtrent parkeren opgenomen waaraan aanvragen om omgevingsvergunning worden getoetst.

4.4 Cultuurhistorie in relatie tot nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Er is geen sprake van rijks- of gemeentelijke monumenten in het plangebied. Ook zijn er geen cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren of beschermwaardige bomen aanwezig in of nabij het plangebied.

4.5 Welstand en beeldkwaliteit

In de Welstandsnota "Bouwen aan identiteit" is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. Daartoe zijn in de Welstandsnota voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede welstandsidentiteiten opgenomen. Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Kotmanpark Noord" geldt op dit moment het 'beeldkwaliteitsplan Zuiderval'. Dit beeldkwaliteitsplan dateert uit september 2011 en is een aanvulling en actualisering van het beeldkwaliteitsplan/stedenbouwkundig plan voor de Zuiderval uit 1999. Het gebied Zuiderval bestaat uit zes deelgebieden: Kotmanpark, Kotmanplaats, Cromhoffpark, Eeftink, Janninkkwartier en Hofkwartier. Het plangebied heeft betrekking op het gebied Kotmanpark.

Beeldkwaliteitplan en wijziging welstandsnota

De geplande ontwikkeling van 30 woningen past niet binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan 'Zuiderval'. Het beeldkwaliteitplan 'Zuiderval' gaat uit van een ander type woning en beeldkwaliteit. Zo gaat het beeldkwaliteitplan gaat uit van de realisatie van gekoppelde twee-onder-een-kapwoningen aan de Wethouder Beversstraat en vrijstaande kubistische woningen van 2 of drie bouwlagen met plat dak aan de zuidzijde van het plangebied. Om deze reden is een nieuw beeldkwaliteitsplan opgesteld, het beeldkwaliteitsplan 'Kotmanpark Noord'. Via een wijziging van de Welstandsnota (wijziging 79) wordt dit beeldkwaliteitsplan vastgesteld en kunnen aanvragen om omgevingsvergunning aan dit beeldkwaliteitsplan worden getoetst.

Procedure wijziging Welstandsnota

Het beeldkwaliteitsplan 'Kotmanpark Noord' zal tegelijkertijd met het ontwerp-bestemmingsplan 'Kotmanpark Noord' ter inzage worden gelegd.

4.6 Duurzaamheid

Duurzaamheid is een centraal thema in het gemeentelijk beleid van Enschede. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. Tot voor kort werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem, geen aandacht was maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake. Om daar verandering in te kunnen brengen is het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

Speerpunten van het duurzaamheidsbeleid In het Actieplan duurzaamheid, dat op 8 juni 2015 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld, heeft de gemeenteraad er voor gekozen om het duurzaamheidsbeleid toe te spitsen op de volgende punten:

1   Energie
Verhogen van het op eigen grondgebied opgewekte aandeel hernieuwbare energie tot minimaal 12 procent in 2030 en minimaal 27 procent van het voor 2050 voorziene gebruik van energie.
 
5   Eigen organisatie
Zelf het goede voorbeeld geven.  
2   Biodiversiteit
Behoud en versterken van de verscheidenheid aan dier- en plantsoorten in de leefomgeving  
6   Groene groei
Groei van de economie zonder dat dit nadelig is voor klimaat, water,
bodem, grondstoffen en biodiversiteit.
 
3   Circulaire economie
Verminderen van de hoeveelheid (rest-)afval door afvalpreventie en het beter scheiden van restafval.  
7   Klimaatadaptatie
Negatieve gevolgen die gepaard gaan met klimaatverandering beperken en de kansen die de klimaatverandering biedt benutten.
 
4   Duurzame mobiliteit
Verhoging van het aandeel fietsgebruik in het totaal aantal verplaatsingen, stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en stimuleren van het gebruik van elektrische auto's.  
8   WEconomy
Bewoners in Enschede dragen in collectief verband actief bij aan een of meer van de duurzame
doelstellingen.  

Aanpak van het duurzaamheidsbeleid Binnen de voorgestane aanpak van het Actieplan Duurzaamheid staan de begrippen 'duurzame daden', 'duurzame deals' en 'duurzaam doen' centraal.

Duurzame daden De gedachte hierbij is dat het zichtbaar maken van bestaand duurzaam gedrag de beste manier is om anderen te inspireren en aan te zetten tot duurzaam handelen. We richten ons daarbij op de groep die in beginsel bereid is tot duurzaam gedrag.

Duurzame deals Duurzame deals, oftewel afspraken over duurzaam handelen, zijn een middel om nieuw duurzaam gedrag uit te lokken. Bij de uitvoering van duurzame initiatieven lopen bedrijven, instellingen en groepen inwoners soms tegen barrières aan. De gemeente wil die belemmeringen wegnemen. Soms kunnen we daar zelf voor zorgen. In andere gevallen doen we daarvoor een beroep op anderen. De deals maken duidelijk dat verduurzaming van de samenleving een opgave is die we samen moeten oppakken.

Duurzaam Doen Zelf het goede voorbeeld geven is binnen de gekozen aanpak een belangrijk uitgangspunt. Verduurzaming van de eigen organisatie is in dit Actieplan duurzaamheid verder uitgewerkt onder de noemer Duurzaam Doen.

Voor deze benadering is gekozen, omdat het een positieve benadering is, die anderen inspireert en stimuleert tot duurzame handelingen (gedrag, het doen van investeringen etc.). Het voordeel van deze aanpak is bovendien dat het gedrag voor de doelgroep herkenbaar en dichtbij is, de communicatieboodschap hierdoor aansluit bij de belevingswereld van mensen en de huidige doeners de afzender/ambassadeur zijn (in plaats van de gemeente). Hierdoor is het een aanpak van de stad, in plaats van de gemeente.

Duurzaamheidsbeleid en het bestemmingsplan “Kotmanpark Noord” In het resterende deel van deze paragraaf wordt aan de hand van het Actieplan Duurzaamheid bekeken in hoeverre het bestemmingsplan kan bijdragen aan de realisatie van de gemeentelijke duurzaamheidsambities.

Algemeen

Bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet. Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

Energie

Voor het realiseren van veel energie besparende maatregelen of voorzieningen in, aan of op gebouwen, zoals isolatie van vloer, muren of dak, het plaatsen van zonnepanelen of een zonnecollector op het dak, is geen omgevingsvergunning vereist. Voor warmte-koude opslag en bodemenergiesystemen is de provincie Overijssel het bevoegd gezag. Voor nieuwbouw geldt dat moet worden voldaan aan de energieprestatienormen uit het Bouwbesluit. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van windturbines of zonnepanelen op maaiveldniveau en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

De woningen zullen gaan voldoen van de eisen van het Bouwbesluit. Er wordt onderzocht of deze worden aangesloten op het warmtenet en of dat zij zullen worden voorzien van zonnepanelen. Voor het overige worden er geen specifieke duurzaamheidsmaatregelen getroffen. Het bestemmingsplan 'Kotmanpark Noord' staat in zijn algemeenheid niet in de weg aan het realiseren van energiezuinige en/of klimaatadaptieve gebouwen en terreinen. Daarnaast is het zo dat veel voorzieningen al vergunningvrij kunnen worden gerealiseerd.

Klimaatadaptatie

Voor het realiseren van relatief eenvoudige klimaatadaptieve maatregelen en voorzieningen als groene dakbedekking op gebouwen en het in de bodem infiltreren van hemelwater is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater, het vrij houden van bebouwing van overloopgebieden van grote rivieren, het ophogen van gronden of het realiseren van bouwwerken ter voorkoming van overstromingen en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Circulaire economie

Voor het realiseren van afvalcontainers voor het gescheiden inzamelen van afval en herbruikbare materialen is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen en inrichtingen voor de verwerking van afval.

Biodiversiteit

Natuurgebieden, bossen, parken en andere structurele, veelal openbaar toegankelijke, groenvoorzieningen worden in een bestemmingsplan als zodanig bestemd en voorzien van een passende beschermende gebruiks- en bouwregeling. Daarnaast maakt een bestemmingsplan het in nagenoeg elke bestemming mogelijk om groenvoorzieningen van ondergeschikte aard te realiseren.

Overige actiepunten

Voor de overige actiepunten kan kortheidshalve worden volstaan met de conclusie dat deze geen ruimtelijke relevantie hebben en als zodanig dus ook niet van invloed zijn op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Kotmanpark Noord " getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

5.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Het bestemmingsplan "Kotmanpark Noord" heeft betrekking op de bouw van 30 woningen. Een dergelijke ontwikkeling wordt volgens het Besluit milieueffectrapportage aangemerkt als: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' (bijlage Besluit milieueffectrapportage onderdeel D) en waarvoor, in de bijlage aangegeven gevallen, een m.e.r.-beoordeling verplicht is.

Een m.e.r.-beoordeling is verplicht in de gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer, 2°. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of 3°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Het plan voor Kotmanpark Noord valt dus ruim onder bovengenoemde indicatieve drempelwaarden van gevallen waarvoor een m.e.r.-beoordeling verplicht is gesteld. Ten behoeve van het bestemmingsplan "Kotmanpark Noord" is het uitvoeren van een m.e.r.- beoordeling dan ook niet aan de orde. Wel is ingevolge het Besluit m.e.r. een vormvrije m.e.r. vereist.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is een toets, waarin aan de hand van in de Europese m.e.r-richtlijn opgenomen criteria wordt beoordeeld of belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten en al of niet sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht. De criteria hebben betrekking op de kenmerken van het project, de locatie van de activiteit en de kenmerken van het potentiële effect. Bij de kenmerken van het project gaat het onder andere om de omvang en de cumulatie met andere projecten. Bij de locatie van de activiteit gaat het onder andere om de mate van kwetsbaarheid van het milieu in gebieden waarop de activiteit van invloed zou kunnen zijn. Bij de kenmerken van het potentiële effect gaat het onder ander om het bereik van de effecten.

Projectbeschrijving Het project heeft betrekking op de ontwikkeling van 30 woningen met bijbehorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen. In paragraaf 4.3 is ingegaan op de ruimtelijke-stedenbouwkundige uitgangspunten van de ontwikkeling.

Locatie In paragaaf 1.2 (Ligging en begrenzing plangebied) van deze toelichting is de ligging en begrenzing van het plangebied beschreven.

Huidig grondgebruik Op dit moment ligt het terrein braak en wordt tijdelijk als parkeerplaats gebruikt. Voorheen was op dit perceel een supermarkt gevestigd.

Cumulatie met andere projecten Er is geen sprake van cumulatie met andere (vormvrije) m.e.r.-(beoordelings)plichtige projecten.

Toetsing relevante milieu- en omgevingsaspecten Zie paragrafen 4.3 (Verkeer), 5.1.2 (Milieuhinder bedrijven en inrichtingen), 5.1.3 (Bodemkwaliteit), 5.1.4 (Wet geluidhinder), 5.1.5 (Luchtkwaliteit), 5.1.6 (Externe Veiligheid) 5.2 (Waterhuishouding), 5.3 (Natuur), van deze toelichting voor een uitvoerige beschrijving van de toetsing van de voorgenomen ontwikkelingen aan de betreffende milieu- en omgevingsaspecten.

Conclusie vormvrije m.e.r.-beoordeling Op grond van het voorgaande kan voor alle relevante milieu- en omgevingsaspecten worden geconcludeerd dat belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten en dat het niet noodzakelijk is om een m.e.r.-beoordeling uit te voeren of een milieueffectrapportage op te stellen.

5.1.2 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

Bedrijven- en milieuinventarisatie en milieuzonering 

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan of er bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom het plangebied van het bestemmingsplan "Kotmanpark Noord" aanwezig is, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Daarbij is gekeken naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" is van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen in de directe omgeving van de projectlocatie de milieucategorie bepaald. Vervolgens is nagegaan of bedrijven en voorzieningen gelegen zijn binnen de op grond van de milieucategorie aan te houden indicatieve afstanden tot woningen en andere milieugevoelige functies. Van die bedrijven en voorzieningen is door middel van nader dossieronderzoek beoordeeld of de feitelijke (bedrijfs)activiteiten een knelpunt opleveren voor een goed woon- en leefklimaat en of terugschaling mogelijk is.

De bedrijven binnen 100 m van het plangebied zijn geïnventariseerd. Binnen deze afstand zijn 2 bedrijven aanwezig. Het betreffen:

1. Uitvaartcentrum Vredehof, Wethouder Beversstraat 104 2. De school ROC (Regionaal opleidingscentrum), Wethouder Beversstraat 165

Volgende de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering wordt een uitvaartcentrum ingedeeld in categorie 1. Een categorie 1 bedrijf is toelaatbaar in de onmiddellijke nabijheid van woningen. Vredehof vormt daarom geen knelpunt voor het plan.

Het ROC betreft een onderwijsinstelling. Deze wordt ingedeeld in categorie 2 met een normafstand van 30 m. De geprojecteerde woningen binnen het plangebied zijn gelegen op ca. 40 meter van het ROC. Het ROC vormt daarmee eveneens geen knelpunt voor het plangebied.

Conclusie milieuhinder bedrijven en inrichtingen

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.3 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het bodembeleid in Nederland heeft een hervormingsfase ondergaan. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van risico's, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk, mits er geen risico's zijn voor de gezondheid. Functiegericht saneren is dan voldoende.Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. De milieuhygiënische bodemgesteldheid kan daarbij een rol spelen. De Wet bodembescherming kan hierop van toepassing zijn.

Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan "Kotmanpark Noord " Het bestemmingsplan Kotmanpark Noord ” beoogt het planologisch mogelijk te maken dat 30 woningen kunnen worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan "Kotmanpark Noord" is een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. Binnen het plangebied zijn in het verleden een textielfabriek en een tankstation gevestigd geweest. Als gevolg van deze bedrijfsactiviteiten is de bodem verontreinigd geraakt. In relatie met eerdere plannen voor ontwikkeling van woningen op deze locatie is de bodemverontreiniging in beeld gebracht en tussen oktober 2009 en april 2010 gesaneerd. Het doel van de bodemsanering was het geschikt maken van het terrein voor de bestemming wonen met tuin. De resultaten van de uitgevoerde bodemsanering zijn beschreven in het rapport Evaluatierapportage Wethouder Beversstraat 110 te Enschede, d.d. 30 juli 2010 met kenmerk 40075.00. Met de resultaten van de uitgevoerde werkzaamheden is op 6 juni 2012 ingestemd door het bevoegde gezag Wet bodembescherming met de brief met kenmerk 1200076971/tk.

De in het verleden binnen het plangebied ontstane bodemverontreiniging is in het kader van de voorgenomen herontwikkelingen verwijderd. De bodem is geschikt gemaakt voor de bestemming wonen met tuin. Afhankelijk van het tijdstip van de realisatie van de herontwikkeling, kan het nodig zijn dat er voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning een bodemonderzoek volgens de NEN 5470 verricht dient te worden.

Conclusie bodemkwaliteit Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.4 Wet geluidhinder

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

Het plangebied is gelegen binnen diverse op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde wegen (Wethouder Beverstraat en Zuiderval). De overige wegen zijn niet voorzien van een zone omdat hiervoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Railverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai zijn voor het plangebied niet relevant.

Wegverkeerslawaai Het bestemmingsplan Kotmanpark Noord voorziet in de realisatie van 30 nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen (woningen). De woningen zijn gelegen binnen de onderzoekszone van de op grond van de Wet geluidhinder zoneringsplichtige wegen Wethouder Beversstraat en Zuiderval.

Wettelijk kader In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat zich aan weerszijden van een weg een zone bevindt. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. De zonering geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km per uur.

Volgens artikel 76a/77 van de Wet geluidhinder moet bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan of een projectbesluit, waarin nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, binnen onderzoekszones van wegen akoestisch onderzoek worden verricht (artikel 74 Wgh).

De binnen het plangebied te realiseren woningen zijn gelegen in stedelijk gebied binnen de zone van bestaande wegen. Op woningen bedraagt de voorkeurswaarde 48 dB (artikel 82, eerste lid Wgh). Indien deze waarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een hogere waarde worden verleend tot ten hoogste 63 dB (artikel 83, tweede lid Wgh).

Het vaststellen van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidnota Enschede 2009-2012 (verder Geluidnota). De Geluidnota is op 19 april 2011 door Burgemeester en Wethouders (gewijzigd) vastgesteld. Bij besluit van 15 januari 2013 is door Burgemeester en Wethouders de werkingsduur van de Geluidnota 2009-2012 verlengd totdat een nieuwe geluidnota is vastgesteld.

Akoestisch onderzoek Om inzicht te krijgen in de geluidsbelasting die de te realiseren woningen zullen ondervinden vanwege het wegverkeer is door de afdeling Vergunningen van de gemeente Enschede een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport “Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Kop Kotmanpark Enschede; d.d. 20 januari 2016”. Het rapport is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Onderzoeksresultaten Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat op 16 woningen, die direct langs de Wethouder Beversstraat zijn gelegen, vanwege het wegverkeer op de Wethouder Beversstraat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder wordt overschreden. Op deze woningen bedraagt de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de Wethouder Beversstraat ten hoogste 56 dB, inclusief aftrek artikel 110g Wet geluidhinder. De geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de Zuiderval en op de relevante 30 km-wegen bedraagt respectievelijk ten hoogste 44 en 48 dB (inclusief aftrek ex. artikel 110g Wgh). Daarmee wordt op alle woningen aan de voorkeursgrenswaarde voldaan.

Onderzocht is of door middel van bron- en of overdrachtsmaatregelen de geluidsbelasting kan worden gereduceerd. Uit het rapport blijkt dat maatregelen die getroffen kunnen worden om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen onvoldoende effect hebben of bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige of financiële aard.

Conclusie De realisatie van de 30 woningen die met het bestemmingsplan 'Kotmanpark Noord' mogelijk worden gemaakt is alleen mogelijk als voor 16 woningen vanwege het wegverkeer op de Wethouder Beversstraat een hogere waarde van 56 dB wordt vastgesteld. Aan de voorwaarden, uit de Wet geluidhinder en de Geluidnota, voor het vaststellen van een hogere waarde wordt voldaan.

Gelijktijdig met de procedure voor dit bestemmingsplan wordt een procedure gestart voor het vaststellen van de hogere waarden.

Railverkeerslawaai Het plangebied van het bestemmingsplan Kotmanpark Noord is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.

Industrielawaai Het plangebied van het bestemmingsplan Kotmanpark Noord is niet gelegen in de nabijheid van een gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.

Luchtvaartlawaai Het plangebied van het bestemmingsplan Kotmanpark Noord is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ook niet binnen de geluidszone van het vliegveld.

Conclusie geluid Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.5 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • e. een project niet voorziet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen gezoneerde rijksweg of provinciale weg.

Luchtkwaliteit en het plangebied “Kotmanpark Noord ” Met het bestemmingsplan "Kotmanpark Noord" wordt de realisatie van 30 mogelijk gemaakt. Uit de 'Regeling niet in betekenende mate' blijkt dat woningbouwlocaties met één ontsluitingsweg en niet meer dan 1.500 woningen als niet in betekenende mate zijn aan te merken. De realisatie van maximaal 30 woningen is daarmee zonder meer een ontwikkeling die niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

In de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gegevens opgenomen met betrekking tot de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in Nederland. Uit de monitoringstool 2014 blijkt dat op het plangebied in alle zichtjaren (2015, 2020 en 2030) aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.


Conclusie De realisatie van maximaal 30 woningen binnen het bestemmingsplan "Kotmanpark Noord" valt binnen de in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' genoemde kaders. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit (art 5.16 WM, lid 1 onder b) ligt er geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.1.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Kop Kotmanpark” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Kotmanpark Noord” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen het wettelijk kader. Momenteel is nieuwe wet- en regelgeving in voorbereiding voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van die nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Kotmanpark Noord” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Kotmanpark Noord” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Kotmanpark Noord” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Gebruik van luchthavens De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, met name bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan “Kotmanpark Noord” is hemelsbreed op circa 7 kilometer van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

Conclusie externe veiligheid Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is opgenomen in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) en de Watervisie. Het GRP en de watervisie handteren dezelfde uitgangspunten die van toepassing zijn op deze opgave. De watervisie is opgesteld door gemeente, waterschap, woningcorperaties en onderzoekinstellingen en in mei 2013 door de raad vastgesteld. Hierin zijn keuzes gemaakt waar wel en waar niet het gemengde rioolsysteem wordt omgebouwd tot een gescheiden systeem. Ook is het tracé van de aan te leggen Stadsbeken aangegeven waar het gescheiden water op dient te worden aangesloten. In de afbeelding hieronder is de visie- en kansenkaart uit de Watervisie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00115-0003_0013.png"

Afbeelding uit Watervisie

Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Dit kan in beginsel door hergebruik, het toepassen van groene daken en/of halfverharding. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer. Hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 millimeter. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. Afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen.

Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijven. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken. Het aftoppen van grondwaterstandspieken middels drainage is wel toegestaan.

Grondwater en ontwatering

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Ontwatering is het verschil tussen het peil van de weg of de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).

  • Wegen: ontwateringsdiepte van 0,70 meter, waarbij een zandbed met minimale dikte van 0,50 m aanwezig moet zijn. Een te hoge grondwaterstand kan opvriezen en opdooi van de fundering van de weg veroorzaken.
  • Bebouwing: de ontwateringsdiepte van bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte die goed toegankelijk moet zijn, dient de ontwatering zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,20 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,50 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,20 m betekent dit een afstand van 0,90 m tussen de GHG en de bovenzijde van de vloer. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsnorm onder bepaalde voorwaarden met 0,30 m verminderd worden.
  • Groen / onbebouwd en onverhard terrein: voor deze bestemming wordt meestal een ontwateringdiepte van 0,50 m –mv geadviseerd. Langdurige te hoge grondwaterstanden beïnvloeden de beworteling nadelig.

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende adviesnormen:

  • Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen.
  • Perceel vlak of richting de weg af laten lopen.
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Waterhuishouding en het bestemmingsplan “Kotmanpark Noord

Het bestemmingsplan Kotmanpark Noord ” beoogt het planologisch mogelijk te maken dat 30 woningen worden gerealiseerd.

Voor het gebied Kotmanpark is eerder een waterontwerp gemaakt waarin is aangegeven hoe het water dient te worden afgevoerd. Er zal in het kader van het plan een gescheiden rioolstelstel worden aangelegd.

Bij het waterontwerp is rekening gehouden met de ontwikkeling van het plangebied Kotmanpark Noord voor woningbouw en aanwezigheid van verhard oppervlak.

In onderstaande figuur is aangegeven hoe er op het bestaande systeem kan worden aangesloten. Het schone water van dak en straat kan worden aangesloten op het schoonwaterriool die uitkomt in de vijver aan de A35. In de vijver is rekening gehouden met de hoeveelheid water uit deze opgave.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00115-0003_0014.png"

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat indien rekening wordt gehouden met de randvoorwaarden zoals hierboven beschreven, de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Natuur

5.3.1 Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden geregeld. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied en op activiteiten die significant verstorende effecten kunnen hebben op voor een Natura 2000 gebied aangewezen soorten. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan. Voor alle andere activiteiten is een Natuurbeschermingswetvergunning van het bevoegd gezag noodzakelijk. Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of die activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het plangebied “Kotmanpark Noord

Het plangebied van het bestemmingsplan Kotmanpark Noord ” is niet gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of beschermd natuurmonument of in de nabijheid daarvan.

Voor activiteiten die mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied dient een passende beoordeling en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden uitgevoerd om te bepalen of en zo ja er daadwerkelijk sprake is van significant negatieve effecten voor kwalificerende soorten. Indien significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd bij het bevoegd gezag, zijnde Gedeputeerde Staten van Overijssel.

Gelet op de aard en omvang van de beoogde ontwikkeling(en) in relatie tot de afstand van de ontwikkelingslocatie tot de Natura 2000 gebieden "Aamsveen" (afstand circa 4,5 kilometer), Dinkelland en "Lonnekermeer" (afstand tot beide circa 8 kilometer) kunnen significant negatieve gevolgen voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van deze Natura 2000 gebieden worden uitgesloten. Een verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet kan daarom achterwege blijven.

Conclusie Natuurbeschermingswet 1998

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Natuurbeschermingswet 1998 op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan.

Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dienen passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen en/of dient het plan te worden aangepast om eventuele negatieve gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kan worden voorkomen dient ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. De ontheffingsregeling is geregeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet en nader uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.

De Flora- en faunawet en het plangebied “Kotmanpark Noord ” Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om 30 woningen te realiseren. In 2009 is het plangebied ecologisch onderzocht door adviesbureau Eelerwoude. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat het plangebied niet behoort tot de functionele leefomgeving van strikt(er) beschermde soorten. De toenmalige bebouwing is vervolgens gesloopt.

Uit de nationale databank Flora en Fauna blijkt dat in het plangebied vogels zijn waargenomen. De locatie is echter niet geschikt als nestlocatie voor deze soorten door het ontbreken van gebouwen en bomen/struiken. Zogenaamde grondbroeders zijn hier niet waargenomen en worden ook niet verwacht. De kans dat deze locatie een belangrijk onderdeel vormt van de functionele leefomgeving van beschermde soorten wordt klein geacht. Indien op voorhand redelijkerwijs kan worden uitgesloten dat verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet zullen worden overtreden kan een verdere toetsing aan de Flora- en faunawet achterwege blijven.

Conclusie Flora- en faunawet

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.3 Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. De EHS heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). De EHS beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden. De EHS valt niet onder de werking van de gebiedsbescherming, zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 of de soortenbescherming, zoals geregeld in de Flora- en faunawet. De EHS is een ruimtelijk rijksbelang dat door provincies en gemeenten dient te worden vertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen.

De EHS en het plangebied “Kotmanpark Noord ” Het plangebied van het bestemmingsplan Kotmanpark Noord ” is niet gelegen binnen een gebied dat onderdeel uitmaakt van de EHS. De dichtstbijzijnde gronden die deel uitmaken van de EHS zijn op ca. 2 kilometer ten zuidoosten van het plangebied gelegen. Een verdere toetsing aan de EHS kan daarom achterwege blijven.

Conclusie EHS Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de EHS geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Het bestemmingsplan "Kotmanpark Noord" is aan te merken als een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Daarbij wordt opgemerkt dat waar flexibiliteit mogelijk is, deze ook wordt gegeven.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In paragraaf 7.3 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Kotmanpark Noord" is gekozen.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan Kotmanpark Noord ”. In Artikel 1 Begrippen zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2 Wijze van meten geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels. Daarnaast zijn regels ten aanzien van archeologie, de bescherming van monumentale en bijzonder waardevolle bomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

De gronden begrepen in het bestemmingsplanKotmanpark Noord ” zijn bestemd voor “Verkeer-verblijfsgebied” en voor “Woongebied”.

Verkeer-Verblijfsgebied (artikel 3)

De gronden met de bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied” zijn bestemd voor erftoegangswegen, woonerven, pleinen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, speelvoorzieningen, straatmeubilair, (openbare) nutsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen en bij deze doeleinden behorende bouwwerken en andere werken.

Deze bestemming richt zich met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Dit zijn voornamelijk de 30 km/uur zones waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd. Op de voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals straatmeubilair, verkeersvoorzieningen en speelvoorzieningen.

Woongebied (artikel 4)

De voor “Woongebied” aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. Daarnaast zijn bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, tuinen en voorzieningen zoals (openbare) parkeervoorzieningen, in- en uitritten toegestaan. Ook zijn verkeerssdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden en al dan niet ondergrondse parkeervoorzieningen, een en ander met bijbehorend straatmeubilair toegestaan. Tenslotte zijn groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen, en ondergrondse infrastructurele voorzieningen (met uitzondering van hoogspanningsverbindingen en hogedruk aardgastransportleidingen) binnen deze bestemming mogelijk.

In de planregels zijn regels opgenomen voor de bouw van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, zoals erf- en perceelafscheidingen.

Op grond van de bestemming 'Woongebied' is het mogelijk 30 woningen te realiseren. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-a' zijn vrijstaande, dubbele en meer dan twee aaneengebouwde woningen toegestaan. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding -b' zijn aaneengesloten woningen toegestaan, waarbij er minimaal 5 hoofdgebouwen aaneengesloten moeten worden gebouwd. Deze woningen, gelegen aan de Wethouder Beversstraat, hebben een functie in de geluidwering voor de achterliggende woningen. Het college van Burgemeester en wethouders kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het realiseren van (een) woonblok(ken) met minder dan 5 aaneengesloten hoofdgebouwen, indien is aangetoond dat de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de Wethouder Beversstraat op de gevels van de woningen aan de Vlielandlaan en Schiermonnikooglaan niet hoger is dan 48 dB;

Een beroep of bedrijf aan huis is toegestaan binnen de bestemming 'Woongebied'. Overeenkomstig het beleid functiemenging (categorie villa's in het groen) is hiervoor een maximale vloeroppervlakte van 30 m2 toegestaan. Via een omgevingsvergunning kan hiervoor worden afgeweken en kan 49% van de vloeroppervlakte van woning en bijbehorende bouwwerken hiervoor in gebruik worden genomen.

Op de verbeelding is de gewenste maatvoering van de bebouwing opgenomen, zoals de maximale bouwhoogte. Er is gekozen om één bouwvlak op te nemen voor het gehele plangebied en in de regels verdere detaillering van de daar binnen gewenste bebouwing te regelen. Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Middels een omgevingsvergunning kan hiervoor worden afgeweken en kunnen bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebouwd. Daarnaast zijn verschillende andere afwijkingsmogelijkheden opgenomen, zoals voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in het voorerfgebied.

De te realiseren woningen zijn gelegen binnen de zogenaamde 48 dB lijn. Om de woningen te kunnen realiseren dient een ontheffingsprocedure Wet geluidhinder voor het vaststellen van een hogere grenswaarde te worden gevoerd.

Zoals hierboven genoemd hebben de woningen aan de Wethouder Beversstraat een geluidwerende functie voor de achterliggende woningen. Het is mogelijk om af te wijken van de regel dat minimaal 5 hoofdgebouwen aaneengesloten moeten worden gebouwd, indien is aangetoond dat de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de Wethouder Beversstraat op de achtergelegen woningen (woningen aan de Vlielandlaan en Schiermonnikooglaan) maximaal 48 dB bedraagt. 

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de gewenste toekomstige situatie planologisch-juridisch vast te leggen.

De gronden in het plangebied zijn in eigendom van de GEM Zuiderval (gemeente Enschede en AM B.V. hebben gezamenlijk deze grondexploitatiemaatschappij opgericht). Over de kosten van het opstellen van het bestemmingsplan zijn afspraken gemaakt tussen de GEM Zuiderval en de gemeente. In de grondexploitatie van de GEM Zuiderval is rekening gehouden met eventuele kosten voor planschade.

In het kader van de ontwikkeling van de 30 woningen in het plangebied is een verkoopovereenkomst tussen de GEM en de ontwikkelaar van het bouwplan gesloten.

 Exploitatieplan Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wro dient de gemeenteraad voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro is voorgenomen een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het bestemmingsplan begrepen gronden anderszins is verzekerd.

De gronden worden verkocht door de GEM. Het kostenverhaal is anderszins verzekerd door het sluiten van de verkoopovereenkomst met de ontwikkelaar en de daarin opgenomen bepalingen en de afspraken tussen GEM Zuiderval en de gemeente.

Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende anderszins is verzekerd en is de economische uitvoerbaarheid van het nu voorliggende bestemmingsplan voldoende aangetoond.