direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bonairestraat 9
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00102-0003

Toelichting

.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan “Bonairestraat 9” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen.

Voor het gebouw van de voormalige West Indiëschool aan de Bonairestraat is het plan ingediend om hier 4 woningen te mogen realiseren met daarnaast de mogelijkheid van een beroep- of bedrijf aan huis en een ruimte voor commerciële activiteiten. Ook voorziet het plan in de sloop van een voormalige gymzaal en een beperkte uitbreiding van het hoofdgebouw van de school ten behoeve van de functie wonen (ca. 50 m2).

Het geldende bestemmingsplan laat een dergelijke ontwikkeling op deze locatie niet toe. Om aan het verzoek medewerking te kunnen verlenen is gekozen voor de vervaardiging van een nieuw bestemmingsplan voor het betreffende gebied. Het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" is daarvan het uiteindelijke resultaat.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" ligt in de wijk Twekkelerveld (wijkdeel Rigtersbleek), een stadswijk ten noordwesten van het stadscentrum van Enschede. Het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" heeft betrekking op het pand en terreinen van de voormalige West-Indië school.

Het plangebied heeft betrekking op het kadastrale perceel: Gemeente Enschede, Sectie I nr. 1629. Dit perceel heeft een oppervlakte van ca. 3.370 m2. Het gebied van dit bestemmingsplan wordt globaal begrensd door de Bonairestraat aan de noordzijde, door zijdelingse- en achterperceelsgrenzen van bestaande woningen aan de Bonairestraat, Surinamestraat en de Alleeweg aan de noord-, oost- en westzijde en tenslotte door achterperceelsgrenzen van bestaande woningen aan de G.J. van Heekstraat aan de zuidzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00102-0003_0001.jpg"

Plangebied bestemmingsplan "Bonairestraat 9"

1.3 Geldende juridische regelingen

Bestemmingsplan "Twekkelerveld 2005"

Het gebied waarvoor het voorliggende bestemmingsplan "Bonairestraat 9" is ontworpen maakt momenteel deel uit van het geldende bestemmingsplan "Twekkelerveld 2005".

Het bestemmingsplan "Twekkelerveld 2005" is op 7 april 2008 door de raad van de Gemeente Enschede gewijzigd vastgesteld. Op 25 november heeft Gedeputeerde Staten van Overijssel het bestemmingsplan "Twekkelerveld 2005" gedeeltelijk goedgekeurd. Het onthouden van goedkeuring had geen betrekking op het plangebied van voorliggende bestemmingsplan "Bonairestraat 9". Bij uitspraak van de Raad van State van 14 oktober 2009 is het bestemmingsplan "Twekkelerveld 2005" onherroepelijk van kracht geworden.

De gronden waarop voorliggend bestemmingsplan "Bonairestraat 9" betrekking heeft, hebben in het geldende bestemmingsplan "Twekkelerveld 2005" de bestemming 'Maatschappelijke voorzieningen tot en met categorie 2' met voor een deel van dit gebied, daar waar zich momenteel een gymzaal bevindt, de medebestemming 'Sportvoorzieningen' ("Sp 2").

Gronden met de bestemming 'Maatschappelijke voorzieningen tot en met categorie 2' zijn primair bedoeld voor maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 en zoals die zijn genoemd in de bijlage A van de bij het geldende bestemmingsplan behorende voorschriften en in deze bijlage zich beperken tot de hoofdgroep 'Maatschappelijke voorzieningen'.

Verder geldt voor dit gebied een maximale bouwhoogte van 7 meter, de restricties dat hier het maximaal aantal bouwlagen niet meer mag bedragen dan 1 en daarnaast een minimale dakhelling van 200.

Gronden met de medebestemming 'sportvoorzieningen' en de categorieaanduiding 2 zijn mede bedoeld voor sportvoorzieningen genoemd in de categorie 2 van de hoofdgroep 'sportvoorzieningen' van de Bijlage A van de voorschriften van het bestemmingsplan "Twekkelerveld 2005".

Voor het gebied aan de Bonairestraat dat in het geldende bestemmingsplan aangeduid is met de medebestemming 'sportvoorzieningen', geldt een maximale bebouwingshoogte van 5,50 meter en de restrictie dat niet hoger mag worden gebouwd dan in 1 bouwlaag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00102-0003_0002.jpg"

Fragment geldend bestemmingsplan "Twekkelerveld 2005", omgeving Bonairestraat.

Voorbereidingsbesluit Cultuurhistorie Enschede.

Binnenkort wordt er gewerkt aan het opstellen van een paraplu-bestemmingsplan voor het borgen van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeeente Enschede. In afwachting van dit paraplu-bestemmingsplan is het voorbereidingsbesluit Cultuurhistorie op 16 februari 2015 door de raad van de gemeente Enschede vastgesteld en is op 27 februari 2015 in werking is getreden. Dit voorbereidingsbesluit dient te voorkomen dat zich in de tussentijd, tot het moment dat het paraplu-bestemmingsplan in procedure kan worden gebracht, ontwikkelingen voordoen die van nadelige invloed kunnen zijn op de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Enschede.

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.

Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).

Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Bonairestraat 9” is de Wijkraad Twekkelerveld actief . Het gaat hierbij om een erkend wijkorgaan dat ingevolge de Regeling Wijkorganen met betrekking tot dit bestemmingsplan om advies moet worden gevraagd.

De Wijkraad Twekkelerveld heeft op 30 april 2015 per email laten weten met het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" en de daarin opgenomen ontwikkeling te kunnen instemmen en heeft positief geadviseerd.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Met betrekking tot het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" zijn er geen belangen van andere gemeenten in het geding. Ook kan worden gesteld dat de in het bestemmingsplan verwoorde ontwikkeling geen ruimtelijke belangen van de provincie Overijssel of het Rijk raken waardoor van vooroverleg met deze instanties kan worden afgezien. Wel is dit bestemmingsplan voor commentaar verzonden naar de provincie Overijssel, het Waterschap Vechtstromen alsmede de Natuur- en Milieuraad Enschede.

Op 23 april 2015 heeft de provincie Overijssel laten weten met betrekking tot het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" geen aanleiding te zien om een zienswijze in te dienen.

Op 12 mei 2015 heeft de Natuur en Milieuraad per brief laten weten met het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" in te kunnen stemmen.

Ook heeft het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" en de daarin opgenomen ontwikkeling de instemming van het waterschap Vechtstromen (email 28 mei 2015). Wel hebben zij verzocht om in de regels van het bestemmingsplan bij de bestemmingsomschrijving voor "Wonen", het artikel 3.1 sub a onder 2 aan te vullen met de een zinsnede 'alsmede voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding'. Als gevolg van dit deze aanvulling van de planregels is er een nota van aanvullingen opgesteld en als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Procedure

  • Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk Huis aan Huis-blad en op het internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: “Bonairestraat 9” in voorbereiding te nemen op 3 december 2014 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Voorafgaand aan de bestemmingsplanprocedure heeft er op 20 december 2014 een informatiebijeenkomst in de Bonaireschool plaatsgevonden waarbij de plannen voor deze school zijn gepresenteerd en waarbij een relatief groot aantal buurtbewoners aanwezig waren.

  • Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan “Bonairestraat 9” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen is gepubliceerd in de gemeentelijke Huis aan Huis- blad en de Staatscourant op 22 april 2015 en gepubliceerd op de website van de gemeente Enschede en de website www.officielebekendmakingen.nl.

Het ontwerp van het bestemmintgsplan "Bonairestraat 9" heeft van 23 april 2015 tot en met 3 juni ter visie gelegen.

  • Zienswijzen

Gedurende de termijn van de ter inzage ligging van het ontwerp van het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" zijn er geen zienswijzen ingediend.

  • Gewijzigde vaststelling

Als gevolg van de reactie van het waterschap Vechtstreken zijn de regels op één onderdeel aangevuld. Deze aanvulling is verwoord in een 'Nota van aanvullingen' dat als bijlage bij deze toelichting is gevoegd. Naar aanleiding van deze aanvulling dient het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" door de Raad gewijzigd te worden vastgesteld.

  • Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling.

De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Deze handreiking ondersteunt decentrale overheden bij de toepassing van de ladder. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Het voorliggende bestemmingsplan "Bonairestraat 9" heeft betrekking op de functiewijziging van een bestaande, voormalige schoolgebouw aan de Bonairestraat naar de functie wonen. Op een dergelijke, voor de gemeente Enschede kleinschalige ontwikkeling in het bestaande stedelijke gebied, is een toetsing aan de Ladder van duurzame stedelijke ontwikkeling niet noodzakelijk. Vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en een duurzame stedelijke ontwikkeling wordt hier, los van de 'ladder', desalniettemin aandacht aan besteed.

In de regio Twente staan als gevolg van economische, demografische- en maatschappelijke ontwik- kelingen relatief veel panden leeg die om een nieuwe invulling vragen. In een aantal gevallen gaat het hierbij om bijzondere panden, veelal in het stedelijke gebied gelegen en die het waard zijn om te worden behouden omdat zij een zichtbare bijdrage leveren aan de cultuurhistorische ontwikkeling van de stad of dorp. Het herbestemmen moet ertoe bijdragen dat deze panden weer een adequate gebruiksfunctie krijgen en hun meerwaarde blijven behouden in de ruimtelijke structuur van hun omgeving, stad of dorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00102-0003_0003.jpeg"

Schoolgebouw Bonairestraat

Door demografische ontwikkelingen en schaalvergroting in het onderwijs is het pand West Indië school aan de Bonairestraat overbodig geworden en wordt niet meer voor onderwijsdoeleinden gebruikt. Om deze reden heeft dit pand enige tijd leeg gestaan. Daarnaast heeft de gemeente Enschede de wens om overbodige geworden gemeentelijk vastgoed af te stoten en daarmee tevens de financiële positie van de gemeente te verbeteren.

Omdat het hier om een karakteristiek pand gaat en aan dit pand cultuurhistorische waarden zijn toegekend in relatie tot de ontwikkelingsgeschiedenis van de stad Enschede, is het de wens van de gemeente Enschede om dit pand voor het nageslacht te behouden.

Volgens het geldende bestemmingsplan geldt voor dit pand de bestemming 'maatschappelijke voorzieningen'. De vestiging van een andere maatschappelijke voorziening in dit gebouw kan als niet haalbaar worden beschouwd.

Het concrete (particuliere) verzoek om dit voormalige schoolgebouw te mogen aankopen en hier maximaal 4 woningen te mogen realiseren met daarnaast ruimte voor dienstverlenende functies wordt door de gemeente Enschede als een positieve ontwikkeling in de bestaande woonomgeving van het Plein West Indië beschouwd.

De realisatie van woningen in dit markante gebouw past overigens binnen het gemeentelijke- en provinciale beleid om te komen tot een zo gevarieerd mogelijk aanbod aan woningen. Het toestaan van woningen in het karakteristieke pand van het voormalige schoolgebouw West Indië school kan daarbij worden aangemerkt als een bijzondere vorm van wonen die in een behoefte voorziet, getuige het verzoek van initiatiefnemers (de toekomstige bewoners) om juist in dit pand, mede vanwege zijn karakteristieke verschijningsvorm en architectuur, woningen te mogen realiseren. Vermeldenswaardig is dat de provincie Overijssel het belang van dit gebouw voor de stad Enschede heeft onderkend, getuige een door hen aan de initiatiefnemers verleende subsidie met als doel de instandhouding van dit bijzondere gebouw te bewerkstelligen.

Gesteld kan worden dat vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijk ordening de realisatie van woningen in de voormalige West Indië school aan de Bonairestraat als een positieve, duurzame stedelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt en waarbij de ruimte van het stedelijk gebied optimaal wordt benut. Daarnaast kan dit pand met cultuurhistorische waarde als gevolg van de voorgestane ontwikkeling voor het nageslacht en de stad Enschede behouden blijven. Genoemde ontwikkeling voldoet daarmee aan de doelstellingen van een duurzame stedelijke ontwikkeling.

2.1.2 Toetsing bestemmingsplan aan relevant beleid en regels van het Rijk

De realisatie van woningen en commerciële dienstverlening in het voormalige pand van de West-Indië school aan de Bonairestraat is in overeenstemming met het rijksbeleid.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 hebben vastgesteld en geactualiseerd bij besluit van 3 juli 2013. De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.

Om deze ambities waar te kunnen maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. De filosofie van dit model is dat de provincie samen met partners een gezamenlijke visie of doel deelt en dat vervolgens elke partij in de eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komt. Het uitvoeringsmodel heeft drie niveaus: generieke beleidskeuzes, ontwikkelperspectieven en gebiedskenmerken. Aan de hand van deze niveaus wordt duidelijk of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

In onderstaande afbeelding staat de “vishaak” van het uitvoeringsmodel en de niveaus daarin toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00102-0003_0004.jpg"

Generieke beleidskeuzes:

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Een voorbeeld van een generieke beleidskeuze is dat gemeenten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen moeten afstemmen met hun buurgemeenten, om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat. Een ander voorbeeld is de 'SER-ladder', die inhoudt dat eerst bestaande bebouwing en herstructureringsmogelijkheden worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Ontwikkelingsperspectieven:

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken:

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

In het resterende deel van deze paragraaf wordt nader ingegaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken.

Generieke beleidskeuzes:

De beoogde transformatie van een voormalig schoolgebouw in een woonbestemming in het bestaande stedelijke gebied van de stad Enschede heeft geen uitbreiding van het stedelijk gebied tot gevolg. Hiermee voldoet dit plan aan de beleidskeuze voor wat betreft de SER-ladder dat eerst bestaande bebouwing en herstructureringsmogelijkheden worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Ontwikkelingsperspectieven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00102-0003_0005.jpeg"

fragment kaart ontwikkelingsperspectieven omgevingsvisie. Het plangebied van het bestemmingsplan "Bonairestraat" is middels een gele cirkel aangegeven.

Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" gelden de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke omgeving.

Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief 'woonwijk'. Ten aanzien van dit ontwikkelingsperspectief gelden de volgende ambities:

  • aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus, die voorzien in de woonvraag;
  • voldoende en flexibel aanbod van woonmilieus, die voorzien in de vraag.

Hoofdlijn van het beleid is een differentiatie in woonmilieus die nu en in de toekomst voldoende ruimte bieden aan de huisvesting van alle doelgroepen.

De functieverandering van een voormalig schoolgebouw in een woonbestemming, past prima binnen de uitgangspunten van dit ontwikkelingsperspectief.

Gebiedskenmerken:

  • De natuurlijke laag.

Voor wat betreft het gebiedskenmerk 'natuurlijke laag' is het plangebied van het bestemmingsplan "Bonaire- straat 9" in de omgevingsvisie aangemerkt als een 'dekzandvlakte'.

De ambitie van de provincie in deze gebieden is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan onder andere worden bereikt door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met 'natuurlijke' soorten. Voorgeschreven is een bescher- mende bestemming, gericht op instandhouding van het huidige reliëf.

Aangezien het in het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" om een relatief kleine ontwikkeling gaat waarbij de functieverandering van een voormalig schoolgebouw het hoofddoel is en waarbij slechts beperkte, vervangende nieuwbouw activiteiten plaatsvinden, is de natuurlijke laag, ook vanwege het gegeven dat het hier om een locatie in het bestaand en bebouwde stedelijk gebied gaat waarbij de gebiedskenmerken van de natuurlijke laag als zodanig niet meer herkenbaar zijn, hier niet van toepassing.

  • De laag van het agrarisch cultuurlandschap.

Deze laag is met betrekking tot het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" hier niet van toepassing.

  • De stedelijke laag:

De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart 'de stedelijke laag' aangeduid met het gebiedstype "woonwijken 1955 - nu". De woonwijken van na 1955 zijn grotendeels planmatig ontworpen en gerealiseerd. Dat heeft geleid tot een per wijk kenmerkende hoofdstructuur met eigen aard, maat en karakter (patroon van o.a. hoofdroutes en wegen, woningen en parken en groenstructuur). De functies zijn meestal ruimtelijk van elkaar gescheiden, waarbij het behoud van eigen karakter belangrijk is.

Gesteld kan worden dat de functieverandering van de voormalige west Indië school van een maatschappe- lijke voorziening in een woonfunctie, waarbij dit karakteristieke pand in haar verschijningsvorm behouden kan blijven, in overeenstemming is met de gebiedskenmerken van deze laag en daarbij het karakter van de (woon)omgeving niet wordt gewijzigd en behouden blijft.

  • De Lust en Leisurelaag:

Deze laag is op het gebied van dit bestemmingsplan niet van toepassing.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie dermate belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Prestatieafspraken Wonen Provincie Overijssel- Gemeente Enschede

Het betreffende plan past binnen de vigerende woonafspraken tussen provincie en gemeente. Het gaat hier om binnenstedelijke nieuwbouw op een functieveranderingslocatie (vm schoolgebouw) en die past binnen het gemeentelijke woonbeleid. Het plan past eveneens prima binnen de uitgangspunten van de ladder voor duurzame stedelijke ontwikkelingen ”.

2.2.4 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

Conclusie:

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid aslmede in overeenstemming met de 'prestatieafspraken wonen' die tussen de provincie en de gemeente zijn overeengekomen.

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

Flexibiliteit

De toekomst is onzeker en het probleem is niet van de één op de andere dag opgelost. Enschede moet in de toekomst beter kunnen inspelen op veranderingen in de markt. Gemeente, partners en inwoners van de stad moeten met elkaar alert zijn en kritisch blijven, maar ook flexibel om het belang van de stad voorop te stellen. Dat betekent ook dat niet alles moet worden vastgelegd voor jaren. Continue heroverweging is nodig. Dat betekent kleinere plannen met kortere planhorizonnen, deelprojecten op de markt brengen en gerichte ingrepen doen. Niet alles tegelijk, zodat het mogelijk is om in te spelen op kansrijke ontwikkelingen. Dat betekent naar de toekomst programmatisch ruimte houden om mee te kunnen werken aan goede nieuwe initiatieven, die in breed perspectief worden afgewogen.

Onder het motto 'elke woning moet raak zijn' kan gesteld worden dat de realisatie van maximaal 4 woningen in de voormalige West Indië school, vanwege de concreetheid van dit plan, hieraan voldoet. Tevens kan dit plan gezien worden als een meerwaarde in de woonomgeving van het tuindorp Plein West Indië en waarbij het gebouw van de voormalige West Indië school, als markant onderdeel, in stand kan worden gehouden en bijdraagt aan de woonwensen van de toekomstige bewoners.

2.3.3 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid van een groot aantal gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht. Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling. Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede daarnaast een drietal sectorale structuurvisies, waaronder de 'Woonvisie Enschede 2025', vastgesteld. Deze Woonvisie, op 12 maart 2012 door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld, vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het thema wonen.

Waar de Woonvisie 2005 – 2015 nog uitging van optimistische groeiscenario’s, wordt op dit moment een ontspannen woningmarkt ervaren waarin de dynamiek als gevolg van de economische omstandigheden ontbreekt. Deze conjuncturele trendbreuk ten opzichte van het groeidenken, heeft zowel de vragers op de woningmarkt als de aanbieders aan het denken en handelen gezet. De ‘oude‘ tijden van ongebreidelde groei manifesteren zich niet meer. De woonconsument is kritisch en wil voortaan kunnen kiezen of hij/zij nu een nieuwe woning wil of de huidige woning wil aanpassen vanwege comfort, energieverbruik of voorzieningen voor zorg. De Woonvisie stuurt vooral op de kwaliteit van de voorraad. Woonwensen zijn leidend geworden voor de verdienmodellen van marktpartijen.

Woonvisie 2025.

Goed aanbod van woonmilieus in de regio

In een tijd van afnemende economische- en demografische groei is het belangrijk dat de Twentse gemeenten in de regio de handen ineen slaan om hun krachtige regiopositie verder uit te bouwen. Regionale concurrentie moet worden voorkomen omdat deze op de lange termijn juist averechts werkt. De regio Twente is een bijzondere-, aantrekkelijke- en complete regio met haar steden en voorzieningen, en het omliggende platteland, met veel natuurlijke waarden. Er is een grote diversiteit aan woon- en werkmilieus in Twente, met name in en rond het stedelijk netwerk. Voor kenniswerkers is de kwaliteit van leven een cruciale factor, net als de internationale bereikbaarheid. Kennisintensieve bedrijven vinden in Twente dan ook een aantrekkelijk vestigingsmilieu. Een goed woonklimaat met gedifferentieerd aanbod aan woningen in diverse woonmilieus, voor de werknemers van kennisintensieve bedrijven, is een van de essentiële vestigingsvoorwaarden. Dit betreft niet alleen hoogwaardige binnenstedelijke woonmilieus maar ook groene woonmilieus. In de komende jaren zal de beroepsbevolking in Twente vergrijzen en krimpen en naar verwachting is de uitstroom van arbeidskrachten groter dan de instroom. Om de beroepsbevolking op peil te houden is meer instroom van arbeidskrachten nodig. Ook voor deze doelgroep is een goed woon- en leefklimaat essentieel. De Enschedese ambitie om nieuwe (innovatieve) bedrijven aan te trekken kan de vraag naar woningen beïnvloeden. Monitoring moet inspelen op het anticiperend ontwikkelen van woningen voor deze woonconsumenten.

Toekomstgeschikte woningvoorraad

Gestreefd wordt naar een woningvoorraad die geschikt is voor de toekomst. Een toekomstgeschikte woning is een woning die zodanig goed aansluit bij de ontwikkelende wensen van de woonconsument, dat deze haar waarde behoudt of vergroot in een veranderende markt. Vanwege de ruime bestaande voorraad in de stad, wordt kwaliteit van bestaande woningen nog belangrijker. Woningen die niet toekomstgeschikt zijn of die niet met een verantwoorde investering geschikt gemaakt kunnen worden, worden gesloopt.

Investeren in de openbare ruimte en architectuur als kwaliteitsimpuls

Voor het woongenot is ook de openbare ruimte rond de woning van belang. De investering in de openbare ruimte vormt, samen met architectuur, een kwaliteitsfactor voor het woongenot en kan investeringen van derden in het eigen bezit stimuleren. Investeringen in de openbare ruimte en architectuur leiden tot een beter woonproduct waardoor zowel het rendement van de ontwikkelaar kan verbeteren als de waarde van het totale gebied. Door de veranderde economische situatie zijn er echter minder financieringsmogelijkheden voor investeringen in de openbare ruimte beschikbaar. Het is daarom noodzakelijk dat de stakeholders samen op zoek gaan naar creatieve oplossingen. De gemeente richt haar ambities in ieder geval op díe locaties die het meeste bijdragen aan de doelstelling Enschede, stad van het Oosten (Toekomstvisie).

2.3.4 Structuurvisie Cultuurhistorie

Op 8 december 2014 is door de raad van de gemeente Enschede de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het cultuurhistorische erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede verstaan, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

Enschede heeft groot belang dat bewoners trots zijn op de cultuurhistorische identiteit van hun stad. Bewoners die trots zijn op hun vertrouwde leefomgeving zijn meer bereid om zich in te spannen. Tevens blijken cultuurhistorische waarden een belangrijke vestigingsfactor voor een nieuwe generatie stadsbewoners, voor opkomende bedrijven in de dienstverlening en ook voor recreatie en toerisme.

Enschede wil minder regels waaraan getoetst wordt en meer ruimte voor initiatieven. Daarom is het beleid erop gericht dat leidt tot een samenwerking tussen de initiatiefnemer en de gemeente tijdens de initiatieffase, met een afweging op maat.

Met deze visie wordt o.a. beoogd:

  • De stijl van besturen te veranderen waarbij de verantwoordelijkheid voor cultuurhistorie niet alleen bij de overheid ligt maar ook bij burgers, cq initiatiefnemers;
  • Met de structuurvisie worden de cultuurhistorische belangen in ruimtelijke ontwikkelingen geborgd en krijgen deze een volwaardige positie bij ruimtelijke ontwikkelingen;
  • Een toekomstbestendige en vitale stad;
  • Het behoud, herstel en versterken van de historische omgevingskwaliteiten ten behoeve van een aantrekkelijke, vitale en toekomstbestendige stad.
  • wijken met de hoogste cultuurhistorische waarden worden in het bestemmingsplan nader beschermd zodat deze unieke bijdragen aan de identiteit van Enschede voor toekomstige stadsbewoners en bezoekers bewaard blijven. Voor gebieden met cultuurhistorische waarden geldt de basishouding: betrekken cultuurhistorische kennis en waarden bij iedere ontwikkeling
  • De structuurvisie biedt ruimte en stimuleert hergebruik en herbestemming van cultuurhistorisch
    waardevolle bebouwing.

Voor het gemeentelijk cultuurhistorisch beleid is een waardenkaart voor de gehele stad Enschede en het daarbij behorende buitengebied opgesteld. Deze waardenkaart is gebaseerd op bestaande inventarisaties en bestaande onderzoeken. In deze waardenkaart zijn alle objecten en structuren opgenomen die eerder dan 1965 zijn gebouwd en/of aangelegd. De waardenkaart is dynamisch en zal tot een dialoog met de stad leiden wat in de loop der jaren wel of niet op deze kaart opgenomen of verwijderd dient te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00102-0003_0006.jpg"

Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart, omgeving Plein West Indië.

2.3.5 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Gesteld kan worden dat het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

3.1 Ruimtelijke en functionele structuur

Het voormalige schoolgebouw van de West Indiëschool maakt onderdeel uit van het tuindorp Plein West-Indië in de wijk Twekkelerveld. De school is stedenbouwkundig en architectonisch het hoofdgebouw van het zeer authentieke tuindorp dat rond 1913 is gerealiseerd. Dit tuindorp bestaat uit vijf nagenoeg gesloten bouwblokken met rijwoningen in een zeer compacte bouwwijze. Centraal ligt een plantsoen dat door smalle rijbanen aan weerszijde begrenst wordt. Aan het einde van dit centrale plein, het Plein West Indië ligt de school die door zijn schaal en uitstraling bepalend is voor de buurt.

De woningen zijn een aantal jaren geleden ingrijpend gerenoveerd met behoud van de voormalige kwalitei- ten. De school zelf is nog in de oude staat met veel bijzondere details waaronder het torentje op het dak aan de zijde van de Bonairestraat dat als een markant oriëntatiepunt in de omgeving kan worden aangemerkt. Later is een moderne en niet bij het schoolgebouw passende gymzaal gebouwd.

Aan de GJ van Heekstraat zijn nog enkele, kleinschalige winkels aanwezig. Voor de rest wordt de buurt gekenmerkt door een woonfunctie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00102-0003_0007.jpeg"

De buurt is via de Alleeweg verbonden met de Hengelosestraat en de GJ van Heekstraat. Het centrale plantsoen kent enkel voor het langzaam verkeer een directe verbinding met de Hengelosestraat. De ontsluiting zorgt er voor dat er alleen bestemmingsverkeer door de buurt rijdt. Het plantsoen is relatief verkeersluw.

Door de compacte bouwwijze is de parkeerdruk in de buurt redelijk hoog. Op eigen grond is slechts beperkte ruimte aanwezig voor parkeren. De Bonairestraat is ter hoogte van de school geknipt. Op de kavel zijn in de huidige situatie geen parkeerplaatsen aanwezig.

In de buurt is weinig ruimte voor groen. Op het plantsoen staan strak geknipte bomen. Voor de school staan 4 grote berken die wel bijdragen aan de levendigheid van de anders stenige omgeving.

3.2 Cultuurhistorie

Historie en ontstaansgeschiedenis plangebied

De wijk Twekkelerveld, waarvan Rigtersbleek en het plangebied van dit bestemmingsplan deel van uitmaakt, heeft een voor Enschedese begrippen lange historie. De huidige ruimtelijke structuur van de wijk is voor een groot deel de neerslag van deze historie.

Omstreeks het begin van de 20e eeuw is de bebouwing van deze wijk begonnen aan de oostzijde van de Tubantiasingel. Tussen de Richtersweg en de Tubantiastraat werd de nu nog gedeeltelijk aanwezige woonbebouwing opgericht en op het Rigtersbleekcomplex industriële bebouwing (textielfabrieken). Aansluitend op deze bebouwing breidde de wijk zich tot in de jaren “60 van de vorige eeuw uit tussen de Hengelosestraat en de spoorweg Enschede-Hengelo. Gefaseerd werd een groot aantal complexen woningen toegevoegd. Hiertussen is ook een aantal voorzieningen gerealiseerd; de Westerbegraafplaats, een sportveldencomplex en het winkelcentrum. In de jaren “80 en “90 is het bedrijventerrein Rigtersbleek in het zuidoosten van de wijk geherstructureerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00102-0003_0008.jpg"

Enschede rond 1920 met locatie tuindorp Plein West Indië en West Indiëschool.

De wijk Rigtersbleek kent binnen de wijk Twekkelerveld verschillende bouwperiodes. Het meest oostelijke deel, tuindorp West-Indië, werd in 1913 opgeleverd en is gebouwd naar een ontwerp van de architect H.E. Zeggelink. Het gaat hierbij om een complex van (arbeiders)woningen rondom het Plein West Indië met aan de zuidzijde het markante pand van de voormalige West Indiëschool.

De buurt Plein West Indië heeft in de waardenkaart van de Structuurvisie Cultuurhistorie als geheel een hoge cultuurhistorische attentiewaarde. Daarnaast zijn de school en de rij woningen aan de G.J. van Heekstraat als bijzondere objecten met attentiewaarden aangemerkt. De school is onlosmakelijk verbonden met de woningen aan het Plein West Indië. De situatie is hier sinds 1913 nagenoeg niet gewijzigd.

De cultuurhistorische waarde van de voormalige West Indiëschool wordt in hoofdzaak bepaald door de symmetrische opbouw van de voorgevel, dakvorm en klokkentoren, dakkapellen, raamkozijnen, details en materiaalgebruik. Ten behoeve van de bepaling van de cultuurhistorische waarden van de voormalige West- Indiëschool is een verkenning uitgevoerd dat als bijlage 1 aan deze toelichting is toegevoegd.

  • Zoals reeds eerder in hoofdstuk 1.3 van deze toelichting staat vermeld wordt er binnenkort een start gemaakt met het opstellen van een paraplu-bestemmingsplan voor het borgen van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Enschede. In afwachting van dit paraplu-bestemmingsplan is het voorbereidingsbesluit Cultuurhistorie op 16 februari 2015 door de raad van de gemeente Enschede vastgesteld en is op 27 februari 2015 in werking is getreden. Dit voorbereidingsbesluit dient te voorkomen dat zich in de tussentijd, tot het moment dat het paraplu-bestemmingsplan in procedure kan worden gebracht, er geen ontwikkelingen voordoen die van nadelige invloed kunnen zijn op de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Enschede.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00102-0003_0009.jpeg"

West Indiëschool

De school vormt een onlosmakelijk geheel met de huizen aan het Plein West Indië. Sinds de bouw in 1913 tot en met vandaag de dag, is deze situatie nagenoeg ongewijzigd gebleven. De voorgevel van de school is in hoge mate authentiek en zeer beeldbepalend voor de buurt. De monumentale waarden worden versterkt door de zeer behoudenswaardige raamkozijnen, de monumentale ingang en de klokkentoren. Deze monumentale waarden bepalen in grote mate de cultuurhistorische betekenis van het gebouw in de omgeving.

Archeologisch erfgoed in het plangebied

Het perceel en plangebied van het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" behoort tot het archeologisch gebiedstype 'Onderzoeksgebied B'. Omdat in de voorgenomen plannen de bodemverstoring minder is dan 2500m2 (ca. 50 m2), is de locatie voor wat betreft dit bestemmingsplan en de daarin opgenomen ontwikkelingen, vrijgesteld van archeologisch vooronderzoek.

Monumenten in het plangebied

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan " Bonairestraat 9" bevinden zich geen rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten of anderszins objecten of structuren die een monumentenstatus hebben.

Beschermenswaardige bomen in het plangebied

In het plangebied van het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" bevinden zich geen beschermenswaardige bomen waarmee in dit bestemmingsplan rekening mee moet worden gehouden

Overige cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren in het plangebied

Voor het overige zijn er in het plangebied van het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" geen andere cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren aanwezig waarmee in dit bestemmingsplan rekening moet worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Het plan

Het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" heeft, zoals reeds eerder in deze toelichting is vermeld, betrekking op de voormalige West-Indië school aan de Bonairestraat, gelegen in de West-Indië buurt van de wijk Twekkelerveld. Deze van oorsprong Openbare school en gebouwd in 1913 naar een ontwerp van stadsarchitect A.H. op te Noort, is laatstelijk in gebruik geweest door de VSO De Huifkar, een school voor speciaal onderwijs. Sinds het midden van 2012 wordt voor dit pand een nieuwe, passende bestemming gezocht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00102-0003_0010.jpeg"

Het markante gebouw van de West-Indië school aan het einde van het Plein West- Indië aan het begin van de vorige eeuw (ca. 1915).

Beschrijving voormalige West-Indiëschool:

De uit 1913 stammende school bestaat uit grofweg drie delen, een voorste deel en twee zijvleugels. De plattegrond van het gebouw heeft een U-vorm. Het voorste deel van het gebouw, aan de zijde van de Bonairestraat, bestaat uit een ingang-portiek, een gang met aan weerszijden van de ingang 2 kleine kamers alsmede een centrale hal en ruimte met deuren naar de centrale binnenplaats. De linkervleugel bestaat uit een gang met daaraan 3 achter elkaar gelegen leslokalen en een nieuw aangebouwde toiletgroep. Aan het einde van deze vleugel bevindt zich een dwarsgang met daaraan twee leslokalen en voorzieningen als een toilet, douche en kelder. De rechtervleugel bestaat eveneens uit een lange gang met daaraan 4 achter elkaar gesitueerde leslokalen met daaraan een toiletgroep en op het einde van de gang een algemene ruimte van ca. 16 m2. tussen de twee voorlaatste leslokalen is een dwarsgang gesitueerd die toegang geeft tot een later bij het schoolgebouw gebouwde gymzaal. De leslokalen in deze voormalige school hebben elk een oppervlakte van ca. 50 m2.

De later bij het schoolgebouw gevoegde gymzaalgebouw bestaat uit een gang, kamertje en toilet, 2 kleedkamers met elk een doucheruimte en toilet, de gymzaal zelf en een opbergruimte. De totale oppervlakte van het gymzaalgebouw bedraagt ca. 500 m2.

Ontwikkelrichting West Indiëschool:

Waar vroeger de kinderen hun basiskennis leerden in de school, moet deze voormalige school een gebouw worden waar gewoond en gewerkt kan worden. Doel is om de huidige ruimtelijke opzet van de oorspronkelijke school zoveel mogelijk te behouden.

Binnen het bestaande gebouw zullen de beide vleugels als woon- werkdeel (beroep of bedrijf aan huis) worden ingericht ten behoeve van de realisatie van maximaal 4 woningen. Het centrale deel aan de zijde van de Bonairestraat krijgt een (commercieel-) dienstverlenende functie. Hierbij dient gedacht te worden aan functies zoals die van een artsenpraktijk, architectenbureau, kappersbedrijf, schoonheidssalon, etc. De huidige bestaande gymzaal zal worden gesloopt.

Bereikbaarheid:

Het pand van de voormalige West-Indië school zal zowel in de oude als ook de nieuwe situatie vanaf de Bonairestraat worden ontsloten.

Parkeren:

Enkel voor de in de West Indiëschool geplande 4 woningen met daarnaast een beperkte werkfunctie, zal de parkeervraag hier hoger zijn dan 1 parkeerplaats per woning. Op eigen terrein kunnen aan weerszijden van het hoofdgebouw in totaal 4 (haaks)parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Eventueel is er nog ruimte voor de aanleg van 2 extra parkeerplaatsen als er geen toegang naar de tuin aan de westzijde van het gebouw beschikbaar moet blijven. De rijbaan van de Bonairestraat zelf is voldoende breed waardoor direct voor het schoolgebouw naast het trottoir geparkeerd kan worden (met uitzondering echter daar waar de nieuwe parkeerplaatsen op eigen terrein zijn gedacht). Daarnaast kan in het openbare gebied geparkeerd worden aan de overzijde van de Bonairestraat, naast de zijgevels van bestaande woningen aan het Plein West Indië. Hierbij wordt overigens opgemerkt dat dan het uitrijden, als gevolg van de nieuw aan te leggen parkeerplaatsen op eigen terrein, lastiger is. Op het Plein West Indië is min of meer sprake van een hoge parkeerdruk en is de beschikbare ruimte hier te gering om daar extra parkeerruimte te kunnen vinden.

Conclusie:

de verwachte parkeervraag van de woningen met beperkte werkfunctie lijkt niet helemaal op eigen terrein te kunnen worden opgelost. Echter, in de directe omgeving is in de Bonairestraat nog wel (openbare) parkeerruimte te vinden. Voor wat betreft het aspect parkeren kan gesteld worden dat, rekening houdende met de aanleg van 4 extra parkeerplaatsen op eigen terrein en de nog resterende parkeermogelijkheden in het openbare gebied van de Bonairestraat, deze als voldoende kan worden aangemerkt.

4.2 Welstand en beeldkwaliteit

In de Welstandsnota "Bouwen aan identiteit" is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. Daartoe zijn in de Welstandsnota voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede welstandsidentiteiten opgenomen. Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" geldt de welstandsidentiteit 'Tuinstedelijke ensembles'.

Tuinstedelijke ensembles

Toen de textielindustrie in Enschede eind negentiende eeuw een vlucht nam, trok de werkgelegenheid veel
handarbeiders naar de stad. Zij werden gehuisvest in speciaal voor hen gebouwde wijkjes, vaak pal naast de fabriek. Deze wijkjes zijn volgens de principes van de ‘tuinstad’ zorgvuldig ontworpen als een hechte steden-bouwkundige, architectonische en sociale eenheid. Zelfs de buitenruimte is mee ontworpen, vaak in de vorm van een ingesloten parkje of plantsoen met gemeenschappelijke gebouwen erin. De eigen tuinen dragen door hun open karakter bij aan de collectieve groene sfeer. Zo zijn er herkenbare, op zichzelf staande ensembles ontstaan.

De woningen zijn eenvoudig, maar er is met een minimum aan middelen geprobeerd een maximum aan welstand te bereiken. Vooral de daken met hun ritmische vormen en keramische dakpannen in wisselende kleurencombinaties van rood en antraciet spelen hierin een dominante rol.
Maar ook de deuren, ramen, schoorstenen, zelfs de tuinmuren zijn tot in detail ontworpen en dragen bewust bij aan het geheel. Elk ensemble is anders in kleur, vorm en opzet maar altijd is er een streven naar een harmonisch en esthetisch collectief aan af te lezen.

De tuinstedelijke ensembles vertegenwoordigen een belangrijk hoofdstuk in de geschiedenis van de Enschedese textielindustrie en de huisvestingsidealen van die tijd. Ze zijn bovendien representanten van het schaars aanwezige historische erfgoed in de stad. Niet al het erfgoed is echter even goed bewaard. In de loop der jaren zijn woningen naar eigen inzicht van de eigenaar aangepast en gerenoveerd, waardoor veel oorspronkelijke details zijn verdwenen. De woningen in het bezit van woningbouwverenigingen zijn wel altijd uniform aangepast, waardoor in die ensembles de eenheid bleef behouden. De corporaties zijn echter begonnen woningen aan particulieren te verkopen, waardoor de eenheid opnieuw in gevaar komt.

Doel van welstandszorg

Door de ruimtelijke samenhang van het geheel tot in detail, is een tuinstedelijk ensemble op te vatten als één gebouw, als een monument bovendien. Het beleid is erop gericht om de stedenbouwkundige en architectoni- sche eenheid van elk ‘monumentgebouw’ streng te bewaken en te herstellen. Daarnaast is het de bedoeling dat de oorspronkelijke esthetische kwaliteit en positieve sfeer van de ensembles wordt behouden en eventu- eel teruggebracht. Voor winkels en andere bedrijven die hun producten of naam willen exposeren, is uiterste terughoudendheid vereist en grote zorg en aandacht voor materialen en vormgeving. De esthetische kwaliteit en de collectiviteit van de ensembles worden streng bewaakt.

Welstandstoets

Het collectieve belang weegt in een tuinstedelijk ensemble zwaarder dan het individuele belang. In veel ensembles hebben de huizen in plaats van een van de straat afgesloten ‘achterkant’ een openbare ‘binnenkant’. Daarom worden ingrepen aan alle kanten van een ensemble die grenzen aan openbare ruimte getoetst als ingrepen aan de ‘voorkant’. Nieuwe invullingen of toevoegingen, ook aan de binnenkant dus, mogen alleen als ze voor het hele ensemble gelijk worden toegepast. De stadsstedenbouwer toetst of de ingreep aansluit bij de opzet en esthetiek van het oorspronkelijke ontwerp van het ensemble en hier kwaliteit aan toevoegt. Bij alle andere ingrepen aan individuele panden, tot aan de kleinste details toe, toetst de stadsstedenbouwer of ze gelijk zijn aan de details van de overige panden in het ensemble of aan die van het oorspronkelijke ontwerp. Dat is voor elk ensemble anders. De stadsstedenbouwer toetst alle bouwwerken die niet expliciet in de criteria worden genoemd ‘in de geest van de identiteit’ aan het doel van welstandszorg en de kenmerken van de categorie zoals die hier worden beschreven.

Hardheidsclausule

Bij alle bouwwerken kan het voorkomen dat een plan niet voldoet aan de specifieke- of sneltoetscriteria. Als het plan op grond van meer dan gewone eigen kwaliteiten, een bijdrage levert aan de betreffende omgeving, kan gemotiveerd worden afgeweken van deze criteria. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan afwijkend materiaalgebruik, andere bouwstijl en andere kleurstellingen die echter wel goed passen in de omgeving. Hierbij wordt teruggevallen op het algemene handboek (Welstandsnota Enschede ‘Bouwen aan Kwaliteit’) behorend bij de nota. Hierbij geldt de stelregel dat het redelijk is dat er hogere of andere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate het bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt. In deze gevallen kan aan B&W worden geadviseerd op basis van argumenten af te wijken van de geldende criteria.

Tuinstedelijke ensembles: Specifieke criteria

Een bouwplan moet zich voegen naar de hier genoemde kenmerken van identiteit en een bijdrage leveren aan het geformuleerde doel van welstandszorg. De stadsstedenbouwmeester hanteert bij de welstandstoets de volgende specifieke criteria:

Ensemble

  • gebouwen in een ensemble vormen een hechte architectonische eenheid, bouwplannen moeten passen in deze architectuur
  • bouwplannen in een ensemble moeten de stedenbouwkundige eenheid van het ensemble ondersteunen
  • elk ensemble kent een eigen systeem van één of enkele typen bouwvolumes die binnen het ensemble ritmisch herhaald worden; alle bouwplannen moeten passen in dit systeem
  • bouwplannen moeten bijdragen aan de collectieve sfeer van het ensemble

Bouwvolume

  • elk ensemble heeft bouwvolumes met een regelmatige opbouw van hoogteaccenten, kapvormen, verspringingen en gevelindelingen die kop, midden en staart aanzetten en bijzondere plekken benadrukken; bouwplannen moeten deze opbouw ondersteunen of uitbouwen

Gebouw

  • gebouwen moeten passen in de bouwstijl en detaillering van het ensemble
  • gebouwen moeten aansluiten bij het kleur- en materiaalgebruik in het ensemble
  • alle ensembles moeten hetzelfde type woning hebben: de geschakelde woning met tuin

Dak

  • daken van bouwvolumes moeten een speelse en gevarieerde kapvorm hebben
  • daken moeten binnen de ritmische eenheid van het ensemble passen

Gevel

  • elke woning moet een eigen entree aan de openbare ruimte hebben
  • alle gevelonderdelen van individuele woningen zoals ramen, deuren, kozijnen, metselwerk, dakgoten, regenpijpen, gevellampen, huisnummerbordjes en dergelijke, moeten gelijk zijn aan die van andere woningen van hetzelfde type
  • erfscheidingen moeten in stijl, materiaal, kleur en detaillering aansluiten bij de bebouwing en voor alle woningen van hetzelfde type in het ensemble gelijk zijn

Toevoegingen

  • aan- en uitbouwen, bijgebouwen, opbouwen, dakkapellen en overkappingen zijn toegestaan als ze worden uitgevoerd volgens het oorspronkelijke plan van het ensemble, of als het gelijke collectieve toevoegingen aan alle woningen zijn
  • alle toevoegingen aan de gevel en het dak moeten in kleur, materiaal en esthetiek passen in de architectuur van het gebouw en het totale ensemble

Bijzonderheden

  • gebouwen met een bijzondere functie die binnen het ensemble op zichzelf staan, mogen afwijken in architectuur, maar moeten van gelijke architectonische kwaliteit zijn en bijdragen aan de specifieke sfeer van het ensemble
  • kozijn- en gevelwijzigingen moeten binnen de bestaande architectuur en maatverhoudingen passen en de totale architectuur verrijken
  • gevels en raampartijen mogen niet geblindeerd worden

Sneltoets: Voor veel voorkomende kleine bouwwerken met een vergunningplicht gelden de volgende regels voor toetsing:

  • voor alle licht-vergunningplichtige bouwwerken wordt in eerste instantie getoetst of ze in vormgeving, materiaal en kleur gelijk zijn aan vergelijkbare details van het gebouwtype of overeenkomen met het oorspronkelijke ontwerp van het ensemble; in dit geval moeten foto’s van bestaande voorbeelden worden bijgeleverd ter beoordeling
  • licht-vergunningplichtige bouwwerken zonder een dergelijk voorbeeld worden door de stadsbouwmeester getoetst aan de hier opgenomen specifieke criteria

Aanbevelingen: De volgende punten van aanbeveling kunnen een bouwplan op een (nog) hoger niveau tillen:

  • om de samenhang van de straat te waarborgen en het de bouwende burger makkelijk te maken, kunnen (indien nog niet aanwezig) passende standaardoplossingen worden ontworpen op straat- of buurtniveau voor veel voorkomende kleine bouwwerken, zoals dakkapellen en garages
  • de ensembles moeten bij uitstek tuinstedelijk zijn door uit te munten in weelderige groenheid
  • een zorgzame inrichting en goed onderhoud van de collectieve buitenruimten moet hieraan bijdragen
  • ook de particuliere tuinen moeten de tuinstedelijke sfeer versterken en mogen niet worden afgescheiden met hoge en of armoedige materialen
  • bewoners zijn vrij bij het inrichten van hun eigen tuin maar worden aangemoedigd om daaraan vooral een groene invulling te geven

4.3 Duurzaamheid

De afgelopen jaren heeft de gemeenteraad van Enschede op verschillende momenten uitgesproken dat haar duurzaamheidsambities verder reiken, dan waartoe wettelijke voorschriften de gemeente verplichten. Nota's waarin die ambities tot uitdrukking komen betreffen de nota Nieuwe energie voor Enschede en de Woonvisie Enschede 2025. In deze paragraaf wordt eerst kort ingegaan op het wettelijk kader en wordt vervolgens ingegaan op de Enschedese energie- en klimaatambities, althans voorzover tot uitdrukking komend in genoemde nota's.

Wettelijk kader

De minimaal in acht te nemen energetische maatregelen bij nieuw- en verbouw zijn beschreven in het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit schrijft bij nieuwbouw een minimale isolatiewaarde voor de schil van een gebouw (buitenmuren, vloer en dak) en voor deuren, ramen en kozijnen voor. Bij verbouw gelden deze eisen uitsluitend voor dat deel dat wordt verbouwd. Daarnaast stelt het Bouwbesluit bij nieuwbouw eisen aan de energieprestatie van gebouwen met een bepaalde functie, die wordt uitgedrukt in de vorm van een zogenaamde energieprestatiecoëfficiënt. Op grond van artikel 122 Woningwet is het niet toegestaan om bij privaatrechtelijke overeenkomst bouwvoorschriften op te leggen die al publiekrechtelijk zijn geregeld. Om die reden is het niet mogelijk om bij de kaveluitgifte in de koopovereenkomst te bepalen dat bij de bebouwing van de bouwkavels, in afwijking van het Bouwbesluit, andere energieprestatienormen gelden.

Landelijke energieprestatieafspraken

Om energiezuinigheid bij nieuwbouwontwikkelingen de komende jaren een impuls te geven, is in het voorjaar van 2008 het zogenaamde Lente-akkoord gesloten tussen de toenmalige minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en bouwende en ontwikkelende partijen (Bouwend Nederland, NEPROM en NVB). Belangrijkste onderdeel van dit akkoord is de afspraak dat in de periode tot 2020 de energieprestatie- coëfficiënt als volgt zal worden aangescherpt:

  • de energieprestatie-eis voor nieuwe woongebouwen wordt met ingang van 1 januari 2011 verlaagd met 25% (is gebeurd) en in 2015 met 50% .
  • de energieprestatie-eis voor utiliteitsgebouwen wordt in 2017 met 50% verlaagd.

De bij dit akkoord betrokken partijen hebben bovendien het streven uitgesproken vanaf 2020 te bouwen met een energieprestatiecoëfficiënt van 0. Bij een energieprestatiecoëfficiënt van 0 wordt bij een langjarig gemiddelde geen energie verbruikt voor de elementaire energiebehoeften van een gebouw, zijnde verwarming, warm tapwater, ventilatie en verlichting.

Energie- en klimaatambities gemeente Enschede

Nieuwe energie voor Enschede

Op 16 november 2009 heeft de gemeenteraad van Enschede de nota Nieuwe energie voor Enschede vastgesteld. In de nota Nieuwe Energie voor Enschede heeft de gemeente Enschede zich het volgende ten doel gesteld op het gebied van energie en klimaat:

  • in 2020 hebben we in Enschede 30 procent CO2 bespaard ten opzichte van 1990;
  • in 2020 voorziet duurzame geproduceerde energie in minimaal 20 procent van de behoefte aan energie;
  • in 2015 is de gemeentelijke organisatie klimaatneutraal;
  • In 2020 zijn alle scholen in Enschede klimaatneutraal.

Woonvisie Enschede 2025

In de op 12 maart 2012 door de gemeenteraad vastgestelde Woonvisie Enschede 2025 is duurzaamheid een van de vier centrale thema's. Rondom dit thema zijn in deze visie de volgende uitgangspunten geformuleerd voor de op te stellen uitvoeringsagenda:

  • Inwoners (huurders en eigenaren) krijgen de mogelijkheid om tegen betaling de energiecomponent van de woonlast beheersbaar te houden.
  • Gemeente, marktpartijen en corporaties onderzoeken en stimuleren de mogelijkheden voor decentrale energieopwekking in Enschede.
  • Vanaf 2015 streven we er naar dat in Enschede alleen nog energieneutrale nieuwbouw wordt gerealiseerd.
  • Via de MIO (majeure inversteringsopgave) Duurzaam Wonen en Werkgelegenheid worden vragers en aanbieders op het gebied van duurzaamheid gekoppeld.
  • Voor woningeigenaren met onvoldoende financiële draagkracht voor noodzakelijke ingrepen aan de woning, wordt door marktpartijen en financiers een financieel instrumentarium ontwikkeld.
  • De gemeente geeft het goede voorbeeld met het verduurzamen van haar eigen gebouwen.

Duurzaamheid en het plangebied van het bestemmingsplan "Bonairestraat 9 "

Het herbestemmen van leegstaande gebouwen past goed in het streven naar duurzaamheid. Het draagt bij aan het spaarzaam omspringen met ruimte en grondstoffen. Duurzaamheid en herbestemmen zijn beide gericht op kwaliteit. Met het hergebruik van de bestaande voorraad gebouwen kan aan een betere toekomst worden gewerkt.

Een nieuwe functie voor de West Indiëschool is noodzakelijk omdat het gebouw zijn huidige functie heeft verloren. Voor het behoud van het karakteristieke gebouw is het goed dat hieraan een andere functie wordt gegeven waardoor het gebouw in haar verschijningsvorm behouden blijft.

Het stellen van duurzame doelen bij herbestemmen is van grote waarde, het is goed voor het milieu, het comfort van de gebruiker en de exploitatie van het gebouw.

Comfort en techniek:

De kunst van herbestemmen is om een gebouw te laten voldoen aan de wensen en de eisen van deze tijd. Een ontwerp dat rekening houdt met het bestaande pand en afgestemd wordt op de nieuwe doelgroep. Technische vebeteringen en duurzame maatregelen moeten bij het ontwerpen worden overwogen. Er zal daarbij veel aandacht worden besteed aan de toekomstige energetische huishouding en een verantwoord materiaalgebruik. De ingrepen moeten zowel technisch, financieel als ook cultuurhistorisch verantwoord zijn.

Deze doelstellingen worden bereikt door een team van experts in samenwerking met de overheid, creatieve mogelijkheden te koppelen aan vakinhoudelijke kennis en een professioneel beheerst proces.

Integraliteit:

Eén van de meest interessante en vernieuwende elementen van duurzaamheid is het vergroten van het vermogen tot innovatie door ontwikkelingen in ruimere verbanden te plaatsen. De grootste meerwaarde van duurzame ontwikkeling komt tot stand als ecologische-, economische- en sociale invalshoeken worden gecombineerd. De herbestemming van de West Indiëschool kan een upgrading betekenen van het gehele gebied van het Plein West Indië en is het grotere doel.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

5.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Het Besluit m.e.r. en het plangebied “Bonairestraat 9

Het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" heeft betrekking op een functiewijziging van het perceel en gebouw van de voormalige West Indiëschool aan de Bonairestraat. Ook vindt hier een beperkte uitbreiding van het hoofdgebouw aan de achterzijde van dit pand plaats met een oppervlakte van ca. 50 m2. Een dergelijke ontwikkeling wordt volgens het Besluit milieueffectrapportage aangemerkt als: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' (bijlage Besluit milieueffectrapportage onderdeel D) en waarvoor, in de bijlage aangegeven gevallen, een m.e.r.-beoordeling verplicht is.

Een m.e.r.-beoordeling is verplicht in de gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer,

2°. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of

3°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Het plan voor de West Inidiëschool valt dus ruim onder bovengenoemde indicatieve drempelwaarden van gevallen waarvoor een m.e.r.-beoordeling verplicht is gesteld. Ten behoeve van het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" is het uitvoeren van een m.e.r.- beoordeling dan ook niet aan de orde. Wel wordt ingevolge het Besluit m.e.r. een vormvrije m.e.r. vereist.

Vormvrije m.e.r.

Projectbeschrijving

Het bestemmingsplan “Bonairestraat 9” beoogt in het gebouw van de voormalige West-Indië school aan de Bonairestraat maximaal 4 woningen te realiseren met de mogelijkheid van een beroep of bedrijf aan huis. Ook voorziet het plan in de realisatie van dienstverlenende functies aan de zijde van de Bonairestraat. Na de sloop van de met het hoofdgebouw verbonden gymzaal zal het gebouw op beperkte schaal worden uitgebreid (ca. 50 m2).

Locatie

Het plangebied van het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" ligt in de wijk Twekkelerveld (wijkdeel Rigtersbleek), een stadswijk ten noordwesten van het stadscentrum van Enschede en heeft betrekking op het pand en terreinen van de voormalige West-Indië school aan de Bonairestraat. Het gaat hierbij om het kadastrale perceel: Gemeente Enschede, Sectie I nr. 1629. Dit perceel heeft een oppervlakte van ca. 3.370 m2. Het gebied van dit bestemmingsplan wordt globaal begrensd door de Bonairestraat aan de noordzijde, door zijdelingse- en achterperceelsgrenzen van bestaande woningen aan de Bonairestraat, Surinamestraat en de Alleeweg aan de noord-, oost- en westzijde en tenslotte door achterperceelsgrenzen van bestaande woningen aan de G.J. van Heekstraat aan de zuidzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00102-0003_0011.png"

Huidig grondgebruik:

Het gaat in dit plan om een reeds bestaand pand. Het huidige pand blijft gehandhaafd, alleen aan de achterzijde van dit pand vindt een beperkte uitbreiding plaats met een oppervlakte van ca. 50 m2.

Cumulatie met andere projecten:

Voor dit project is er geen sprake van (mogelijke) cumulatie met andere (vormvrije) m.e.r.-(beoor- delings)plichtige projecten.

Toetsing relevante milieu-aspecten:

Ten behoeve van het bestemmingsplan "Bonairestraat zijn diverse milieuaspecten beoordeeld en is beoor- deeld in hoeverre de voorgenomen activiteiten invloed op het milieu tot gevolg kunnen hebben. In het kader van deze vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt verwezen naar de paragrafen van dit hoofdstuk waarbij de betreffende milieuaspecten uitgebreider aan de orde komen. Gemakshalve beperkt dit onderdeel van de plantoelichting zich tot enkel de conclusies van de diverse omgevingsaspecten.

Bodemkwaliteit:

In paragraaf 5.1.2 is ten aanzien van de bodemkwaliteit geconstateerd dat er geen aanleiding is te verwachten dat ter plaatse van de uitbreidingslocatie sprake is van een bodemverontreiniging die de financiële uitvoer- baarheid beïnvloedt.

Geluid:

In paragraaf 5.1.3 is ten aanzien van het milieuaspect geluid geconstateerd dat het aspect geluid a.g.v. wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai, geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Luchtkwaliteit:

In paragraaf 5.1.4 wordt geconstateerd dat het plan binnen de in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' genoemde kaders valt ,waardoor er uit het oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmering ligt voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Externe veiligheid:

In paragraaf 5.1.5 is geconstateerd dat het plan geen (nieuwe) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt en de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen:

In paragraaf 5.1.6 wordt geconcludeerd dat er geen knelpunten zijn voor het realiseren van woningen in het pand Bonairestraat 9.

Water:

Er wordt in paragraaf 5.2 ten aanzien van het aspect water geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Natuur:

In paragraaf 5.3.1 wordt gesteld dat met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid geconcludeerd kan worden dat de Natuurbeschermingswet 1998 op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

In paragraaf 5.3.2 wordt verwezen naar een uitgevoerd onderzoek ten aanzien van de Flora- en fauna in het plangebied en waarbij ingestemd wordt met de bevindingen en conclusies van dit onderzoek. Het uitvoeren van nader soortgericht onderzoek of het aanvragen van een ontheffing Flora- en faunawet is niet noodzakelijk.

Conclusie vormvrije m.e.r.:

Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht, en het niet noodzakelijk is om een milieueffectrapportage op te stellen.

5.1.2 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het bodembeleid in Nederland zit in een hervormingsfase. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van risico's, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk, mits er geen risico's zijn voor de gezondheid. Functiegericht saneren is dan voldoende.

Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan "Bonairestraat 9".

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. De milieuhygiënische bodemgesteldheid kan daarbij een rol spelen. De Wet bodembescherming kan hierop van toepassing zijn.

Voor de locatie Bonairestraat 9 is nagegaan of er gegevens bekend zijn die de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan zou kunnen beïnvloeden.

Er zijn geen historische bodemgegevens bekend die aanleiding geven te veronderstellen dat op de uitbreidingslocatie sprake zou zijn van een bodemverontreiniging. Wel is bekend dat op het betreffende perceel in het verleden een ondergrondse brandstoftank aanwezig is geweest. Deze zou rond 1984 zijn verwijderd. Deze brandstoftank was, voor zover bekend, gelegen buiten de uitbreidingslocatie. Er is hierdoor geen aanleiding te verwachten dat ter plaatse van de uitbreidingslocatie sprake is van een bodemverontreiniging die de financiële uitvoerbaarheid beïnvloedt.

5.1.3 Geluid

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

  • Wegverkeerslawaai

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Bonairestraat 9 zijn geen op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde wegen aanwezig. Het plangebied is wel gelegen binnen de onderzoekszone van de Hengelosestraat. Gezien de afstand van ca. 170 m tot de Hengelosestraat en de aanwezige bebouwing tussen de Hengelosestraat en het plangebied zal vanwege het wegverkeer op de Hengelosestraat voldaan kunnen worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. In de directe omgeving van het plangebied zijn diverse 30 km-wegen gelegen. Van deze wegen heeft uitsluitend de G.J. van Heekstraat een relevante verkeersintensiteit. Tussen het plangebied en de G. J. van Heekstraat is langs deze straat aaneengesloten bebouwing aanwezig. Hierdoor wordt het plangebied afgeschermd voor het wegverkeerslawaai van de G.J. van Heekstraat. Het wegverkeer op de G.J. van Heekstraat is daardoor niet relevant voor het plangebied.

  • Railverkeerslawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan Bonairestraat 9 is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.

  • Industrielawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan Bonairestraat 9 is niet gelegen in de nabijheid van een gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan niet in bestemmingen waarop geluidzonerings- plichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.

  • Luchtvaartlawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan Bonairestraat 9 is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ook niet binnen de geluidszone van het vliegveld.

Conclusie geluid

Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.4 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Het wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen is geregeld in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wm en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Luchtkwaliteit en het plangebied Bonairestraat 9

In de huidige situatie is binnen het plangebied een school aanwezig. In de school worden maximaal vier wo- ningen gerealiseerd. Ten opzichte van de huidige situatie (school) zal het aantal verkeersbewegingen in de nieuwe situatie (max. 4 woningen) afnemen. Hetgeen positief is voor de luchtkwaliteit.

Uit de 'Regeling niet in betekenende mate' blijkt dat het onderhavige project, de realisatie van maximaal vier woningen, kan worden aangewezen als zijnde een ontwikkeling die niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

Conclusie:

Het plan valt binnen de in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' genoemde kaders waardoor er uit het oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmering ligt voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.1.5 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Bonairestraat 9” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Bonairestraat 9” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen het wettelijk kader. Momenteel is nieuwe wet- en regelgeving in voorbereiding voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van die nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Bonairestraat 9” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen (> 1300 meter t.o.v. de Haaksbergerstraat) aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Bonairestraat 9” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Bonairestraat 9” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, met name bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan “Bonairestraat 9” is hemelsbreed op ca. 4,5 kilometer van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande en het gegeven dat het plan geen (nieuwe) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.6 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

In het kader van het bestemmingsplan “Bonairestraat 9” is een bureauonderzoek uitgevoerd van bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom het plangebied, die van invloed kunnen zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar.

Resultaten

Het gebouw is gelegen in een woonomgeving. Bedrijven zijn niet aanwezig in de omgeving van het gebouw. Wel zijn aan de G.J. van Heekstraat sportvelden gelegen. Deze sportvelden vormen echter geen knelpunt voor het plan. Tussen de sportvelden en het pand Bonairestraat 9 bevindt zich namelijk een rij woningen. Deze woningen zullen een afschermende werking hebben. Bovendien dient op de gevel van de woningen te worden voldaan aan de geluidnormen op grond van het Activiteitenbesluit. Hiermee zal dan op de gevel van de Bonairestraat 9 eveneens worden voldaan. Indien voldaan wordt aan de geluidnormen van het Activiteitenbesluit dan is er sprake van een aanvaardbare situatie.

Conclusie milieuhinder bedrijven en inrichtingen

Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er geen knelpunten zijn voor het realiseren van woningen in het pand Bonairestraat 9.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

  • Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Dit kan in beginsel door hergebruik, het toepassen van groene daken en/of halfverharding. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 millimeter. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.

  • Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. Afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van hemelwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA) of helofytenfilter worden ingericht. Dit dient te gebeuren in overleg met het waterschap Vechtstromen. Uit een doelmatigheidsstudie is gebleken dat drukriolering niet doelmatig is en voor de particulier veel duurder is dan een IBA. Daarom zal er doorgaans geen drukriolering meer worden aangelegd. Er is geen provinciale ontheffing van de zorgplicht meer nodig wanneer de gemeente besluit om in het buitengebied uit doelmatigheidsoverwegingen geen afvalwater in te zamelen.

  • Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijven. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken. Het aftoppen van grondwaterstandspieken middels drainage is wel toegestaan.

  • Grondwater en ontwatering

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceelseigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Ontwatering is het verschil tussen het peil van de weg of de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).

  • Wegen: ontwateringsdiepte van 0,70 meter, waarbij een zandbed met minimale dikte van 0,50 m aanwezig moet zijn. Een te hoge grondwaterstand kan opvriezen en opdooi van de fundering van de weg veroorzaken.
  • Bebouwing: de ontwateringsdiepte van bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte die goed toegankelijk moet zijn, dient de ontwatering zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,20 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,50 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,20 m betekent dit een afstand van 0,90 m tussen de GHG en de bovenzijde van de vloer. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsnorm onder bepaalde voorwaarden met 0,30 m verminderd worden.
  • Groen / onbebouwd en onverhard terrein: voor deze bestemming wordt meestal een ontwateringdiepte van 0,50 m –mv geadviseerd. Langdurige te hoge grondwaterstanden beïnvloeden de beworteling nadelig.

  • Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende adviesnormen:

  • Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen.
  • Perceel vlak of richting de weg af laten lopen.
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Water en het plangebied van het bestemmingsplan "Bonairestraat 9".

Het perceel waarop het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" betrekking heeft is aangesloten op een gemengd rioolsysteem. Hierbij gaat het schone- en vuile water gezamenlijk naar de rioolzuivering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00102-0003_0012.jpeg"

  • Capaciteit rioolsysteem.

De capaciteit van het rioolsysteem van Enschede is vol belast. Extra verharding leidt tot meer belasting en voor meer overlast bij hoosbuien.

  • Grondwater.

Van de grondwaterstanden in het plangebied en de omgeving ervan zijn geen gegevens bekend, er heeft geen geohydrologisch onderzoek plaatsgevonden.

  • Bouwhoogte.

Twekkelerveld kent bij hevige buien wateroverlast op straat. Dit leidt soms tot problemen bij woningen met een laag bouwpeil in de omgeving van het plangebied.

Uitgangspunten en randvoorwaarden.

In mei 2013 is door de raad van de gemeente Enschede de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Hierin zijn keuzes gemaakt waar wel, en waar niet het gemengde rioolsysteem omgebouwd dient te worden door een gescheiden systeem. Ook is het tracé aangegeven van aan te leggen stadsbeken en waar het gescheiden (hemel)water op wordt geloosd. Deze visie is opgesteld in overleg met het waterschap, woningbouwvere- nigingen De Woonplaats, Ons Huis en Domijn, het bedrijfsleven Hogeschool Saxion en de Universiteit Twente. De Bonairestraat is in deze watervisie 2013-2025 niet opgenomen als een af te koppelen gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00102-0003_0013.jpeg"

Kaart watervisie met af te koppelen gebieden en stadsbeken.

Watertoets.

De watertoets van het waterschap schrijft een berging van water voor bij een toename van verharding van meer dan 1500 m2. In de berekeningen wordt hierbij uitgegaan van een toename van 40 mm berging over nieuwe verharding en 20 mm over reeds bestaande verharding. Met betrekking tot het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" is geen sprake van een toename van verhard oppervlak. Er gelden hier daarom geen bergingseisen.

Bouwhoogte.

Het bouwpeil dient minimaal 20 centimeter hoger te liggen dan het aan het perceel grenzende trottoir. Dit om het risico van overstroming zoveel mogelijk te beperken/voorkomen. Het bestaande pand in het plangebied van dit bestemmingsplan wordt marginaal uitgebreid en vinden voor het overige geen wijzigingen plaats ten aanzien van de bouwhoogte.

Gescheiden aanleveren.

Ondanks dat afkoppelen hier niet aan de orde is, kan dit in de toekomst (nieuwe watervisie) wel als doelstelling gaan gelden. Om deze reden geldt dat het gescheiden aanleveren van schoon en vuil water aan de perceelsgrens verplicht is.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Natuur

5.3.1 Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden geregeld. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied en op activiteiten die significant verstorende effecten kunnen hebben op voor een Natura 2000 gebied aangewezen soorten. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan. Voor alle andere activiteiten is een Natuurbeschermingswetvergunning van het bevoegd gezag noodzakelijk. Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of die activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het plangebied “Bonairestraat 9

Conclusie Natuurbeschermingswet 1998

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Natuurbeschermingswet 1998 op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan.

Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dienen passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen en/of dient het plan te worden aangepast om eventuele negatieve gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kan worden voorkomen dient ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. De ontheffingsregeling is geregeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet en nader uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.

De Flora- en faunawet en het plangebied “Bonairestraat 9

Vanuit de Flora- en fauna wet zijn in de bebouwde kom i.r.t. bebouwing in feite 4 (strikt) beschermde soorten of soortgroepen relevant. Het gaat om huismus, gierzwaluw, vleermuizen en steenmarter. Voor deze soorten geldt dat een belangrijk onderdeel van de functionele leefomgeving zich in een gebouw kan bevinden. Nesten van de huismus en gierzwaluw zijn jaarrond beschermd, dat betekent dat deze nesten ook beschermd zijn buiten het broedseizoen, dus ook in periodes dat de vogel geen gebruik maakt van zijn nest.

In de door Ecomilieu uitgevoerde onderzoeksrapportage is naar alle 4 soorten / soortgroepen onderzoek gedaan. In de rapportage is op een voldoende aannemelijke wijze kenbaar gemaakt dat de planlocatie niet tot functionele leefomgeving behoort van deze 4 soorten/soortgroepen of andere beschermde soorten.

Conclusie:

Met de bevindingen en conclusies in de onderzoeksrapportage kan worden ingestemd. Het uitvoeren van nader soortgericht onderzoek of het aanvragen van een ontheffing Flora- en faunawet is niet noodzakelijk.

Het "Ecologisch onderzoek Bonairestraat 9, Enschede" (Rapport EM14352/3-1-2015) is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

In het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" is, tevens in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan "Twekkelerveld 2006", gekozen voor een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Met dit bestemmingsplan kan maatwerk worden geleverd ten aanzien van de beoogde ontwikkelingen voor de West Indië school aan de Bonairestraat en wordt de rechtszekerheid voor omwonenden gegarandeerd.

Wijze van bestemmen:

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In paragraaf 6.3 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" is gekozen.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan “Bonairestraat 9”. In Artikel 1 (Begrippen) zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd.

Artikel 2 (Wijze van meten) geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden in zijn algemeenheid als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels. Daarnaast zijn regels ten aanzien van archeologie, de bescherming van monumentale en bijzonder waardevolle bomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

In het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" wordt de bestemming "Maatschappelijk" gewijzigd in de nieuwe basisbestemming "Wonen".

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. Onder het begrip 'beroep of bedrijf aan huis' wordt in deze regels verstaan: een beroep of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is. Hierbij dient te worden opgemerkt dat een 'bed and breakfast' eveneens als een beroep of bedrijf aan huis wordt aangemerkt. Het oppervlak van een woning dat gebruikt mag worden voor een beroep of bedrijf aan huis mag overigens niet meer bedragen dan 30 m2 van het vloeroppervlak van de woning. In de regels is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen die burgemeester en wethouders bevoegd verklaren om bij een omgevingsvergunning en onder voorwaarden af te wijken van het maximaal toegestane oppervlak van 30 m2 vloeroppervlak ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis en deze te verruimen tot maximaal 49% van het vloeroppervlak van de woning enbijbehorende bouwwerken daarbij meegerekend.

In de planregels zijn tevens algemene bouwregels opgenomen voor de bouw van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, zoals erf- en perceelsafscheidingen. Het hoofdgebouw (voormalige schoolgebouw West Indië school) alsmede de beperkte uitbreiding aan de zuidwestzijde van het hoofdgebouw zijn binnen de op de verbeelding (plankaart) aangegeven bouwvlakgrenzen gelegen.

Voor een deel van het hoofdgebouw dat binnen het bouwvlak is gelegen is een functieaanduiding 'dienstverlening' opgenomen. In het betreffende gebied is een zakelijk dienstverlenend bedrijf toegestaan zoals, een artsenpraktijk, architectenbureau, schoonheidssalon of een hiermee te vergelijken bedrijf. Voor alle duidelijkheid, detailhandel in welke vorm dan ook valt niet onder de functieaanduiding dienstverlening en is, in overeenstemming met de detailhandelsstructuurvisie, hier expliciet uitgesloten.

Het plangebied van het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" behoort tot het archeologisch gebiedstype 'Onderzoeksgebied B'. (zie ook paragraaf 3.2 - Cultuurhistorie, onderdeel archeologie van deze toelichting). Het 'archeologisch onderzoeksgebied b' is middels een gebiedsaanduiding op de verbeelding aangegeven.

Daarnaast is in dit bestemmingsplan het hoofdgebouw van de voormalige West Indiëschool voorzien van een bouwaanduiding "karakteristiek" (ka). Voor gronden met deze bouwaanduiding zijn in de regels behorende bij dit bestemmingsplan bepalingen opgenomen met als doel de cultuurhistorische waarden van dit pand in stand te houden.

Tenslotte is het aantal te realiseren woningen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gemaximaliseerd tot 4 woningen en is deze middels een 'maatvoerings'- aanduiding op de verbeelding aangegeven.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmings- plannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de gewenste toekomstige situatie planologisch-juridisch vast te leggen. Het bestemmingsplan heeft als hoofddoel de realisatie van woningen met werken of een beroep aan huis mogelijk te maken in de voormalige West Indië school aan de Bonairestraat.

Met de initiatiefnemers is een overeenkomst afgesloten waarin het kostenverhaal en een planschaderegeling is opgenomen. Hiermee kan het bestemmingsplan "Bonairestraat 9" als economisch uitvoerbaar worden geacht..