Artikel 12 Leiding - Gas
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding -Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
a. de aanleg, instandhouding en bescherming van hogedruk gastransportleidingen, met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven figuur 'hartlijn leiding - gas', de volgende leidingen zijn toegestaan:
-
1. een gastransportleiding met een maximale diameter van 6 inch;
-
2. een gastransportleiding met een maximale diameter van 12 inch.
De bovengenoemde gastransportleidingen zijn op bijlage 3 'Gastransportleidingen', behorende bij de regels van dit plan, weergegeven.
-
b. het doen gebruiken, van de onder a van dit lid genoemde hogedruk gastransportleidingen, voor het transporteren van (aard)gas onder maximaal 40 bar.
12.2 Bouwregels
-
a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming(en) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming;
-
b. voor het bouwen van bouwwerken geldt een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
-
c. voor het bouwen van nutsvoorzieningen geldt per bouwwerk een goothoogte van maximaal 3 meter en een oppervlakte van 25 m².
12.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.2, onder a en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde bebouwing wordt gebouwd, indien;
-
a. hierdoor de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding(en) niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
-
b. ter zake vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s).
12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats, voor zover dit tot gevolg heeft dat de betreffende leiding niet eenvoudig bereikbaar is voor de betreffende leidingbeheerder(s).
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.5.1 Omschrijving bevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.4 ten behoeve van het gebruik van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats, voor zover dit tot gevolg heeft dat de leiding niet eenvoudig bereikbaar is voor de betreffende leidingbeheerder(s).
12.5.2 Nadere voorwaarde
De in lid 12.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
-
a. hierdoor geen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding;
-
b. ter zake vooraf advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder(s).
12.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:
-
1. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
-
2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
-
3. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
4. het aanbrengen van verhardingen;
-
5. het aanleggen en verharden van wegen en paden, en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
6. het indrijven van voorwerpen in de grond;
-
7. diepploegen;
-
8. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
-
9. het aanleggen van waterlopen of het verruimen, vergraven of dempen van bestaande waterlopen;
-
10. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
-
b. Het in onder a bedoelde verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer van de gasleiding betreffen, of die reeds is uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
-
c. de werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding(en) niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
-
d. alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s).