direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Boswinkel Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00083-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Boswinkel Oost ” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen.

Boswinkel Oost is nu nog een zogenaamde stempelwijk uit de jaren zestig, welke is gebouwd volgens het credo 'licht, lucht en ruimte' (CIAM-gedachtegoed). Het ontworpen patroon van verschillende bouwblokken in een rechtlijnige compositie wordt verschillende keren herhaald (het zogenaamde stempelen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00083-0003_0001.jpg"

Afbeelding 1.1.1.: De huidige Zuidhollandlaan.

Boswinkel Oost is gerealiseerd als zogenaamde stempelwijk, maar voldoet inmiddels niet meer aan de huidige woonwensen. Boswinkel Oost zal worden vernieuwd, waarbij alle huidige woningen zullen worden gesloopt en de flatgebouwen en eengezinswoningen plaats maken voor grotendeels grondgebonden woningen. Dit resulteert in een herinterpretatie van de bebouwing en de openbare ruimte. En daar hoort een nieuwe/passende bestemming bij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00083-0003_0002.jpg"

Afbeelding 1.1.2.: Impressie van het toekomstige beeld van Boswinkel Oost.

De waardevolle bomen en groen vormen de 'groene draad' voor het ontwerp van het nieuwe plan Boswinkel Oost. De jaren '60 bouwstempels transformeren naar een nieuwe verkaveling van meer en minder gesloten bouwblokken die gekneed is rond bestaand waardevol groen en bomen. De sfeer van het toekomstige Boswinkel Oost kan benoemd worden als 'dorps wonen' in een stedelijke setting.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan Boswinkel Oost ” betrekking heeft, wordt globaal begrensd door de Noordbrabantstraat in het noorden, de Utrechtlaan in het oosten, de Zuidhollandlaan in het zuiden en de Burgemeester Van Veenlaan in het westen en ligt in het stadsdeel West. De wijk Boswinkel Oost omvat een deel van dit gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00083-0003_0003.jpg"

Afbeelding 1.2.1.: Het plangebied van Boswinkel Oost, weergegeven met de blauwe lijn. Op de kaart is de te slopen bebouwing opgenomen. Het stratenpatroon binnen het plangebied zal nagenoeg ongewijzigd blijven.

1.3 Geldende juridische regelingen

Het gebied Boswinkel Oost valt onder het bestemmingsplan “Boswinkel 2006”, dat op 2 april 2007 is vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede. Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben het plan goedgekeurd op 3 oktober 2007. Op 28 december 2007 is het bestemmingsplan in werking getreden.

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro).

Wet ruimtelijke ordening

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden De toelichting moet daarom vermelden wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport, of sprake is van archeologie/cultuurhistorie, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.


Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.


Deze toelichting is daarom een verplicht document (artikel 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikel 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro).


Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap, maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Boswinkel Oost ” is het erkende wijkorgaan Wijkraad Bewonersbelangen Wijk20 actief.

De Wijkraad Bewonersbelangen Wijk20 is gevraagd schriftelijk advies uit te brengen. In het kader van de adviesvraag is het bestemmingsplan op 26 juni 2014 inhoudelijk doorgesproken met leden van de Wijkraad Bewonersbelangen Wijk20 en Bewonerscommissie Oost-Boswinkel De Woonplaats.

Specifiek voor dit project is er voor gekozen om de Bewonerscommissie Oost-Boswinkel De Woonplaats ook te betrekken bij de adviesaanvraag, aangezien de gronden en woningen binnen het plangebied eigendom van De Woonplaats zijn.

De conclusie is dat de wijkraad zich goed kan vinden in, en daarmee instemt, met het (concept) bestemmingsplan oost-Boswinkel, met inachtneming dat er voldoende wordt gekeken naar de aandachtspunten.

De genoemde aandachtspunten van de wijkraad hebben, samen met de aandachtspunten die de Bewonerscommissie Oost-Boswinkel De Woonplaats heeft aangedragen, geleid tot het aanpassen van het plan op enkele onderdelen. Met name in de toelichting van het bestemmingsplan zijn een aantal onderdelen nader uitgewerkt ten opzicht van het concept dat zowel de wijkraad als de bewonerscommissie hebben ontvangen.

Vooraf is het plan ook besproken in het ruimtelijk overleg met de provincie Overijssel. De provincie heeft aangegeven zich te kunnen vinden in het plan.

Tevens is het bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg toegezonden aan het Waterschap Vechtstromen, Gasunie, Rijkswaterstraat en TenneT. Zij hebben aangegeven zich te kunnen vinden in het plan of er is geen (inhoudelijke) reactie ontvangen.

Het ontwerp-bestemmingsplan is ook toegezonden aan Brandweer Twente. Zij hebben het plan bekeken, en uit het advies van Brandweer Twente blijkt dat het plan voor Boswinkel Oost past binnen de kaders die gelden voor externe veiligheid.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: Boswinkel Oost ” in voorbereiding te nemen op 16 april 2014 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan Boswinkel Oost ”, en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen, is op 26 november 2014 gepubliceerd in "Huis aan Huis", in de Staatscourant, op de website van de gemeente Enschede en op de website www.officielebekendmakingen.nl.

Het ontwerp-bestemmingsplan heeft ter visie gelegen van 27 november 2014 tot en met 7 januari 2015.

Op 8 december 2014 is er een bewonersavond georganiseerd, om het bestemmingsplan toe te lichten. Hiervoor waren ook, naast de toekomstige (nieuwe) bewoners, ook de omwonenden van het plangebied uitgenodigd.

Zienswijzen

Tijdens de periode dat het bestemmingsplan ter inzage heeft gelegen, kon een ieder bij de gemeenteraad een zienswijze indienen over het bestemmingsplan. Met betrekking tot het ontwerp-bestemmingsplan Boswinkel Oost ” is één zienswijze ontvangen.

Van de ingekomen zienswijze, en de gemeentelijke beantwoording daarvan, is een verslag gemaakt dat als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan is gevoegd.

Gewijzigde vaststelling

De ingediende zienswijze heeft aanleiding gegeven om wijzigingen aan te brengen in de toelichting van het bestemmingsplan. Tevens zijn er ambtshalve wijzigingen aangebracht. Een overzicht van alle wijzigingen die door de Raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan zijn aangebracht staan vermeld in het "Overzicht aanpassingen bestemmingsplan "Boswinkel Oost"".

De naar voren gebrachte ambtshalve wijzigingen hebben geleid tot een voorstel aan de gemeenteraad tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

De realisatie van 207 woningen valt niet onder één van de in het beleid en de regels van het Rijk genoemde nationale belangen.

De ladder duurzame verstedelijking, die voortvloeit uit het Bro, wordt nader wordt behandeld in paragraaf 2.3.4 (Woonvisie).

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 hebben vastgesteld en geactualiseerd bij besluit van 3 juli 2013. De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.

Om deze ambities waar te kunnen maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. De filosofie van dit model is dat de provincie samen met partners een gezamenlijke visie of doel deelt en dat vervolgens elke partij in de eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komt. Het uitvoeringsmodel heeft drie niveaus: generieke beleidskeuzes, ontwikkelperspectieven en gebiedskenmerken. Aan de hand van deze niveaus wordt duidelijk of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

In onderstaande afbeelding staat de “vishaak” van het uitvoeringsmodel en de niveaus daarin toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00083-0003_0004.jpg"

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Een voorbeeld van een generieke beleidskeuze is dat gemeenten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen moeten afstemmen met hun buurgemeenten, om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat. Een ander voorbeeld is de 'SER-ladder', die inhoudt dat eerst bestaande bebouwing en herstructureringsmogelijkheden worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Ontwikkelingsperspectieven

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die kunnen bestaan uit de volgende vier lagen: natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag. Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

Het plangebied omvat een gebied dat een transformatie zal ondergaan. De huidige woningen zullen verdwijnen, en hiervoor zullen 207 nieuwe woningen worden gerealiseerd. De ontwikkeling sluit hiermee aan op de SER-ladder.

De Omgevingsverordening stuurt op het principe 'inbreiding gaat voor uitbreiding'. Door middel van de SER-ladder is de verplichting om eerst de mogelijkheden te benutten van gebieden die al een stedelijke functie kennen. Pas hierna mag een claim worden gelegd op gebieden die nu nog een groene functie hebben. De herstructurering van Boswinkel Oost vindt plaats in bestaand stedelijk gebied

Met het juridisch-planologisch mogelijk maken van de herstructurering van Boswinkel Oost wordt aangesloten op het hierboven beschreven provinciaal beleid.

De provincie zet in op een differentiatie in woonmilieus, om nu en in de toekomst voldoende ruimte te kunnen bieden aaan de huisvesting van alle doelgroepen. Er wordt op termijn een afname voorzien van de groei van de bevolking en een wijziging in de bevolkingssamenstelling, zoals vergrijzing en huishoudensverdunning.

Ontwikkelingsperspectieven

Het plangebied valt binnen het perspectief 'steden als motor', en is daarbinnen aangeduid als woonwijk. Betekenis van dit kenmerk is ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon-werk en gemengde stadsmilieus. Het gaat hierbij om de kwaliteit en veerkracht van het stedelijk woon-, werk- en voorzieningenniveau te garanderen en de ruimtelijke kwaliteit te versterken. Passend binnen dit ontwikkelingsperspectief zijn de als zodanig aangegeven 'woonwijken'. Dit zijn gebieden die thans ook al een woonfunctie kennen.

De ontwikkelingen (de sloop van woningen en de nieuwbouw van woningen) in het plangebied passen in dit perspectief.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00083-0003_0005.jpg"

Afbeelding 2.2.3.1. Detailopname van Boswinkel Oost

Gebiedskenmerken

Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel Oost" gelden in de Natuurlijke Laag de gebiedskenmerken 'Dekzandvlakte en ruggen', en in de Stedelijke laag de laag 'Woonwijken 1955 - nu'.

De laag 'Woonwijken 1955 - nu' omvat de woonwijken van na 1955, die grotendeels planmatig zijn ontworpen en gerealiseerd. Dat heeft geleid tot een per wijk kenmerkende hoofdstructuur met eigen aard, maat en karakter (een patroon van onder meer hoofdroutes en wegen, wooneenheden, parken en groenstructuur). Functies zijn in deze wijken meestal gescheiden.

Voor de stedelijke laag (Woonwijken 1955 - nu) gelden geen normen, wel de volgende richting in de Omgevingsverordening:

Richting

  • I. Als ontwikkelingen plaatsvinden in de naoorlogse woonwijken, dan voegt nieuwe bebouwing zich in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel (patroon van o.a. wooneenheden en parken), maar is als onderdeel daarvan wel herkenbaar. De groenstructuur is onderdeel van het wijkontwerp.

Bij het ontwerp is aandacht besteed aan het karakter van de nieuwe wijk. De (bestaande) groenstructuur is als uitgangspunt bij het nieuwe ontwerp voor de wijk meegenomen. Daarnaast blijft het patroon van hoofdroutes en wegen in en rondom de wijk in stand. Aan de bestaande structuren in het plan hebben een passende bestemming toegekend, te weten 'Groen' en 'Verkeer-Verblijfsgebied'.

Het ontwerp sluit aan op de huidige woonwensen. Voor een uitgebreide beschrijving van het plan wordt verwezen naar hoofdstuk 4.

Het bestemmingsplan past binnen de drie genoemde niveaus van het uitvoeringsmodel, zoals hierboven omschreven.

Conclusie:

De hoofdstructuur bij de nieuwe opzet van Boswinkel Oost is voor een groot deel al vastgelegd met de randvoorwaarde behoud van bestaande infrastructuur. Het versterken van de aanwezige kwaliteiten, zoals de aanwezige groenstructuur, met het herkenbaar maken van de randen en het behoud van het geometrische stratenpatroon vormt het belangrijkste structurerende element in het plan.

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoord en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie, ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

De geest van de toekomstvisie is vertaald in de Woonvisie 2025. De Woonvisie komt verderop in deze paragraaf nog aan de orde.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest optimaal zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

2.3.3 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook drie sectorale structuurvisies vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.

Woonvisie

Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

In de Woonvisie streven we naar een woningvoorraad die geschikt is voor de toekomst. Een toekomstgeschikte woning is een woning die zodanig goed aansluit bij de ontwikkelende wensen van de woonconsument, dat deze haar waarde behoudt of vergroot in een veranderende markt.

In de komende jaren zal de woningvoorraad nog slechts in beperkte mate worden uitgebreid. Dat betekent dat de reeds aanwezige woningvoorraad de toekomstige woningvraag moet bedienen. Daarom wordt de kwaliteit van bestaande woningen nog belangrijker. Woningen die niet toekomstgeschikt zijn of die niet met een verantwoorde investering geschikt gemaakt kunnen worden, worden gesloopt.

In geval van sloop van corporatie-woningen zal niet per definitie op die locatie voor iedere gesloopte woning een nieuwe huurwoning worden terug gebouwd. Afhankelijk van de kenmerken van het gebied waarin sloop plaatsvindt, is meer differentiatie naar eigendom en prijs noodzakelijk. De initiatiefnemer tot sloop heeft het recht om terug te bouwen. Gemeente en corporaties maken afspraken over de plek van wederbouw in de stad en de maximale termijn waarbinnen realisatie plaatsvindt.

Boswinkel, en specifiek Boswinkel Oost, is samen met Velve-Lindenhof en het Bijvank nog één van de grotere gebieden waar de corporaties in Enschede herstructureren. Voor Boswinkel Oost heeft de gemeente Enschede afspraken gemaakt over de sloop van de huidige woningvoorraad en de nieuw te realiseren woningen.

Detailhandelsstructuurvisie

Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.

Watervisie

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwaterwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeers gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

2.3.4 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

De Stedelijke Koers is mede gebaseerd op de uitgangspunten van de Woonvisie. Iedere woning moet 'raak' zijn, dat wil zeggen dat de woning onder meer toekomstgeschikt moet zijn. In het beleid richting we ons op (het verbeteren van) de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. Kwaliteit houdt in dat woningen moeten worden verbeterd of vervangen, indien de woning niet meer toekomstgeschikt is. Daarnaast is het in het beleid de bedoeling om van binnen naar buiten te bouwen; eerst zo veel mogelijk in het binnenstedelijk gebied, en dan pas naar buiten.

Ingevolge de Ladder duurzame verstedelijking moeten nieuwe stedelijke ontwikkelingen gemotiveerd worden met behulp van drie opeenvolgende stappen:

  • I. beschrijven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • II. indien blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, beschrijven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien, door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • III. indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig wordt ontwikkeld.

In de eerste trede van de ladder moet de regionale behoefte worden aangetoond. De Woonvisie Enschede 2025 is afgestemd met omliggende gemeenten in Twente, en in de Woonvisie is ook de behoefte van het project omschreven. Conform de Woonvisie vindt monitoring plaats van het woningbouwprgramma, zodat kan worden bijgestuurd. In de tweede trede van de ladder moet worden beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering en/of, transformatie. De strategie van om binnen naar buiten te bouwen, past binnen de Ladder duurzame verstedelijking. Boswinkel Oost is gelegen in bestaand stedelijk gebied; het plangebied van dit bestemmingsplan is in de Structuurvisie Enschede aangewezen als bestaand stedelijk gebied.

Het gebied ondergaat de komende jaren een transformatie. De bestaande woningen, die niet meer voldoen aan de huidige woonwensen, worden gesloopt. Voor de huidige ruim 300 woningen, komen 207 nieuwe woningen, binnen het plangebied. Stap 3 is in dit proces niet aan de orde.

De sloop van ruim 300 woningen, en de realisatie van 207 nieuwe woningen, waarvan het grootste gedeelte gondgebonden woningen betreffen, past uitstekend binnen de Ladder duurzame verstedelijking en binnen de beleidsdoelstellingen en ontwikkelingsrichtingen van de gemeente Enschede.

Boswinkel Oost draagt bij aan een toekomstgeschikte woningvoorraad, met aandacht voor differentiatie, veiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Daarbij zal voornamelijk worden ingegaan op de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en buurtkarakteristieken.

In dit hoofdstuk komen aan de orde: de huidige planologische situatie in het plangebied, de positie van het plangebied binnen de gemeente Enschede (de stedelijke context), de ruimtelijke kwaliteit, de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en buurtkarakteristieken, welstand en beeldkwaliteit, cultuurhistorie, verkeer, groenstructuur, ecologie en landschapswaarden en water.

3.1 Ruimtelijke structuur

3.1.1 Ligging

Boswinkel Oost ligt in het stadsdeel West van de gemeente Enschede, ten westen van de invalsweg Zuiderval, die de stad met de A35 verbindt. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de Zuidhollandlaan. Ten westen van het gebied loopt de Burgemeester Van Veenlaan. Deze hoofdweg verbindt het binnensingelgebied dan wel centrum met de Wesselerbrink en de overige zuidelijke wijken van Enschede. Langs deze hoofdweg liggen wijkvoorzieningen, zoals het winkelcentrum van Boswinkel. Via de Burgemeester Van Veenlaan en de Zuiderval is Boswinkel Oost ruim 2,5 km vanaf het centrum van Enschede gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00083-0003_0006.jpg"

Afbeelding 3.1. De ligging van Boswinkel Oost


Tussen de heldere hoofdstructuur van Enschede met de radiale uitvalswegen, is een "lappendeken" van werk-, woon- en groengebieden ontstaan, ieder met vaak een boeiend verhaal en historisch logisch verklaarbaar. Deze gebiedsidentiteiten zijn op de hoofdroutes goed voelbaar. Dat geldt ook voor de wijk Boswinkel die uit verschillende deelidentiteiten bestaat. Aan de noordrand liggen wijken met een blokstructuur en overwegend grondgebonden woningen. Boswinkel Oost en West zijn in de jaren 60 voor de arbeiders van de verschillende industriecomplexen in Enschede gebouwd. Zo is Boswinkel West voor de arbeiders van Vredestein gebouwd en Boswinkel Oost voor de textielarbeiders.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00083-0003_0007.jpg"

Afbeelding 3.2. Kotmanpark

Aan de oostzijde is Boswinkel Oost begrensd door de nieuwbouwwijk Kotmanpark. Het contrast tussen de twee buurten is groot. Kotmanpark bestaat uit vrijstaande woningen, gebouwd in particulier opdrachtgeverschap. Het contrast wordt nog eens versterkt door een lage muur, die de hoogteverschillen tussen Boswinkel Oost en Kotmanpark opvangt. Deze muur is gelegen ten oosten van het plangebied. In de beleving van mensen is deze muur een zeer harde grens.

3.1.2 Plangebied

Boswinkel Oost bestaat op dit moment uit sociale huurwoningen in het lagere huursegment die in eigendom zijn van twee woningcorporaties, De Woonplaats en Ons Huis.

Het gedeelte van De Woonplaats omvat 329 sociale huurwoningen, en het gedeelte Ons Huis bestaat uit circa 400 vergelijkbare woningen. De veelal portiekflats en de grondgebonden woningen zijn in de jaren 60 gebouwd en voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd. Centraal in de wijk ligt het groene hart met 't Ni-je Terphoes. Dit gebouw vervult een belangrijke sociale functie voor de wijk als ontmoetingsplek en basis voor gezamenlijke activiteiten in de wijk.


Het plangebied van dit bestemmingsplan omvat het eigendom van De Woonplaats die voor de eerste fase van de vernieuwing van Oost Boswinkel een nieuw plan hebben opgesteld.


afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00083-0003_0008.jpg"

Afbeelding 3.1.2.1.: Ligging van Deelgebieden 1 en 2 van De Woonplaats

Het deelgebied van De Woonplaats bestaat uit 5 velden. Het plangebied van dit bestemmingsplan omvat alleen de velden (deelgebieden) 1 en 2. Binnen de velden ligt een "stempel" structuur aan orthogonale gesitueerde bebouwing. In de drie kleinere velden bestaan deze uit twee portiekflats (oost/west en noord/zuid georiënteerd) en twee/drie blokken rijwoningen (met tuinen op het zuiden). De twee grotere velden zijn bijna identiek, de noord/zuid georiënteerde flat is verlengd en er is een derde portiekflat aanwezig met twee blokken rijwoningen (met tuinen op het zuiden). De architectuur van de bebouwing is sober en monotoom.


De situering en het type bebouwing (appartementen en grondgebonden woningen) binnen de velden zorgt voor een groen en omsloten karakter van de velden. De portiekflats zijn tegen de randen van de velden gesitueerd, net als de tuinen en "koppen" van de blokken rijwoningen. Naast de bebouwing zorgen ook de bosschages aan de randen van de velden en de grote bomen voor een omsloten karakter. Hierdoor ontstaat door de situering van bosschage en bebouwing beslotenheid rondom een binnengebied. De binnengebieden hebben in de loop der jaren hun functie verloren. Ooit waren deze plekken als sociale ontmoetingsplekken ontworpen, inmiddels worden deze ruimtes nauwelijks meer gebruikt. De functie voor ontmoeten en spelen heeft de wijkpark met 't Ni-je Terphoes overgenomen. Dat drukt zich ook uit in de waardering die de bewoners hebben voor het groene hart van de wijk.


Door de slimme situering van de bebouwing ontstonden prachtige zichtlijnen tussen de bouwblokken waardoor op bijna alle plekken in de wijk het groen als beeldbepalend wordt ervaren. De grote bomen langs de wegen en in de velden zorgen voor een enorm groene uitstraling die vooral de belevingskwaliteit van Oost Boswinkel bepaalt en die door de bewoners hoog gewaardeerd wordt.


Kenmerkend voor deze naoorlogse wijken is de strikte scheiding tussen wonen, werken en voorzieningen. In Oost Boswinkel staan daarom nog steeds behalve het wijkcentrum alleen woningen. Ook werken aan huis en kleinschalige bedrijvigheid vinden op dit moment niet plaats.

3.2 Functionele structuur

Groene en blauwe structuur

De hoofdgroenstructuur van Oost Boswinkel bestaat naast het centrale wijkpark uit een brede noordzuid verbinding die het plangebied scheidt van Kotmanpark. Deze structuur heeft vooral een verbindende functie voor het langzaamverkeer en voor de waterhuishouding van Boswinkel en de Zuiderval. Aan zuidoostkant ligt een grote vijver met wandelpaden. Deze structuur gaat over in een brede groenstructuur langs de A35. Over deze groenstructuur loopt een hoogspanningstracé, waardoor dit deel (nog) niet is ingericht. Vooral hier ligt voor de toekomst potentie om de belevings- en gebruikskwaliteit van het openbaar groen in Boswinkel te versterken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00083-0003_0009.png"

Afbeelding 3.2.1.: De groene en blauwe structuur van Boswinkel Oost.

Verkeer

De straten binnen het plangebied zijn 30 km/uur wegen. Door de Overijssellaan, de Kotmanlaan en de Zuidhollandlaan zijn de woonvelden met de 50 km/uur hoofdweg Burgemeester Van Veenlaan verbonden. Langs de Burgemeester Van Veenlaan liggen ook twee bushaltes. Er lopen geen buslijnen door het plangebied zelf.


Om sluipverkeer tussen de Burgemeester Van Veenlaan en de Wethouder Beversstraat te matigen is de Utrechtlaan ter hoogte van het wijkpark voor autoverkeer geknipt.


Langs de redelijk brede rijbanen in oost-west richting liggen brede stoepen en af en toe parkeerplaatsen. Hier wordt ook op de rijbaan geparkeerd hetgeen in de huidige situatie geen problemen oplevert. Langs de noord-zuid georiënteerde woonstraten liggen langsparkeerplaatsen.

3.3 Cultuurhistorie

Historie en ontstaansgeschiedenis plangebied

Rond 1900 was Boswinkel een kleinschalig kampenlandschap met routes, weilanden met een aantal boerderijen en bos. Ten noorden van Boswinkel lag een textielfabriek met zijn bleekvelden.


Bij de aanleg van de wijk Boswinkel is de landschappelijke structuur vervangen door een orthogonaal verkavelingspatroon van straten en velden. Alleen de Kotmanlaan is als een belangrijke historische route herkenbaar gebleven. Boswinkel Oost is een naoorlogs woongebied met veel licht en lucht, zo kenmerkend voor die tijd ontworpen door Van Embden, die veel in Enschede heeft gewerkt. Sobere, toen ruime en doelmatige arbeiderswoningen en portiekflats werden in een groene omgeving geplaatst. De verkaveling heeft een strak herhalingspatroon, de zogeheten "stempel". Deze zijn niet specifiek kenmerkend voor Enschede, maar wel voor Nederland in de jaren 60 en 70. De hechte stempel is tevens zeldzaam geworden in Enschede. Veel naoorlogse bouw is in Enschede inmiddels vernieuwd. Hierdoor zijn de stempelstructuren grotendeels verdwenen. De cultuurhistorische waarde van Boswinkel Oost ligt vooral in de ensemblewaarde tussen het stempelpatroon en de ontworpen groenstructuur. De architectuur van de gebouwen is relatief arm aan kwaliteit en vooral functioneel.


Voor behoud van de stempelstructuur was van begin af aan weinig draagvlak. Het vele openbare groen binnen de bouwvelden had zijn functie verloren. De binnenterreinen hadden nog slechts veel kijkgroen met hoge onderhoudskosten. Dat gepaard met de kwaliteit van de woningen, en de opzet met veel appartementenblokken, waren zwaar wegende belangen om de wijk compleet te vernieuwen.

Archeologisch erfgoed in het plangebied

In het kader van het bestemmingsplan heeft er inventariserend veldonderzoek plaatgevonden. In dit onderzoek is het toetsen en eventueel bijstellen van het gespecificeerde archeologische verwachtingsmodel, en het aantonen van eventuele aanwezige archeologische vindplaatsen, opgenomen.

Bij een eerdere fase van onderzoek, door middel van verkennende boringen, zijn zones vastgesteld met min of meer intacte bodemprofielen. In deze zones kunnen mogelijk archeologische vindplaatsen nog aanwezig zijn. Bovendien was er, vanwege de vondst van enige ijzerslakken het vermoeden gerezen dat er een archeologische vindplaats aanwezig kon zijn die in verband gebracht kon worden met ijzerwinning en -productie.

In enkele zones met redelijk intacte bodemprofielen en waar de ijzerslakken zijn gevonden zijn proefsleuven gegraven. In andere delen zijn nog enkele aanvullende, karterende boringen gezet.

Resultaten

In zowel de proefsleuven als de aanvullende karterende boringen zijn geen verdere aanwijzingen voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats aangetroffen die aan ijzerwinning gerelateerd kunnen worden.

Bovendien bleek de bodem in de zones die op basis van het booronderzoek uit 2008 zijn aangeduid met redelijk intacte bodemprofielen over het algemeen toch sterker geroerd dan op basis van de genoemde boringen was verondersteld.

Er is echter wel een enkel archeologisch spoor aangetroffen dat door de onderzoekers als mogelijk uit het Neolithicum of de Bronstijd daterend werd aangemerkt. Gezien de mate van verstoring in het onderzoeksgebied worden daar ook delen van behoudenswaardige vindplaatsen niet meer verwacht.

Op basis van het aangetroffen grondspoor is er wel sprake van een archeologische vindplaats maar gezien de grootschalige verstoringen in het onderzoeksgebied wordt de vindplaats op basis van de KNA-waarderingscriteria laag gewaardeerd en als niet behoudenswaardig gekwalificeerd.

Conclusie

Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat voor het omgevingsaspect archeologie er geen belemmeringen zijn. Nader archeologisch onderzoek is niet vereist voor het plangebied.

Het archeologisch onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Monumenten in het plangebied

In het plangebied, en de directe nabijheid daarvan, bevinden zich geen monumenten die zijn aangewezen als rijksmonument of gemeentelijk monument.

Beschermwaardige bomen in het plangebied

Binnen het plangebied bevinden zich geen aanwezige monumentale, beeldbepalende en overige beschermwaardige bomen.

Overige cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren in het plangebied

In het plangebied bevinden zich geen aanwezige cultuurhistorisch waardevolle objecten, structuren en bouwwerken met monumentstatus.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Stedenbouwkundig plan

4.1.1 Planbeschrijving

Het stedenbouwkundig plan is opgebouwd uit een aantal onderdelen: het centrale park als het hart voor de buurt, de randen de Burgemeester Van Veenlaan, de Zuidhollandlaan en de Utrechtlaan aan de randen en de Kotmanlaan als historische laan en de "stempels" met behoud van het groen en markante bomen met dorpse bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00083-0003_0010.jpg"

Afbeelding 4.1.1.1.: Groenstructuur Boswinkel Oost

In deze paragraaf wordt ingegaan op de toekomstige ruimtelijk-stedenbouwkundige hoofdopzet en invulling van de nieuwe ontwikkeling:

  • a. ruimtelijk-stedenbouwkundige onderbouwing en eventueel verkavelingsplan;
  • b. verkeer, bereikbaarheid en parkeren;
  • c. groen, oppervlaktewater, ecologie en openbare ruimte.

De hoofdstructuur is voor een groot deel al vastgelegd met de randvoorwaarde behoud van bestaande infrastructuur. Het versterken van de aanwezige kwaliteiten met het herkenbaar maken van de randen en het behoud van het geometrische stratenpatroon vormt het belangrijkste structurerende element in het plan. Interessante doorzichten naar de 'groene' randen blijven behouden en worden versterkt met bebouwingsaccenten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00083-0003_0011.jpg"

Afbeelding 4.1.1.2: Impressie van het Stedenbouwkundig plan.

Langs de Burgemeester van Veenlaan is het wonen nabij voorzieningen en de bushalte. De Zuidhollandlaan en de Utrechtlaan vormen de groene en waterrijke randen ten oosten en zuiden van het plangebied. Aan de Zuidhollandlaan wordt de sfeer van wonen aan een 'groene' parklandschap versterkt; de Kotmanlaan blijft als bijzondere historische laan behouden, doordat deze laan op de huidige wijze (qua ligging) gehandhaafd blijft en wordt beschermd door de verkeersbestemming. Het centraal in de wijk gelegen park ('het groene hart') is een belangrijke schakel en ontmoetingsplek met 't Ni-je Terphoes en de nieuwe buurt. In de buurt, gesitueerd rondom groene randen, in de historische "stempelstructuur", ontstaat een vriendelijke dorpse bebouwing met een eigen balkon of tuintje omringd door groen en markante bomen. Dit park ligt centraal in de wijk, maar buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.


Het merendeel van de woningen varieert van één tot twee lagen met kap, met accent op 2 lagen. Het centraal gelegen 'groene hart' wordt begeleid door bebouwing in twee lagen met kap en geaccentueerd met een appartementengebouw van drie lagen met kap. De Burgemeester van Veenlaan wordt begeleid door bebouwing van drie lagen met kap en een bebouwingsaccent van ca. 5 woonlagen op een plint. De Zuidhollandlaan krijgt een accent aan het park en de A35, van drie lagen met kap op een plint / verhoging; de Kotmanlaan een accent van drie lagen met kap in een boerderij type. De "stempels" worden begeleid door individuele bebouwing van één tot twee lagen met kap.


Hogere accentbebouwing, is gesitueerd langs de Burgemeester van Veenlaan, Zuidhollandlaan, de Kotmanlaan en aan het centrale park. Lagere bebouwingsaccenten verbijzonderen de zuidelijke binnengebieden. Grondgebonden in korte of lange rij omranden de bebouwingsvelden. Naast de vormgeving van de relaties met de omgeving en de inrichting van de openbare ruimte wordt het ruimtelijk beeld van Boswinkel voor een belangrijke mate bepaald door de bebouwing die tot stand komt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00083-0003_0012.jpg"
Afbeelding 4.1.1.3. Impressie van de bebouwingsstructuur

De welstandssfeer wordt "Dorpswonen", gekenmerkt door herkenbaarheid, ook van de eigen woning. Variatie in woonmogelijkheden past in het stedenbouwkundig plan; breder, dieper, hoger met of zonder aanbouwen, zoals erkers, ed. Dat maakt de bebouwing gevarieerd eigentijds. Het beeldkwaliteitsplan voor Oost Boswinkel stuurt op deze kenmerken en geeft tegelijkertijd ruimte voor de markt en bewoners.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00083-0003_0013.jpg"

Afbeelding 4.1.1.4: Impressie van de groenstructuur

Het bestaande groen blijft zoveel mogelijk gehandhaafd, met mogelijkheid tot speelplekken. Dit ondersteunt het informeel en dorps karakter van de wijk maximaal. Met de herinrichting van het centrale park, ontstaat een bijzonder groen hart. In het gebied blijft de bestaande waterstructuur met wadi's en beken gehandhaafd. Dit groene hart ligt ten noorden van het plangebied. Aanwezige groene en waterrijke randen worden als hoofdgroenstructuur versterkt. Als uitgangspunt dient daarvoor de structuur, zoals is aangegeven in de stedenbouwkundige schets. De Zuidhollandlaan en de Utrechtlaan worden de groene randen van Boswinkel met zijn groene karakter en bijzondere bomen. Er kan gespeeld en gewandeld worden. Met het creëren van woningen met privé tuinen, 'voortuintjes' en of privé zones met bloem- en plantenbakken krijgt de buurt een vriendelijk en groen karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00083-0003_0014.jpg"

Afbeelding 4.1.1.5: Impressie van de openbare ruimte

Met het aanplanten van hagen op erfafscheidingen tussen openbaar en privé wordt dit karakter nog meer versterkt. Binnen het ontwerp wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met het handhaven van de waardevolle bomen. Binnen de wijk ontstaan informele binnenruimtes en bijzondere groene straatruimtes met zoveel mogelijk behoud van het bestaande groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00083-0003_0015.jpg"

Afbeelding 4.1.1.6: Ontsluiting auto en bus

De totale buurt blijft een 30 km/uur-gebied. Bij het ontwerp is uitgegaan van de huidige (tweerichtings)ontsluitingsmogelijkheden voor de auto: alleen de Zuidhollandlaan is niet langer een ontsluitingsstraat maar een 'groene fietsboulevard' welke verder alleen toegankelijk is voor de hulpdiensten. In de binnengebieden binnen de hoven is de auto te gast. In de hoven zijn de binnengebieden gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00083-0003_0016.jpg"

Afbeelding 4.1.1.7. Ontsluiting fiets en voetganger

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00083-0003_0017.jpg"

Afbeelding 4.1.1.8. Parkeren

4.1.2 Cultuurhistorie

In paragraaf 3.3 van de toelichting van dit bestemmingsplan is nader ingegaan op het aspect cultuurhistorie, en hoe daar mee wordt omgegaan. Voor het aspect cultuurhistorie wordt verwezen naar paragraaf 3.3.

4.2 Welstand en beeldkwaliteit

In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling die met het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt past binnen de ter plaatse geldende welstandsidentiteit(en) dan wel wat de belangrijkste uitgangspunten en sturingselementen zijn van het voor de ontwikkeling opgestelde beeldkwaliteitplan.

Voor het nieuwe Boswinkel Oost is op basis van de uitkomsten van de charette (workshop) een stedenbouwkundig plan gemaakt, inclusief een beeldkwaliteitsplan voor de gebouwen en de buitenruimte.


De Welstandnota Enschede kent verschillende welstandscategorieen. Voor Boswinkel Oost is een eigen toetsingskader opgesteld om de transformatie van de stempelwijk in goede banen te kunnen leiden. De bebouwing langs de Burgemeester Van Veenlaan, onderdeel van het stedelijk raamwerk, sluit aan bij de categorie Modern Enschede, en kent een hoge beeldregie. De overige delen van het plangebied hebben veel overeenkomsten met de categorie Dorpse Linten; gevarieerd en individueel, maar wel hedendaags vormgegeven. De beeldregie is hier lager. De hoekpunten en de randen aan het park zijn hierbij beeldbepalender.

Voor de nieuwbouw van 207 woningen, en de daarbij genoemde (nieuwe) welstandsindentiteiten, wordt ook verwezen naar paragraaf 4.1., waarin ook nader op welstand wordt ingegaan.

Identiteit Boswinkel Oost

De buurt Boswinkel Oost is gerealiseerd als prachtige “stempelwijk”, maar voldoet inmiddels niet meer aan de huidige woonwensen. De buurt zal worden vernieuwd, waarbij alle woningen zullen worden gesloopt en de flatgebouwen en eengezinswoningen plaats maken voor grondgebonden woningen. Dit resulteert in een herinterpretatie van de bebouwing en de openbare ruimte en vernieuwing van de “stempel”.

Samen met de huidige bewoners is in oktober 2013 tijdens een ontwerpcharette het DNA van de locatie en van de mensen bepaald. De waardevolle bomen en groen vormen de ‘groene draad’ voor het ontwerp van het nieuwe plan Oost Boswinkel. De jaren ‘60 bouwstempels transformeren naar een nieuwe verkaveling van meer en minder gesloten bouwblokken die gekneed is rond bestaand waardevol groen en bomen. De sfeer van het toekomstige Boswinkel-Oost is tijdens de charette benoemd als “dorps wonen” in een stedelijke setting. Men kent elkaar, een sociale gemeenschap, de sfeer is gezellig en de architectuur moet hier ook bij aansluiten.

Het nieuwe Boswinkel Oost is veelkleurig en refereert naar de spontane groei van historische dorpen en lintbebouwingen. De bebouwing kent een grote variatie in bouwstijlen en materiaal. Elk pand is anders. Tegelijkertijd vertoont de bebouwing binnen de buurt overeenkomst in hoogte en type.

De panden zijn meestal twee lagen, al dan niet met een kap. De voordeuren zijn op straatniveau, de voorgevels hebben ramen. Een belangrijk kenmerk van het nieuwe Boswinkel Oost is ook dat de meeste panden wat van de rooilijn afstaan en een voortuintje hebben. Door dit alles biedt de buurt een gevarieerd maar samenhangend beeld en een levendige maar ontspannen sfeer. Kortom, een dorps karakter. Hoogstandjes van architectuur worden afgewisseld met bescheidener woningen. Maar de buurt is hoe dan ook een kweekvijver van bouwactiviteiten. Hierdoor blijft het zich aanpassen aan de eisen van de tijd.

Procedure wijziging Welstandsnota

In het kader van Boswinkel Oost zal de Welstandsnota worden gewijzigd. Hiertoe is het beeldkwaliteitslan 'Bomen over Boswinkel' opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan is gelijktijdig met het ontwerp-bestemmingsplan ter visie gelegd.

Het wijzigen van de Welstandsnota zal in een besluit aan de gemeenteraad worden voorgelegd. Voorafgaande aan de vaststelling door de gemeenteraad zal het voorstel 6 weken ter visie worden gelegd.

4.3 Duurzaamheid

De afgelopen jaren heeft de gemeenteraad van Enschede op verschillende momenten uitgesproken dat haar duurzaamheidsambities verder reiken, dan waartoe wettelijke voorschriften de gemeente verplichten. Nota's waarin die ambities tot uitdrukking komen betreffen de nota Nieuwe energie voor Enschede en de Woonvisie Enschede 2025. In deze paragraaf wordt eerst kort ingegaan op het wettelijk kader en wordt vervolgens ingegaan op de Enschedese energie- en klimaatambities, althans voorzover tot uitdrukking komend in genoemde nota's.

Wettelijk kader

De minimaal in acht te nemen energetische maatregelen bij nieuw- en verbouw zijn beschreven in het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit schrijft bij nieuwbouw een minimale isolatiewaarde voor de schil van een gebouw (buitenmuren, vloer en dak) en voor deuren, ramen en kozijnen voor. Bij verbouw gelden deze eisen uitsluitend voor dat deel dat wordt verbouwd. Daarnaast stelt het Bouwbesluit bij nieuwbouw eisen aan de energieprestatie van gebouwen met een bepaalde functie, die wordt uitgedrukt in de vorm van een zogenaamde energieprestatiecoëfficiënt. Op grond van artikel 122 Woningwet is het niet toegestaan om bij privaatrechtelijke overeenkomst bouwvoorschriften op te leggen die al publiekrechtelijk zijn geregeld. Om die reden is het niet mogelijk om bij de kaveluitgifte in de koopovereenkomst te bepalen dat bij de bebouwing van de bouwkavels, in afwijking van het Bouwbesluit, andere energieprestatienormen gelden.

Landelijke energieprestatieafspraken

Om energiezuinigheid bij nieuwbouwontwikkelingen de komende jaren een impuls te geven, is in het voorjaar van 2008 het zogenaamde Lente-akkoord gesloten tussen de toenmalige minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en bouwende en ontwikkelende partijen (Bouwend Nederland, NEPROM en NVB). Belangrijkste onderdeel van dit akkoord is de afspraak dat in de periode tot 2020 de energieprestatiecoëfficiënt als volgt zal worden aangescherpt:

  • de energieprestatie-eis voor nieuwe woongebouwen wordt met ingang van 1 januari 2011 verlaagd met 25% (is gebeurd) en in 2015 met 50% .
  • de energieprestatie-eis voor utiliteitsgebouwen wordt in 2017 met 50% verlaagd.

De bij dit akkoord betrokken partijen hebben bovendien het streven uitgesproken vanaf 2020 te bouwen met een energieprestatiecoëfficiënt van 0. Bij een energieprestatiecoëfficiënt van 0 wordt bij een langjarig gemiddelde geen energie verbruikt voor de elementaire energiebehoeften van een gebouw, zijnde verwarming, warm tapwater, ventilatie en verlichting.

Energie- en klimaatambities gemeente Enschede

Nieuwe energie voor Enschede

Op 16 november 2009 heeft de gemeenteraad van Enschede de nota Nieuwe energie voor Enschede vastgesteld. In de nota Nieuwe Energie voor Enschede heeft de gemeente Enschede zich het volgende ten doel gesteld op het gebied van energie en klimaat:

  • in 2020 hebben we in Enschede 30 procent CO2 bespaard ten opzichte van 1990;
  • in 2020 voorziet duurzame geproduceerde energie in minimaal 20 procent van de behoefte aan energie;
  • in 2015 is de gemeentelijke organisatie klimaatneutraal;
  • In 2020 zijn alle scholen in Enschede klimaatneutraal.

Structuurvisie

Op 26 september 2011 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Enschede vastgesteld. Daarin is aangegeven dat Enschede inzet op een duurzame ontwikkeling van de stad. Daar wordt een ontwikkeling onder verstaan, waarbij in de behoeften van de huidige generatie wordt voorzien, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. In de structuurvisie wordt ingezet op de verbreding van duurzaamheid.


In de Structuurvisie Enschede worden de volgende facetten van het begrip duurzaamheid onderscheiden:


Energie- en klimaatbeleid

Beleidsmatig wordt zowel ingezet op zowel het voorkomen van (mitigatie) als het aanpassen aan (adaptie) de gevolgen van klimaatverandering. Bij toekomstige gebiedsontwikkelingen wordt de trias energetica als ontwerpprincipe genomen. De trias energetica is een driestappenplan bedoeld voor bedrijven, huishoudens, overheden, om stap voor stap klimaatneutraal te worden. De stappen betreffen:

  • I. Beperk het energieverbruik door verspilling tegen te gaan;
  • II. Gebruik duurzame energiebronnen, zoals wind-, water-, en zonne-energie;
  • III. Zet fossiele brandstoffen zo efficiënt mogelijk in om aan de resterende energiebehoefte te voldoen.


Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet.

Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

Behoud van biodiversiteit

Wilde soorten dieren en planten kunnen het best worden behouden door ze in hun natuurlijke leefgebieden te beschermen (in situ-bescherming). Voor een aanzienlijk aantal soorten is de realisatie van de ecologische hoofdstructuur (EHS) en de aanwijzing van Natura 2000-gebieden een belangrijk middel voor bescherming. Wilde planten en dieren houden zich echter niet aan de grenzen van de ehs. Ook het stedelijk gebied is rijk aan wilde dieren en planten. Behoud van biodiversiteit vergt een inspanning ook in de ruimte buiten de EHS. De flora en faunawetgeving dwingt ons daartoe ook. In Enschede zal de inzet er op zijn gericht om deze wetgeving doelmatig en efficient uit te voeren. Bovendien wordt biodiversiteit geborgd door groenbeheer en -inrichting mede te richten op behoud en ontwikkeling van ecologische waarden.


Kwaliteit van bodem, water en lucht

De bodem, het water en de lucht zijn van eminent belang voor mens, plant en dier. De Rijksoverheid beschermt de kwaliteit van bodem, water en lucht door middel van regelgeving, die in het ene geval wel en in het andere geval geen ruimte voor lokale afwegingen laat. In de structuurvisie is het voornemen uitgesproken om daar waar regelgeving van hogere overheden dit mogelijk maakt, hieromtrent nader beleid te formuleren in de vorm van milieustreefbeelden.


Zuinig en zorgvuldig gebruik van grondstoffen

Bevolkingsgroei en economische ontwikkeling leiden tot een steeds grotere vraag naar grondstoffen, energie, land en water. Veel van deze natuurlijke hulpbronnen zijn eindig; voor andere geldt dat een beperkte toegankelijkheid van deze hulpbronnen aanstaande is. Niet alle schaarsten zijn even zorgwekkend. Vaak zijn alternatieven beschikbaar en biedt recycling nog 'ruimte'. In de structuurvisie Enschede is het voornemen uitgesproken om in de toekomst op een zuinige en zorgvuldige manier met hulpbronnen om te springen.


Om van een integrale duurzame ruimtelijke ontwikkeling te kunnen spreken, dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aan al deze deelthema's aandacht te worden besteed. Het voorgaande laat onverlet dat in Enschede binnen het duurzaamheids-beleid aan het energie- en klimaatbeleid bijzondere betekenis toekomt. Uitgangspunt is dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in ieder geval bijdragen aan de gemeentelijke energie- en klimaatsdoelstellingen.

Woonvisie Enschede 2025

In de op 12 maart 2012 door de gemeenteraad vastgestelde Woonvisie Enschede 2025 is duurzaamheid een van de vier centrale thema's. Rondom dit thema zijn in deze visie de volgende uitgangspunten geformuleerd voor de op te stellen uitvoeringsagenda:

  • Inwoners (huurders en eigenaren) krijgen de mogelijkheid om tegen betaling de energiecomponent van de woonlast beheersbaar te houden.
  • Gemeente, marktpartijen en corporaties onderzoeken en stimuleren de mogelijkheden voor decentrale energieopwekking in Enschede.
  • Vanaf 2015 streven we er naar dat in Enschede alleen nog energieneutrale nieuwbouw wordt gerealiseerd.
  • Via de MIO (majeure inversteringsopgave) Duurzaam Wonen en Werkgelegenheid worden vragers en aanbieders op het gebied van duurzaamheid gekoppeld.
  • Voor woningeigenaren met onvoldoende financiële draagkracht voor noodzakelijke ingrepen aan de woning, wordt door marktpartijen en financiers een financieel instrumentarium ontwikkeld.
  • De gemeente geeft het goede voorbeeld met het verduurzamen van haar eigen gebouwen.

Duurzaamheid binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel Oost "

Ook woningcorporatie De Woonplaats, die het plangebied zal ontwikkelen, heeft verregaande ambities op het gebied van duurzaamheid.


Voor Boswinkel Oost zijn de duurzaamheidambities van De Woonplaats in eerste instantie vastgesteld met behulp van de zogenaamde DCBA methode. Deze methode is bij uitstek geschikt om de ambities voor een groot aantal duurzaamheidsthema's (o.a. energie, water, groen, mobiliteit, materialen, afval, leefbaarheid, proces en bewustwording) snel vast te stellen. Voor elk thema kan gekozen worden uit vier ambitieniveaus: D, C, B of A. Daarbij is ambitieniveau D de normale situatie zonder aandacht voor duurzaamheid. Niveaus C, B en A geven een steeds hogere ambitie, waarbij niveau A absolute duurzaamheid vertegenwoordigd.


In 2013 zijn door vertegenwoordigers van gemeente Enschede en De Woonplaats de gezamenlijke ambitieniveaus voor de verschillende duurzaamheidsthema's vastgesteld: het gemiddelde ambitieniveau voor Boswinkel lag daarbij op niveau B.


De Woonplaats is vervolgens, samen met de zittende bewoners, aan de slag gegaan om deze ambitieniveaus uit te werken in een stedenbouwkundig plan etc.



Op dit moment is ten aanzien van de verschillende duurzaamheidsthema's het volgende bereikt:

  • I. Energie: alle te realiseren woningen worden "energie-nota-nul" of "energie-nul". Dit betekent energieconcepten waarbij o.a. veel gebruik is gemaakt van zonne-panelen.



Er wordt bewaakt dat de afgesproken en uitgewerkte ambities in het bestemmingsplan (en de verdere uitwerking van de plannen) mogelijk worden gemaakt.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Boswinkel Oost " getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

5.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Het Besluit m.e.r. en het plangebied “Boswinkel Oost

  • a. Het bestemmingsplan Boswinkel Oost ” maakt de realisatie van 207 nieuwe woningen mogelijk, op de locatie waar nu nog ruim 300 woningen staan. Dit is een activiteit waarvoor geen verplichting geldt om te beoordelen of het uitvoeren van een milieueffectrapportage noodzakelijk is, omdat de activiteit (ruim) onder de daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden blijft (Categorie D 11.2). Voor deze activiteit dient echter wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling bestemmingsplan "Boswinkel Oost"

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is een toets, waarin aan de hand van in de Europese m.e.r-richtlijn opgenomen criteria wordt beoordeeld of belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten en al of niet sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht. De criteria hebben betrekking op de kenmerken van het project, de locatie van de activiteit en de kenmerken van het potentiële effect. Bij de kenmerken van het project gaat het onder andere om de omvang en de cumulatie met andere projecten. Bij de locatie van de activiteit gaat het onder andere om de mate van kwetsbaarheid van het milieu in gebieden waarop de activiteit van invloed zou kunnen zijn. Bij de kenmerken van het potentiële effect gaat het onder ander om het bereik van de effecten.

Projectbeschrijving

Voor een beschrijving van het plangebied wordt verwezen naar paragraaf 4.1., waarin het project nader wordt omschreven.

Locatie

Voor een beschrijving van het plangebied wordt verwezen naar paragraaf 1.2. In deze paragraaf wordt de ligging en de begrenzing van het plangebied nader omschreven.

Huidig grondgebruik

Het huidige grondgebruik in het plangebied omvat dezelfde functies als in het nieuwe plan, alleen zullen er minder woningen in het plangebied terugkomen (207 nieuwe woningen).

Cumulatie met andere projecten

Voor het project Boswinkel Oost is er geen sprake van (mogelijke) cumulatie met andere (vormvrije) m.e.r.-(beoordelings)plichtige projecten.

Toetsing relevante milieuaspecten

Voor de toetsing van de relevante milieuaspecten, in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling, wordt verwezen naar de paragrafen, 5.1.2 (Bodemkwaliteit), 5.1.3 (Geluid), 5.1.4 (Luchtkwaliteit), 5.1.5 (Externe Veiligheid), 5.1.6 (Milieuhinder bedrijven en inrichtingen), 5.2 (Water, met name grondwaterstand en -kwaliteit) 5.3.1 (Natura 2000), 5.3.2 (Flora- en faunawet) en 5.3.3 (Ecologische Hoofdstructuur) van deze plantoelichting. In deze paragrafen is een uitvoerige beschrijving van de toetsing van de voorgenomen ontwikkelingen aan de betreffende milieu- en omgevingsaspecten opgenomen.

conclusie toetsing Besluit m.e.r.

Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht, en het niet noodzakelijk is om een milieueffectrapportage op te stellen.

5.1.2 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen

Het bodembeleid in Nederland zit in een hervormingsfase. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van risico's, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk mits er geen risico's zijn voor de gezondheid. Functiegericht saneren is dan voldoende.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. De milieuhygiënische bodemgesteldheid kan daarbij een rol spelen. De Wet bodembescherming kan hierop van toepassing zijn.

Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan "Boswinkel Oost "

Historie

Voor het bestemmingsplangebied is op basis van de in het bodeminformatiesysteem van de gemeente Enschede aanwezige gegevens gebleken dat het gebied verdacht is op het voorkomen van bodemverontreiniging met asbest. Dit gezien het feit dat de wijk gebouwd is in een periode waar asbest als bouwmateriaal werd toegepast. In dit bodeminformatiesysteem zijn naast gegevens van uitgevoerde bodemonderzoeken ook gegevens opgenomen die afkomstig zijn uit Hinderwet- en Wet milieubeheerarchieven en historische onderzoeken in het kader van het project Landsdekkend beeld.

Bodemonderzoeken

Er is in 2008 een bodemonderzoek uitgevoerd door Geofox-Lexmond in opdracht van de gemeente Enschede binnen de wijk Boswinkel. Het plangebied Boswinkel Oost valt binnen het toen onderzochte deel van de wijk Boswinkel. Uit het uitgevoerde indicatieve bodemonderzoek is gebleken dat er binnen het plangebied alleen sprake is van licht verhoogde gehalten aan diverse stoffen in grond en grondwater. Daarnaast is aangetoond dat er plaatselijk sprake is van verhoogde concentraties aan asbest.

Conclusie

Op basis van de bekende bodemonderzoekresultaten en historische informatie, wordt er in relatie tot het bestemmingsplan bodemonderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van asbest binnen het plangebied volgens de norm NEN 5707. Dit bodemonderzoek dient op basis van de gemeentelijke bouwverordening plaats te vinden nadat de aanwezige bouwwerken zijn gesloopt en voordat met de bouw wordt begonnen.

Daarnaast is, gezien het indicatieve karakter van het in 2008 uitgevoerde bodemonderzoek en de ouderdom van het onderzoek, de grond binnen het plangebied in relatie tot de te verlenen omgevingsvergunningen onderzocht volgens de norm NEN 5740. Dit rapport is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd (bijlage 4).

Uit het onderzoek blijkt dat er nog een vervolgonderzoek noodzakelijk is. Dit vervolgonderzoek wordt op dit moment uitgevoerd. Dit onderzoek dient te zijn afgerond voordat er met de bouw van de nieuwe woningen wordt gestart.

Op basis van het nu uitgevoerde onderzoek, met inachtneming van het vervolgonderzoek, kan worden verwacht dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.3 Geluid

In artikel 3.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gelegen ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

Het plangebied is gelegen binnen twee op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde wegen, te weten de Burgemeester Van Veenlaan en Rijksweg A35. De overige wegen zijn niet voorzien van een zone omdat hiervoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Industrielawaai, railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai zijn voor het plangebied niet relevant.

In het bestemmingsplan "Boswinkel Oost" wordt de bouw van maximaal 207 nieuwe woningen mogelijk gemaakt.

Wegverkeerslawaai


Wettelijk kader

In artikel 74 van de Wgh is bepaald dat zich aan weerszijden van een weg een zone bevindt. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. De zonering geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km per uur.

Volgens artikel 76a/77 van de Wgh moet bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan of een projectbesluit, waarin nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, binnen onderzoekszones van wegen, als bedoeld in artikel 74 van de Wgh, akoestisch onderzoek worden verricht.

De binnen het plangebied te realiseren woningen zijn gelegen binnen de zone van bestaande wegen. Op woningen bedraagt de voorkeurswaarde 48 dB (artikel 82, eerste lid Wgh). Indien deze waarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een hogere waarde worden verleend. Deze waarde bedraagt vanwege het wegverkeer op de Burgemeester. Van Veenlaan en op Rijksweg 35 ten hoogste respectievelijk 63 dB en 53 dB (artikel 83, eerste lid Wgh). Indien het om vervangende woningen gaat, hetgeen het geval is in het bestemmingplan "Boswinkel Oost", kunnen hogere dan de genoemde waarde worden vastgesteld van ten hoogste 68 dB (artikel 83, tweede lid Wgh) vanwege de Burgemeester. Van Veenlaan en 63 dB (artikel 83, zesde lid Wgh) vanwege Rijksweg 35.

Het vaststellen van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidnota Enschede 2009-2012 (verder Geluidnota). De Geluidnota is op 19 april 2011 door Burgemeester en Wethouders (gewijzigd) vastgesteld. Bij besluit van 15 januari 2013 is door Burgemeester en Wethouders de werkingsduur van de Geluidnota 2009-2012 verlengd totdat een nieuwe geluidnota is vastgesteld.


Akoestisch onderzoek

Om inzicht te krijgen in de geluidsbelasting die de in het bestemmingsplan "Boswinkel Oost" te realiseren woningen zullen ondervinden vanwege het wegverkeer is door de gemeente Enschede een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport “Akoestisch onderzoek Bestemmingsplan Boswinkel Oost 2014, Enschede, Wegverkeerslawaai” van 19 januari 2015. Het rapport is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Onderzoeksresultaten

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat op diverse woningen vanwege het wegverkeer op de Burgemeester Van Veenlaan en Rijksweg A35 de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder wordt overschreden.


Vanwege het wegverkeer op de Burgemeester Van Veenlaan wordt op maximaal 39 wooneenheden, waarvan 36 appartementen/maisonnettes en drie grondgebonden woningen, de voorkeursgrenswaarde overschreden. De geluidsbelasting bedraagt vanwege het wegverkeer op de Burgemeester Van Veenlaan ten hoogste 60 dB (incl. aftrek ex. artikel 110d Wgh). Het merendeel van de wooneenheden waarop de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden is gelegen langs de Burgemeester Van Veenlaan in een woonblok met maisonnettes en een appartementencomplex.


Vanwege het wegverkeer op Rijksweg A35 wordt op maximaal 116 wooneenheden, waarvan 62 appartementen/maisonnettes en 54 grondgebonden woningen, de voorkeursgrenswaarde overschreden. De geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op Rijksweg A35 bedraagt ten hoogste 57 dB (incl. aftrek ex. artikel 110g Wgh). Het merendeel van de wooneenheden waarop de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden is gelegen aan de oost- en zuidrand van het plangebied, en heeft een gevel die is gericht naar de Zuidhollandlaan of de Utrechtlaan.


Vanwege het wegverkeer op de 30 km-wegen zal op alle woningen en appartementen de geluidsbelasting (incl. aftrek ex. artikel 110g Wgh) 48 dB of minder bedragen. Daarmee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.


Onderzocht is of door middel van bron- en of overdrachtsmaatregelen de geluidsbelasting kan worden gereduceerd. Uit het rapport blijkt dat maatregelen die getroffen kunnen worden om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen onvoldoende effect hebben of bezwaren ontmoeten van verkeerskundige, stedenbouwkundige of financiële aard.


Cumulatie

Volgens de Wet geluidhinder is in het plangebied sprake van cumulatie op het appartementencomplex aan de Burgemeester Van Veenlaan (rekenpunt 02-W en 02-Z) en op het meest westelijke blok woningen langs de Zuidhollandlaan (rekenpunt 03-W en 03-Z). Op dit appartementencomplex en deze woningen wordt de voorkeursgrenswaarde zowel vanwege het wegverkeer op de Burgemeester Van Veenlaan als vanwege het wegverkeer op Rijksweg A35 overschreden. De gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt op de appartementen en de woningen respectievelijk ten hoogste 65 dB en 58 dB. Daarmee wordt voldaan aan de volgens de Wet geluidhinder ten hoogste toegestane geluidsbelasting. In dat geval is overeenkomstig de Geluidnota Enschede sprake van een aanvaardbare situatie.

Railverkeerslawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel Oost " is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.

Industrielawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Boswinkel Oost " is niet gelegen in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan "Boswinkel Oost" niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.

Luchtvaartlawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan Boswinkel Oost ” is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ook niet binnen de geluidszone van het vliegveld.

Conclusie geluid

Realisatie van een deel van de woningen in het bestemmingsplan “Boswinkel Oost” is alleen mogelijk als vanwege het wegverkeer op de Burgemeester Van Veenlaan en/of Rijksweg A35 een hogere waarde wordt vastgesteld. Aan de voorwaarden, uit de Wet geluidhinder en de Geluidnota, voor het vaststellen van een hogere waarde wordt voldaan. De geluidwetgeving en het geluidbeleid vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Gelijktijdig met de procedure voor dit bestemmingsplan is een procedure gestart voor het vaststellen van de hogere waarden. De procedure voor het vaststellen van hogere waarden loopt parallel aan die van het bestemmingsplan, en de ontwerp-beschikking heeft gelijktijdig met het bestemmingsplan ter inzage gelegen. De hogere waarden moeten zijn verleend voordat het bestemmingsplan is vastgesteld.

5.1.4 Luchtkwaliteit

Het wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen is geregeld in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wm en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (Besluit NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het betreffende project niet in betekenende mate is. 'Niet in betekenende mate' is in het besluit gedefinieerd als 3% van de in de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarden. Daarbij gaat het uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10, er vindt geen toetsing plaats aan andere in de wet genoemde luchtverontreinigde stoffen.

In de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen (Regeling NIBM) is een lijst met categorieën en gevallen van ruimtelijke ontwikkelingen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen waaran de realisatie in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • de realisatie van 1.500 woningen met één enkele ontsluitingsweg;
  • de realisatie van 3.000 woningen met twee ontsluitingswegen;
  • de realisatie van 100.000 m2 bruto vloeroppervlak kantoorruimte met één enkele ontsluitingsweg.

Wanneer een ruimtelijke ontwikkeling niet is genoemd in de categorieën van gevallen als bedoeld in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. Aangetoond moet dan worden dat de bijdrage aan NO2 en PM10 minder is dan de grenswaarde van 3%.

Besluit gevoelige bestemmingen

Het Besluit gevoelige bestemmingen beoogt mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. In het besluit zijn zones opgenomen die voor 'gevoelige bestemmingen' minimaal dienen te worden aangehouden ten opzichte van rijkswegen en provinciale wegen. Onder 'gevoelige bestemmingen' worden in het besluit begrepen: scholen, kinderdagverblijven, verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen of klinieken zijn nadrukkelijk geen gevoelige bestemmingen als bedoeld in dit besluit.

Bij rijkswegen geldt voor gevoelige bestemmingen een zone van 300 meter en bij provinciale wegen geldt een zone van 50 meter. Indien gevoelige bestemmingen als bedoeld in het besluit binnen deze zones moeten worden gerealiseerd is een toetsing aan de wettelijke grenswaarden voor luchtverontreinigende stoffen noodzakelijk.

Luchtkwaliteit en het plangebied “Boswinkel Oost

In de huidige situatie zijn binnen het plangebied circa 330 woningen aanwezig. Het merendeel van de huidige woningen is gesitueerd in oude flatgebouwen. Alle huidige woningen zullen worden gesloopt. Daarvoor in de plaats komen maximaal 207, grotendeels grondgebonden, nieuwe woningen. Gezien het feit dat er meer woningen worden gesloopt dan dat er worden gerealiseerd zal het plan niet leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Daarnaast kan volgens de 'Regeling niet in betekenende mate' de realisatie van maximaal 207 woningen en appartementen worden aangewezen als zijnde een ontwikkeling die niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ook het heersende klimaat ten aanzien van luchtkwaliteit langs Rijksweg A35 van belang. Gegevens van het heersende klimaat zijn terug te vinden in NSL-monitoringstool. Hierin zijn ook gegevens ten aanzien van de Burgemeester Van Veenlaan opgenomen.

In de onderstaande tabel zijn voor Rijksweg A35 en de Burgemeester Van Veenlaan de in de NSL monitoringstool opgenomen gegevens voor luchtkwaliteit vermeld.

    Rijksweg A35   Burg. Van Veenlaan   Grenswaarde  
    2015   2020   2030   2015   2020   2030    
NO2-concentratie   µg/m3   20   16   12   21   16   12   40  
PM10-concentratie   µg/m3   22   20   19   22   21   19   40  
PM10-overschrijdingsdagen   dagen   10   8   7   10   9   7   35  
PM2,5-concentratie   µg/m3   13   12   11   14   12   11   25  

Op basis van de gegevens uit de NSL-monitoringstool kan worden geconcludeerd dat in alle zichtjaren ruimschoots aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit zal worden voldaan.

Conclusie luchtkwaliteit

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.5 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen, buisleidingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Boswinkel Oost ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is.

Ten oosten van het plangebied van het bestemmingsplanBoswinkel Oost ” is een M&R-station van de Gasunie gelegen. De risicocontouren, overeenkomstig QRA "Kwantitatieve Risicoanalyse M&R Enschede" van 10 februari 2010, reiken echter niet over het plangebied.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Boswinkel Oost” zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.


Ten zuiden van het plangebied zijn 4 buisleidingen gelegen waarop het Bevb van toepassing is en waarvan het invloedsgebied over het plangebied reikt. Het betreffen de A-646, 24" en A670, 36" met een werkdruk van 80 bar van de Gasunie en twee 24" leidingen K-583-KR-002 van Zebra, M&R Enschede-Duitse grens van NUON.


Voor de leidingen zijn berekeningen in Carola uitgevoerd (rapport Carolaberekeningen Enschede), uit deze berekeningen blijkt dat de leidingen ter hoogte van het plangebied geen 10-6 contour kennen en dat het groepsrisico onder de 25% van de orienterende waarde liggen. Uit de plannen blijkt dat het aantal woningen in het plangebied van ca. 300 naar ca. 200 woningen gaat. Hierdoor zal het groepsrisico afnemen.


Verder oostelijk zijn twee leidingen van de Gasunie gelegen, N528-57 van 9" en N528-50 van 14". Het plangebied ligt buiten het maatgevende invloedsgebied van 65 meter.


Conclusie: De ligging van deze aardgasleidingen vormt op grond van het BevB geen belemmering voor onderhavig plan.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen het wettelijk kader. Momenteel is nieuwe wet- en regelgeving in voorbereiding voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van die nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Ten zuiden het plangebied van het bestemmingsplan Boswinkel Oost " is de A35 gelegen. De A35 is in het Basisnet aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg. Dit A35 kent geen 10-6 contour voor wat betreft het plaatsgebonden risico en geen invloedsgebied / plasbrandaandachtsgebied over het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00083-0003_0018.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00083-0003_0019.png"

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Boswinkel Oost ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Boswinkel Oost ” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, vooral bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan Boswinkel Oost ” is hemelsbreed op ca. 5 kilometer van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.6 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

Bedrijven- en milieuinventarisatie en milieuzonering 

In het kader van het bestemmingsplan Boswinkel Oost ” heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom het plangebied, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar.

Aan de hand van veld- en dossieronderzoek is met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen binnen het plangebied en in een straal van 200 meter rondom het plangebied de milieucategorie bepaald. Tevens is een beknopte beschrijving gemaakt van de (bedrijfs)activiteiten en worden voor elk bedrijf of voorziening per milieuaspect de aan te houden indicatieve afstanden tot woningen en andere milieugevoelige bebouwing aangegeven.

Aan de hand van nader dossieronderzoek is beoordeeld in hoeverre de (bedrijfs)activiteiten in werkelijkheid een knelpunt opleveren in relatie tot de milieugevoelige functies en bestemmingen in de omgeving en of terugschaling mogelijk is. De resultaten van het onderzoek met de bijbehorende milieuzonering zijn weergegeven in de rapportage Bedrijven- en milieu-inventarisatie bestemmingsplan “Boswinkel Oost” in de bijlagen bij deze toelichting.

Onderzoeksresultaten

De algemene conclusie van de bedrijven- en milieu-inventarisatie is dat bedrijven en voorzieningen in of nabij het plangebied van het bestemmingsplan “Boswinkel Oost” geen of zeer geringe milieuhinder veroorzaken die van invloed is op de wijze van bestemmen van functies op aangrenzende gronden binnen het plangebied of knelpunten opleveren voor de omgeving buiten het plangebied.

Gebiedsgericht geluidbeleid

Het BARIM (Activiteitenbesluit) maakt het mogelijk om gebiedsgericht geluidbeleid voor inrichtingen als bedoeld in de Wm vast te stellen. De gemeente Enschede heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt bij de vaststelling van de Geluidnota Enschede 2009-2012. Dit beleid is vastgesteld in april 2009 en in april 2011 op onderdelen gewijzigd en voor onbepaalde tijd verlengd. Het beleid geldt alleen voor nieuwe inrichtingen. Bij het beleid hoort een gebiedstypenkaart waarop per te onderscheiden gebied, meestal een wijk of buurt, richtwaarden zijn vastgelegd. Hierdoor is de geluidruimte voor inrichtingen direct duidelijk.

Dergelijke inrichtingen, zoals hierboven beschreven, bevinden zich niet in of nabij het plangebied.

Conclusie milieuhinder bedrijven en inrichtingen

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.7 Hoogspanningsleidingen

Inleiding

Blootstelling aan elektromagnetische straling rond hoogspanningslijnen kan schadelijk zijn voor de gezondheid. Uit uitgevoerde onderzoeken blijkt dat kinderen die in de buurt van hoogspanningslijnen wonen een verhoogde kans hebben op het krijgen van leukemie.

Om ervoor te zorgen dat het gezondheidsrisico minimaal wordt, zijn door de rijksoverheid richtlijnen ontwikkeld, die door gemeenten kunnen worden toegepast, onder andere bij het opstellen van bestemmingsplannen.


Beleid

De basis voor het rijksbeleid is vastgelegd in de nota Nuchter Omgaan met Risico's (oktober 2004). Voor het stralingsrisico ten gevolge van hoogspanningslijnen is deze nota verder uitgewerkt in een tweetal brieven van de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, gericht aan de nederlandse gemeenten, nl. de brief van 3 oktober 2005 en de brief van 4 november 2008.


In het advies van 2005 van de staatsecretaris aan gemeenten wordt aangegeven dat bij de vaststelling van o.a. bestemmingsplannen en van tracés van bovengrondse hoogspanningslijnen, zoveel als redelijkerwijs mogelijk te vermijden is dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanninglijnen waarbinnen het jaargemiddeld magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla (de magneetveldzone).


Ter operationalisering van dit advies is door het RIVM voor iedere bovengrondse hoogspanningslijn in Nederland de indicatieve zone aangegeven. Als er sprake is van nieuwe streek- of bestemmingsplannen die overlappen met deze indicatieve zone, dan adviseert het Rijk de gemeenten om in overleg met de netbeheerder te onderzoeken wat voor de specifieke hoogspanningslijn de specifieke zone is: die specifieke zone is altijd kleiner dan de indicatieve zone. Als het nieuwe bestemmingsplan overlapt met deze specifieke zone, dan wordt geadviseerd om binnen die zone geen of zo weinig mogelijk gevoelige bestemmingen zoals woningen, crèches en kinderopvangplaatsen te situeren. Voor kleinschalige concentraties van gevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld apart gelegen bedrijfswoningen of boerderijen) mag hierop een uitzondering worden gemaakt.


In het advies van 2008 wordt het hierboven gegeven advies verduidelijkt ten aanzien van o.a. de definitie van "langdurig verblijf" (een langdurige verblijf is een verblijf van tenminste 14-18 uur per dag gedurende minimaal één jaar), het begrip "gevoelige bestemming" (gevoelige bestemmingen zijn woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen: dit is inclusief het "buiten" gedeelte) en het begrip "bestaande situatie" (de bestaande situatie is de situatie van eind 2005).


De gemeente Enschede hanteert het beleid zoals dat door het rijk wordt geadviseerd.


Plangebied versus hoogspanninglijnen


Aan de zuidzijde van het plangebied loopt een hoogspanningslijn (380kV, gecombineerd met 110 kV hoogspanningslijn). De indicatieve zone voor deze hoogspanningslijn bedraagt 145 meter (ter weerszijden van de hoogspanningslijn). De indicatieve zone van deze hoogspanningslijn overlapt met het bestemmingsplan. Binnen de indicatieve zone gelden beperkingen ten aanzien van het toestaan van nieuwe gevoelige bestemmingen (zoals woningen). De indicatieve zone kan eventueel worden verkleind, maar daarvoor is nader onderzoek noodzakelijk. Daarom is in 2008 door een adviesbureau de specifieke zone voor de betreffende hoogspanningslijn berekend (Petersburg 2008, dit rapport is als bijlage toegevoegd). Deze rapportage geeft aan dat voor de noordzijde van de hier gelegen hoogspanningslijn een specifieke zone (contour van 0,4 microtesla) geldt van 97 meter. Binnen deze specifieke zone staat het bestemmingsplan Boswinkel geen nieuwe woningen of andere gevoelige bestemmingen toe. Daarmee zijn binnen de specifieke zone geen gevoelige bestemmingen gelegen en wordt ten aanzien van het onderdeel hoogspanningslijnen voldaan aan het beleid en de richtlijnen vanuit het rijk.

  • I. voorkom nieuwe gevoelige bestemmingen binnen de magneetveldzone (0,4 microtesla);
  • II. start met indicatieve zone (op RIVM internetsite per lijn aangegeven);
  • III. bepaal evt specifieke zone 9op basis van onderzoek en overleg met de nethbeheerder;
  • IV. gevoelige bestemmingen zijn: woningen incl tuinen, creches, kinderopvangplaatsen, scholen;
  • V. voor sportvelden, seelplaatsen etc geldt dat deze evt als nieuwe functie kunnen als er geen sprake is van langdurig verblijf nl 14-18 uur per dag ged. Minimaal een jaar (advies gezondheidsraad feb 2008): in het bp moet dan woprden iongegaan op de te verwachten verblijfsduur.

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van hoogspanningsleidingen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Uitgangspunten en randvoorwaarden

Het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is opgenomen in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) en de Watervisie. Het GRP en de Watervisie hanteren dezelfde uitgangspunten die van toepassing zijn op deze opgave. De Watervisie is opgesteld door gemeente, waterschap, woningcorporaties en onderzoeksinstellingen en in mei 2013 door de raad vastgesteld. Hierin zijn keuzes gemaakt waar wel en waar niet het gemengde rioolsysteem wordt omgebouwd tot een gescheiden systeem. Ook is het tracé van de aan te leggen Stadsbeken aangegeven waar het gescheiden water op dient te worden aangesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00083-0003_0020.jpg"

Afbeelding 5.1.1. Visie- en kansenkaart.

Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 millimeter.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het afvalwater gescheiden van het hemelwater wordt aangeboden aan de perceelsgrens. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. De eigenaar dient het afvalwater gescheiden van het hemelwater aan te bieden aan de perceelsgrens.

Grondwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen en het doelmatiger is om in de openbare ruimte maatregelen te treffen. In Boswinkel Oost zijn de grondwaterstanden voldoende laag om veilig te bouwen. Er zijn geen extra maatregelen nodig.

Waterhuishouding en het bestemmingsplan “Boswinkel Oost

Bouwpeil

Bij hevige buien kan de straat onder water lopen. Dit leidt soms tot problemen bij een laag bouwpeil van de woningen t.o.v. de omgeving.

Het is aan te bevelen het bouwpeil minimaal 20 centimeter hoger te laten liggen dan het peil van het trottoir. Dit om het risico op overstroming zoveel mogelijk te beperken en te voorkomen.

Wateropgave

De wijk Boswinkel wordt omgevormd naar een wijk met voornamelijk grondgebonden bebouwing. Doordat de flats, en de overige woningen in het gebied, gesloopt worden en huizen teruggeplaatst worden, neemt de oppervlakte verharding toe. Deze toename wordt geschat op 20 %, 1 ha. Hiervoor wordt in de bouwopgave voorzien middels extra berging in bestaande vijvers of aanleg van een extra vijver. De bergingsopgave is dan 10000 m2 x 20 mm = 200 m3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00083-0003_0021.jpg"

Afbeelding 5.2.2. De (toekomstige) waterhuishouding van Boswinkel en omgeving.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Natuur

5.3.1 Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden geregeld. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied en op activiteiten die significant verstorende effecten kunnen hebben op voor een Natura 2000 gebied aangewezen soorten. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan. Voor alle andere activiteiten is een Natuurbeschermingswetvergunning van het bevoegd gezag noodzakelijk. Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of die activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het plangebied “Boswinkel Oost

Het plangebied van het bestemmingsplan Boswinkel Oost ” is niet gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of beschermd natuurmonument of in de nabijheid daarvan.

Voor activiteiten die mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied dient een passende beoordeling en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden uitgevoerd om te bepalen of en zo ja er daadwerkelijk sprake is van significant negatieve effecten voor kwalificerende soorten. Indien significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd bij het bevoegd gezag, zijnde Gedeputeerde Staten van Overijssel.

Gelet op de aard en omvang van de beoogde ontwikkeling(en), in relatie tot de afstand van de ontwikkelingslocatie tot de Natura 2000 gebied(en), kunnen significant negatieve gevolgen voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000 gebied(en) worden uitgesloten. Een verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet kan daarom achterwege blijven.

Conclusie Natuurbeschermingswet 1998

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Natuurbeschermingswet 1998 op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee- tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan.

Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dienen passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen en/of dient het plan te worden aangepast om eventuele negatieve gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kan worden voorkomen dient ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. De ontheffingsregeling is geregeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet en nader uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.

De Flora- en faunawet en het plangebied “Boswinkel Oost

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om een 207 nieuwe woningen te realiseren, op een locatie waar nu nog ruim 300 woningen staan. De huidige woningen zullen binnen afzienbare tijd worden gesloopt. Na vaststelling van het bestemmingsplan zullen op dezelfde locatie de nieuwe 207 woningen worden gerealiseerd.

Verkennend ecologisch onderzoek

Om te bepalen of de realisatie van deze woningen mogelijk negatieve gevolgen heeft voor de functionele leefomgeving en/of de gunstige staat van instandhouding van op grond van de Flora- en faunawet (strikt) beschermde soorten is door Antea een verkennend ecologisch onderzoek uitgevoerd. Uit de onderzoeksrapportage (rapport d.d. 14 april 2014) blijkt dat nader onderzoek naar het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen in de te kappen bomen en te slopen flats noodzakelijk is. Daarbij dient in het bijzonder aandacht te worden besteed aan zomer-, kraam- en paarverblijven van gebouw bewonende vleermuizen en zomer- en paarverblijven van boom bewonende vleermuizen. Tevens moeten de verblijfplaatsen en het foerageergebied van de steenmarter en het gebruik van het plangebied door de huismus in beeld worden gebracht.

Nader soortgericht veldonderzoek en aanvraag ontheffing Flora- en faunawet

Uit het door adviesbureau Eco-Logisch uitgevoerde nader soortgericht onderzoek (rapport nr. AGVL1407B, d.d. 16 oktober 2014) blijkt dat de aanwezigheid van verblijfplaatsen en/of foerageergebied van steenmarter in het plangebied kan worden uitgesloten. Uit het onderzoek blijkt verder dat in het plangebied vaste rust- en verblijfplaatsen en functioneel leefgebied van huismus en gewone dwergvleermuis aanwezig zijn. Diverse andere vleermuissoorten maken alleen foeragerend gebruik van het plangebied. Doordat bestaande groenstructuren deels behouden blijven en in het kader van de planrealisatie nieuwe groenvoorzieningen worden gerealiseerd kan het verlies aan foerageergebied zoveel mogelijk worden beperkt. De aanwezige verblijfplaatsen en het functioneel leefgebied van gewone dwergvleermuis en huismus komen als gevolg van de planontwikkeling grotendeels te vervallen. Het is niet mogelijk om door middel van preventieve en/of mitigerende maatregelen de verblijfplaatsen van huismus en gewone dwergvleermuis en de functionaliteit van het leefgebied voor deze soorten te waarborgen. Voor deze soorten dient dan ook een ontheffing Flora- en faunawet te worden aangevraagd bij het ministerie van Economische Zaken. Als inhoudelijk uitgangspunt voor de ontheffingsaanvraag geldt dat het verlies aan verblijfplaatsen voor huismus en vleermuizen wordt gecompenseerd overeenkomstig het daaromtrent bepaalde in de door het ministerie van Economische Zaken goedgekeurde soortenstandaarden. De ontheffing, welke inmiddels door de ontwikkelende partij is ingediend, is op basis daarvan inmiddels verleend.

Conclusie Flora- en faunawet

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.3 Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. De EHS heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). De EHS beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden. De EHS valt niet onder de werking van de gebiedsbescherming, zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 of de soortenbescherming, zoals geregeld in de Flora- en faunawet. De EHS is een ruimtelijk rijksbelang dat door provincies en gemeenten dient te worden vertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen.

De EHS en het plangebied “Boswinkel Oost

Het plangebied van het bestemmingsplan Boswinkel Oost ” is niet gelegen binnen een gebied dat onderdeel uitmaakt van de EHS. De dichtstbijzijnde gronden die deel uitmaken van de EHS zijn op ca. 1500 meter ten zuiden van het plangebied gelegen. Een verdere toetsing aan de EHS kan daarom achterwege blijven.

Conclusie EHS

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de EHS geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke opgaven.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

In het bestemmingsplan "Boswinkel Oost" is gekozen voor optie d, om specifiek in te kunnen spelen op de geplande ontwikkeling in het plangebied. Enerzijds biedt het plan flexibiliteit, anderzijds zijn er voldoende waarborgen opgenomen waarbinnen de voorgenomen ontwikkeling kan worden gerealiseerd. De waarborgen omvatten onder meer de aantallen woningen en de type woningen.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In paragraaf 6.3 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Boswinkel Oost" is gekozen.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan Boswinkel Oost ”. In Artikel 1 Begrippen zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2 Wijze van meten geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijke Bestemmingsplannen 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels.

Daarnaast zijn regels ten aanzien van archeologie opgenomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

De gronden begrepen in het bestemmingsplan “Boswinkel Oost” zijn bestemd voor “Groen", "Verkeer-Verblijfsgebied" en "Woongebied" (wonen).

6.3.1 Bestemmingen

Groen (artikel 3)

De groenvoorzieningen die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming is het toegestaan om groenstroken, plantsoenen, bospercelen, bermstroken aan te leggen en in stand te houden. Daarnaast zijn waterpartijen, waterlopen, wadi's en overige voorzieningen in het kader van de waterbeheersing toegestaan. Het aanleggen van wandel- en fietspaden en speelvoorzieningen is eveneens toegestaan.

Bebouwing van de voor “Groen” aangewezen gronden is slechts toegestaan in het kader van de bestemming. Hierbij kan worden gedacht aan de plaatsing van straatmeubilair, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

Verkeer-Verblijfsgebied (artikel 4)

De gronden met de bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied” zijn bestemd voor gebiedsontsluitingswegen, erftoegangswegen en woonerven. Deze bestemming richt zich met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Dit zijn voornamelijk de 30 km/uur zones waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd. Op de voor “Verkeer-Verblijfsgebied“ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals straatmeubilair, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen.

Woongebied (artikel 5)

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. In de planregels zijn algemene bouwregels opgenomen voor de bouw van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, zoals erf- en perceelafscheidingen. Bebouwing dient te worden gerealiseerd binnen de op de plankaart aangegeven bouwblokken. Tevens zijn middels maatvoering op de plankaart de maximale goothoogte en bouwhoogte opgenomen.

De te realiseren woningen zijn gelegen binnen de zogenaamde 48 dB lijn. Om de woningen te kunnen realiseren, dient op grond van de Wet geluidhinder de procedure voor het vaststellen van hogere grenswaarden te worden gevoerd.

In het plangebied zijn verschillende bouwaanduidingen opgenomen. Naast de regels, die binnen de bestemming 'Woongebied vallen', zijn hier specifieke regels opgenomen. Het gaat onder andere om type woningen en de maximale en/of minimale hoogte van de woningen.

6.3.2 Gebiedsaanduidingen

In het bestemmingsplan zijn geen gebiedsaanduidingen opgenomen.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Aangezien de huidige bebouwing plaats zal maken voor nieuwbouw, zijn er in dit bestemmingsplan geen afwijking geconstateerd die voor legalisatie in aanmerking komen.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de gewenste toekomstige situatie planologisch-juridisch vast te leggen. Binnen het plangebied zijn verschillende deelontwikkelingen beoogd, met als hoofddoel de ontwikkeling van 207 nieuwe woningen.

De gronden in het plangebied zijn grotendeels in eigendom van De Woonplaats. De openbare ruimte is grotendeels eigendom van de gemeente Enschede.

Exploitatieovereenkomst en grondexploitatie

De gebieden in het plangebied die geen gemeentelijk eigendom zijn worden in samenwerking met de gemeente Enschede door particulieren en/of projectontwikkelaars ontwikkeld, waarbij de gemeente de kosten zal verhalen middels het sluiten van een (anterieure) exploitatieovereenkomst met de betreffende particuliere ontwikkelaars. Zodra de exploitatieovereenkomsten gesloten zijn zal daar overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.24 Wro in de "Huis aan Huis" mededeling worden gedaan.

Het kostenverhaal voor de nieuwe openbare ruimte is gewaarborgd door de exploitatieovereenkomst. Voor de kwaliteitsverbetering van de bestaande openbare ruimte worden de kosten gedekt vanuit bijdragen uit de AD en budgetten uit het Meerjaren Investeringsprogramma Wegen. Deze dekkingsmiddelen zijn opgenomen in de door de Raad vastgestelde grondexploitatie, die een sluitend resultaat heeft.

Exploitatieplan

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wro dient de gemeenteraad voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro is voorgenomen een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het bestemmingsplan begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Gelet op het bovenstaande onder "Exploitatieovereenkomst en grondexploitatie" kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende anderszins is verzekerd en is de economische uitvoerbaarheid van het nu voorliggende bestemmingsplan voldoende is aangetoond.