direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Velve - Lindenhof - 't Wooldrik
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00099-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan “Velve-Lindenhof-'t Wooldrik” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen.

De wet verplichtte dat elke 10 jaar een bestemmingsplan opnieuw wordt vastgesteld. Een bestemmingsplan dat ouder is dan tien jaar wordt als niet meer actueel beschouwd.

In verband met veranderd beleid op het gebied van onder meer onzelfstandige bewoning en studio's, maar ook bijvoorbeeld parkeerbeleid, is er gekozen om het bestemmingsplan te actualiseren.

Het voorliggende bestemmingsplan "Velve-Lindenhof-'t Wooldrik" beoogt voor het plangebied een actuele planologisch-juridische regeling te geven. Het plan beschermt bestaande waardevolle ruimtelijke structuren en legt hoofdzakelijk het bestaande gebruik ter plaatse vast.

Het bestemmingsplan maakt op één locatie herontwikkeling mogelijk. Het betreft een bouwplan voor een twee-onder-éénkapper aan de Siemensstraat naast nr. 26. Deze nieuwe ontwikkeling wordt opgenomen omdat de uitwerking van het plan zodanig concreet is dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden gesteld dat de realisatie van de betreffende ontwikkeling zal plaatsvinden en de economische uitvoerbaarheid van de ontwikkeling voldoende verzekerd is.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan “Velve-Lindenhof-'t Wooldrik” betrekking heeft, wordt globaal begrensd door de spoorlijn Enschede - Gronau in het noorden, de Noord Esmarkerrondweg in het oosten, de Stenversweg / Wooldrikshoekweg / Heutinkstraat in het zuiden en de Heutinkstraat / Tegelerweg / Rechterlaan / Oliemolensingel in het westen. Het is gelegen in stadsdeel Oost van de gemeente Enschede.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0001.png"

Afbeelding globale begrenzing plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0002.png"

Afbeelding ligging plangebied in Enschede

1.3 Geldende juridische regelingen

Voor het gebied Velve-Lindenhof-'t Wooldrik gelden thans de volgende bestemmingsplannen:

  • "Wooldrik - Hogeland-Zuid"
  • "Velve-Lindenhof 2005"
  • bestemmingsplan Cultuurhistorie
  • Groen Velve Lindenhof;
  • Herziening 2,4 Velve Lindenhof;
  • Herziening 2 Wooldrik-Hogeland Zuid;
  • Leeghwaterstraat;
  • Wooldrik-Hogeland Zuid - Gronausestraat;
  • Bedrijven en milieuzones (vuurwerk, risicovolle bedrijven en geluid)

Voor het plangebied geldt tevens het voorbereidingsbesluit "Onzelfstandige bewoning". Het ontwerp-bestemmingsplan Onzelfstandige bewoning is tervisiegelegd in juli 2017. De planregels worden vertaald in het nieuwe bestemmingsplan.

Enkele delen van niet meer binnen het plangebied. Voor het complex Lage Bothofstraat zal in verband met nieuwe ontwikkelingen een seperaat bestemmingsplan worden ontwikkeld.

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieueffectrapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.

Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).

Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap, maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Velve-Lindenhof-'t Wooldrik” zijn twee erkende wijkorganen actief:

  • Wijkraad Velve-Lindenhof;
  • Wijkraad Zuid-Oost Enschede.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Aangezien het een actualisatieplan betreft en er geen noemenswaardige ontwikkelingen zijn is de conclusie gerechtevaardigd dat er geen vooroverleg is vereist.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd “Velve-Lindenhof-'t Wooldrik” in voorbereiding te nemen is gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan “Velve-Lindenhof-'t Wooldrik” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen is op 2 mei 2018 gepubliceerd in "Huis aan Huis", in de Staatscourant, op de website van de gemeente Enschede en op de website www.officielebekendmakingen.nl.

Zienswijzen

Het ontwerp-bestemmingsplan ligt gedurende een periode van zes weken ter inzage. Tijdens deze periode heeft eenieder de mogelijk om een zienswijze in te dienen. Van de (eventueel) ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording daarvan wordt een verslag gemaakt dat als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan wordt gevoegd.

De ingediende zienswijzen kunnen aanleiden geven om de gemeenteraad voor te stellen het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

Het bestemmingsplan “Velve-Lindenhof-Wooldrik” is hoofdzakelijk conserverend van aard en de nieuwe ontwikkeling in het bestemmingsplangebied, een bouwlocatie aan de Siemensstraat, is dusdanig kleinschalig dat een toets aan het hiervoor omschreven rijksbeleid niet noodzakelijk is.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel een herziening van de visie en verordening vastgesteld en op 1 mei 2017 zijn deze in werking getreden.

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is, net als in de oorspronkelijke omgevingsvisie van 2009, een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat heeft men vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze benadert zij vanuit de drie overkoepelende 'rode draden': duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities, gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is (generieke beleidskeuzes), waar het past (ontwikkelperspectieven) en hoe het uitgevoerd kan worden (gebiedskenmerken)

In onderstaande afbeelding is het uitvoeringsmodel weergegeven. Vervolgens zijn de niveaus toegelicht. De '“vishaak” met de drie niveaus uit de Omgevingsvisie van 2009 is daarbij behouden gebleven. Boven het uitvoeringsmodel (in de paraplu) staan de rode draden en centrale beleidsambities weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0003.png"

Generieke beleidskeuzes (of)

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

De herziene Omgevingsvisie maakt daarbij onderscheid in:

  • Generieke beleidskeuzes voor heel Overijssel. Dit heeft zij gevat onder de ' Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Dit is een nadere invulling van de nationale Ladder voor duurzame verstedelijking welke voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' verplicht moet worden doorlopen. De Overijsselse ladder geeft onder andere aan dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen ('integraliteit'; is ook een eis uit het Bro). Ook wordt onder andere ingegaan op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (voorheen verwoord in de 'SER-ladder') en '(boven)regionale afstemming' (gemeenten moeten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen afstemmen met buurgemeenten om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat).
  • Gebiedsspecifieke beleidskeuzes, zoals aanduidingen voor grondwaterbeschermingsgebied, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Nationale Landschappen.

Ontwikkelingsperspectieven (waar)

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven: drie voor de groene en drie voor de stedelijke omgeving. Daarbinnen is nog een onderverdeling gemaakt. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken (hoe)

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van agrarische cultuurlandschappen, stedelijke laag en laag van de beleving. Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

In het resterende deel van deze paragraaf wordt nader ingegaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken.

Generieke beleidskeuzes

De voorgenomen ontwikkeling in het bestemmingsplan raken geen belangen van andere (buur)gemeenten. De locatie aan de Siemensstraat is gelegen in een woongebied. Deze locatie ligt in binnenstedelijk gebied, en is met dit bestemmingsplan nader ingevuld. Er wordt dus geen claim gelegd op gebieden waaraan nu (nog) geen groene functie is toegekend.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

Nieuwe ontwikkelingen worden getoetst aan de 'Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. In eerste instantie ligt de focus op het benutten van de bestaande stedelijke gebieden. Met de mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt, wordt gebruik gemaakt van het bestaand stedelijk gebied. Met het juridisch-planologisch mogelijk maken van bebouwingsmogelijkheden, wordt aangesloten op het hierboven beschreven provinciaal beleid. De Inzet van de provincie is ondermeer op differentiatie van woonmilieus.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

Conclusie:

Gelet op het overwegend conserverende karakter van het bestemmingsplan heeft de Omgevingsvisie Overijssel 2017 geen directe doorwerking op de beheerregeling van het plangebied. De bouw van twee nieuwe woningen in de Siemensstraat is in overeenstemming met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, Binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt. bbhgg

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer grondgebonden woningen. Daarbij ligt de focus op bouwen in de bestaande stad en met name in het Binnensingelgebied.

De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

2.3.3 Richting aan Ruimte

Op 5 april 2016 hebben burgemeester en wethouders van Enschede 'Richting aan Ruimte' (RAR) vastgesteld. Dit is een richtinggevend ontwikkelingskader waarin wordt verduidelijkt hoe Enschede omgaat met de programmering. Niet langer de kwantitatieve aspecten staan centraal maar er wordt gestuurd op kwaliteit. Daarbij wordt gekeken naar de totale stedelijke programmering maar ook naar de behoefte van het gebied. Een integrale afweging van alle relevante belangen (o.a. ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, economie, welzijn) op basis van het 'RAR-kompas' leidt uiteindelijk tot een besluit over de (on)wenselijkheid van een nieuw ruimtelijk initiatief. Ongewijzigd onderdeel van het integrale afwegingskader is het 'versterken vanuit het hart'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0004.png"

afbeelding: het 'RAR kompas'

2.3.4 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook vijf sectorale structuurvisies vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.

Woonvisie

Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

Een van de belangrijkste uitgangspunten van de Woonvisie is dat er nog slechts een beperkt aantal woningen aan de woningvoorraad van Enschede in de komende jaren behoeft te worden toegevoegd om aan de vraag te voldoen. Daarbij dient iedere nieuwe woning “raak” te zijn. Dit wordt vertaald in “toekomstgeschikt” dus niet alleen voor de huidige maar ook voor de toekomstige vraag. Toevoeging in segmenten van de woningmarkt waar reeds te veel van aanwezig is, wordt in principe niet meer voorgestaan.

De voorgenomen bouw van de woningen past binnen de Woonvisie van de gemeente Enschede.

Detailhandelsstructuurvisie

Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.

Functiemenging per woonmilieu

Regeling functiemenging per woonmilieu:

  • A. de basisregeling functiemenging: max. 30 m2 bebouwde oppervlak, daarboven ontheffing aanvragen per geval;
  • B. 30% van het bebouwde oppervlak standaard vrijgeven voor functiemenging, daarboven ontheffing aanvragen per geval;
  • C. binnen de kaders van de 'Gids Buitenkans' geheel vrijlaten. Deze gids maakt veel ontwikkelingen mogelijk, mits ze versterkend zijn voor de kwaliteiten van het landschap;
  • D. een aantal “hotspots” in de stad aangeven waarbinnen een 49% vrijstelling toegestaan wordt (daarboven is er sprake van bestemmingswijzigingsprocedure per individueel geval).

Deze categorieën gekoppeld aan de woonmilieus geven de volgende indeling:

Woonmilieu   Regeling functiemenging  
Landelijk milieu   C.  
Dorps woonmilieu   B.  
Villa's in het groen   B.  
Suburbaan   A.  
Groene woonwijk   A. (met experimenten (B) in de plinten).  
Wijkcentrum wonen   A.  
Stedelijk compact   A.  
Centrum stedelijk   A.  
Stedelijke villa's   B.  
Stedelijke radialen, dorpse linten en singels   B.  
“Hot Spots” in de stad   D.  

De binnen de grenzen van het bestemmingsplan "Velve-Lindenhof - Wooldrik" liggende woonmilieus vallen op basis van de Regeling functiemenging hoofdzakelijk onder "Stedelijk compact".

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0006.png"

Bovenstaande afbeelding geeft aan de indeling woonmilieus en is afkomstig uit Woonmilieus Radialen.

Watervisie

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwaterwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeërs gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

Behoud 53 binnenstedelijke werklocaties

Op 3 februari 2011 is de beleidsregel voor behoud van 53 kleine werklocaties (kleiner dan 1,5 ha) op binnenstedelijke terreinen in werking getreden. In de gemeente is een groot aantal kleinere binnenstedelijke bedrijfslocaties aanwezig. In de afgelopen jaren zijn veel van deze locaties van bedrijfsbestemming naar woonbestemming getransformeerd. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat daardoor in een reeks van jaren veel bedrijfslocaties als drager van de economie van de stad verloren zijn gegaan. Om te voorkomen dat nog meer interessante binnenstedelijke bedrijfslocaties “verloren” gaan, is op basis van een aantal uitgangspunten een scan uitgevoerd naar de wenselijkheid deze te behouden als werklocatie. Op basis van de uitkomsten van deze scan wordt geconcludeerd dat voor 53 van deze locaties het wenselijk is reeds nu als uitgangspunt vast te stellen dat vanuit de gemeente niet zal worden meegewerkt aan verzoeken tot bestemmingswijziging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0008.png"

Bovenstaande afbeelding geeft aan de binnenstedelijke bedrijfslocaties

In bovenstaande afbeelding wordt onderscheid gemaakt in blauwe en paarse gebieden. De blauwe gebieden zijn de te behouden binnenstedelijke bedrijfslocaties. De paarse gebieden zijn bedrijfslocaties waar functiewijziging op basis van de uitgangspunten uit de beleidsregel gewenst is.

Archeologiebeleid gemeente Enschede

Op 28 januari 2008 is door de gemeenteraad van Enschede het gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. Hierin is opgenomen hoe Enschede vorm geeft aan "het rekening houden met archeologie". Op basis van het beleid dient archeologie op een dusdanig vroeg tijdstip te worden betrokken bij planontwikkelingen en/of aanvragen voor bouw-, sloop- of aanlegvergunningen dat de risico's voorafgaand aan de werkzaamheden in kaart kunnen worden gebracht. Hierbij is het van belang dat inzicht bestaat in de archeologische verwachtingswaarde en de trefkans dat waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Daarbij geldt dat de geologie, de geomorfologie en de aard van de bodem zeer bepalend zijn voor de archeologische verwachtingswaarde. Gesteld kan worden dat tot de Middeleeuwen nederzettingen meestal gelegen waren op hooggelegen gronden (stroomruggen en oeverwallen). In de Middeleeuwen en daarna heeft zich op een deel van deze gronden een esdek gevormd. In deze hoger gelegen gebieden zijn resten van nederzettingen uit diverse periodes te verwachten. Op basis van kennis over het hiervoor genoemde kan een indicatie worden gegeven over hoe groot de kans is dat ergens waardevolle zaken in de bodem aanwezig zijn. Deze indicaties staan op de Algemene Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Enschede aangegeven. De Algemene Archeologische Verwachtingskaart is opgebouwd uit aparte verwachtingskaarten voor de periode waarin de mensen als jagers en verzamelaars leefden en voor de periode waarin mensen sedentair gingen leven als landbouwers. Daarnaast zijn ontgrondingsgegevens en historische elementen, zoals hoeven, molens en landweren, toegevoegd.

Structuurvisie Cultuurhistorie

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

De cultuurhistorische waardenkaart is de basis voor het beleid. Het doel van de cultuurhistorische waardenkaart is niet om exact aan te geven wat beschermwaardig is. De geïnventariseerde en gewaardeerde objecten en structuren geven op een consistente manier een overzicht van de cultuurhistorische waarden in Enschede om beleidsmatig keuzes te kunnen maken.

In de structuurvisie wordt het ambitieniveau bepaald hoe de Gemeente Enschede haar rol ziet in het beschermen dan wel koesteren van deze waarden. Omdat de Gemeente Enschede haar rol niet ziet in het overal regulerend en controlerend optreden, zijn er keuzes gemaakt. De keuzes zijn vertaald en verbeeld in de structuurvisiekaart cultuurhistorie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0010.png"

Afbeelding Cultuurhistorische beleidskaart Enschede

(Structuurvisiekaart Cultuurhistorie)

Andere redenen om objecten en structuren op te nemen zijn:

  • Ligging aan de stedelijke hoofdstructuur en daarmee direct beeldbepalend voor de identiteit van Enschede;
  • Identiteitsbepalende wijkstructuren dan wel gebouwen;
  • Homogene tuindorpstructuren en restanten van het textiele verleden;
  • Oude landschapsstructuren en hoeven in het buitengebied.

Aangeven

Structuurvisie Externe Veiligheid

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de productie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

2.3.5 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

In de strategische beleidsdocumenten Toekomstvisie, Stedelijke Koers en de diverse structuurvisies zijn voor het plangebied van het bestemmingsplan "Velve-Lindenhof-'t Wooldrik" geen specifieke beleidsdoelstellingen of ontwikkelingsrichtingen benoemd. In hoofdstuk 4 zijn de beleidsdoelstellingen vertaald naar de mogelijkheden binnen dit bestemmingsplan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in mogelijkheden voor bestaande bebouwing en nieuwe ontwikkelingen.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Daarbij zal voornamelijk worden ingegaan op de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en buurtkarakteristieken. Doel is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in de wijk kunnen worden getoetst.

Het plangebied van het bestemmingsplan "Velve-Lindenhof - 't Wooldrik" bestaat uit het gebied Velve-Lindenhof aan de noordkant van de Gronausestraat en het gebied Wooldrik aan de zuidkant van de Gronausestraat.

In de volgende paragrafen wordt elk van deze gebieden afzonderlijk beschreven. Daar waar het per deelaspect mogelijk is, zal eerst een beschrijving van het gebied Velve-Lindenhof worden gegeven en daarna een beschrijving van het gebied 't Wooldrik.

3.1 Ruimtelijke structuur

In deze paragraaf wordt, zowel ruimtelijk als functioneel, de bestaande hoofdstructuur van het gehele plangebied beschreven. Daarna volgt waar mogelijk een beschrijving van de in het plangebied te herkennen deelgebieden.

3.1.1 Hoofdstructuurdragers

Historisch perspectief van de wijken Velve-Lindenhof en 't Woodrik

Enschede

Van oorsprong wordt Enschede gekenmerkt door een concentrische structuur, gedragen door een stadshart en een spinvormig stelsel van radiale wegen. De eerste groei beperkte zich tot verdichting van de bebouwing langs deze radialen. De groei van de stad komt in een stroomversnelling door de ontwikkeling van de textielindustrie. Er ontstaan 'stedelijke vingers', gekoppeld aan spoorlijnen en radialen en er ontwikkelen zich tangentiale wegen als dwarsverbindingen tussen de radialen.

De sterke groei van de bevolking tussen 1900 en 1910 als gevolg van de florerende textielindustrie gaf aanleiding Enschede sterk uit te breiden. Om de nieuwe woonwijken goed te kunnen ontsluiten werd een ringvormige straat, met een lengte van negen kilometer en een breedte tussen de rooilijnen van 28 meter, rondom de stad in het Uitbreidingsplan van 1907 opgenomen. Met dit singelplan werd in 1913 begonnen aan de Boddenkampsingel en in 1931 afgerond met de aanleg van een viaduct over de spoorlijn naar Ahaus. De Hogeland- en Varviksingel, die grenzen aan de wijken Hogeland-Zuid en 't Wooldrik, werden tussen 1924 en 1929 aangelegd.

Dit singelplan diende een tweeledig doel, namelijk ten eerste een betere geleiding van het toenemende verkeer rondom de stad en ten tweede een goede ontsluiting van toekomstige woonwijken.

't Wooldrik

De oorsprong van de wijk 't Wooldrik ligt in 1883 toen het fabrikantenechtpaar Ter Kuile-Cromhoff een landhuis op het boerenerve 't Wooldrik liet bouwen, compleet met fraaie tuin. In 1950 werd het landgoed door de familie Van Heek van de erven van Ter Kuile aangekocht. Deze schonk het landgoed op haar beurt aan de gemeente Enschede. In 1934, toen de gemeente Lonneker bij de gemeente Enschede werd gevoegd, werd verdere uitbreiding van Enschede buiten het singelgebied mogelijk. De eerste woningen van de wijk 't Wooldrik werden gebouwd langs de Gronausestraat en rondom Het Wooldrikspark. Na de Tweede Wereldoorlog werd de wijk in een aantal fasen plansgewijs afgebouwd in de richting van de Zuid Esmarkerrondweg. De laatste bebouwing dateert van de late jaren '90 rondom Groot Tegeler.

Velve-Lindenhof

De wijk Velve-Lindenhof ligt aan de oostzijde van Enschede. De vorming van het stadsdeel Oost start globaal bij de aanleg van het Singeltracé. Het Singeltracé is destijds zodanig gekozen dat een aantal oude toegangswegen naar de stad worden doorsneden. De eerste stadsuitbreidingen in de jaren '20/'30 van de vorige eeuw zijn aansluitend aan de singel, langs de oude linten en als een schil langs de Oliemolensingel op de toen beschikbare gemeentegrond van Enschede gerealiseerd. Een kleine enclave (tuindorp Ohmstraat en omgeving) is gelegen in het toenmalige buitengebied. Na de Tweede Wereldoorlog is de wijk in de wederopbouwperiode grotendeels volgebouwd. Nadien hebben op kleine schaal, door sloop en herbouw, nog enkele invullingen plaatsgevonden. De meest recente veranderingen van de wijk Velve-Lindenhof heeft plaatsgevonden in de herstructureringopgave van het plan Groen Velve Lindenhof.

De ontwikkeling van het plangebied Velve-Lindenhof van voor en na de Tweede Wereldoorlog is terug te vinden in de ruimtelijke opzet. Er is in hoofdzaak een tweetal duidelijk verschillende deelgebieden te herkennen. Het gaat daarbij om de vooroorlogse ontwikkeling (Velve-Lindenhof Oud) en het deelgebied uit voornamelijk de wederopbouwperiode (Velve-Lindenhof Nieuw) waar de recente herstructurering van het gebied heeft plaatsgevonden. Beide deelgebieden vormen ruimtelijke eenheden en hebben, naar gelang het tijdvak van realisatie, de hen eigen zijnde samenhangende ruimtelijke kenmerken en markante sferen. De verscheidenheid in de aard van de ruimtelijke opzet tussen beide deelgebieden is duidelijk herkenbaar. De homogeniteit in de hoofdopzet van de deelgebieden wordt aangevuld met enkele verschillen tussen onderdelen daarvan. De begrenzing van het plangebied is eveneens duidelijk herkenbaar. De Oliemolensingel, de verdiept liggende spoorlijn Enschede-Gronau, de Gronausestraat (een belangrijke stedelijke invalsweg) en de Noord Esmarkerrondweg (oude stadsgrens) geven dit gedeelte van het plangebied duidelijk herkenbare grenzen. In de ruimtelijke opzet van de twee deelgebieden zijn de ontwerpopvattingen uit de betreffende bouwperioden terug te vinden. Velve-Lindenhof Oud is grotendeels gebouwd volgens de traditionele stadsuitbreiding uit de vroeg 20-ste eeuwse periode. In Velve-Lindenhof Nieuw wordt in de wederopbouwperiode direct na de Tweede Wereldoorlog de verkavelingopzet volgens het "Moderne Bouwen" uit de eerste naoorlogse periode geïntroduceerd.

Het gebied Velve – Lindenhof Nieuw is in begin deze eeuw aangemerkt als een herstructureringswijk. De wederopbouwwoningen en de woonomgeving voldeden niet meer aan de gewenste woon- en omgevingskwaliteit. In het plan “Groen Velve Lindenhof “ zijn enkele belangrijke ingrepen in de stedenbouwkundige structuur uitgevoerd. Ook het realiseren van meerdere typen woningen hebben deze wijk weer toekomstwaarde gegeven.

De deelgebieden zijn in beginsel vooral woonbuurten. In het oudste gedeelte is de menging van wonen en werken te vinden. In het naoorlogse deel zijn de functies met scholen, winkels en enkele maatschappelijke voorzieningen vooral afgestemd op de woonbuurt zelf. Verspreid over de buurt liggen enkele buurtparkjes.

Structuurdragers Velve-Lindenhof

Structuurdragers zijn ruimten en elementen, die binnen een plangebied een ruimtestructurerende rol vervullen. De structuurdragers vormen een ruimtelijk en/of functioneel samenhangend raamwerk, dat bepalend is voor de ordening en de structurering van het plangebied. Over het raamwerk heen liggen de (bijzondere) deelgebieden en accenten.

In Velve-Lindenhof worden de volgende structuurdragers onderscheiden:

  • 1. Noord Esmarkerrondweg
  • 2. Gronausestraat
  • 3. Oliemolensingel
  • 4. Spoorzone Enschede-Gronau/Oostburgweg
  • 5. Oostveenweg
  • 6. Lipperkerkstraat


Ad 1. Noord Esmarkerrondweg:

De Noord Esmarkerrondweg heeft verschillende functies en betekenissen. De straat is de belangrijkste oostelijke stedelijke verkeersader, direct grenzend aan de "oude" stadsgrens en het Miroterrein. De straat is ook de ruimtelijke scheiding tussen het plangebied en een stedelijke voorziening (begraafplaats).

De straat is voorzien van vrijliggende fietspaden. De straat is voornamelijk eenzijdig bebouwd. De woningen in het plangebied zijn op de straat georiënteerd. De invulling aan de oostzijde is gefragmenteerd en de bebouwing vertoont weinig samenhang met de woningbouw in het plangebied.

Langs de weg staan aan de westzijde voornamelijk een reeks van twee onder een kapwoningen strak in het gelid. De woningen zijn, veelal op de hoek met een dwarsstraat, op enkele plaatsen afgewisseld met bedrijfsruimten.

De straat bestaat uit twee rijbanen met parkeerstroken en met vrijliggende fiets- en voetpaden, deels begrensd door het groen van de Oosterbegraafplaats.


Ad 2. Gronausestraat:

De Gronausestraat is de belangrijkste stedelijke verkeersader in Enschede-Oost. De straat loopt vanaf de grens met Duitsland door tot in het hart van Enschede en is een van de structuurdragers van de stad. De eerste ruimtelijke betekenis ligt derhalve vooral op stadsniveau. De bebouwing en de straat maken nauwelijks deel uit van het plangebied.

De straat heeft een breed wegprofiel van twee rijbanen, parkeerstroken en een vrijliggende busbaan en aan weerszijden fietsstroken en voetpaden. De straat is qua bebouwingtypologie aan beide zijden gelijkelijk bebouwd. De woningen in het plangebied, aan de noordzijde van de Gronausestraat, zijn op de straat georiënteerd.

Langs de weg staan vooral vrijstaande en twee onder een kap woningen, in twee bouwlagen met kap. De architectuur kent een zekere verscheidenheid. Op enkele plaatsen zijn bijzondere woningen neergezet. De flat van 11 bouwlagen markeerde tot voor kort de oostelijke entree van de stad. Ongeveer in het midden staat, te midden van grondgebonden woningen, een u-vormig appartementencomplex in 4 bouwlagen. Aan de westzijde staan enkele zeer riante woningen cq kantoren op grote kavels.

De openbare ruimte is geheel afgestemd op de stroomfunctie. Markant zijn de grote bomen in de straat, nabij de Oostveenweg.


Ad 3. Oliemolensingel:

De Oliemolensingel maakt deel uit van de Singel rondom het stadshart van Enschede. De ruimtelijke betekenis ligt dan ook in eerste instantie bij de ruimtelijke invulling van de rondweg. Daarnaast is de Singel de "zachte begrenzing" van het plangebied aan de westzijde. Zacht omdat zowel de aard van de bebouwing als de stratenloop over de singel doorlopen.

De Oliemolensingel heeft een breed profiel met deels een groene rand en deels een groene middenberm. De straat wordt aan weerszijde begrensd door half open tot gesloten wanden. Door de diversiteit aan bebouwing en functies is de Singel een herkenbare stadsstraat uit de eerste periode van de 20e eeuw. Er is voornamelijk een directe overgang tussen de woningen en de openbare ruimte. Voortuinen ontbreken grotendeels.

De randen tonen een rijke diversiteit aan bouwvorm en architectuur. Vrijstaande woningen worden afgewisseld door een reeks min of meer aaneengesloten twee onder een kapwoningen of door korte rijtjes grondgebonden woningen of zelfs door appartementencomplexen. De bebouwingshoogte varieert van twee bouwlagen met kap bij de grondgebonden woningen tot drie lagen met een plat dat bij de appartementen. De woningen worden afgewisseld door bedrijfsruimten. De kleinschaligheid wordt op enkele plaatsen doorbroken door grotere bedrijfsmatige panden.

De openbare ruimte is naast de stroomfunctie van de straat, met rijstrook en fietsstrook en een voetpad, ruimtelijk verrijkt door de groenstrook aan een kant van de weg of door een groene middenberm.


Ad 4. Spoorzone Enschede-Gronau/Oostburgweg:

De spoorlijn begrenst niet alleen het plangebied, maar is aan de noordkant ook de ruimtelijke scheidingslijn van het plangebied met de rest van de stad. De Oostburgweg is voornamelijk een gewone woonstraat en is qua sfeer in meerdere zones op te delen. De belangrijkste betekenis ligt bij de groene invulling van de spoorzone. De spoorzone is een fraai doorgaand groengebied, dat zowel visueel als ecologisch meerwaarde heeft voor zowel het plangebied als voor dit deel van de stad. Door de ontoegankelijkheid ervan zal de betekenis ook voor langere termijn gewaarborgd blijven.

De spoorlijn ligt enkele meters onder het maaiveld. De Oostburgweg is de meest noordelijke weg in het plangebied. Tussen de Oostburgweg en het spoor staan deels (oostzijde) een dubbele rij hoge eikenbomen met daartussenin een voetpad. De bomenrij ontbreekt in het midden en het westelijk deel van de straat, waardoor de straat en het spoor duidelijk zijn gescheiden. De enkelzijdige woonbebouwing is deels vrijstaand (west), deels aaneengesloten (midden) en deels verdeeld in aaneengeschakelde twee onder een kapwoningen (oost). In het westelijke en middengedeelte zijn de woningen direct aan de Oostburgweg gesitueerd en daarop ook georiënteerd. In meer in oostelijke richting staan de woningen door de aanwezigheid van een openbare groenstrip op enige afstand van de weg. Het samenspel tussen de verdiept liggende spoorlijn en de doorgaande dubbele hoge bomenrij in het oostelijk deel versterkt de afronding van het plangebied aan de noordzijde.

De bebouwing in het westelijk deel vertoont, door de diversiteit aan architectuur en diepe achtertuinen, nog de kenmerken van een lintbebouwing. De bebouwing in het middengedeelte, aan weerszijde van de Franklinstraat, is van recente datum. De grondgebonden woningen in twee bouwlagen met langskap vormen een aaneengesloten strakke wand langs de weg. In het meest oostelijk deel vanaf de Galvanistraat staan twee onder een kapwoningen in een reeks langs de weg.


Ad 5. Oostveenweg:

In de Oostveenweg is de oude scheidingslijn tussen de voormalige gemeentegrenzen van Enschede en Lonneker nog herkenbaar. Thans wordt de straat gekenmerkt door de ruimtelijke scheiding in de noord-zuid richting, tussen de vooroorlogse meer organisch gegroeide stadsuitbreiding en de meer planmatige stadsuitbreiding uit de wederopbouwperiode. De schil langs de Singel eindigt bij de Oostveenweg. Dezelfde weg is binnen het plangebied over de volle noord-zuid richting het begin van de moderne invulling tussen de linten.

De straat heeft een smal profiel met twee duidelijke deels aaneengesloten wanden en deels met regelmatig terugkerende smalle en ondiepe open ruimten tussen de bebouwing. Aan beide zijden is de typologie en architectuur zeer divers. De bebouwing is veelal in een zelfde rooilijn direct aan de openbare ruimte aangetakt. De ruimte voor het voetpad is in grote delen van de straat zeer beperkt. De smalle breedte en de grotere lengte geven de straat een ingesloten aanblik. Openbaar en privégroen ontbreken nagenoeg, waardoor de openbare ruimte een versteende uitstraling heeft.

De gebouwen zijn veelal een reeks vrijstaande woningen of twee onder een kapwoningen in twee lagen met kap, afgewisseld met kleinschalige bedrijfspanden en detailhandel. Op enkele plaatsen is de oude bebouwing vervangen door nieuwbouw.

In de openbare ruimte domineert in grote delen van de straat de asfaltstrook voor de auto.

Ad 6. Lipperkerkstraat:

De Lipperkerkstraat is voor de ruimtelijke hoofdopzet in Velve-Lindenhof zeer belangrijk. De oost-west richting en golvende vorm zijn in een golfbeweging vanuit deze straat over de buurt uitgesmeerd. De straat is ondanks de oude lintfunctie en met uitzondering van het eerste deel nagenoeg geheel een woonstraat. De straat markeert tevens het noordelijke, meer organische, deel en het streng planmatige zuidelijk deel in het plangebied.

De ruimtelijke opbouw van de straat verloopt in oost-west richting. Het ruime straatprofiel versmalt richting Singel tot een zeer krap profiel. In de straat staan de woningen aan weerszijden, variërend van verdeeld in kleine groepjes tot een lange reeks van min of meer aaneengesloten bebouwing. De verscheidenheid aan grondgebonden bebouwing is divers. De inrichting is ondanks de gelijke materialisering en opbouw over de volle lengte van de straat verschillend qua sfeer . In het smalle gedeelte is het groen nauwelijks aanwezig. In de bredere strook geven kleine voortuinen en enkele bomen nog enige fleur aan de woonstraat.

De bebouwing bestaat voornamelijk uit (grondgebonden) woningen. De diversiteit in architectuur, bouwvorm, kapvorm, kleurstelling en bouwmassa tussen de woningen cq rijtjes woningen onderling is groot. De bebouwingshoogte gaat niet verder dan twee bouwlagen met kap. De bebouwingslijn van de voorgevel verspringt regelmatig.

De openbare ruimte is over de volle lengte van de straat volgens hetzelfde principe opgebouwd. Het profiel bestaat uit een smal voetpad, aparte parkeerstrook en de rijbaan. De breedte van de rijbaan en het voetpad varieert, afhankelijk van de beschikbare ruimte. Door het ontbreken van groen in grote delen van de straat, het smalle profiel en de doorgaande wanden van zeer verschillend uitziende woningen komt het geheel zeer steenachtig en rommelig over.

Structuurdragers 't Wooldrik

In het gedeelte van 't Wooldrik dat binnen het plangebied van het bestemmingsplan Velve-Lindenhof - ''t Wooldrik ligt, worden de volgende structuurdragers onderscheiden:

  • 1. Gronausestraat
  • 2. Zuid Esmarkerrondweg

Ad 1. Gronausestraat:

Aan de noordzijde wordt 't Wooldrik begrensd door de Gronausestraat. De Gronausestraat loopt in zijn huidige vorm tot de kruising met de singels al vanaf oudsher op deze wijze langs 't Wooldrik en vormt de verbinding tussen Enschede, Glanerbrug en Gronau (Duitsland). De Gronausestraat liep tot 1950 door richting de huidige Espoortstraat, maar werd na aanleg en voltooiing van de Boulevard 1945 omstreeks 1961 hierop aangesloten.

Ad 2. Zuid Esmarkerrondweg:

Deze rondweg, aangelegd in de toenmalige gemeente Lonneker, werd de 2e Lonnekerrondweg genoemd. Deze rondweg verbindt in een wijde boog rondom de stad de Gronausestraat met de Knalhutteweg en de Buurserstraat en vormt de oostelijke begrenzing van 't Wooldrik.

3.1.2 Buurtkarakteristieken

Deelgebieden Velve-Lindenhof Oud en Velve-Lindenhof Nieuw / Groen Velve-Lindenhof


Deelgebieden zijn eenheden die door een bepaalde ruimtelijke en/of functionele karakteristiek een samenhangend gebied vormen. Binnen de deelgebieden kunnen kleinere eenheden aanwezig zijn, waarbij de samenhang minder sterk is of op enkele punten zelfs daarvan afwijkt. Afwijkende gebieden passen echter nog wel binnen de ruimtelijke hoofdkenmerken in het gehele plangebied. Er zijn twee deelgebieden te onderscheiden, namelijk Velve-Lindenhof Oud en Velve-Lindenhof Nieuw / Groen Velve-Lindenhof.

Velve-Lindenhof Oud

Algemeen

Het deelgebied Velve-Lindenhof Oud wordt begrensd door Oliemolensingel (west), de spoorzone (noord), de Oostveenweg (oost) en door de Gronausestraat (zuid). Het gebied omvat mede de driehoek tussen de Lage Bothofstraat, de Lipperkerkstraat en de Oostveenweg. Het deelgebied is binnen het ruimtelijk concept nader te verdelen in drie onderdelen, namelijk Velve-Lindenhof Oud-noord, Oud-midden en Oud-zuid. De grenzen liggen bij de Lage Bothofstraat en bij het Gronausevoetpad.

Ruimtelijk concept

Het ruimtelijke concept bestaat uit een schil langs de Oliemolensingel. De schil loopt tot aan de Oostveenweg. De twee noord-zuid gerichte "staanders" zijn als treden van een trap verder onderverdeeld door oost-west gerichte straten. Langs de staanders staat lintbebouwing. Langs de "treden" staan voornamelijk grondgebonden individuele woningen. De wanden langs de korte straatjes zijn, afhankelijk van de locatie, al dan niet gesloten. Velve-Lindenhof Oud-Noord is onderdeel van de spoorzone, waarbij voorheen grootschalige textielfabriekcomplexen tot aan het centrum waren gesitueerd. Velve-Lindenhof Oud-midden is een voorbeeld van stadsuitbreiding uit het begin van de 20e eeuw. Afzonderlijke woningen en kleinschalige bedrijvigheid zijn als wanden aan weerszijde van nauwe straten gesitueerd. De relatief hogere dichtheid wordt afgewisseld door een groenzone langs de Pluimstraat. In het zuidelijk deel (Velve-Lindenhof Oud-zuid) gaat de verkaveling over in een riante villastrook met ruime kavels en grote solitaire woningen en kantoorpanden langs brede wegen (Marthalaan).

Bebouwing

De bebouwing varieert per deelgebied. In het noordelijk deel staan enkele restanten van het voormalige textielfabriekcomplex. Het zijn grootschalige gebouwen, waarvan een deel voor nieuwbouw is afgebroken (Lage Bothof). Aangezien de nieuwbouwplannen niet worden meegenomen in het actualisatieplan blijft dit gebied buiten beschouwing. Voor de nieuwbouwplannen zal een apart bestemmingsplan worden ontwikkeld.

Verkeer

De straten zijn vanuit het principe van de verkeersaders en de verblijfsgebieden in twee functionele categorieën te verdelen. Aan de rand van het deelgebied lopen stedelijke verkeersaders (de Gronausestraat en de Oliemolensingel). Binnen het gebied zijn ook de oude linten Lipperkerkstraat en Oostveenweg woonstraten met een buurtontsluitingsfunctie. De overige straten zijn woonstraten. Alle profielen, met uitzondering van de verkeersaders en de Marthalaan, zijn smal tot zeer smal. Uitzondering is de Gronausestraat waar ook een OV-as is aangelegd.

Groen en openbare ruimte

Het groen beperkt zich tot een groenstrook langs de Pluimstraat. De strook is een speelplaats. In de straten zelf is, zowel in het openbaar gebied als door het veelal ontbreken van privé-voortuinen, nauwelijks groen aanwezig. De inrichting van de openbare ruimte is steenachtig, eenvoudig gematerialiseerd en vooral gericht op de verkeersfunctie.

Velve-Lindenhof Nieuw / Groen Velve-Lindenhof

Algemeen

Het deelgebied Velve-Lindenhof Nieuw / Groen Velve-Lindenhof wordt begrensd door de Oostveenweg (west), de spoorzone (noord), de Noord Esmarkerrondweg (oost) en de Gronausestraat (zuid). Velve-Lindenhof Nieuw is een gebied waarbij het ruimtelijk concept en de oude, oorspronkelijke, uitgangssituatie bij de stadsuitbreiding in elkaar verweven zijn. Een sleutelpositie wordt ingenomen door de Lipperkerkstraat. De Lipperkerkstraat geeft zowel de richting van de hoofdopzet aan, als de scheiding tussen de vooroorlogse uitbreiding aan de noordzijde en de wederopbouwbuurt aan de zuidzijde. In het gebied neemt het oorspronkelijke tuindorp nabij de Ohmstraat een aparte positie in. Het tuindorp was als eenheid in de stadsuitbreiding ingepast, maar is door sloop en nieuwbouw qua uitstraling sterk gemoderniseerd.

Na de Tweede Wereldoorlog werd het gebied tussen het oude Velve en het Lindenhof volgebouwd met rijtjeshuizen: het zogenaamde Nieuw Velve. Een groot deel bestond uit Airey-woningen en een deel uit duplexwoningen die in het bezit waren van de woningbouwcorporaties. Vanwege de prefab betonnen gevels werden deze woningen wel 'grijsbouw' genoemd.

De duplexwoningen werden deels samengevoegd en ook werd een deel van de Airey-woningen gerenoveerd. Dit deel van de wijk kende hele diepe tuinen. De gedachte was dat bewoners een deel van hun voedsel in de moestuin konden verbouwen.

De contouren van het plangebied Groen Velve- Lindenhof, zijn afgebeeld op onderstaande luchtfoto:

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0011.jpg"

Herstructureringsopgave.

Vanuit stedenbouwkundig oogpunt bezien heeft de ontwerp-Herstructureringsopgave, kort samengevat, bestaan uit het -binnen de gegeven programmatische en financiële kaders- ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige woonomgeving voor de bewoners van de buurten Nieuw Velve en Lindenhof. Inhoudelijk is er gestreefd naar samenhang tussen de woonbuurten Nieuw Velve en Lindenhof. De toevoeging van groen in de wijk werd noodzakelijk geacht met het oog op de na te streven kwaliteit van de woonomgeving.

Om deze herstructureringsopgave planologisch mogelijk te maken is het toen geldende bestemmingsplan in 2009 herzien. Op 14 december 2009 werd het bestemmingsplan Groen Velve-Lindenhof vastgesteld.

Volkshuisvesting

Omdat Velve - Lindenhof ook in fysieke zin een landelijke aandachtswijk was, was het belangrijk met de nieuw te bouwen woningen een differentiatieslag te maken. De wijk was zeer eenzijdig opgebouwd met alleen goedkope, verouderde sociale huurwoningen. Door een mix te kiezen van sociale huur- en sociale koopwoningen voor terugkeerders en duurdere woningen voor nieuwkomers was dit bewerkstelligd. Belangrijk hierbij was, dat ook de sociale woningbouw voldoende hoge kwaliteit mee zou krijgen, zodat de wijk toekomstbestendiger werd bij veranderende vraag.

Het oorspronkelijke herstructureringsplan voorzag in woningen met werkruimtes en woningen met de mogelijkheid voor voorzieningen op de begane grond op verschillende locaties binnen het plangebied van Groen Velve-Lindenhof. Uiteindelijk is door veranderd maatschappelijk inzicht de bestemming Gemengde Doeleinden alleen toegekend aan de bebouwing aan de westzijde van de Ampèrestraat, tegenover de groenvoorziening.

Stedenbouwkundige opzet

Groen Velve-Lindenhof werd een samenhangende woonbuurt doordat de Van Leeuwenhoekstraat en de Farradaystraat van Nieuw Velve tegenwoordig doorlopen tot in Lindenhof. De oorspronkelijke entree van de buurt, de Voltastraat aan de Noord Esmarkerrondweg, werd daarbij in noordelijke richting verschoven. Voor het verhogen van de intimiteit van de buurt werd het perspectief van de Van Leeuwenhoekstraat en de Farradaystraat gesloten door een knik aan het eind van de straat.Ter verhoging van de kwaliteit van Groen Velve Lindenhof werd veel openbaar groen toegevoegd.

Visualisering nokrichting

De dak- en nokrichting van de woningen loopt voor het grootste gedeelte evenwijdig aan de wegen. Alleen bij de woningen langs de Stephensonstraat en de Wattstraat lijkt het of de nok van de woningen haaks op de richting van de weg staat. Toch loopt de hoofdnok van deze woningen ook in de richting van de straat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0012.png"

Omdat tweerichtingsverkeer het minste aantal verkeersbewegingen geeft, rijdt het verkeer in twee richtingen door de straten.

Thuiskomen in straten die niet aan twee kanten volstaan met auto's is een grote kwaliteit. In Groen Velve Lindenhof bestaat daarom een diversiteit aan parkeeroplossingen., zoals aan één kant van de straat in de lengterichting of haaks.

Groen

In het onderzoek naar de verbetering van de groenstructuur in Groen Velve Lindehof werd de 'schakeltheorie' ontwikkelt. In de schakeltheorie wordt ervan uitgegaan dat groen pas betekenis krijgt voor mensen, wanneer iedere groene ruimte - van voordeur tot landschap - het juiste schaalniveau heeft. Bovendien moeten, voor optimaal gebruik van de groene ruimte, het ene schaalniveau logische stappen kennen naar het volgende schaalniveau.

In de analyse was de conclusie dat de schakel van het 'voordeurgroen' geknapt is. Daarnaast ontbrak de schakel van een helder groen raamwerk door de wijk en de schakel naar het landschap.

Velve Lindenhof is een compacte wijk waardoor er niet de ruimte is om alle groenschakels van voordeur tot landschap naast elkaar te leggen. In Groen Velve Lindenhof zijn meerdere schaalniveaus 'over elkaar heen gelegd'. Het groene raamwerk (Lanen en Entree) doet bijvoorbeeld tegelijk dienst als 'voordeurgroen' en het Velveplein kan gezien worden als buurtpark voor Groen Velve Lindenhof maar geeft, door het aanbrengen van functies de mogelijkheid om mensen van heel Velve Lindenhof te trekken.

Het plangebied is, ten opzichte van de oude situatie, met deze herstructurering een stuk groener geworden.

Deelgebieden van 't Wooldrik

Ook 't Wooldrik kent een aantal deelgebieden. Hieronder een afbeelding met begrenzingen van de verschillende deelgebieden. In deze paragraaf beperken wij ons tot die deelgebieden die binnen het plangebied van dit bestemmingsplan liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0013.jpg"

Dit betekent dat deelgebied 1 (het meest zuidelijk gelegen) langs de Hogelandsingel en deelgebied 2 niet nader besproken worden

1. Deelgebied Gronausestraat:

De Gronausestraat is een brede straat met daarin opgenomen een OV-as. De wand langs de Gronausestraat begint met het Wooldrikspark. Een fraaie entree en uitzicht over de centrale vijver met op de achtergrond fraaie parkbebouwing vallen direct op. Vanaf de Lorentzlaan bestaat de straatwand weer uit vrijstaande en twee onder een kapwoningen uit de '30-er en '50-er en '60-er jaren. De gebogen ligging langs de Gronausestraat vormt een fraaie aanblik. De percelen zijn relatief smal.

Halverwege de wijk gaat de Wooldrikshoekweg de wijk in. Deze straat fungeert als wijkentree. Op de hoek van deze straat ligt op een groot perceel een horecagelegenheid. Hier is een restaurant gevestigd. Vanaf de Wooldrikshoekweg hebben de woningen langs de Gronausestraat een grotere maat en staan op grotere percelen.

Het einde van de wijk en tot voor kort de grens met het buitengebied van Enschede wordt gevormd door de woonflat De Eschmarke. Op de begane grond is hier een bedrijf gevestigd. De acht verdiepingen daarboven bestaan uit appartementen.

2. Dit deelgebied ligt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan en wordt daarom niet besproken.

3. Deelgebied Wooldrikspark:

Het Wooldrikspark is ontstaan uit de schenking van de familie Van Heek aan het gemeentebestuur van Enschede. De familie Van Heek had het park in 1950 aangekocht van de oorspronkelijke stichters van het landgoed, de familie Ter Kuile-Cromhoff. Deze familie heeft in 1883 op het boerenerve 't Wooldrik een villa laten bouwen en een parktuin aan laten leggen door de tuinarchitect P.H. Wattez.

Het Wooldrikspark wordt begrensd door de Rechterlaan, Tegelerweg, Lorentzlaan en de Gronausestraat. Het park is opgetrokken in de Engelse landschapsstijl. Langs de randen en rondom de bebouwing in het middengebied staan veel grote beuken en eiken die al van oudsher het aangezicht van het park bepalen.

Het park kent twee grotere open plekken. In de ene langs de Gronausestraat ligt een grote vijver met flauwe taluds, de andere open plek bestaat uit een grasveld.

Het park is toegankelijk vanaf de Gronausestraat via een smeedijzeren hoofdpoort die afkomstig is van villa Kleiboer. De villa is in het verleden gesloopt. Verder heeft het park nog drie ingangen: één aan de Rechterlaan en twee aan de Lorentzlaan (wijkzijde). Buiten deze entrees, die voornamelijk als wandelpad zijn vormgegeven, is het park moeilijk toegankelijk vanwege de overwegend dichte beplanting en het aanwezige hek.

In het middengebied van het park staan enkele gebouwen. De eerste is in gebruik als woning annex atelierruimte. De andere betreft een boerderijtype dat inclusief enkele opstallen de functie heeft van kinderboerderij.

Het park heeft een belangrijke recreatieve (actief en passief) en groene meerwaarde voor de wijk 't Wooldrik. Tevens verbindt deze groene enclave de groene parkzone rondom de Boulevard, via de sportvelden ten zuiden van de Tegelerweg met het buitengebied ten zuiden van de wijk. Het Wooldrikspark legt een belangrijke basis voor een groene opzet van de hele wijk. Tot slot maakt het park deel uit van de ruimtelijke hoofdstructuur van Enschede.

4. Deelgebied van 't Hofflaan en omgeving:

Deelgebied Van 't Hofflaan wordt begrensd door de woningen langs de Gronausestraat, de woningen langs de Wooldrikshoekweg, de Hofstedeweg, de Van der Waalslaan, de Tegelerweg en de woningen aan de westzijde van de Lorentzlaan.

Het deelgebied heeft een eenvoudige orthogonale structuur. Het assenstelsel vormt een rechthoek met voornamelijk vrijstaande en half vrijstaande en (enkele) twee onder een kapwoningen Dwars door het gebied loopt een groenstrook.

Door het deelgebied is een indicatieve lijn te trekken van noordwestelijke naar zuidoostelijke richting. Is de verkaveling boven deze indicatieve lijn compacter, beneden deze lijn staan de woningen op grotere percelen en is de verkaveling ruimer opgezet.

De bouwperiode van de woningen loopt uiteen van de '30-er jaren tot de '60-er jaren. Op enkele locaties is sprake van een planmatiger bouwwijze. Dit geldt voor enkele woningen in het oostelijk deel van de Kamerlingh Onneslaan en de Hofstedeweg. De overige woningen zijn allemaal op zichzelf staande bouwplannen.

Aan de oostzijde van het Wooldrikspark ligt een rijtje van acht vrijstaande '30-er jaren woningen met de achterzijden naar het park toegekeerd. De voorzijden van de woningen grenzen aan de Lorentzlaan. Vanaf de Lorentzlaan bestaan er twee toegangen naar het Wooldrikspark. De noordelijke toegang is vanwege veiligheidsoverwegingen echter afgesloten. De zuidelijke toegang bevindt zich ter hoogte van de Hofstedeweg.

De Hofstedeweg bestaat aan de zijde van het Wooldrikspark uit twee rijbanen met een brede groene middenberm met daarin veel grote bomen. Het park wordt daardoor de wijk ingetrokken, maar eindigt bij het schoolveld. De overige straten in dit deelgebied hebben dwarsprofielen, bestaande uit de rijbaan met van de rijbaan door een groenstrook met bomen gescheiden trottoirs. De profielen zijn ongeveer tussen de 12 en 20 meter breed en bieden een groene aanblik.

5. Deelgebied Van der Waalslaan:

Dit deelgebied wordt begrensd door de Hofstedeweg, de Van der Waalslaan en de Tegelerweg en de achterzijde van de woningen aan de Wooldrikshoekweg.

Het deelgebied is relatief klein en wordt grotendeels ingenomen door een schoolgebouw van het Bonhoeffercollege en de daarbij behorende ruimte. De grote groene ruimte (sportveld voor de school) achter de school is niet openbaar toegankelijk. De hoofdvorm van het gebouw is een haak langs de Tegelerweg en de Van der Waalslaan. Het gebouw is drie bouwlagen hoog en op enkele plaatsen twee bouwlagen. De entree van het complex ligt aan de Van der Waalslaan. De tuin van de school wordt van de straat gescheiden door een haag. Aan de achterzijde van het gebouw ligt het schoolplein. Op de hoek van de Van der Waalslaan met de Hofstedeweg staat een kerkgebouw van de apostolische gemeenschap.

6. Deelgebied Celsiusstraat e.o.:

Een groot deelgebied betreft het wijkgedeelte rondom de Celsiusstraat. Het gebied omvat de bebouwing aan de Wooldrikshoekweg, Hofstedeweg, Zuid Esmarkerrondweg en de Lammertsweg.

Het gebied bestaat voornamelijk uit een rastervormige stratenpatroon, waardoor rechthoekige (woon)gebieden zijn ontstaan. Het middengedeelte wordt gevormd door een brede groenstrook die loopt vanaf de Schoolbosweg in oostelijke richting naar de Bourdonstraat. De strook is het hart van dit deelgebied. Het raster is door de jaren heen met voornamelijk woningen ingevuld. De langere ontwikkelingstijd is zichtbaar in de architectuur.

De bebouwing bestaat uit twee onder één kapwoningen en rijenwoningen, waardoor dit wijkgedeelte dichter bebouwd is en een minder groen beeld weergeeft dan de rest van 't Wooldrik. Vrijstaande woningen komen slechts op enkele plaatsen in dit wijkgedeelte voor; namelijk langs de Lammertsweg en de Wooldrikshoekweg. De westelijke straatwand van de Wooldrikshoekweg bestaat voor ongeveer de helft uit woningen uit de '30-er jaren. Hier heeft tot de '60-er jaren de grens van de wijk met het buitengebied gelegen. Verder bestaat dit deelgebied uit een menging van woningen uit de '50-er tot de '90-er jaren.

Een groot deel van het noordelijk deel bestaat uit woningen uit de '50-er jaren, hier en daar afgewisseld met oudere woningen. Op de hoek van de Hofstedeweg met de Wooldrikshoekweg staat een kerkgebouw.

Daarachter in een gestaffelde opzet staat een rijtje van zo'n 12 woningen in twee bouwlagen met platte kap uit de '80-er jaren. Tussen de Hofstedeweg en de bebouwing aan de Gronausestraat ligt het schoolgebouw van het Stedelijk Lyceum.

De noord-zuid liggende straten hebben een meer eenvoudige uitstraling door de sobere woningen uit de '50-er jaren. Dit betreft de Bourdonstraat, Torricellistraat en de noordelijke helft van de Schoolbosweg. Bij de woningen aan de Bourdonstraat ontbreken de gebruikelijke voortuinen.

Aan de zijde van de Zuid Esmarkerrondweg liggen dwars hierop een viertal rijtjes met ouderenwoningen uit de 60-er jaren in één bouwlaag met schuine kap.

Het zuidelijke deel bestaat voornamelijk uit enkele rijen recentere woningen uit de '70-er jaren. Deze woningen zijn oost-west gericht en liggen langs de Reaumurstraat en de Schoolbosweg. Langs de Lammertsweg ligt een aantal blokken met twee onder één kapwoningen en enkele vrijstaande woningen. Langs de Zuid Esmarkerrondweg staat een elftal woningen uit de '30-er jaren. Op een achter de woningen gelegen perceel is op nummer 74 een bedrijf geheten Top Star gevestigd.

De groenstrook tussen de Celsiusstraat en de Fahrenheitstraat is als een parkje ingericht en enkele plekken zijn ingericht als speelterrein met speeltoestellen en een trapveldje.

Ten westen van de Schoolbosweg en deze groenstrook staat de openbare basisschool Het Wooldrik.

7. Deelgebied sportvelden:

Een groot gebied ten zuiden van de Tegelerweg bestaat uit voetbalvelden, tennisbanen en volkstuinen. Het gebied wordt begrensd door de Tegelerweg, de achterzijde van de woningen aan het Groot Tegeler, het buitengebied (Mensinkweg) en de Heutinkstraat.

Het gebied is een op zichzelf staande en ruimtelijk begrensde groene enclave in de wijk. De sportvelden zijn onderdeel van de groene wig.

Aan de westelijke zijde van dit wijkgedeelte vinden we enkele blokken verspreid liggende woningen langs de Mensinkweg. Ten noorden hiervan ligt een scoutinggebouw aan de Tegelerweg. Direct ten oosten van deze bebouwing beginnen de voetbalvelden van Vogido. Deze vier voetbalvelden strekken zich uit tot aan de Van 't Hofflaan. Het clubhuis Tegelerweg 99 ligt ter hoogte van de Lorentzlaan.

Ten oosten van de voetbalvelden ligt tenniscentrum 't Wooldrik (hal) en de tennisaccommodatie 't Wooldrik. Het complex bestaat uit een 11-tal buitenbanen en een clubgebouw op de Tegelerweg 74. Daarachter, aan de zuidzijde, ligt de tennishal. Deze wordt ontsloten vanaf de Tegelerweg via de straat Groot Tegeler.

8. Deelgebied Groot Tegeler - Heutinkhoekweg:

Dit deelgebied vormt de zuidelijke rand van de wijk 't Wooldrik. Het gebied wordt begrensd door de Lammertsweg, Zuid Esmarkerrondweg, de Stenversweg, de achterzijden van de woningen aan het Groot Tegeler, de tennishal, de Tegelerweg en de Wooldrikshoekweg.

De ruimtelijke structuur is, door de bebouwing (deels) aan weerszijde gelegen van een centrale gesitueerde straat, eenvoudig van opzet. De woningen staan langs een regulier patroon van oost-west en noord-zuid liggende straten.

De bebouwing bestaat uit vrijstaande woningen op relatief grote percelen. De woningen aan en ten oosten van de Wooldrikshoekweg stammen hoofdzakelijk uit de '60- en '70-er jaren.

Het gebied aan de westzijde rondom de straat Groot Tegeler bestaat uit zeer recente bebouwing, ('90-er jaren). Een achttal woningen ligt op een locatie achter de tennishal; hier is sprake van het bebouwen van een reststrook.

3.1.3 Groenstructuur

Velve-Lindenhof

Het openbaar groen in Velve-Lindenhof was voornamelijk geconcentreerd in het parkje Velveweg-Velveplantsoen en aan de Pluimstraat alsmede aan de Franklinstraat en aan de Stephensonstraat. Bij het overige weinige groen maakt het openbare groen onderdeel uit van de straatinrichting. Een duidelijke groenstructuur ontbreekt in Velve-Lindenhof. Het groen is bovendien weinig evenwichtig over het plangebied verdeeld. In het bijzonder in het westelijk deel (Velve-Lindenhof Oud) is bijna geen openbaar groen aanwezig. Ook de relatie met het groen buiten het plangebied ontbreekt hier. Een uitzondering wordt gevormd door de spoorzone. De groene ontoegankelijke zone langs het spoor is zowel ecologisch als (visueel) ruimtelijk zeer waardevol.

Velve Lindenhof is een compacte wijk waardoor er geen ruimte is om alle groenschakels van voordeur tot landschap naast elkaar te leggen. In Groen Velve Lindenhof zijn meerdere schaalniveaus 'over elkaar heen gelegd'. Het groene raamwerk (Lanen en Entree) doet bijvoorbeeld tegelijk dienst als 'voordeurgroen' en het Velveplein kan gezien worden als buurtpark voor Groen Velve Lindenhof maar geeft, door het aanbrengen van functies de mogelijkheid om mensen van heel Velve-Lindenhof te trekken. Het plangebied is, ten opzichte van de oude situatie, een stuk groener worden.

't Wooldrik

De wijk 't Wooldrik is een zeer groene wijk. Dit is begrijpelijk, vanwege het feit dat het Wooldrikspark onderdeel van de wijk uit maakt. Dit park is de belangrijkste groene drager van de wijk. Een groot deel van de woningen in de wijk bestaat uit vrijstaande woningen die op relatief grote kavels staan. Het straatbeeld wordt mede daardoor zeer groen. Alle woningen in de wijk, slechts enkele uitzonderingen daargelaten, hebben een voortuin die varieert van enkele meters tot ruim 15 meter diep. Dit in tegenstelling tot wijken in Enschede waar de verhouding tussen woningen met en zonder voortuin precies omgekeerd is.

Daarnaast zijn langs de wegen afkomstig uit de oorspronkelijke landschappelijke onderlegger veelal bomen als begeleiding van de routes aanwezig. Deze staan dan in een groene grasberm tussen de rijbaan en het trottoir. Tevens wordt de groene 'lijn' naar de stad versterkt door het hernieuwd plaatsen van bomen langs de Gronausestraat, als afronding van de herstructurering van deze straat.
De wijk grenst direct aan het buitengebied. Weliswaar liggen de sportvelden van Vogido tussen de wijk en het buitengebied, het buitengebied in de vorm van de 'Binnenes' is voelbaar en direct nabij. Via de Heutinkstraat en de Zuid Esmarkerrondweg is het buitengebied snel te bereiken. Ook via de Stenversweg en de Mensinkweg is een wandeling door het buitengebied te maken.
Via de sportvelden van Vogido en het Wooldrikspark prikt het buitengebied als groene lob ver Enschede binnen, zelfs tot over de Boulevard 1945. Dit is een belangrijke kwaliteit van de wijk 't Wooldrik en het behouden meer dan waard.


Omdat het wijkdeel ten oosten van de Wooldrikshoekweg een gradatie steniger van opzet is dan het westelijke deel, met als belangrijk voorbeeld de woningen zonder voortuin aan de Bourdonstraat, is het des te belangrijker dat in dit wijkdeel bestaande aanwezige groenelementen worden gehandhaafd en zo mogelijk versterkt. Het parkje ten zuiden van de Celsiusstraat is een belangrijk onderdeel van de groenelementen in dit wijkdeel. Er dient onderzocht te worden in hoeverre dit groenelement via de woonstraten kan worden uitgebouwd.

3.1.4 Verkeersstructuur

Velve-Lindenhof

De verkeersstructuur in het plangebied Velve-Lindenhof is eenvoudig en eenduidig. Aan de randen liggen de op stadsniveau belangrijke verkeersaders, zijnde de Gronausestraat, de Oliemolensingel en de Noord Esmarkerrondweg. In het plangebied behoren alle overige straten tot het verblijfsgebied. De "woonstraten" zijn op een negental plaatsen volledig en op een viertal plaatsen gedeeltelijk aangesloten op de randen. De enige ontsluiting over de spoorzone in het plangebied loopt via de Oostveenweg. De overige twee verbindingen met ''t Ribbelt en Stokhorst, de Oliemolensingel en de Noord Esmarkerrondweg, liggen respectievelijk ten westen en ten oosten aan de randen van dit gedeelte van het plangebied. Binnen het plangebied zijn geen aparte fietspaden aanwezig. De woonstraten zijn, in het bijzonder in het vooroorlogse deel, veelal smal tot zeer smal. De straten zijn niet goed berekend op veelvuldig autogebruik. De parkeerplaatsen zijn op een dominante wijze in de openbare ruimte aanwezig. In het plangebied functioneren de oude linten als buurtverzamelwegen. Er is door de inrichting een zodanige oplossing voor de verdeling gekozen, dat enerzijds het wijkvreemde autoverkeer zoveel mogelijk wordt geweerd en anderzijds de bereikbaarheid voor bewoners en gebruikers voldoende is. In het plangebied zelf rijden geen bussen, de route voor het openbaar vervoer loopt via de Gronausestraat. Aan de noordzijde van het plangebied ligt de spoorlijn Enschede–Gronau.

't Wooldrik

De verkeersstructuur van de wijk is in hoge mate geënt op de historische lijnen en wegen die al vanaf omstreeks 1900 in het landschap aanwezig zijn. De loop van de Gronausestraat, de Hofstedeweg, de Wooldrikshoekweg, de Zuid Esmarkerrondweg, de Lorentzlaan, de Rechterlaan, de Tegelerweg en de Celsiusstraat was toentertijd reeds in de ondergrond aanwezig. De structuur is in hoge mate orthogonaal (haakse kruisingen van wegen) en functioneel (recht toe, recht aan zonder onnodige bochten) van opzet.

De Gronausestraat is inmiddels gereconstrueerd en is een HOV-lijn van het centrum naar de wijk Eschmarke en verder naar Glanerbrug over het midden van de straat aangelegd. De HOV-lijn heeft haltes gekregen nabij het kruispunt met de Zuid Esmarkerrondweg en de Hofstedeweg.

De wegen in het plangebied zijn grotendeels uitgevoerd in klinkerbestrating. Veelal zelfs in gebakken materiaal. Enkele straten, zoals de Rechterlaan, zijn uitgevoerd in betonklinkers. De Zuid Esmarkerrondweg en de Gronausestraat hebben asfaltbestrating. De klinkerbestratingen geven het plangebied een gezellige en rustieke uitstraling. Bovendien tempert dit materiaalgebruik de snelheid van de automobilist enigszins. De profielen van de wegen zijn allemaal voldoende breed.

De gehele wijk is aangewezen als 30 km/u gebied.

3.2 Cultuurhistorie

3.2.1 Archeologisch erfgoed in het plangebied

In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, het Verdrag van Malta, of – zoals het officieel heet – het 'Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologische erfgoed'. Het verdrag werd in 1998 door een goedkeuringswet bekrachtigd, maar het verdrag is nog niet vertaald in nieuwe wetgeving (wetsvoorstel ligt bij Tweede Kamer). Het verdrag kent de volgende uitgangspunten:

  • Archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren;
  • Vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie;
  • Bodemverstoorders betalen archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.

Dat er veelal al gewerkt wordt in de geest van Malta komt doordat veel provincies hieromtrent beleid hebben geformuleerd. Met het nieuwe archeologische bestel heeft de provincie een toetsende en kaderstellende rol.

De provincie Overijssel heeft in de nota Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen hierover aangegeven:

De archeologische en cultuurhistorische elementen worden in een vroeg stadium van de ruimtelijke planvorming meegenomen. Daarbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met aardkundige waarden.

Gesteld kan worden dat tot de middeleeuwen nederzettingen meestal gelegen waren op de hooggelegen gronden (stroomruggen en oeverwallen). In de middeleeuwen en daarna heeft zich op een deel van deze gronden een esdek gevormd. Op deze hoger gelegen gebieden zijn resten van nederzettingen uit diverse periodes te verwachten. De geologie, de geomorfologie en de aard van de bodem zijn zeer bepalend voor de archeologische verwachtingswaarde en de trefkans dat waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn.

Archeologie en het plangebied "Velve-Lindenhof-'t Wooldrik"

Velve-Lindenhof

Het plangebied “Velve-Lindenhof” ligt op de hoger gelegen stuwwal op de “Enscheder Esch”. Het oostelijk deel ligt op de top van de stuwwal. In 1846 was het grootste deel van het gebied in gebruik als bouwland. De oostelijke strook was in gebruik als grasland. In het gebied liggen een paar zeer oude (verdwenen) erven en in het uiterste oosten van het gebied worden resten van een landweer verwacht. De wijk Velve- Lindenhof heeft een aantal identieke bouwblokken, enkele moderne flats en enkele oudere straten waar nog twintigste-eeuwse bebouwing bewaard is gebleven. De fundamenten van de meeste woningen zijn aangezet op een diepte tussen de 70 en 90 centimeter beneden peil. Bij de oudste woningen bestaat de mogelijkheid dat er kelders onder opkamers aanwezig zijn. De aanlegdiepte bedraagt hier ongeveer 90 centimeter beneden peil. Bij het opstellen van de Archeologische Verwachtingskaart Enschede is enig veldonderzoek verricht. Het westelijk deel van de Velve Lindenhof heeft een esdek van ruim een meter dikte. In het oostelijk deel van de wijk is het esdek ongeveer 30 cm. Gemiddeld is de bovenste 50 cm in het hele gebied verstoord en is de diepere ondergrond ongestoord op plekken zonder bebouwing. In de onbebouwde delen en onder de bebouwing kunnen in de ongestoorde bodem archeologische waarden aanwezig zijn. In geen van de boringen is de Laag van Usselo aangetroffen. Op basis van deze kennis kan een indicatie gegeven worden over hoe groot de kans is dat ergens waardevolle zaken in de bodem aanwezig zijn. Deze indicaties staan op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Enschede. Op de archeologische verwachtingskaart zijn archeologische vondsten, archeologisch waardevolle terreinen en de ligging van gebieden met een hoge, een middelhoge en een lage verwachtingswaarde weergegeven.

Uit de Archeologische Verwachtingskaart van de Gemeente Enschede blijkt dat het gebied Velve-Lindenhof een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde heeft. Dit zijn de zogenaamde “archeologische onderzoeksgebieden”.

't Wooldrik

Op de archeologische verwachtingskaart zijn archeologische vondsten, archeologisch waardevolle terreinen en de ligging van gebieden met een hoge, een middelhoge en een lage verwachtingswaarde weergegeven.

Het gebied 't Wooldrik dat binnen het bestemmingsplan valt ligt op de stuwwal. De bebouwing ligt voor een groot gedeelte op oude esgronden. Op deze hoger gelegen gebieden zijn resten van nederzettingen uit diverse periodes te verwachten. Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Enschede heeft dit gebied daarom archeologische verwachtingen. Onder de huidige bebouwing kan in de bodem nog ongeroerde grond aanwezig zijn met archeologische resten.

Voor het gebied is archeologisch onderzoek verplicht. Vastgesteld moet worden of en in hoeverre de bodem is verstoord. Bij het aantreffen van ongeroerde grond is bij ontwikkelingen in dit gebied archeologisch vervolgonderzoek verplicht.

Conclusie

Doordat het bestemmingsplan overwegend consoliderend van aard is en het gebied voor het merendeel bebouwd is, worden deze archeologische onderzoeksgebieden vooralsnog niet op de plankaart weergegeven. In het plangebied bevinden zich geen archeologische monumenten, waardevolle archeologische terreinen, waarvoor een bescherming via het bestemmingsplan noodzakelijk is. Mochten in het gebied bij activiteiten met bodemverstoring toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt op grond van de Erfgoedwet de meldingsplicht bij de gemeente. Het archeologische onderzoeksproces treedt dan alsnog in werking.

 

3.2.2 Monumenten in het plangebied

In het plangebied hebben enkele bijzonder markante gebouwen en/of terreinen een monumentale status verkregen, waarbij een onderscheid is gemaakt tussen rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten.

De rijksmonumenten in het gebied zijn:

  • Marthalaan 12, herenhuis (Engelse landhuisstijl)
  • Gronausestraat 31, herenhuis

Het gemeentelijk monument in het gebied is:

  • Marthalaan 27, woonhuis 1922
  • Het Wooldrikspark aan de Gronausestraat

Aan de aangewezen monumenten is in het kader van dit bestemmingsplan geen juridische betekenis toegekend. De monumenten zijn uitsluitend in de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen. De bescherming van deze objecten vindt plaats op grond van de Erfgoedwet of de gemeentelijke Monumentenverordening.

3.2.3 Beschermwaardige bomen in het plangebied

In het plangebied van het bestemmingsplan "Velve-Lindenhof-'t Wooldrik" zijn diverse monumentale, en daarmee beschermwaardige bomen, aanwezig. Aan de beschermingswaardige bomen is in dit plan geen juridische betekenis toegekend. De bescherming is geregeld in de APV.

De locaties van deze bomen zijn te vinden op de interactieve bomenkaart die is te raadplegen op de website van de gemeente Enschede; www.enschede.nl/bomen

3.2.4 Cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren in het plangebied

In het cultuurhistorisch beleid wordt aangegeven hoe bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgegaan moet worden met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Enschede. In paragraaf 2.3.4 werd al kort ingegaan op dit beleidsdocument. Het bestemmingsplan is het instrument waarin invulling gegeven wordt aan het geschetste cultuurhistorisch kader. In het cultuurhistorisch beleid wordt bij de waardering onderscheid gemaakt in:

  • Beschermen
  • Koesteren

Hierbij is de doelstelling voor de te beschermen objecten/gebieden een conserverend regime op te nemen in bestemmingsplannen. De objecten/gebieden die benoemd zijn op het ambitieniveau "koesteren", zijn objecten en gebieden met een cultuurhistorische identiteit of worden gezien als een cultuurhistorische drager. De gemeente Enschede wil deze elementen behouden, benutten en versterken voor een aantrekkelijke, vitale en toekomstbestendige stad. De basishouding voor cultuurhistorische waarden is niet opgenomen in de beleidsnota. De gemeente streeft naar een verankering van deze houding in het ontwikkelingsproces van Enschede. Oog voor cultuurhistorie leidt tot beter herkenbare plannen die bijdragen aan de identiteit van Enschede en daarmee breed worden gedragen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0014.png"

Afbeelding Cultuurhistorisch waardevolle gebieden

Cultuurhistorie

Binnen het plangebied bevinden zich panden en structuren die cultuurhistorisch van belang zijn. Een aantal van die panden zijn beschermd als gemeentelijk- of rijksmonument. Daarnaast zijn er panden die tijdens het zogenaamde Monumenteninventarisatieproject (MIP) of aanvullende inventarisaties zijn opgevallen vanwege hun bijzondere architectuur, ensemble- of stedenbouwkundige waarde, hun bouw- of gebruikshistorie of om andere historische redenen, maar die de monumentenstatus (net) niet hebben bereikt. Hoewel het geen monumenten zijn, kunnen deze panden toch erg belangrijk zijn als dragers van de cultuurhistorische identiteit van de stad. Daarom zijn deze panden geplaatst op de Cultuurhistorische WaardenKaart (CHWK) van de gemeente Enschede. Deze kaart is verder aangevuld met panden en objecten die tijdens consultaties van de burgers van Enschede naar voren zijn gekomen als bijzonder en behoudenswaardig.

De monumentstatus heeft als doel om de monumentwaarden van een pand aan de binnen- en aan de buitenkant te behouden. Wijzigingen aan een monument zijn daarbij binnen de kaders van goede monumentenzorg mogelijk. Maar het slopen van een dergelijk pand is niet aan de orde of alleen bij zeer hoge uitzondering mogelijk.

Panden die op de CHWK staan, zijn ook de moeite van het behouden waard. In ieder geval moet voorkomen worden dat zij gedachteloos en al te eenvoudig worden gesloopt. Daarom geldt voor een aantal van deze panden dat bij een voorgenomen gehele of gedeeltelijke sloop niet kan worden volstaan met een sloopmelding maar dat daarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit 'slopen' nodig is. Bij het al dan niet verlenen van een dergelijke sloopvergunning wordt het cultuurhistorische belang van het pand nadrukkelijk meegewogen. De regels daarvoor zijn opgenomen in dit bestemmingsplan.

Om een zo goed mogelijke balans te krijgen tussen 'behoud', 'ontwikkeling' en 'beperking regeldruk' zijn er gebieden aangewezen waarbinnen het sloopvergunningenstelsel van toepassing is voor CHWK panden.

Deze gebieden hebben een bijzondere stedenbouwkundige of architectonische waarde of zijn vanuit de bouw- of gebruiksgeschiedenis bijzonder. Deze gebieden zijn vastgelegd in de structuurvisie 'Cultuurhistorie' die in 2014 is vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede (dossiercode NL.IMRO.0153.SV00007).

De structuurvisie is vervolgens vertaald in het bestemmingsplan Cultuurhistorie In zijn vergadering van 6 februari 2017 heeft de gemeenteraad - met toepassing van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening- het bestemmingsplan “Cultuurhistorie” gewijzigd vastgesteld. Dit plan heeft betrekking op het gehele grondgebied van Enschede met uitzondering van d. e gronden gelegen binnen de bestemmingsplannen “Binnenstad 2015”, “De Bothoven 2016”, “Bolhaar-Roessingh 2016”, “'t Vaneker 2013”, “Havengebied-Westerval Noord” en “Boekelo 2015”.Het doel van het plan is zoveel mogelijk beschermen en in standhouden van cultuurhistorisch erfgoed, zowel structuren als bebouwing. Slopen mag enkel met een sloopvergunning. Daarvoor zijn in de regels voorwaarden opgenomen.

In het navolgende worden de monumenten binnen het gebied besproken. Verder zijn in dit plangebied de Lipperkerkstraat en de Gronausestraat belangrijke infrastructuren. Daarom wordt kort aandacht besteed aan de historie van deze wegen.

Monumenten

Gemeentelijke monumenten

Wooldrikspark met boerderij en koetsiers-tuinmanswoning

De voormalige buitenplaats van de familie Ter Kuile werd op het oude boerenerf “het Wooldrik” gebouwd. In 1883 werd het landhuis opgetrokken en tien jaar later werd het ontwerp voor de tuin met vijver van D. Wattez sr. uitgevoerd.

De buitenplaats is in 1950 door G.J. van Heek-Ter Horst aan de gemeente geschonken. Na een aantal jaren werd het landhuis gesloopt. De rest van de opstallen, zoals de boerderij “Het Wooldrik” en de koetsiers -en tuinmanswoning (nummer 10-12), zijn bewaard gebleven. Het hek dat aan de zijde van de Gronausestraat staat, is afkomstig van de voormalige villa Kleiboer aan de Deurningerstraat. .De boerderij “het Wooldrik” is omgebouwd tot kinderboerderij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0015.png"

Marthalaan 27

Woonhuis (1922) naar een ontwerp van A. Wegerif in opdracht van Mr. de Moor. Het woonhuis is beeldbepalend gelegen aan de Marthalaan. Het strakke ontwerp van het huis valt op tussen de neo- classicistische en Engelse landhuisstijl die veel in de overige bebouwing aan de Marthalaan gebruikt is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0016.png"

Rijksmonumenten

Gronausestraat 31

Vrijstaand herenhuis, "op de ESCH", in een op de eigentijdse Engelse landhuisbouw geïnspireerde bouwstijl met bijzondere terracotta ornamentiek in de gevels. Het huis is in 1911 gebouwd naar een ontwerp van de architect S. de Clerq (Den Haag) in opdracht van het echtpaar Van Rossum-Sepp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0017.png"

Marthalaan 12

Herenhuis gebouwd in Engelse landhuisstijl in de traditie van de Engelse architecten Voysey en Lutyens. Het interieur is deels in Amsterdamse School stijl en deels in de stijl van K.P.C. de Bazel uitgevoerd.

Structuren

Lipperkerkstraat

De Lipperkerkstraat behoort tot de oudste wegen van Enschede. Hij komt al voor op een kaart van Jacob van Deventer uit de 16e eeuw (onder links) en het is van oorsprong een voetpad dat het vroegere erve De Lipper verbond met de stad Enschede. Op de locatie van dit erf staat ook momenteel nog een voormalige boerderij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0018.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0019.png"

Op de kadastrale kaart van Enschede en Lonneker uit 1832 (hieronder) is te zien dat een deel van de huidige wegen in dit gebied toen al bestond. Het deel van de Lipperkerkstraat, dat valt binnen het huidige bestemmingsplan (blauwe kader) was agrarisch met hier en daar een boerenerf. Dichter bij de stad, zo ongeveer vanaf de huidige Espoortstraat richting stad, nam de bebouwing toe maar hij bleef nog steeds beperkt tot hier en daar een woonhuis langs de straten.

Aan de oostkant eindigde de Lipperkerkstraat bij gronden die in gezamenlijk eigendom waren van de boeren van de Eschmarke.

De kavels in dit gebied waren vooral lang en smal in tegenstelling tot de westkant van de stad waar de verkaveling vooral blokvormig was. Daarbij heeft de verkaveling aan de noordkant van de Lipperkerkstraat vooral plaatsgevonden haaks op de weg, terwijl aan de zuidkant de kavels meestal parallel aan de Lipperkerkstraat lagen. Kennelijk heeft de verkaveling daar vooral plaatsgevonden vanaf de Oostveenweg. Later, toen de stad groeide en er meer wegen in dit gebied werden aangelegd, volgden die nieuwe wegen aan de zuidkant van de Lipperkerkstraat het oude verkavelingspatroon. Haaks daarop werden vervolgens de bouwkavels uitgezet.

Dit oude verkavelingspatroon is hier en daar nog te herkennen in de zeer lange tuinen van sommige panden aan de noordkant van de Lipperkerkstraat.

In 1832 waren de gronden aan de binnenkant van de huidige singel (links van het blauwe kader) nog voor een groot deel agrarisch in gebruik maar een flink aantal kavels was in het bezit van kleine neringdoenden, ambachtslieden, kerkelijke instanties en de Stad Enschede. Buiten de denkbeeldige singel was het juist omgekeerd. Daar was de grond in eigendom van de boeren met hier en daar een lapje grond van een ander. Zo had rond 1832 een winkelier al een kavel weten te bemachtigen op de hoek met de huidige Lage Bothofstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0020.png"

In de daaropvolgende decennia is de bebouwing van de Lipperkerstraat vanaf het centrum van de stad gestaag toegenomen al blijft het gebied nog tot de jaren 50 van de vorige eeuw relatief dun bebouwd. Die ontwikkeling is ook te zien in de bouwstijlen die naar buiten toe geleidelijk aan wijzigen. Zo zijn er in de buurt van de singel huizen met neorenaissance en Jugendstil kenmerken te zien. Dit zijn bouwstijlen tot 1915. Maar verderop zijn het vooral huizen in de stijl van het traditionalisme (1925-1965), afgewisseld met recent gebouwde huizen. Verder zijn er veel huizen met mansardekappen (zgn. bazenhuizen) en is er nog een behoorlijk aantal afdakswoningen in meer of minder oorspronkelijke staat. Deze nemen overigens in aantal sterk af.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0021.png"

Lipperkerkstraat 479, voormalige goente- en fruitwinkel

Tijdens de ontwikkeling van de straat heeft zich, naast nieuwe bewoners, ook een groot aantal kleine zelfstandigen en ambachtslieden gevestigd aan de Lipperkerkstraat, waardoor er een levendige afwisseling tussen wonen en werken is ontstaan. Binnen de singel is dit ook nu nog goed herkenbaar maar buiten de singel heeft de straat geleidelijk aan vooral een woonfunctie gekregen. Door economische ontwikkelingen en andere leefgewoonten zijn daar veel winkels en bedrijfjes verdwenen. Bij sommige panden is aan de afgeschuinde hoek in de gevel nog te zien dat het vroeger ging om een winkel.

Over deze veranderingen in de Lipperkerkstraat en over de historie van een groot aantal panden is een interessant boekje verschenen. In 'Onze Lipperkerkstraat' (Team Onze Lipperkerkstraat 2016) zijn in woord en beeld de veranderingen te lezen die de Lipperkerkstraat in de loop der tijd heeft ondergaan.

De Gronausestraat

De Gronausestraat (vroeger: Gronauseweg) vormt de verbinding tussen Enschede en Duitsland. Hij komt al voor op de kaart van Jacob van Deventer uit de 16e eeuw. Lang is het een stoffige zandweg die delen van het jaar slecht begaanbaar is en waarlangs Hessenwagens hun weg zoeken naar Münster. Dit blijft zo tot het begin van de 19e eeuw. Er is dan nog weinig bebouwing en deze beperkt zich tot het begin van de Gronausestraat, dicht bij de kruising met de Lipperkerkstraat. Daar staan een paar woningen en een enkele 'fabrijk'. Verderop richting de grens staan er links en rechts wat boerderijen. Daar waar nu Glanerbrug is, is het gebied nog kaal en leeg met een enkele boerderij waaronder die van Harm Schipholt en Jan Lutje Schipholt. De Gronausestraat ligt dan voor het grootste deel ten zuiden van de huidige weg.

Rond 1828 krijgt de Gronausestraat zijn huidige vorm naar een oorspronkelijk ontwerp van Napoleon en hij wordt grotendeels rechtgetrokken. De bedoeling is dat hij onderdeel gaat uitmaken van een stelsel van rechte wegen in Europa die een snelle verplaatsing van troepen mogelijk moet maken. Hij wordt omzoomd door rijen eikenbomen en ernaast is een zandweg gedacht die een ongehinderde doorgang voor de soldaten moet garanderen. Maar dat is er nooit meer van gekomen, omdat Napoleon inmiddels is overleden. Daarmee is er, althans voorlopig, een eind gekomen aan grote veldtochten en het daarbij behorende gemarcheer. Toch komt de rechte Gronausestraat er, omdat de lokale industriëlen daarop aandringen.

De Gronausestraat blijft zo een belangrijke verkeersader en voor het onderhoud daarvan zijn er in de loop van de 19e eeuw langs de straat tolhuisjes gebouwd. Eén daarvan staat net buiten de toenmalige stad. Omdat van daaruit bij goed weer het Slot Bentheim is te zien, krijgt het de naam 'Slotzicht'. Het tolhuis bestaat nog steeds en daarin is nu dierenkliniek 'Slotzicht' gevestigd (Gronausestraat 169).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0022.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0023.png"

Van 1908 tot 1933 loopt er een tram van de TET tussen Enschede en Glanerbrug over de trambaan die aan de noordkant van de straat (dan nog Rijksweg) ligt en voor de voetgangers ligt er aan weerszijden van de straat een voetpad.

In zeker zin is de trambaan van weleer teruggekeerd in de vorm van een vrij liggende busbaan midden over de Gronausestraat en waarover het huidige openbaar vervoer de verbinding verzorgt tussen Enschede en Glanerbrug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0024.png"

3.3 Functionele structuur

3.3.1 Bedrijven

In verband met het op te stellen bestemmingsplan voor het plangebied Velve-Lindenhof - 't Wooldrik is onderzoek verricht naar de potentiële milieubelasting van de bedrijven binnen het plangebied en de bedrijven in de omgeving van het plangebied. Hierbij is gebruik gemaakt van het bedrijvenbestand van de afdeling Vergunningen. Met behulp van de publicatie "Bedrijven en milieuzonering", een VNG uitgave van 2009, zijn van de aanwezige bedrijven de indicatieve hindercontouren en de categorie bepaald.

Bedrijven binnen het plangebied

Uitgangspunt (voor de bestaande situatie) is dat bedrijven en voorzieningen van categorie 1 en 2 doorgaans toelaatbaar zijn in een woonomgeving.

Binnen het plangebied bevinden zich diverse bedrijven en voorzieningen. Een overzicht van alle bedrijven zijn als bijlage 1 Overzicht bedrijven in de toelichting opgenomen. De meeste bedrijven worden ingedeeld in categorie 1 of 2. Een aantal bedrijven is aanwezig met een hogere categorie. Deze bedrijven zijn nader beschouwd. Hieruit is naar voren gekomen dat deze bedrijven geen belemmeringen opleveren voor het plangebied (-hierover later meer-).

Gelet op het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat de aanwezige bedrijven en voorzieningen binnen het plangebied geen belemmeringen opleveren voor het plangebied Velve-Lindenhof -'t Wooldrik.

3.3.2 Groenstructuur

In het plangebied ligt een stadspark, te weten 't Wooldrikspark. Hte park werd in het jaar 1950 door het echtpaar Van Heek-ter Horst beschikbaar gesteld aan de gemeente Enschede. Hoewel het park pas in dat jaar als dusdanig in gebruik werd genomen, is het park ontworpen door de landschapsarchitect Wattez en de beplanting is uit de negentiende eeuw. Het park staat bekend om zijn prachtige solitaire bomen. De naam van het park is ontleend aan het oude Erve Wooldrik.

Verder bevinden zich binnen het plangebied diverse groenstroken en plantsoenen die bestemd zijn als Groen.

3.3.3 Wonen

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Velve-Lindenhof - 't Wooldrik" zijn verscheidene grotere deelgebieden te onderscheiden. Dit zijn de gebieden 't Wooldrik en Velve-Lindenhof. Het Velve is weer te onderscheiden in Velve-Oud en Velve-Nieuw / Groen-Velve-Lindenhof.

't Wooldrik

De oorsprong van de wijk 't Wooldrik ligt in 1883 toen een fabrikantenechtpaar een landhuis op het boerenerve 't Wooldrik liet bouwen, compleet met fraaie tuin. In 1950 werd het landgoed door een andere fabrikantenfamilie aangekocht. Deze schonk het landgoed op haar beurt aan de gemeente Enschede. In 1934, toen de gemeente Lonneker bij de gemeente Enschede werd gevoegd, werd verdere uitbreiding van Enschede buiten het singelgebied mogelijk. De eerste woningen van de wijk 't Wooldrik werden gebouwd langs de Gronausestraat en rondom Het Wooldrikspark. Na de Tweede Wereldoorlog werd de wijk in een aantal fasen plansgewijs afgebouwd in de richting van de Zuid Esmarkerrondweg. De laatste bebouwing dateert van de late jaren '90 rondom Groot Tegeler.

Velve-Lindenhof

De wijk Velve-Lindenhof ligt aan de oostzijde van Enschede. De vorming van het stadsdeel Oost start globaal bij de aanleg van het Singeltracé. Het Singeltracé is destijds zodanig gekozen dat een aantal oude toegangswegen naar de stad worden doorsneden. De eerste stadsuitbreidingen in de jaren '20/'30 van de vorige eeuw zijn aansluitend aan de singel, langs de oude linten en als een schil langs de Oliemolensingel op de toen beschikbare gemeentegrond van Enschede gerealiseerd. Een kleine enclave (tuindorp Ohmstraat en omgeving) is gelegen in het toenmalige buitengebied. Na de Tweede Wereldoorlog is de wijk in de wederopbouwperiode grotendeels volgebouwd. Nadien hebben op kleine schaal, door sloop en herbouw, nog enkele invullingen plaatsgevonden. De meest recente veranderingen van de wijk Velve-Lindenhof heeft plaatsgevonden in de herstructureringopgave van het plan Groen Velve Lindenhof.

De ontwikkeling van het plangebied Velve-Lindenhof van voor en na de Tweede Wereldoorlog is terug te vinden in de ruimtelijke opzet. Er is in hoofdzaak een tweetal duidelijk verschillende deelgebieden te herkennen. Het gaat daarbij om de vooroorlogse ontwikkeling (Velve-Lindenhof Oud) en het deelgebied uit voornamelijk de wederopbouwperiode (Velve-Lindenhof Nieuw) waar de recente herstructurering van het gebied heeft plaatsgevonden. Beide deelgebieden vormen ruimtelijke eenheden en hebben, naar gelang het tijdvak van realisatie, de hen eigen zijnde samenhangende ruimtelijke kenmerken en markante sferen. De verscheidenheid in de aard van de ruimtelijke opzet tussen beide deelgebieden is duidelijk herkenbaar. De homogeniteit in de hoofdopzet van de deelgebieden wordt aangevuld met enkele verschillen tussen onderdelen daarvan. De begrenzing van het plangebied is eveneens duidelijk herkenbaar. De Oliemolensingel, de verdiept liggende spoorlijn Enschede-Gronau, de Gronausestraat (een belangrijke stedelijke invalsweg) en de Noord Esmarkerrondweg (oude stadsgrens) geven dit gedeelte van het plangebied duidelijk herkenbare grenzen. In de ruimtelijke opzet van de twee deelgebieden zijn de ontwerpopvattingen uit de betreffende bouwperioden terug te vinden. Velve-Lindenhof Oud werd grotendeels gebouwd volgens de traditionele stadsuitbreiding uit de vroeg 20-ste eeuwse periode. In Velve-Lindenhof Nieuw werd in de wederopbouwperiode direct na de Tweede Wereldoorlog de verkavelingopzet volgens het "Moderne Bouwen" uit de eerste naoorlogse periode geïntroduceerd.

Het gebied Velve – Lindenhof Nieuw is begin deze eeuw aangemerkt als een herstructureringswijk. De wederopbouwwoningen en de woonomgeving voldeden niet meer aan de gewenste woon- en omgevingskwaliteit. In het plan “Groen Velve Lindenhof“ waren enkele belangrijke ingrepen in de stedenbouwkundige structuur uitgevoerd. Ook het realiseren van meerdere typen woningen hebben deze wijk weer toekomstwaarde gegeven.

De deelgebieden zijn in beginsel vooral woonbuurten. In het oudste gedeelte is de menging van wonen en werken te vinden. In het naoorlogse deel zijn de functies met scholen, winkels en enkele maatschappelijke voorzieningen vooral afgestemd op de woonbuurt zelf. Verspreid over de buurt liggen enkele buurtparkjes.

 

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling plangebied

In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke ontwikkelingen (projecten en nieuwe initiatieven) beschreven die dermate concreet zijn dat in dit bestemmingsplan hiervoor een passende bestemmingsregeling is opgenomen. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk een samenvatting gegeven van het toekomstbeeld voor het plangebied zoals dat is beschreven in de Structuurvisie en/of andere ruimtelijk relevante gemeentelijke beleidsnota's.

4.1 Projecten

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Velve-Lindenhof - 't Wooldrik" wordt op een locatie aan de Siemensstraat nieuwe bebouwing binnen de bestaande bestemming gerealiseerd. Het betreft de bouw van een twee onder één kap woning op een perceel aan de Siemensstraat naast het adres Siemensstraat 26. Het betreft een opvulling van een open ruimte in lintbebouwing. De Siemensstraat bevindt zich in het noordoostelijke deel van het plangebied in een gebied met hoofdzakelijk een woonbestemming.

4.2 Ontwikkelingsmogelijkheden bestaande bebouwing

In deze paragraaf wordt ingegaan op de ontwikkelingsmogelijkheden voor het conserverend bestemde deel van het bestemmingsplan.

Hoofdfuncties in het plangebied zijn Wonen, Maatschappelijk, Sport, Groen, Groen-park, Recreatie-volkstuin, Tuin, Bedrijf, Bedrijf-garage, Verkeer en Verkeer-verblijfsgebied. De bestemmingen zijn nader omschreven in hoofdstuk 6.

Ten aanzien van wonen wordt zoveel mogelijk de bestaande situatie vastgelegd. In het bestemmingsplan is hiervoor de bestemming Wonen opgenomen. Op een aantal plaatsen binnen het plangebied is de bestemming Tuin opgenomen. Deze bestemming heeft betrekking op gronden bij woningen, die niet of nauwelijks zijn bebouwd of mogen worden bebouwd. Deze gronden hebben echt een tuinfunctie.

In het bestemmingsplan is één onbebouwde bouwmogelijkheid opgenomen (Siemensstraat) conform het geldende bestemmingsplan

Ten aanzien van de groene functies in het plangebied wordt onderscheid gemaakt in gronden met een parkfunctie, sportvoorzieningen, buurtgroen, waarvan één zelfs met een speeltuinvoorziening, en een volkstuinencomplex. Voor deze functies geldt dat er geen concrete plannen zijn ten aanzien van wijziging en/of uitbreiding van deze functies.

In het plangebied bevinden zich verspreid binnen de woonwijken verschillende gebouwen die een maatschappelijke bestemming hebben. Deze zijn genoemd in paragraaf 3.2.4.

De meeste van deze gebouwen zijn scholen. Tegenwoordig is een aantal hiervan niet meer als zodanig in gebruik. Omdat naar verwachting een gedeelte van deze gebouwen ook in de toekomst niet meer gebruikt zullen worden als school, zullen er gebouwen worden afgestoten en in handen komen van particuliere partijen. Het is momenteel nog onduidelijk welke functies een particulier wil vestigen in deze gebouwen.

Het kan daarbij gaan om een andere maatschappelijke functie dan scholen, een woonfunctie of een combinatie daarvan. Soms wil het geval dat een initiatiefnemer het plan heeft om een andere functie dan een maatschappelijke functie daar te vestigen. Indien dit vanuit verschillende sociaal maatschappelijke invalshoeken acceptabel is, zal het noodzakelijk zijn om de bestemming Maatschappelijk te veranderen in een andere bestemming, waartoe die nieuwe functie behoort.

Ontwikkelplannen van derden worden integraal besproken en getoetst aan het beleid binnen de werkgroep Nieuwe Initiatieven.. Hier wordt de afweging gemaakt of een nieuw initiatief wat betreft het aspect ruimtelijke ordening in ruime zin wenselijk is of niet.

Hieronder bevindt zich een overzicht van deze gebouwen, met daarbij de bestemming, zoals die in het geldende bestemmingsplan is, en de bestemming zoals die wordt toegekend in het bestemmingsplan Velve-Lindenhof - 't Wooldrik.

(Verbeelding Blad 1)

Lage Bothofstraat 341 plus 1 wooneenheid (nr.1)

Bp. Velve-Lindenhof 2005: Maatschappelijke voorzieningen met bouwvlak.

Bp. Velve-Lindenhof-'t Wooldrik: Maatschappelijk met bouwvlak (Lage Bothofstraat 341).

Wonen met bouwvlak(Lipperkerkstraat 371)

Franklinstraat 15 plus bouwvlak fietsenstalling (nr. 2)

Bp. Velve-Lindenhof 2005: Maatschappelijke voorzieningen met bouwvlak.

Bp. Velve-Lindenhof-'t Wooldrik: Maatschappelijk met bouwvlak.

Franklinplein 43 aan achterzijde (fietsenstalling) (nr. 2)

Bp. Velve-Lindenhof 2005: Matschappelijke voorzieningen met bouwvlak.

Bp. Velve-Lindenhof-'t Wooldrik: Maatschappelijk met bouwvlak

Groen Franklinstraat 16 plus 1 wooneenheid (nr. 3)

Bp. Velve-Lindenhof 2005: Maatschappelijke voorzieningen zonder bouwvlak.

Bp. Velve-Lindenhof-'t Wooldrik: Groen (met speelvoorziening).

Franklinstraat 9 (nr. 4)

Bp. Velve-Lindenhof 2005: Maatschappelijke voorzieningen (met bouwvlak).

Bp. Velve-Lindenhof-'t Wooldrik: Maatschappelijk met bouwvlak.

Speeltuin Van Leeuwenhoekstraat 215 (nr. 5)

Bp. Groen Velve Lindenhof: Cultuur en Ontspanning - Speeltuin.

Bp. Velve-Lindenhof-'t Wooldrik: Cultuur en Ontspanning - Speeltuin.

Snelliusstraat 8 (nr. 6)

Bp. Velve-Lindenhof 2005: Maatschappelijke voorzieningen met bouwvlak.

Bp. Velve-Lindenhof-'t Wooldrik: Maatschappelijk met bouwvlak.

Verbeelding Blad 2

Lorentzlaan 22 (nr. 1)

Bp. Wooldrik-Hogeland Zuid: Park, bouwvlakken, recreatie.

Bp. Velve-Lindenhof-'t Wooldrik: Groen-Park, bedrijfswoning, bouwvlak.

Gronausestraat 10 - 12 (nr. 2)

Bp. Wooldrik-Hogeland Zuid: Park, dienstwoning.

Bp. Velve-Lindenhof-'t Wooldrik: Groen-Park, bedrijfswoning.

Tegelerweg 72 (nr. 3)

Bp. Wooldrik-Hogeland Zuid: Sportvoorzieningen met bouwvlakken.

Bp. Velve-Lindenhof-'t Wooldrik: Sport, bouwvlakken.

SPK Vogido (nr. 4)

Bp. Wooldrik-Hogeland Zuid: Sportvoorzieningen met bouwblokken.

Bp. Velve-Lindenhof-'t Wooldrik: Sport, bouwvlakken.

4.3 Cultuurhistorie

4.3.1 Archeologie

Archeologie en het plangebied "Velve-Lindenhof-'t Wooldrik"

Uit de Archeologische Verwachtingskaart van de Gemeente Enschede blijkt dat het plangebied “Velve-Lindenhof - 't Wooldrik" zogenaamde "archeologische onderzoeksgebieden" heeft met vooral een hoge archeologische verwachtingswaarde en enkele gebieden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.

Op basis van het gemeentelijke archeologiebeleid geldt binnen het plangebied grotendeels het beleidstype "Onderzoeksgebied B". Voor gebieden die vallen onder het beleidstype "Onderzoeksgebied B" is het noodzakelijk dat in het bestemmingsplan een onderzoeksplicht wordt opgenomen. Die onderzoeksplicht strekt ertoe dat voor ingrepen in de bodem met een oppervlakte van tenminste 2.500 m2 en een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm eerst via archeologisch (voor)onderzoek dient te worden aangetoond of door die voorgenomen ingreep geen waardevolle archeologische resten zullen worden verstoord. In het bestemmingsplan "Velve-Lindenhof-'t Wooldrik" is deze onderzoeksverplichting geborgd in de planregels en via aanduidingen op de verbeelding.

Op basis van het gemeentelijke archeologiebeleid geldt binnen het plangebied tevens voor enkele gebieden het beleidstype "Onderzoeksgebied A". Voor gebieden die vallen onder het beleidstype "Onderzoeksgebied A" is het eveneens noodzakelijk dat in het bestemmingsplan een onderzoeksplicht wordt opgenomen. Die onderzoeksplicht strekt ertoe dat voor ingrepen in de bodem met een oppervlakte van tenminste 250 m2 en een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm eerst via archeologisch (voor)onderzoek dient te worden aangetoond of door die voorgenomen ingreep geen waardevolle archeologische resten zullen worden verstoord. In het bestemmingsplan "Velve-Lindenhof-'t Wooldrik" is deze onderzoeksverplichting geborgd in de planregels en via aanduidingen op de verbeelding.

Projecten in het bestemmingsplangebied

Voor het in paragraaf 4.1 genoemde project in het bestemmingsplangebied geldt dat dit ligt in een gebied dat een hoge archeologische waarde heeft. Alleen de uiterste noordoosthoek van het gebiedje heeft de middelhoge verwachting. Zowel gebieden met een hoge als middelhoge archeologische waarde vallen binnen de aanduiding onderzoeksgebied B.

Binnen de aanduiding archeologisch onderzoeksgebied B is voor elke potentiële verstoring die groter is dan 2500 m2 en dieper dan 50 cm archeologisch onderzoek vereist. Het te ontwikkelen perceel heeft een oppervlakte van 481 m2.

Op basis van de grootte van het verwachte verstoringsgebied (-kleiner dan 2500 m2-) wordt geconcludeerd dat archeologisch vooronderzoek niet noodzakelijk is. Dit betekent niet dat er geen archeologische vondsten kunnen worden gedaan. Op grond van de Monumentenwet geldt de meldplicht voor toevallige vondsten.

Conclusie

Vanuit het oogpunt van de archeologie zijn er derhalve geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. In het plangebied bevinden zich geen archeologische monumenten, waardevolle archeologische terreinen, waarvoor een bescherming via het bestemmingsplan noodzakelijk is. Mochten in het gebied bij activiteiten met bodemverstoring toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt op grond van de Erfgoedwet een meldingsplicht bij de gemeente. Het archeologische onderzoeksproces treedt dan alsnog in werking.

4.3.2 Cultuurhistorie

Monumenten Aan de aangewezen rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten is in dit bestemmingsplan geen juridische betekenis toegekend. De bescherming van deze objecten vindt plaats op grond van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke Monumentenverordening.

Cultuurhistorische structuren en objecten

De cultuurhistorische structuren en objecten zijn opgenomen op de cultuurhistorische beleidskaart (zie paragraaf 3.2.4). Bij ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden is het uitgangspunt behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische waarden (koesteren).

Zie elders in de toelichting voor een uitgebreidere omschrijving.

Cultuurhistorische objecten

Het bestemmingsplan Cultuurhistorie is op 6 februari 2017 door de gemeenteraad vastgesteld en de cultuurhistorische objecten zijn nu opgenomen in dit bestemmingsplan. Hierin is bepaald dat gebouwen met een (hoge) attentiewaarden niet geheel of gedeeltelijk gesloopt mogen worden zonder omgevingsvergunning. Een omgevingsvergunning kan worden verleend als de karakteristieken van het gebouw niet onevenredig worden aangetast. Een advies van de stadsbouwmeester is onderdeel van de besluitvorming.

In het plangebied zijn verschillende objecten aanwezig die een attentiewaarde hebben. Deze gebouwen zijn op de verbeelding aangeduid met de aanduiding "karakteristiek" (ka). In de regels van de verschillende bestemmingen waarbinnen deze objecten gelegen zijn, is een sloopvergunningstelsel opgenomen. Doel van het vergunningenstelsel is om sloop van cultuurhistorische waardevolle objecten, zonder dat eerst de gevolgen voor de cultuurhistorische waarden in beeld zijn gebracht, te voorkomen.

4.4 Welstand en beeldkwaliteit

In deze paragraaf wordt globaal beschreven welke (-de voornaamste-) welstandsidentiteiten en eventuele beeldkwaliteitsplannen in het plangebied van toepassing zijn met de daarbij behorende belangrijkste uitgangspunten en sturingselementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0025.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00099-0003_0026.jpg"

Afbeelding: overzicht welstandsidentiteiten in het bestemmingsplangebied

Bovenstaande afbeelding laat zien dat ieder woonmilieu een eigen welstandsidentiteit toegekend heeft gekregen. Elk woonmilieu of identiteit heeft specifieke ruimtelijke en architectonische kenmerken en een eigen kleur op de welstandskaart. De ontwikkeling van Enschede in de tijd is voor een deel afleesbaar aan deze kleurenkaart. We zien in het gebied Velve-Lindenhof - 't Wooldrik twee violet gekleurde gebieden lopend van oost naar west. Dit zijn ontwikkelingen langs de oude wegen richting de binnenstad met de identiteit “Dorpse linten”. In dit geval aan de noordzijde langs de spoorlijn en omgeving en in het midden langs de Gronausestraat. De karakteristieken van “Dorpse Linten” zijn de voormalige landwegen die zijn uitgegroeid tot lange linten met aaneengeregen verschillende huizen met een dorps karakter.

De stad blijft veranderen en daar waar gewenst, wordt een bestaande identiteit vervangen door een actueel beeldkwaliteitsplan. Voor de grijze gebieden op de welstandskaart is de identiteit vervangen door actuele beeldkwaliteitsplannen. We zien een grijze strook van oost naar west lopen door het gebied Velve Lindenhof. Dit is de Lipperkerkstraat, een oude route naar de binnenstad waarlangs kleinschalige bebouwing ontstond. Voor dit oude lint is een nieuw beeldkwaliteitsplan vastgesteld om actuele ontwikkelingen goed te kunnen inpassen.

In de wederopbouw periode (de jaren vijftig) is het midden en het oostelijk deel van Velve-Lindenhof bebouwd met de identiteit “Stratenrijtjes”, weergegeven met een zalm rode kleur. Dit gebied heeft recent een herstructurering ondergaan onder de naam “Groen Velve Lindenhof” waarbij de identiteit “Stratenrijtjes” is behouden met de karakteristiek van uniforme eengezinswoningen in rechte rijtjes.

De gebieden met een bruine rode kleur hebben de identiteit “Rijke stadsvilla's” en komen voor tussen de Oliemolensingel en de Gronausestraat en langs het Wooldrikspark. Dit zijn gebieden die gekenmerkt worden door unieke luxe villa's in expressieve architectuurstijlen uit verschillende tijden, in lommerrijke straten.

Aan de zuidzijde van de Gronausestraat ligt een gebied met de identiteit “Erkerwijken”, aangegeven met een beige kleur. Dit zijn de wijken met 'jaren dertig woningen' met bakstenen gevels, erkers, trapeziumvormige daken en brede daklijsten.

Aan de zuidzijde van 't Wooldrik liggen de “Vrije kavelwijken”, met een bleekgroene kleur. Dit zijn de wijken aan de rand van de stad, waar mensen hun huis (hebben) laten bouwen in alle mogelijke stijlen, vormen, kleuren en materialen.

Langs de Noord Esmarkerrondweg ligt een gebied met de identiteit “Tuinstedelijke ensembles”, aangegeven met een beige bruin kleur. Dit zijn de vroegere arbeiderswijken die ontworpen zijn als architectonische eenheid, met zorgvuldig gedetailleerde ensembles van huizen.

Ten zuiden daarvan ligt een gebied met de identiteit “Modern Enschede” , aangegeven met een oranje bruine kleur. Deze gebieden, met hoge flatgebouwen en appartementencomplexen met hun karakteristieke balkons, liggen in een schil rond het historisch stadshart.

Verspreid liggen nog enkele gebieden met de identiteit “Verborgen enclaves” in het geel aangegeven. Dit zijn kleine terreinen achter woonhuizen aan de dorpse linten waar kleinbedrijven zijn gevestigd.

De hoofdgroenstructuur, waar ook de parken onder vallen, heeft de identiteit “Buitenplaatsen / landgoederen” en is op de kaart aangegeven met een briljant-groene kleur.

Het gaat hierbij om de cultuurhistorisch monumentale landgoederen en buitenplaatsen van de textielfabrikanten in en buiten de stad.

Ten aanzien van de inpassing van bebouwing in deze gebieden zijn in de Welstandsnota de volgende criteria opgenomen:

  • park en bebouwing moeten een samenhangende eenheid vormen;
  • er moet in het park in verhouding veel meer onbebouwde dan bebouwde ruimte zijn, het gaat om bebouwing in een park en niet andersom;
  • park en bebouwing moeten samen een compositie vormen van ruimten en zichten;
  • nieuwe bebouwing mag de ruimtelijke opzet van het park niet verstoren;
  • (nieuwe) bebouwing moet het landgoed ruimtelijk continu laten en mag het niet opdelen in stukken.

Nieuwe ontwikkeling in het plangebied

In het plangebied wordt op één locatie een bouwmogelijkheid toegevoegd. Deze wijziging van het bestemmingsplan betreft een braakliggende kavel aan de Siemensstraat. De kavel krijgt een bouwmogelijkheid voor een woning. De identiteit voor dit gebied is “Erkerwijken”. Dit zijn de wijken met 'jaren dertig woningen' met bakstenen gevels, erkers, trapeziumvormige daken en brede daklijsten.

De nieuwe bebouwing moet aansluiten met de bestaande bebouwing. Welstand wordt niet gewijzigd met dit bestemmingsplan.

4.5 Duurzaamheid

Duurzaamheid is een centraal thema in het gemeentelijk beleid van Enschede. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. Tot voor kort werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem, geen aandacht was maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake. Om daar verandering in te kunnen brengen is het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

Speerpunten van het duurzaamheidsbeleid

In het Actieplan duurzaamheid, dat op 8 juni 2015 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld, heeft de gemeenteraad er voor gekozen om het duurzaamheidsbeleid toe te spitsen op de volgende punten:

1   Energie
Verhogen van het op eigen grondgebied opgewekte aandeel hernieuwbare energie tot minimaal 12 procent in 2030 en minimaal 27 procent van het voor 2050 voorziene gebruik van energie.
 
5   Eigen organisatie
Zelf het goede voorbeeld geven.  
2   Biodiversiteit
Behoud en versterken van de verscheidenheid aan dier- en plantsoorten in de leefomgeving  
6   Groene groei
Groei van de economie zonder dat dit nadelig is voor klimaat, water,
bodem, grondstoffen en biodiversiteit.
 
3   Circulaire economie
Verminderen van de hoeveelheid (rest-)afval door afvalpreventie en het beter scheiden van restafval.  
7   Klimaatadaptatie
Negatieve gevolgen die gepaard gaan met klimaatverandering beperken en de kansen die de klimaatverandering biedt benutten.
 
4   Duurzame mobiliteit
Verhoging van het aandeel fietsgebruik in het totaal aantal verplaatsingen, stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en stimuleren van het gebruik van elektrische auto's.  
8   Economy
Bewoners in Enschede dragen in collectief verband actief bij aan een of meer van de duurzame
doelstellingen.  

Aanpak van het duurzaamheidsbeleid

Binnen de voorgestane aanpak van het Actieplan Duurzaamheid staan de begrippen 'duurzame daden', 'duurzame deals' en 'duurzaam doen' centraal.

Duurzame daden

De gedachte hierbij is dat het zichtbaar maken van bestaand duurzaam gedrag de beste manier is om anderen te inspireren en aan te zetten tot duurzaam handelen. We richten ons daarbij op de groep die in beginsel bereid is tot duurzaam gedrag.

Duurzame deals

Duurzame deals, oftewel afspraken over duurzaam handelen, zijn een middel om nieuw duurzaam gedrag uit te lokken. Bij de uitvoering van duurzame initiatieven lopen bedrijven, instellingen en groepen inwoners soms tegen barrières aan. De gemeente wil die belemmeringen wegnemen. Soms kunnen we daar zelf voor zorgen. In andere gevallen doen we daarvoor een beroep op anderen. De deals maken duidelijk dat verduurzaming van de samenleving een opgave is die we samen moeten oppakken.

Duurzaam Doen 

Zelf het goede voorbeeld geven is binnen de gekozen aanpak een belangrijk uitgangspunt. Verduurzaming van de eigen organisatie is in dit Actieplan duurzaamheid verder uitgewerkt onder de noemer Duurzaam Doen.

Voor deze benadering is gekozen, omdat het een positieve benadering is, die anderen inspireert en stimuleert tot duurzame handelingen (gedrag, het doen van investeringen etc.). Het voordeel van deze aanpak is bovendien dat het gedrag voor de doelgroep herkenbaar en dichtbij is, de communicatieboodschap hierdoor aansluit bij de belevingswereld van mensen en de huidige doeners de afzender/ambassadeur zijn (in plaats van de gemeente). Hierdoor is het een aanpak van de stad, in plaats van de gemeente.

Duurzaamheidsbeleid en het bestemmingsplan 

In het resterende deel van deze paragraaf wordt aan de hand van het Actieplan Duurzaamheid bekeken in hoeverre het bestemmingsplan kan bijdragen aan de realisatie van de gemeentelijke duurzaamheidsambities.

Algemeen

Bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet. Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

Energie

Voor het realiseren van veel energie besparende maatregelen of voorzieningen in, aan of op gebouwen, zoals isolatie van vloer, muren of dak, het plaatsen van zonnepanelen of een zonnecollector op het dak, is geen omgevingsvergunning vereist. Voor warmte-koude opslag en bodemenergiesystemen is de provincie Overijssel het bevoegd gezag. Voor nieuwbouw geldt dat moet worden voldaan aan de energieprestatienormen uit het Bouwbesluit. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van windturbines of zonnepanelen op maaiveldniveau en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Klimaatadaptatie

Voor het realiseren van relatief eenvoudige klimaatadaptieve maatregelen en voorzieningen als groene dakbedekking op gebouwen en het in de bodem infiltreren van hemelwater is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater, het vrij houden van bebouwing van overloopgebieden van grote rivieren, het ophogen van gronden of het realiseren van bouwwerken ter voorkoming van overstromingen en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Circulaire economie

Voor het realiseren van afvalcontainers voor het gescheiden inzamelen van afval en herbruikbare materialen is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen en inrichtingen voor de verwerking van afval.

Biodiversiteit

Natuurgebieden, bossen, parken en andere structurele, veelal openbaar toegankelijke, groenvoorzieningen worden in een bestemmingsplan als zodanig bestemd en voorzien van een passende beschermende gebruiks- en bouwregeling. Daarnaast maakt een bestemmingsplan het in nagenoeg elke bestemming mogelijk om groenvoorzieningen van ondergeschikte aard te realiseren.

Overige actiepunten

Voor de overige actiepunten kan kortheidshalve worden volstaan met de conclusie dat deze geen ruimtelijke relevantie hebben en als zodanig dus ook niet van invloed zijn op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Duurzaamheid binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Velve-Lindenhof-'t Wooldrik"

Het bestemmingsplan "Velve-Lindenhof-'t Wooldrik" draagt hooguit op indirecte wijze bij aan het realiseren van de gemeentelijke duurzaamheidsdoelen.

De enige nieuwe ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt is het bouwen van een nieuwbouwwoning op het perceel gelegen aan de Siemensstraat 28. Het bestemmingsplan biedt hier mogelijkheden voor het treffen van maatregelen op het gebied van energie (om te kunnen voldoen aan de energieprestatie-eis opgenomen in het Bouwbesluit 2012), klimaatadaptatie, circulaire economie en biodiversiteit.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Velve-Lindenhof-'t Wooldrik" getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de diverse milieuaspecten zoals bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

5.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r. verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Het Besluit m.e.r. en het plangebied "Velve-Lindenhof - 't Wooldrik"

Het bestemmingsplan Velve-Lindenhof - 't Wooldrik maakt de ontwikkeling van (nieuwe) woningen aan de Siemensstraat mogelijk. Dit is een activiteit waarvoor geen verplichting geldt om te beoordelen of het uitvoeren van een milieueffectrapportage noodzakelijk is, omdat de activiteit (ruim) onder de daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden blijft. De voorgenomen ontwikkeling valt in categorie D11.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. (stedelijk ontwikkelingsproject).

Voor deze activiteit dient geen (vormvrije) m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is een toets, waarin aan de hand van in de Europese m.e.r-richtlijn opgenomen criteria wordt beoordeeld of belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten en al of niet sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht. De criteria hebben betrekking op de kenmerken van het project, de locatie van de activiteit en de kenmerken van het potentiële effect. Bij de kenmerken van het project gaat het onder andere om de omvang en de cumulatie met andere projecten. Bij de locatie van de activiteit gaat het onder andere om de mate van kwetsbaarheid van het milieu in gebieden waarop de activiteit van invloed zou kunnen zijn. Bij de kenmerken van het potentiële effect gaat het onder andere om het bereik van de effecten.

Projectbeschrijving

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Velve-Lindenhof - 't Wooldrik bevindt zich in de Siemensstraat naast huisnummer 26 een nog onbebouwd perceel grond.

Op dit perceel zal een twee-onder-één kap woning worden gebouwd. De bouw hiervan is te beschouwen als de opvulling van een lege plek in een huizenrij in deze woonstraat. De locatie wordt omringd door woningen, overeenkomstig de bestemming. Afwatering gebeurt door aansluiting op het bestaande rioolstelsel in de straat. Door de geringe oppervlakte van de bouwlocatie is er geen nadelig effect te verwachten.

5.1.2 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

Bedrijven

In verband met het op te stellen bestemmingsplan voor het plangebied Velve-Lindenhof - 't Wooldrik is onderzoek verricht naar de potentiële milieubelasting van de bedrijven binnen het plangebied en de bedrijven in de omgeving van het plangebied. Hierbij is gebruik gemaakt van het bedrijvenbestand van de afdeling Vergunningen. Met behulp van de publicatie "Bedrijven en milieuzonering", een VNG uitgave van 2009, zijn van de aanwezige bedrijven de indicatieve hindercontouren en de categorie bepaald.

Bedrijven binnen het plangebied

Uitgangspunt (voor de bestaande situatie) is dat bedrijven en voorzieningen van categorie 1 en 2 doorgaans toelaatbaar zijn in een woonomgeving.

Binnen het plangebied bevinden zich diverse bedrijven en voorzieningen (zie paragraaf 3.2.1. afbeelding 1). De meeste bedrijven worden ingedeeld in categorie 1 of 2. Een aantal bedrijven is aanwezig met een hogere categorie. Deze bedrijven zijn nader beschouwd (zie paragraaf 3.2.1.). Hieruit is naar voren gekomen dat deze bedrijven geen belemmeringen opleveren voor het plangebied.

Gelet op het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat de aanwezige bedrijven en voorzieningen binnen het plangebied geen belemmeringen opleveren voor het plangebied Velve-Lindenhof - 't Wooldrik.

Nader onderzoek naar bedrijven binnen plangebied die milieuhinder kunnen veroorzaken.

Gronausestraat 216 Bo-rent

Dit is een verhuurbedrijf voor machines e.d.. In de bedrijvenlijst zijn richtafstanden opgenomen van geluid van 50 meter en geur en gevaar 10 meter. Dit zijn de afstanden die in acht zouden moeten worden genomen ten opzichte van woningen.Op het bedrijf is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing. Er gelden standaardgeluideisen op de dichtstbij zijnde woning 50 dB(A) etmaalwaarde en 70 dB(A) voor piekgeluid.

Het aspect geluid wordt voornamelijk bepaald door de technische installaties en de verkeersbewegingen. Boven het bedrijf zijn woningen gelegen. Er zijn geen klachten bekend omtrent geluidsoverlast.

Op de gevel van de nabijgelegen woningen dient te worden voldaan aan de voorschriften van het besluit. Indien dit het geval is dan kan er van worden uitgegaan dat voor het aspect geluid sprake is van een aanvaardbare situatie. Indien het bedrijf niet voldoet aan de geluidsnormen dan zullen door het bedrijf akoestische voorzieningen moeten worden getroffen.

In de omgeving van de inrichting zijn sportvoorzieningen/winkels en een drukke verkeersweg gelegen. Er is dus geen sprake van een rustige woonwijk. Conform de systematiek van de VNG brochure kan de normafstand voor geluid met één stap worden teruggebracht tot een afstand van 30 m.

Conclusie: Het bedrijf is aanvaardbaar in zijn omgeving en vormt geen knelpunt voor het bestemmingsplan.

Lage Bothofstraat 376 C.A. De Gelder BV

Machinaal brei-atelier

Richtafstanden

Geluid 50

Stof en gevaar 10 m

Op het bedrijf is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing. Er gelden standaardgeluideisen op de dichtstbij zijnde woning 50 dB(A) etmaalwaarde en 70 dB(A) voor piekgeluid.

Het aspect geluid wordt voornamelijk bepaald door de aanwezige machines en de verkeersbewegingen. De dichtstbijzijnde woning is op ca. 10 m gelegen. Er zijn geen klachten bekend omtrent geluidsoverlast.

Op de gevel van de nabijgelegen woningen dient te worden voldaan aan de voorschriften van het besluit. Indien dit het geval is dan kan er van worden uitgegaan dat voor het aspect geluid sprake is van een aanvaardbare situatie. Indien het bedrijf niet voldoet aan de geluidsnormen dan zullen door het bedrijf akoestische voorzieningen moeten worden getroffen.

In de omgeving van de inrichting zijn meerdere bedrijven gelegen. Er is dus geen sprake van een rustige woonwijk. Conform de systematiek van de VNG brochure kan de normafstand voor geluid met één stap worden teruggebracht tot een afstand van 30 m.

Conclusie

Het bedrijf is aanvaardbaar in zijn omgeving en vormt geen knelpunt voor het bestemmingsplan.

Tegelerweg 60 Vogido

Voetbalvereniging (speelvelden, kantine, kleedgebouwen)

Richtafstand

Geluid 50 m

Geur en gevaar 10 m (kantine)

Op de inrichting is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing. Er gelden standaardgeluideisen op de dichtstbijzijnde woning 50 dB(A) etmaalwaarde en 70 dB(A) voor piekgeluid.

Het aspect geluid wordt bepaald door de activiteiten op het complex en het eventueel gebruik maken van een geluidinstallatie. De dichtstbijgelegen woningen zijn gelegen op ca. 30 m van het dichtstbijgelegen sportveld. Akoestische gegevens zijn niet bekend.

Op de gevel van de nabijgelegen woningen dient te worden voldaan aan de voorschriften van het besluit. Indien dit het geval is dan kan er van worden uitgegaan dat voor het aspect geluid sprake is van een aanvaardbare situatie. Indien niet wordt voldaan aan de geluidsnormen dan zullen akoestische voorzieningen moeten worden getroffen.

Klachten omtrent geluidsoverlast zijn niet bekend.

In de omgeving van de inrichting zijn een tennispark, maatschappelijke voorzieningen en woningen gelegen. Er is dus geen sprake van een rustige woonwijk. Conform de systematiek van de VNG brochure kan de normafstand voor geluid met één stap worden teruggebracht tot een afstand van 30 m.

Conclusie

De voetbalvereniging is aanvaardbaar in zijn omgeving en vormt geen knelpunt voor het bestemmingsplan.

Tegelerweg 72 Tennispark 't Wooldrik

Tenniscomplex met kantine

Normafstand

Geluid 50 m

Geur en gevaar 10 m (kantine)

Op de inrichting is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing. Er gelden standaardgeluideisen op de dichtstbijzijnde woning 50 dB(A) etmaalwaarde en 70 dB(A) voor piekgeluid.

Het aspect geluid wordt bepaald door de activiteiten op het complex. De dichtstbijgelegen woningen zijn gelegen op ca. 30 m van het dichtstbijgelegen tennisveld. Akoestische gegevens zijn niet bekend.

Op de gevel van de nabijgelegen woningen dient te worden voldaan aan de voorschriften van het besluit. Indien dit het geval is dan kan er van worden uitgegaan dat voor het aspect geluid sprake is van een aanvaardbare situatie. Indien niet wordt voldaan aan de geluidsnormen dan zullen akoestische voorzieningen moeten worden getroffen.

Klachten omtrent geluidsoverlast zijn niet bekend.

In de omgeving van de inrichting zijn een voetbalvereniging, een school, een tennishal en woningen gelegen. Er is dus geen sprake van een rustige woonwijk. Conform de systematiek van de VNG brochure kan de normafstand voor geluid met één stap worden teruggebracht tot een afstand van 30 m.

Conclusie

Het tenniscomplex is aanvaardbaar in zijn omgeving en vormt geen knelpunt voor het bestemmingsplan.

Tegelerweg 74 Tennis-inn

Tennishal

Normafstand

Geluid 50 m

Op de inrichting is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing. Er gelden standaardgeluideisen op de dichtstbijzijnde woning 50 dB(A) etmaalwaarde en 70 dB(A) voor piekgeluid.

Het aspect geluid wordt bepaald door de activiteiten op het complex. De dichtstbijgelegen woningen zijn gelegen op ca. 15 m van de achterzijde van de tennishal. Akoestische gegevens zijn niet bekend.

Op de gevel van de nabijgelegen woningen dient te worden voldaan aan de voorschriften van het besluit. Indien dit het geval is dan kan er van worden uitgegaan dat voor het aspect geluid sprake is van een aanvaardbare situatie. Indien het bedrijf niet voldoet aan de geluidsnormen dan zullen door het bedrijf akoestische voorzieningen moeten worden getroffen.

Klachten omtrent geluidsoverlast zijn niet bekend.

In de omgeving van de inrichting zijn een tenniscomplex, een voetbalvereniging en woningen gelegen. Er is dus geen sprake van een rustige woonwijk. Conform de systematiek van de VNG brochure kan de normafstand voor geluid met één stap worden teruggebracht tot een afstand van 30 m.

Conclusie

De tennishal is aanvaardbaar in zijn omgeving en vormt geen knelpunt voor het bestemmingsplan.

Bedrijvigheid buiten het plangebied

In de omgeving van het plangebied zijn diverse bedrijven en voorzieningen gelegen (zie paragraaf 3.2.1. afbeelding 2). Een aantal bedrijven heeft een potentiële hindercontour welke binnen het plangebied is gelegen. Uit een nadere beschouwing (zie paragraaf 3.2.1.) blijkt echter dat deze bedrijven geen knelpunten opleveren voor het plangebied Velve-Lindenhof - 't Wooldrik.

Gelet op het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat de aanwezige bedrijven en voorzieningen in de omgeving van het plangebied geen belemmeringen opleveren voor het plangebied Velve-Lindenhof - 't Wooldrik.

Overzicht bedrijven nabij het plangebied

Adres   Naam   Omschrijving activiteit   Cat
 
Milieuaspect   Indicatieve afstand
(in m1)  
Invloed op plan-gebied  
             
Gronausestraat 300   Servicecentrum Oost   Servicecentrum   2   Geluid   30   Nee  
Lipperkerkstraat 170-174   Het Rijwielpaleis   Rijwielhandel en -reparatie   1   Geluid   10   Nee
 
Noord Esmarkerrondweg 419   McKechnie Group   Pand staat te koop. Alleen nog kantooractiviteiten.         Nee  
Noord Esmarkerrrondweg 421   Miro   Winkelcentrum   1   Geluid   10   Nee  
Oliemolensingel 26   Tinq   Tankstation (zonder LPG)   2   Geur en geluid   30   Nee  
Oliemolensingel 26-30   Europcar   Autoverhuurbedrijf   2   Geluid   30   Nee  
Oliemolensingel 26-30   Allglass   Glashandel/glaszet-ter   2   Geluid   30   Nee  
Oliemolensingel 52   Heron   Automaterialen-handel   2   Geluid   30   Nee  
Oliemolensingel 58   Peli Dive   Duikschool/winkel in duikmaterialen   1   Geluid   10   Nee  
Oliemolensingel 64   Royal Grill   Grillroom   1   Geur, geluid en gevaar   10   Nee  
Oliemolensingel 70   MH-line   Meubelmarkt, ook witgoed en TV's-computers   1   Geluid   10   Nee  
Oliemolensingel 82   Bennie Holtkamp Amusement   Handel in gokkasten en speelautomaten   1   Geluid   10   Nee  
Oliemolensingel 90   Bos   Meubelstoffeerderij   1   Geluid en stof   10   Nee  
Oosterstraat 136   Kolk   Café   1   Geur, geluid en gevaar   10   Nee  
Oosterstraat 202   Jansen Chroom   Metaaloppervlakte- behandeling (galvano)   3.2   Geluid   100   Ja  
Zuid Esmarkerrondweg 69   Phenix   Voetbalvereniging   3.1   Geluid   50   Ja  

Nadere beschouwing bedrijven met potentiele invloed op het plangebied

Oosterstraat 202 Jansen Chroom BV

Galvaniseren, anodiseren en lakken van staal (oppervlaktebehandeling)

Richtafstanden

Geluid 100 m

Gevaar 50 m

Stof en geur 30 m

De richtafstanden voor de aspecten stof en geur zijn niet gelegen binnen het plangebied. Deze aspecten kunnen daarom verder buiten beschouwing worden gelaten.

De richtafstand voor de aspecten gevaar en geluid zijn wel gelegen binnen het plangebied. Binnen de richtafstand voor het aspect gevaar zijn echter geen milieugevoelige functie gelegen zodat dit aspect eveneens buiten beschouwing kan worden gelaten.

Binnen de richtafstand voor het aspect geluid zijn wel gevoelige functies (woningen) gelegen. Dit aspect is daarom nader beschouwd.

Geluid

Het aspect geluid wordt bepaald door de werkzaamheden in het bedrijf en de verkeersbewegingen. De werkzaamheden vinden inpandig plaats. Op ca. 10 m van de bedrijfsbebouwing is de dichtstbijzijnde woning gelegen.

Voor het bedrijf is op 5 november 1996 een milieuvergunning verleend. Uit de vigerende geluidvoorschriften van de verleende milieuvergunning blijkt dat ter plaatse van woningen van derden en - voor zover binnen een afstand van 25 m van de inrichting geen woningen van derden aanwezig zijn - op enig punt op 25 m van de inrichting het equivalente geluidniveau niet meer mag bedragen dan 45 dB(A).

In 1996 is er een klacht m.b.t. geluidhinder afkomstig van ventilatoren ingediend. Naar aanleiding hiervan zijn geluiddempers geplaatst. Sedertdien zijn er geen klachten meer ingediend. Akoestische gegevens zijn overigens niet bekend.

Aangezien in de praktijk niet is gebleken dat niet aan de gestelde normen op grond van het milieuvergunning wordt voldaan, wordt ervan uitgegaan dat sprake is van een aanvaardbare situatie. Wanneer (bijvoorbeeld naar aanleiding van klachten) blijkt dat niet wordt voldaan, zullen akoestische voorzieningen moeten worden getroffen.

Er kan dus geconcludeerd worden dat de situatie qua geluid acceptabel is.

Gelet op het vorenstaande, de geluidruimte van de vergunning en gelet op de aard van de omgeving (nabij een spoorlijn), kan conform de systematiek van de VNG brochure de normafstand voor geluid met één stap worden teruggebracht tot een afstand van 50 m. Binnen deze afstand van 50 m zijn binnen het plangebied geen milieugevoelige functie gelegen.

Conclusie

Het bedrijf is aanvaardbaar in zijn omgeving en vormt geen knelpunt voor het plangebied.

Zuid Esmarkerrondweg 69 Phenix

Voetbalvereniging (speelvelden, kantine, kleedgebouwen)

Richtafstand

Geluid 50 m

Geur en gevaar 10 m (kantine)

Op de inrichting is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing. Er gelden standaardgeluideisen op de dichtstbijzijnde woning 50 dB(A) etmaalwaarde en 70 dB(A) voor piekgeluid.

Het aspect geluid wordt bepaald door de activiteiten op het complex en het eventueel gebruik maken van een geluidinstallatie. De dichtstbijgelegen woningen zijn gelegen op ca. 30 m van het dichtstbijgelegen sportveld. Akoestische gegevens zijn niet bekend.

Op de gevel van de nabijgelegen woningen dient te worden voldaan aan de voorschriften van het besluit. Indien dit het geval is dan kan er van worden uitgegaan dat voor het aspect geluid sprake is van een aanvaardbare situatie. Indien niet wordt voldaan aan de geluidsnormen dan zullen akoestische voorzieningen moeten worden getroffen.

Klachten omtrent geluidsoverlast zijn niet bekend.

In de omgeving van het complex zijn bedrijven, voorzieningen, woningen en een drukke verkeersweg gelegen. Er is dus geen sprake van een rustige woonwijk. Conform de systematiek van de VNG brochure kan de normafstand voor geluid met één stap worden teruggebracht tot een afstand van 30 m.

Conclusie

De voetbalvereniging is aanvaardbaar in zijn omgeving en vormt geen knelpunt voor het bestemmingsplan.

5.1.3 Bodemkwaliteit

Algemeen 

Het bodembeleid in Nederland heeft een hervormingsfase ondergaan. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodem naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van bodemverontreiniging, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk. Functiegericht en kosteneffectief saneren is dan voldoende. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. De milieuhygiënische bodemgesteldheid kan daarbij een rol spelen. De Wet bodembescherming kan hierop van toepassing zijn.

Actualisatie bestemmingsplan Velve Lindenhof-Wooldrik 

Het bestemmingsplan Velve-Lindenhof - 't Wooldrik is conserverend van karakter. Voor het perceel Siemensstraat 26 wordt een nieuwe ontwikkeling voorgesteld. Dit houdt in dat in dit plan de bestaande situatie wordt vastgelegd. Omdat de huidige bodemgesteldheid de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet beïnvloed, is het niet noodzakelijk om na te gaan of er bodemonderzoek- gegevens bekend zijn. Het is bekend dat door historisch gebruik in verstedelijkt gebied zoals Enschede er locaties aanwezig zijn of kunnen zijn waar de bodem verontreinigd is. Hiermee dient rekening gehouden te worden bij eventuele herontwikkelingen binnen het gebied.

Conclusie

Het is bekend dat er binnen het plangebied lokaal sprake is of kan zijn van bodemverontreiniging. Dit betekent dat de initiatiefnemer bij plannen tot uitbreiding en/of functiewijziging rekening moet houden met de (mogelijke) aanwezigheid van bodemverontreiniging. De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt door de (mogelijke) aanwezigheid van deze bodemverontreinigingen niet belemmerd. De eventuele bodemverontreinigingen vormen of geen belemmering of kunnen functiegericht en kosteneffectief worden gesaneerd.

Afhankelijk van het tijdstip, aard en omvang van een realisatie van een herontwikkeling, kan het nodig zijn dat er voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning een bodemonderzoek volgens de NEN 5470 verricht dient te worden.

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.4 Wet geluidhinder

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidsgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen en terreinen.

Het bestemmingsplan Velve-Lindenhof - 't Wooldrik betreft een conserverend plan. Binnen het plangebied worden geen nieuwe bronnen en nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Wel is binnen het plangebied nog een locatie aanwezig met een woonbestemming waar een nieuwe woning kan worden gebouwd. Deze locatie is gelegen ten noorden van de Siemensstraat 26.

Wegverkeerslawaai

Op grond van artikel 76, lid 3 van de Wgh moet een nog niet bebouwde kavel als nieuwe situatie worden beschouwd.

In de Wgh is bepaald dat elke weg een zone heeft (art. 74 Wgh), met uitzondering van de wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Binnen deze zone, die op te vatten is als de mogelijke invloedssfeer van de weg, mag de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige objecten, die door die weg veroorzaakt wordt, de in de Wgh vastgelegde waarden niet te boven gaan.

In de directe omgeving van de locatie Siemensstraat zijn uitsluitend 30 km-wegen gelegen. Deze wegen zijn op grond van de Wgh niet gezoneerd. De dichtstbijzijnde op grond van de Wgh gezoneerde weg is de Noord Eschmarkerrondweg. De afstand tot deze weg is ca. 240 meter. Daarmee is de locatie buiten de onderzoekszone van 200 meter van de Noord Eschmarkerrondweg gelegen. Op de locatie Siemensstraat is de Wgh niet van toepassing.

Ondanks dat de Wgh niet van toepassing is moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel aandacht worden besteed aan wegverkeerslawaai. De in de nabijheid van de locatie Siemensstraat gelegen wegen komen in het verkeersmilieumodel van de gemeente Enschede niet voor. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er geen sprake zal zijn van relevante verkeersintensiteiten op deze wegen en daarmee ook niet van een relevante geluidsbelasting.

Railverkeerslawaai

In de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder zijn regels opgenomen voor wat betreft het aspect railverkeerslawaai. Langs een spoorweg bevindt zich een zone. In artikel 1.4a van het Besluit geluidhinder is aangegeven dat de breedte van de zone afhankelijk is van de hoogte van het geluidproductieplafond. De locatie Siemensstraat is gelegen binnen de zone van de spoorlijn Enschede-Gronau.

Op geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt vanwege railverkeerslawaai de voorkeurgrenswaarde 55 dB. Een geluidsbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde is uitsluitend mogelijk indien een hogere waarde wordt vastgesteld. De maximaal vast te stellen hogere waarde bedraagt 68 dB.

In het geluidregister-spoor is van gezoneerde spoorlijnen de geluidproductie vastgelegd. Voor punt 11290 uit het geluidregister bedraagt het geluidproductieplafond 52 dB. Dit punt is gelegen op 50 meter van het spoor en ligt op de Siemensstraat ter hoogte van nummer 45. De locatie Siemensstraat is op ca. 65 meter van het spoor gelegen. Daarmee zal op de locatie Siemensstraat de geluidsbelasting vanwege het spoor lager zijn dan 52 dB en ruimschoots worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB.

Industrielawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan Velve Lindenhof - Wooldrik is niet gelegen in de nabijheid van een gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.

Luchtvaartlawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan Velve-Lindenhof – 't Wooldrik is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ook niet binnen de geluidszone van het vliegveld.

Conclusie geluid

Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.5 Luchtkwaliteit

Het wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen is geregeld in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wm en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Luchtkwaliteit en het plangebied Velve Lindenhof - Wooldrik

Het bestemmingsplan Velve-Lindenhof - 't Wooldrik betreft voornamelijk een conserverend plan. De enige voor luchtkwaliteit relevante ontwikkeling binnen het plangebied is de realisatie van een woning op een lege kavel aan de Siemensstraat ten noorden van nummer 26.

Uit de 'Regeling niet in betekenende mate' blijkt dat woningbouwlocaties met één ontsluitingsweg en niet meer dan 1.500 woningen als niet in betekenende mate zijn aan te merken. De realisatie van één woning is daarmee zondermeer een ontwikkeling die niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

In de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gegevens opgenomen met betrekking tot de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in Nederland. Uit de monitoringstool 2014 blijkt dat op het plangebied in alle zichtjaren (2015, 2020 en 2030) aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.

Conclusie 

De realisatie van één woning binnen het bestemmingsplan Velve Lindenhof - Wooldrik valt binnen de in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' genoemde kaders. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit (art 5.16 Wm, lid 1 onder b) ligt er geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.1.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Velve-Lindenhof - 't Wooldrik” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Velve-Lindenhof - 't Wooldrik” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is. De meest nabijgelegen leiding heeft een diameter van 8” en een werkdruk van 40 bar. De effectafstand van deze leiding is 95 meter en de afstand van het plangebied tot de leiding is ruim 400 meter.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen het wettelijk kader. Momenteel is nieuwe wet- en regelgeving in voorbereiding voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van die nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Velve-Lindenhof - 't Wooldrik” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Velve-Lindenhof - 't Wooldrik” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Velve-Lindenhof - 't Wooldrik” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, met name bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan “Velve-Lindenhof - 't Wooldrik” is hemelsbreed op ca. 5,5 kilometer van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande en het gegeven dat het plan geen (nieuwe) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt binnen risicocontouren kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Dit kan in beginsel door hergebruik, het toepassen van groene daken en/of halfverharding. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 millimeter. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. Afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van hemelwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA) of helofytenfilter worden ingericht. Dit dient te gebeuren in overleg met het waterschap Vechtstromen. Uit een doelmatigheidsstudie is gebleken dat drukriolering niet doelmatig is en voor de particulier veel duurder is dan een IBA. Daarom zal er doorgaans geen drukriolering meer worden aangelegd. Er is geen provinciale ontheffing van de zorgplicht meer nodig wanneer de gemeente besluit om in het buitengebied uit doelmatigheidsoverwegingen geen afvalwater in te zamelen.

Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijft. Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Vechtstromen en de gemeente Enschede leidend. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefd kan worden en goed te beheren is. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken, tenzij dit oppervlaktewater mede als doel heeft grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken. De aanleghoogte van nieuw oppervlaktewater dient zodanig te zijn dat de overstromingskans vanuit oppervlaktewater beperkt wordt tot eens per 100 jaar (T=100). Bij ontwikkelingen nabij watergangen geeft het waterschap Vechtstromen een aanleghoogte advies.

Grondwater en ontwatering

In de Waterwet is vastgelegd dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Onder ontwatering wordt verstaan: het verschil tussen het peil van de weg of van de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG). Om ongewenste effecten van hoge grondwaterstanden te voorkomen wordt geadviseerd de in onderstaande tabel genoemde ontwateringshoogtes aan te houden:

Grondgebruik    Ontwatering (m – GHG)  
Primaire wegen   0,7  
Secundaire wegen en erfontsluitingswegen   0,5  
Bouwwerken met kruipruimten   0,7  
Bouwwerken zonder kruipruimten   0,5  
Groen   0,5  

De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende en doelmatige maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende advieswaarden voor peilhoogtes:

  • Het vloerpeil minimaal 0,20 m boven straatpeil (kruin van de weg t.o.v. toegang ter plaatse);
  • Het perceel vlak of richting de weg af laten lopen;
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijven. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken. Het aftoppen van grondwaterstandspieken middels drainage is wel toegestaan.

Grondwater en ontwatering

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Ontwatering is het verschil tussen het peil van de weg of de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).

  • Wegen: ontwateringsdiepte van 0,70 meter, waarbij een zandbed met minimale dikte van 0,50 m aanwezig moet zijn. Een te hoge grondwaterstand kan opvriezen en opdooi van de fundering van de weg veroorzaken.
  • Bebouwing: de ontwateringsdiepte van bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte die goed toegankelijk moet zijn, dient de ontwatering zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,20 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,50 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,20 m betekent dit een afstand van 0,90 m tussen de GHG en de bovenzijde van de vloer. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsnorm onder bepaalde voorwaarden met 0,30 m verminderd worden.
  • Groen / onbebouwd en onverhard terrein: voor deze bestemming wordt meestal een ontwateringdiepte van 0,50 m –mv geadviseerd. Langdurige te hoge grondwaterstanden beïnvloeden de beworteling nadelig.

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende adviesnormen:

  • Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen;
  • Perceel vlak of richting de weg af laten lopen;
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

 

Waterhuishouding en het bestemmingsplan “Velve-Lindenhof-'t Wooldrik

Het bestemmingsplan “Velve-Lindenhof-'t Wooldrik” is hoofdzakelijk conserverend van aard. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan overwegend de bestaande situatie is vastgelegd. Voor gebieden die in dit bestemmingsplan conserverend zijn bestemd geldt de huidige waterhuishoudingssituatie.

Voor de in dit plan voorkomende ontwikkellocatie gelden de hierna genoemde uitgangspunten en randvoorwaarden voor de waterhuishouding.

Project Siemensstraat naast huisnummer 26

Het bestemmingsplan “Velve-Lindenhof-'t Wooldrik” beoogt het planologisch mogelijk te maken dat op de locatie aan de Siemensstraat naast huisnummer 26 twee woningen worden gerealiseerd in de vorm van twee-onder-één kap. In de Siemensstraat ligt een gemengd rioolsysteem. Het afvalwater kan afgevoerd worden naar het openbaar gemengd riool in de Siemensstraat. Het afvalwater dient apart van het hemelwater aangeboden te worden op de perceelsgrens.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Natuur

5.3.1 Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden en de bijzondere nationale natuurgebieden (toekomstige Natura 2000 gebieden) geregeld. De Wet natuurbescherming bepaalt dat voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan moeten worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en de aanwezige habitats van soorten in een Natura 2000 gebied.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer ook op basis van een uitgevoerde passende beoordeling significant negatieve gevolgen niet met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten kunnen de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen alleen mogelijk worden gemaakt indien er redelijkerwijs geen alternatieven aanwezig zijn, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en de negatieve gevolgen in voldoende mate worden gecompenseerd.

Beschermde natuurgebieden en het plangebied “Velve-Lindenhof-'t Wooldrik

Het plangebied van het bestemmingsplan “Velve-Lindenhof - 't Wooldrik 2016” bestaat uit de wijken Velve-Lindenhof en 't Wooldrik in het oostelijk stedelijk gebied van Enschede. Het plangebied bevat geen ontwikkellocaties, braak liggende percelen of bouwrijp gemaakte gronden waar nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien.

Het plangebied is gelegen op ruime afstand van Natura 2000 gebieden en/of Beschermde Natuurmonumenten. De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden zijn “Aamsveen”, op ca. 3 km ten zuidoosten van het plangebied, en “Dinkelland”, op ca. 4 km ten noordoosten van het plangebied. Het dichtstbijzijnde beschermd natuurmonument is landgoed Twickel (gemeente Hof van Twente), op ca. 12 km ten westen van het plangebied.

Deze gebieden zijn hoofdzakelijk gevoelig voor stikstofdepositie. Het bestemmingsplan “Velve-Lindenhof - 't Wooldrik” is hoofdzakelijk conserverend van aard en maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Eventuele significant negatieve effecten op de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 gebieden kunnen dan ook op voorhand worden uitgesloten. Een verdere toetsing aan de Wet natuurbescherming kan daarom achterwege blijven.

Conclusie Wet natuurbesscherming, beschermde natuurgebieden

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming voor wat betreft beschermde natuurgebieden op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Wet natuurbescherming, beschermde planten- en diersoorten

In hoofdstuk 3 van de Wet naruurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt en dat vaste rust- of verblijfplaatsen en groeiplaatsen niet opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen van en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.

Beschermde soorten en het plangebied “Velve-Lindenhof-'t Wooldrik

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om twee woningen te realiseren. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Velve-Lindenhof - 't Wooldrik" wordt op een locatie aan de Siemensstraat nieuwe bebouwing binnen de bestaande bestemming gerealiseerd. Het betreft de bouw van een twee onder één kap woning op een perceel aan de Siemensstraat naast het adres Siemensstraat 26. Het betreft een opvulling van een open ruimte in lintbebouwing. De Siemensstraat bevindt zich in het noordoostelijke deel van het plangebied in een gebied met hoofdzakelijk een woonbestemming.

Indien op voorhand met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dat verbodsbepalingen niet zullen worden overtreden kan een verdere toetsing aan de Wet natuurbescherming voor wat betreft de bescherming van soorten achterwege blijven.

Om te bepalen of de realisatie van deze ontwikkeling(en) mogelijk negatieve gevolgen heeft voor de functionele leefomgeving en/of de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten is door <naam adviesbureau> een verkennend ecologisch onderzoek (quidkscan) uitgevoerd.

Conclusie Wet natuurbescherming, bescherming van planten- en diersoorten

Het bestemmingsplan “Velve-Lindenhof - 't Wooldrik 2016” is hoofdzakelijk conserverend van aard en maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Eventuele negatieve effecten op vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de functionele leefomgeving van mogelijk aanwezige (strikt) beschermde planten- en diersoorten kunnen om die reden op voorhand worden uitgesloten. Een verdere toetsingt kan daarom achterwege blijven. Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming, voor zover het betreft de bescherming van planten- en diersoorten, op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Voor het bestemmingsplan "Velve-Lindenhof-'t Wooldrik" is gekozen voor de opzet van een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan, aangezien het hoofdzakelijk de actualisatie van het bestaand gebied betreft.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels voor bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan "Velve-Lindenhof - 't Wooldrik". In artikel 1 Begrippen zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2 Wijze van meten geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels. Daarnaast zijn er, indien van toepassing, regels ten aanzien van archeologie, cultuurhistorie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

6.3.1 Bestemmingen

In het bestemmingsplan Velve-Lindenhof - 't Wooldrik zijn de volgende bestemmingen opgenomen. Voor de volledige inhoud van de regels wordt verwezen naar de planregels bij dit bestemmingsplan.

Artikel 3 Bedrijf

De gronden met de bestemming "Bedrijf" zijn bestemd voor bedrijven, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij de planregels behorende Lijst van Bedrijfstypen, met uitzondering van risicovolle inrichtingen, garagebedrijven, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven. Verder is toegestaan de niet-zelfstandige kantoorfunctie als integraal onderdeel van de bedrijfsactiviteiten en bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

Bebouwing dient te worden gerealiseerd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Tevens zijn middels maatvoeringen op de verbeelding de maximale goothoogte en bouwhoogte opgenomen. 

Artikel 4 Bedrijf - Garage

De voor “Bedrijf- Garage” aangewezen gronden zijn bestemd voor garagebedrijven, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Autoservicebedrijven uit bijlage 1, met uitzondering van risicovolle bedrijven, niet-zelfstandige kantoren als integraal onderdeel van de bedrijfsactiviteiten tot een bruto-vloeroppervlak per bedrijf van maximaal 30% van het bruto-vloeroppervlak van de gebouwen op een bouwperceel, het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis, uitsluitend op de verdiepingen, en bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

Artikel 5 Centrum

De voor “Centrum” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • detailhandel, uitsluitend op de begane grond en is beperkt tot detailhandelsbedrijven die zijn genoemd in categorie A uit de hoofdgroep “Detailhandel” van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten,
  • dienstverlening, uitsluitend op de begane grond en is beperkt tot dienstverlenende bedrijven die zijn genoemd in categorie A uit de hoofdgroep “Dienstverlening” van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten,
  • horeca, uitsluitend op de begane grond en is beperkt tot horecabedrijven die zijn genoemd in categorie A uit de hoofdgroep "Horeca" van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten
  • maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond en beperkt tot maatschappelijke voorzieningen die zijn genoemd in categorie A uit de hoofdgroep "Maatschappelijk" van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten,
  • bedrijven, uitsluitend op de begane grond en beperkt tot bedrijven die zijn genoemd in categorie A uit de hoofdgroep "Bedrijven" van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten,
  • het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de verdiepingen. Het is verboden de woningen te splitsen.

en de bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals bergingen, trappenhuizen, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

Artikel .6 Cultuur en ontspanning - Speeltuin

Deze bestemming is specifiek gericht op de functie als speeltuin. Voor het gebouw is ook de aanduiding "maatschappelijk" opgenomen zodat een buurthuis mogelijk is.

Artikel 7 Detailhandel

De voor “Detailhandel” aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel, waarbij het verkoop vloeroppervlak uitsluitend is toegestaan op de begane grond, al dan niet in combinatie met een woonfunctie op de verdieping(en) en de bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

Artikel 8. Gemengd - 1

De voor “Gemengd - 1” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • kantoren die zijn genoemd in categorie A uit de hoofdgroep "Kantoren" van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat deze functie beperkt is tot maximaal 350 m² bruto-vloeroppervlak per bouwperceel;
  • maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond en beperkt is tot maatschappelijke voorzieningen die zijn genoemd in categorie A uit de hoofdgroep "Maatschappelijk" van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;

en de bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals bergingen, trappenhuizen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

Artikel 9 Groen

De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • groenstroken, plantsoenen, waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen in het kader van de waterbeheersing;
  • in- en uitritten, wandel- en fietspaden;
  • speelvoorzieningen;
  • (openbare) nutsvoorzieningen;

en de bij deze doeleinden behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, straatmeubilair en andere werken.

Artikel 10 Groen - Park

De voor “Groen - Park” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • een park met groenstroken, waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen in het kader van de waterbeheersing;
  • in- en uitritten, wandel- en fietspaden;
  • speelvoorzieningen;
  • recreatief medegebruik;
  • parkeervoorzieningen;
  • (openbare) nutsvoorzieningen;

en de bij deze doeleinden behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, straatmeubilair en andere werken.

Artikel 11 Horeca

De voor “Horeca” aangewezen gronden zijn, bestemd voor:

  • horecabedrijven, die zijn genoemd in categorie 1 uit de hoofdgroep Horeca van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1);
  • bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

Artikel 12 Kantoor

De voor “Kantoor” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • kantoren

en de bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

Artikel 13 Maatschappelijk

De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • maatschappelijke voorzieningen, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Maatschappelijk van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1);
  • kantoren, met dien verstande dat deze functie beperkt is tot maximaal 200 m² bruto-vloeroppervlak per bouwperceel;
  • bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

Artikel 14 Maatschappelijk - Onderwijs

De voor “Maatschappelijk- onderwijs” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • Onderwijsinstellingen, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Maatschappelijk van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1);
  • kantoren, met dien verstande dat deze functie beperkt is tot maximaal 200 m² bruto-vloeroppervlak per bouwperceel;
  • bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

Artikel 15 Maatschappelijk - Religie

De voor “Maatschappelijk- Religie” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • religieuze gebouwen zoals kerkgebouwen, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Maatschappelijk van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1);
  • kantoren, met dien verstande dat deze functie beperkt is tot maximaal 200 m² bruto-vloeroppervlak per bouwperceel;
  • bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

Artikel 16 Maatschappelijk - Zorginstelling

De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • verpleeghuizen en zorginstellingen die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Maatschappelijk van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1);
  • kantoren, met dien verstande dat deze functie beperkt is tot maximaal 200 m² bruto-vloeroppervlak per bouwperceel;
  • bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

Artikel 17 Recreatie - Volkstuin

De voor "Recreatie-Volkstuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • volkstuinen;
  • groenstroken, waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen in het kader van de waterbeheersing;
  • overige voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen
  • bij deze doeleinden behorende bouwwerken en andere werken.

Artikel 18 Sport

De voor “Sport” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • sportvoorzieningen, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Sport van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1), met uitzondering van risicovolle inrichtingen;
  • niet zelfstandige horeca en aan de hoofdfunctie sport ondergeschikte en ondersteunende detailhandel;
  • bij deze doeleinden behorende bouwwerken, terreinen en voorzieningen, zoals kantines, kleedruimtes, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, (openbare) nutsvoorzieningen, waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen in het kader van de waterbeheersing.

Artikel 19 Tuin

De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin bij een woning.

Artikel 20 Verkeer

De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • wegen;
  • voet- en fietspaden;
  • viaducten en bruggen;
  • parkeervoorzieningen;
  • groenvoorzieningen;
  • waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • geluidwerende voorzieningen;
  • (openbare) nutsvoorzieningen;
  • busbanen en bussluizen;
  • bij deze doeleinden behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, straatmeubilair en andere werken.

Artikel 21 Verkeer - Railverkeer

  • De voor “Verkeer - Railverkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  • verkeers- en vervoersdoeleinden per rail;
  • (on)gelijkvloerse kruisingen ten behoeve van weg- en waterverkeer;
  • overige verkeersvoorzieningen;
  • parkeervoorzieningen;
  • groenvoorzieningen, waterlopen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • geluidwerende voorzieningen;
  • (openbare) nutsvoorzieningen;
  • bij deze doeleinden behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, straatmeubilair en andere werken.

Aangeven dat werken als bovenleiding, seinen e.d. vergunningvrij zijn.

Artikel 22 Verkeer - Verblijfsgebied

De gronden met de bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied” zijn bestemd voor gebiedsontsluitingswegen, erftoegangswegen en woonerven. Deze bestemming richt zich met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Dit zijn voornamelijk de 30 km/uur zones waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd. Op de voor “Verkeer-Verblijfsgebied“ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals straatmeubilair, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen.

 

Artikel 23 Wonen

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. In de planregels zijn bouwregels opgenomen voor de bouw van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, zoals erf- en perceelafscheidingen. Bebouwing dient te worden gerealiseerd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Tevens zijn middels maatvoeringen op de verbeelding de maximale goothoogte en bouwhoogte opgenomen.

Voor de precieze inhoud van regels bij deze bestemming en welke afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden er zijn en welke voorwaarden er gelden wordt verwezen naar de planregels bij dit bestemmingsplan.

Voor de precieze doeleindenomschrijving van deze regels en welke bouw- en gebruiksmogelijkheden deze bieden, wordt verwezen naar de planregels behorend bij dit bestemmingsplan.

6.3.2 Gebiedsaanduidingen

Archeologisch onderzoeksgebied a

  • Ter plaatse van de aanduiding "archeologisch onderzoeksgebied a” mogen, in afwijking van het bepaalde elders in de regels van dit plan, geen bouwwerken worden gebouwd en/of werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden worden uitgevoerd die een bodemverstoring veroorzaken dieper dan 50 cm onder het maaiveld en met een bodemverstoringsoppervlakte van meer dan 250 m².
  • Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor de bouw van bouwwerken en/of uitvoering van werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden ten behoeve van de daar voorkomende bestemming(en), indien uit archeologisch vooronderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel indien daardoor geen onevenredige aantasting plaats vindt van de aanwezige archeologische waarden.
  • Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afzien van het laten uitvoeren van archeologisch vooronderzoek als bedoeld onder b indien zij van oordeel zijn dat door bodemingrepen het terrein ter plaatse reeds zodanig is verstoord dat er redelijkerwijs geen sprake meer is van mogelijke aantasting van archeologische waarden.
  • Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:
    • 1. de aanduiding "archeologisch onderzoeksgebied a” geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betreffende locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    • 2. aan gronden de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" toe te kennen ter bescherming van de aanwezige archeologische waarden, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betreffende locatie archeologische waarden aanwezig zijn waarvoor op grond van de Erfgoedwet in het bestemmingsplan een beschermende bestemmingsregeling dient te worden opgenomen.

Archeologisch onderzoeksgebied b

  • Ter plaatse van de aanduiding "archeologisch onderzoeksgebied b” mogen, in afwijking van het bepaalde elders in de regels van dit plan, geen bouwwerken worden gebouwd en/of werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden worden uitgevoerd die een bodemverstoring veroorzaken dieper dan 50 cm onder het maaiveld en met een bodemverstoringsoppervlakte meer dan 2.500 m².
  • Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor de bouw van bouwwerken of uitvoering van werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden ten behoeve van de daar voorkomende bestemming(en), indien uit archeologisch vooronderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel indien daardoor geen onevenredige aantasting plaats vindt van de aanwezige archeologische waarden.
  • Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afzien van het laten uitvoeren van archeologisch vooronderzoek als bedoeld onder b indien zij van oordeel zijn dat door bodemingrepen het terrein ter plaatse reeds zodanig is verstoord dat er redelijkerwijs geen sprake meer is van mogelijke aantasting van archeologische waarden.
  • Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:
    • 1. de aanduiding “archeologisch onderzoeksgebied b” geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betreffende locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    • 2. aan gronden de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" toe te kennen ter bescherming van de aanwezige archeologische waarden, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betreffende locatie archeologische waarden aanwezig zijn waarvoor op grond van de Erfgoedwet in het bestemmingsplan een beschermende bestemmingsregeling dient te worden opgenomen.

6.3.3 De Lijst van bedrijfstypen en/of de Staat van bedrijfsactiviteiten

Als bijlage bij de planregels behoort een Lijst van bedrijfstypen en/of een Staat van bedrijfsactiviteiten, gebaseerd op de gehanteerde indeling uit de herziene publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De Lijst van bedrijfstypen of Staat van bedrijfsactiviteiten vormt het middel voor het uitvoeren van een eerste toets of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van de planregels toelaatbaar is. De concrete bedrijfsvoering in een bedrijf en/of milieuvergunning(en) bieden nader inzicht in hoeverre een bedrijf tot een bepaalde milieucategorie gerekend moet worden en daarom al dan niet toelaatbaar is. Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De handreiking is in de praktijk een belangrijk hulpmiddel bij het toepassen van milieuzonering, dat wil zeggen het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies in de ruimtelijke planvorming ter bescherming van het woon- en leefklimaat. Gebruikelijk is om bij milieuzonering uit te gaan van alle belastende milieuaspecten, waarbij het milieuaspect met het grootste effect of de grootste afstand uiteindelijk maatgevend is. Gemotiveerd toepassen – in plaats van gemotiveerd afwijken - is het uitgangspunt. De richtafstanden zijn geactualiseerd, de toelichting is aangepast aan nieuw beleid en bevat stappenplannen voor veel voorkomende praktijksituaties. In de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" zijn ook richtafstanden ten opzichte van 'gemengd' gebied en een categorie-indeling voor gebieden met functiemenging opgenomen.

De Lijst van bedrijfstypen vermeldt de richtafstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Dit is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen er vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven, kantoren, winkels) voor. Hoe gevoelig een gebied is voor bedrijfsactiviteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De gevoeligheid van een gebied kan daarom aanleiding zijn om gemotiveerd af te wijken van de richtafstanden in de Lijst van bedrijfstypen. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied', een gebied met een matige tot sterke functiemenging, kunnen de richtafstanden met één afstandstap worden verminderd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. In gebieden met een grote mate van functiemenging wordt de Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging gebruikt. Deze gaat niet uit van aan te houden richtafstanden tot woningen en andere milieugevoelige functies maar van de mate in hoeverre een activiteit al dan niet aanpandig met woningen of andere milieugevoelige functies aanvaardbaar is.

De Lijst van bedrijfstypen

In de VNG-publicatie zijn de bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën, die samenhangen met de indicatief aan te houden afstand ten opzichte van een milieugevoelige bestemming vanwege de mogelijke hinder van de milieufactoren geur, stof, gevaar en geluid. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. In de lijst worden zes verschillende hoofdcategorieën onderscheiden. In de Lijst van bedrijfstypen zijn veel activiteiten gedifferentieerd naar bedrijfsgrootte, waardoor kleinschalige activiteiten in een lagere milieucategorie vallen en daardoor beter inpasbaar zijn. Vooral bij productiebedrijven zijn richtafstanden toegevoegd voor kleinschalige activiteiten. Daartoe zijn in de VNG-brochure een aantal hoofdcategorieën onderverdeeld in subcategorieën. Milieucategorie 3 is onderverdeeld in subcategorieën 3.1 en 3.2, milieucategorie 4 in subcategorieën 4.1 en 4.2 en milieucategorie 5 in de subcategorieën 5.1, 5.2. en 5.3. De milieucategorieën 1 en 2 zijn niet onderverdeeld in subcategorieën. Elke milieucategorie of subcategorie heeft een eigen bijbehorende richtafstand die dient te worden aangehouden ten opzichte van milieugevoelige functies en bestemmingen.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk
 
1   10 meter  
2   30 meter  
3.1   50 meter  
3.2   100 meter  
4.1   200 meter  
4.2   300 meter  
5.1   500 meter  
5.2   700 meter  
5.3   1.000 meter  
6   1.500 meter  

Tabel: overzicht milieucategorieën VNG-publicatie met bijbehorende richtafstanden

De Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging

Deze staat van bedrijfsactiviteiten wordt toegepast voor (sterk) gemengde gebieden die gekenmerkt worden door een mix van stedelijke functies, zoals een stadscentrum of binnenstad. In een dergelijk levendig en dynamisch gebied is het de vraag welke bedrijfsmatige activiteiten en andere milieubelastende functies nog aanvaardbaar zijn. De VNG-brochure bevat een specifieke bedrijvenlijst met functies die passen in een gemengd gebied. Een Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden van functiemenging is wenselijk, omdat de activiteiten in dergelijke gebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op bijvoorbeeld een bedrijventerrein of in een rustige woonwijk. In de Staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging wordt gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene Lijst van bedrijfstypen. De activiteiten in de Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging zijn ingedeeld in de categorieën A, B of C, waarmee een beoordeling van de planologische toelaatbaarheid van activiteiten binnen een gemengd gebied mogelijk is. Binnen een dergelijk gebied wordt het werken met de van oudsher bestaande minimumafstanden niet doelmatig geacht.

De betekenis voor de toelaatbaarheid van activiteiten is als volgt:

Categorie A   Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.  
Categorie B   Activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden (er is sprake van afzonderlijke gebouwen of dusdanige constructieve maatregelen dat in de woningen nog een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd).  
Categorie C   Activiteiten, zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.  

Tabel: categorie-indeling Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • het betreft veelal kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden uitsluitend in de dagperiode plaats;
  • de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

Om de bruikbaarheid van de Lijst van bedrijfstypen of Staat van bedrijfsactiviteiten te vergroten, zijn de in de VNG-uitgave genoemde bedrijfstypen van bedrijven en voorzieningen in de lijst gegroepeerd per hoofdgroep, terwijl binnen elke afzonderlijke hoofdgroep tevens een onderverdeling is gemaakt in subgroepen, waarbinnen bedrijfstypen zijn geclusterd. De hoofdgroepen binnen de lijst zijn: agrarische bedrijven, bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren, maatschappelijk, recreatie, sport en verkeer.

Bij de beoordeling van de milieubelasting van een bedrijf of een voorziening (feitelijke milieuhinder) dient te worden gelet op de volgende aspecten:

  • potentiële geur-, stof-, geluid- of trillingshinder;
  • lucht-, water- of bodemverontreiniging;
  • visuele hinder;
  • verkeersaantrekkende werking;
  • het al dan niet continue karakter van de activiteit;
  • externe veiligheid (gevaar).

Specifieke opslagen en installaties

Bij bedrijfsmatige activiteiten van bedrijven en voorzieningen kunnen specifieke opslagen en installaties voorkomen. In de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) is een afzonderlijke Lijst van opslagen en installaties opgenomen. Deze lijst bevat milieuaspecten en richtafstanden voor de daarin genoemde opslagen en installaties. Deze lijst is niet bedoeld voor de vertaling naar een Staat van Bedrijfsactiviteiten of Lijst van bedrijfstypen in een bestemmingsplanregeling. De lijst opslagen en installaties kan als hulpmiddel worden gebruikt bij de ruimtelijke inpassing van concrete milieubelastende activiteiten of de inpassing van nieuwe woningen nabij bestaande bedrijvigheid.

Nadere eisenregeling

In dit bestemmingsplan komt een nadere eisenregeling voor. Daarbij kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de verblijfssituatie: Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden teworden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede deaanwezigheid van voldoende privacy.

b. het straat- en bebouwingsbeeld: Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naarhet instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straatenbebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte; een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

c. de verkeersveiligheid:Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

d. de sociale veiligheid: Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

e. de milieusituatie: Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkendewerking.

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden: Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te wordengehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

In het kader van de bedrijven- en milieu inventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de bestaande situatie juridisch vast te leggen. Het plan heeft, op een gering aantal kleinere wijzigingen na, hoofdzakelijk een conserverend karakter. Het accent ligt dan ook voornamelijk op het beheer van de bestaande situatie.

Dat neemt niet weg dat in het voorliggende plan ook een concreet project mogelijk wordt gemaakt. Het gaat daarbij om de realisatie van een nieuwe woning aan de Siemensstraat. Het betreft hier particuliere initiatief, waarvan de uitvoering niet afhankelijk is van financiële bijdragen van de gemeente Enschede. Voor de gemeente zijn aan de plannen van de initiatiefnemer geen extra kosten verbonden. Voor het verhaal van de eventuele planontwikkelingskosten en eventuele fysieke ingrepen in dit gebied is een kostenverhaalovereenkomst met de initiatiefnemer worden gesloten.

In verband met het feit dat de gemeente binnen het plangebied geen ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is bij dit plan geen exploitatieopzet gevoegd. Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende anderszins is verzekerd en de economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan voldoende is aangetoond.