8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
Op de voor 'Maatschappelijk-Dierenpension' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 8.1.
8.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
b. de maximale bouwhoogte bedraagt 8 meter;
8.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
b. de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag gelijk zijn aan de maximaal toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen;
-
c. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag maximaal 6 meter bedragen.
8.2.4 Overige bouwwerken
Voor het bouwen van niet eerder genoemde overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
-
b. de bouwhoogte van kunstobjecten, vlaggen- en lichtmasten mag maximaal 10 meter bedragen;
-
c. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag maximaal 5 meter bedragen.
8.2.5 Nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
-
a. de oppervlakte van een bouwwerk mag maximaal 25 m² bedragen;
-
b. de goothoogte mag maximaal 3 meter bedragen.
8.2.6 functie-aanduiding 'bedrijfswoning'
-
a. Op de voor 'Maatschappelijk - Dierenpension' aangewezen gronden is ter plaatse van de functie-aanduiding 'bedrijfswoning' uitsluitend één bedrijfswoning toegestaan waarvan de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen, de goothoogte maximaal 6 meter mag bedragen.
-
b. De bedrijfswoning mag uitsluitend binnen de functieaanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd.
-
c. De maximale inhoud van het hoofdgebouw, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, is maximaal 750 m³.
-
d. De bouwhoogte van aan de bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken, binnen de functieaanduiding, mag maximaal 10 meter bedragen.
-
e. De goothoogte van aan de bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken, binnen de functie-aanduiding, mag maximaal 6 meter bedragen.
-
f. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken behorende bij de bedrijfswoning mogen buiten de functie-aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte maximaal 100 m² mag bedragen en met inachtneming van het bepaalde in lid 8.2.3, onder a.
-
g. De bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken behorende bij de bedrijfswoning is maximaal 6 meter.
8.2.7 Bestaande bebouwing
Bestaande bebouwing, die afwijkt van het bepaalde in de leden 8.2.1, 8.2.2, 8.2.3, 8.2.4, 8.2.5 en 8.2.6 mag worden gehandhaafd en/of vernieuwd.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1, voor de bouw van gebouwen ten behoeve van de vestiging van een maatschappelijke voorziening dan wel wijziging of aanpassing van een bestaande maatschappelijke voorziening in een maatschappelijke voorziening, die niet is genoemd in bijlage 1 van deze regels, mits die maatschappelijke voorziening, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 8.1, onder a, op die locatie toegestane maatschappelijke voorzieningen.
De in dit lid genoemde omgevingsvergunningen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het woon- en leefklimaat;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 onder a, ten behoeve van de vestiging van een maatschappelijke voorziening dan wel wijziging of aanpassing van een bestaande maatschappelijke voorziening in een maatschappelijke voorziening, die niet is genoemd in de hoofdgroep Maatschappelijk van bijlage 1 van deze regels, mits die maatschappelijke voorziening, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 8.1, onder a, op die locatie toegestane maatschappelijke voorzieningen.
De in dit lid genoemde omgevingsvergunningen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het woon- en leefklimaat;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.