direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Euregio Bedrijvenpark 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00021-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden in het kort de functie en status van een bestemmingsplan beschreven, wordt toegelicht wat de aanleiding is geweest om het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” te maken en wat het doel van het bestemmingsplan is, wordt de situering en de begrenzing van het plangebied beschreven, wordt een overzicht gegeven van de geldende juridisch-planologische regelingen en wordt een vooruitblik gegeven op de rest van deze plantoelichting.

1.1 Functie en status bestemmingsplan

De ruimtelijke ordening heeft als doel zo gunstig mogelijke voorwaarden te creëren voor het gebruik en de ontwikkeling van een bepaald gebied. Dit gebeurt door het toekennen van een bestemming aan de gronden in het bestemmingsplan en het geven van regels voor het gebruik van de grond en van de zich daarop bevindende bouwwerken. Het bestemmingsplan is het juridisch-planologisch toetsingskader, dat voor overheid en burgers rechtstreeks bindende regels geeft.

Met het bestemmingsplan kan de gemeenteraad bepalen welke inrichting en bebouwing en welk gebruik in het plangebied zijn toegestaan. Het bestemmingsplan is daarmee een instrument om de bestemming, de inrichting en het beheer van gronden te regelen.

Een bestemmingsplan geeft dus antwoord op de vraag waar bijvoorbeeld winkels, horeca of bedrijven mogen komen, welke gronden zijn bestemd voor openbaar groen of verkeersdoeleinden, maar bevat ook onder meer regels voor de maximaal toegestane hoogte en oppervlakte van bouwwerken. In die zin vervult het bestemmingsplan een centrale rol in het concretiseren van ruimtelijk beleid.

Het bestemmingsplan bevat een (plan)kaart- verbeelding of een daarmee vergelijkbare informatiedrager waarop de verschillende bestemmingen zijn aangegeven, en regels ten aanzien van de bebouwing en het gebruik van de grond en de bouwwerken in verband met de bestemming. Het plan gaat vergezeld van een toelichting met een uiteenzetting over de uitvoering van het plan en de ruimtelijk relevante kwaliteitseisen.

1.2 Aanleiding en doel bestemmingsplan

Het voorliggende bestemmingsplan beoogt voor het plangebied "Euregio Bedrijvenpark 2013" een actuele juridisch-planologische regeling te geven. Hierbij wordt toepassing gegeven aan de afdeling 3.1, artikel 3.1 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening luidende:

"De bestemming van gronden met inbegrip van de met het oog daarop gestelde regels, wordt binnen een periode van 10 jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw vastgesteld".

Het plan beschermt bestaande waardevolle ruimtelijke structuren en is tevens noodzakelijk om een aantal nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk te maken. De nieuwe ontwikkelingen hebben o.a. betrekking op gronden gelegen ten noorden van de spoorlijn Enschede-Gronau, ter hoogte van het station NS De Eschmarke. Deze gronden, die voorheen deel uitmaakten van het bestemmingsplan De Eschmarke, zijn in het voorliggende bestemmingsplan "Euregio- Bedrijvenpark 2013" opgenomen. Het ligt in de bedoeling deze gronden als bedrijfskavels uit te geven.

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

De gemeente Enschede is ingedeeld in stadsdelen, wijken en buurten. Het gebied waarop het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” betrekking heeft, is gelegen in het stadsdeel Oost

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0001.jpg"

Het gebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2012" wordt globaal op volgende wijze be- grensd:

aan de noordzijde door:

* de achterperceelsgrenzen van bedrijfspercelen ten noorden van de Euregioweg;

de Slaghekkedwarsweg;

de ten noorden van dit bedrijventerrein bevindende groenstrook met daarin de loop van de Hoge Boekelerbeek.

aan de oostzijde door:

* een groenstrook met daarin de loop van de voortzetting van de Hoge Boekelerbeek en een waterberging;

de noordelijke- westelijke en zuidelijke perceelsgrenzen van woningen aan de Glanerveldweg 164 t/m 172;

de oostelijke achterperceelsgrenzen en groenstrook van bedrijfsbebouwing ten oosten van de Najaarsweg;

de Najaarsweg, met uitzondering van het perceel Najaarsweg 62 van metaalhandel

aan de zuidzijde door:

* de spoorlijnverbinding Enschede-Gronau .

aan de westzijde door:

* de hier noord zuid-lopende Euregioweg;

de westelijke begrenzing van een bedrijfsperceel ten noorden van de Euregioweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0002.jpg"

begrenzing plangebied bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013".

1.4 Geldende juridisch-planologische regelingen

1.4.1 Bestemmingsplannen

Bestemmingsplan "Euregio-Bedrijvenpark".

Voor het grootste gedeelte van het gebied van het voorliggende bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” geldt momenteel het bestemmingsplan "Euregio-bedrijvenpark". Dit bestemmingsplan is op 5 februari 2002 door de Raad van de Gemeente Enschede vastgesteld en op 11 september 2002 door Gedeputeerde Staten van Overijssel (gedeeltelijk) goedgekeurd. De onthouding van goedkeuring heeft betrekking op gronden met een bedrijvenbestemming die zijn gelegen in het westelijk deel van het plangebied (gronden aan de oostzijde van de hier noord-zuid lopende Euregioweg) alsmede aan gronden direct ten noorden van de spoorlijnver- binding Enschede-Gronau (BRD).

In dit bestemmingsplan zijn de gronden bestemd voor:

1. Bedrijven:

De op de plankaart voor "Bedrijven categorie II" en "Bedrijven categorie II en III" aangegeven gronden zijn bestemd voor respectievelijk bedrijven die zijn genoemd in categorie 2 van de bij de voorschriften behorende "Staat van bedrijfsactiviteiten" en bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 2 en 3 van de bij de voorschriften behorende "Staat van Inrichtingen".

2. Groenvoorziening:

De voor "Groenvoorziening" aangewezen gronden zijn bestemd voor (de aanleg en plaatsing van) berm(sloten), groenstrook of plantsoen en voor (de aanleg van) voet- en schouwpaden, toegangs- wegen, parkeervoorzieningen, speelwerktuigen met een hoogte van maximaal 3 meter en in- en uitritten naar en van bedrijven en woningen, alsmede daar waar dat middels een indicatie "W" op de plankaart is aangegeven voor de instandhouding c.q. bouw van een woning.

3. Beek:

De voor "Beek" aangewezen gronden zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van water- lopen, de waterhuishouding, oeververbindingen en schouwpaden.

4. Waterberging:

De voor "Waterberging" aangewezen gronden zijn bestemd voor de opslag van water.

5. Verkeersdoeleinden, categorie 5

De voor "Verkeersdoeleinden, categorie 5" aangewezen gronden zijn bestemd voor (de aanleg van) bedrijfsontsluitingswegen, paden, in -en uitritten, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen en laad- en losruimtes, alsmede voorzieningen van openbaar nut.

6. Weg:

De voor "Weg" aangewezen gronden zijn, overeenkomstig hetgeen op de kaart is aangegeven, bestemd voor fietspad en rijweg, alsmede voor het parkeren van voertuigen en voorzieningen van openbaar nut.

Bestemmingsplan "De Eschmarke".

Voor een deel van het nieuwe bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" geldt momenteel het bestemmingsplan "De Eschmarke". Zowel het bestaande spoorwegtracé en een gebied ten noorden van de spoorlijn Enschede-Gronau maken op dit moment nog deel uit van genoemde bestemmingsplan maar worden overgeheveld naar het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013". In het geldende bestem- mingsplan "De Eschmarke" heeft het spoorwegtracé de bestemming "Spoorweg" en het gebiedje ten noor- den van het huidige station De Eschmarke de bestemming "Station".

Gronden die in het bestemmingsplan De Eschmarke aangewezen zijn voor "Spoorweg" zijn bestemd voor de handhaving en/of de aanleg van) railverbindingen, bermen, bermsloten en dergelijke.

Gronden die in dit bestemmingsplan aangewezen zijn voor "Station" zijn bestemd voor de bouw, de aanleg of instandhouding van railverbindingen, stations ten behoeve van railverbindingen, de daarbij behorende voorzieningen, kantoren, alsmede voor verblijfsdoeleinden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.

Het bestemmingsplan "De Eschmarke" is op 18 maart 2012 door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld en op 5 november 2012 door Gedeputeerde Staten van Overijssel (gedeeltelijk) goedgekeurd. De onthouding van goedkeuring heeft geen betrekking op gronden die nu bij het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" zijn gevoegd.

1.5 Het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013"

Het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" bestaat uit een analoge- en digitale verbeelding (plankaart), regels en deze toelichting. De verbeelding en de planregels vormen gezamenlijk het juridische deel van het bestemmingsplan; in samenhang met elkaar gelezen, wordt duidelijk voor welke doeleinden gronden mogen worden gebruikt en of, en zo ja, onder welke voorwaarden mag worden gebouwd.

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving van het plangebied gegeven. Daarbij zal voornamelijk worden ingegaan op de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en buurtkarakteristieken. Doel is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in de wijk of buurt kunnen worden getoetst. Uitgangspunt hierbij is dat de huidige ruimtelijke kwaliteiten worden gewaarborgd en zo mogelijk versterkt.

2.1 Ruimtelijke karakteristieken en structuur

2.1.1 Algemene beschrijving plangebied

Het Euregio Bedrijvenpark ligt in het tussengebied tussen Enschede en Glanerbrug ter hoogte van Dolphia en ten noorden van de spoorlijnverbinding Enschede-Gronau (D). De aan het plangebied aangrenzende gronden aan de noord- en noord-oostzijde maken deel uit van het buitengebied van Enschede.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0003.jpg"

Figuur: Topografische kleurenkaart van het Euregio Bedrijvenpark en omgeving. Intussen is dit bedrijvenpark aan de westzijde tot aan de Euregioweg grotendeels bebouwd en hebben zich hier een aantal nieuwe bedrijven gevestigd. Ook aan de noordzijde is in de laatste uitbreiding van dit bedrijvenpark nieuwe bedrijvigheid ontstaan. Hier zijn overigens nog bedrijfskavels uitgeefbaar.

Euregio Bedrijvenpark.

Met de ontwikkeling van het Euregio Bedrijvenpark is ongeveer in het midden van de jaren zeventig van de vorige eeuw een aanvang gemaakt. Een behangfabriek, een grafisch bedrijf, een slachthuis en een darmensorteerderij behoorden tot de eerste bedrijven die zich hier hebben gevestigd. In de loop der jaren is het Euregio Bedrijvenpark uitgegroeid tot een volwaardig bedrijventerrein met ca. 200 bedrijven en ongeveer 2000 werknemers.

Rond de afgelopen eeuwwisseling bestond binnen de gemeente Enschede een behoefte aan percelen ten behoeve van de vestiging van kleine- en middelgrote bedrijven. Door het bestaande Euregio Bedrijvenpark aan de noord- en oostzijde uit te breiden kon in deze behoefte worden voorzien en hebben zich hier inmiddels een aantal kleine en middelgrote bedrijven gevestigd. Echter, door de minder gunstige economische omstandigheden in de afgelopen jaren is de uitgifte van bedrijfskavels op deze locatie vertraagd.

De kavels op het oude, oorspronkelijke Euregio Bedrijvenpark zijn momenteel voor veruit het grootste gedeelte uitgegeven. Ook een redelijk aantal bedrijfspercelen in de latere, noordelijke uitbreiding van dit bedrijvenpark, zijn verkocht maar zijn hier ook nog bedrijfspercelen beschikbaar. De aan dit voorliggende bestemmingsplan toegevoegde gronden ten noorden van de spoorlijn zullen t.z.t. eveneens als bedrijfskavels worden uitgegeven.

Het Euregio Bedrijvenpark is door zijn ligging nabij het woongebied De Eschmarke met name geschikt voor bedrijven in de lichte(re) bedrijfscategorieën, eventueel met een bedrijfswoning. Het huidige kleinschalige woon-werkkarakter en zijn ligging maakt het Euregio Bedrijvenpark minder geschikt voor bedrijven uit de hogere bedrijfscategorieën.

Het Euregio Bedrijvenpark is vanaf de A1 vanuit de richting Randstad via de A35 goed bereikbaar. In de nabije toekomst zal na aanleg van de nieuwe wegverbinding N18 de bereikbaarheid van dit bedrijvenpark vanuit de regio's Arnhem/Nijmegen en de Achterhoek worden verbeterd. Belangrijk is ook dat dit bedrijventerrein vanuit Duitsland vanaf de A31 (autosnelwegverbinding Noord-Duitsland-Ruhrgebied) via de A35 eveneens goed bereikbaar is.

De zuidelijke begrenzing van het Euregio Bedrijvenpark wordt gevormd door de spoorlijnverbinding Enschede-Gronau. Deze spoorlijn verbindt de stad Enschede direct met de Duitse steden Münster (290.000 inw.) en Dortmund (580.000 inw.) en heeft op het Euregio Bedrijvenpark een halte (Enschede De Eschmarke). De spoorlijnverbinding is overigens enkel en alleen bedoeld voor het personenvervoer. Op dit moment worden de diensten op deze inmiddels veelgebruikte spoorlijnverbindingen uitgevoerd door de Deutsche Bahn ( Regionalbahn Westphalen Gmbh) en waarbij de stad Enschede als eindstation geldt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0004.jpg"

De spoorlijn Enschede-Gronau ter hoogte van het station "De Eschmarke", gezien in de richting van Glanerbrug en die hier tevens de zuidelijke begrenzing van het Euregio Bedrijvenpark vormt.

2.1.2 Ruimtelijke hoofdstructuur

Algemeen:

Het Euregio Bedrijvenpark is een bedrijventerrein met een grote variatie aan kavels voor zowel kleinschalige- als ook middelgrote bedrijven in diverse bedrijfstakken. Daarnaast bevinden zich op dit terrein een relatief groot aantal bedrijfswoningen (ca. 60 in aantal). Onder een bedrijfs- (of dienstwoning) wordt in de voorschriften in het geldende bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark" verstaan: 'een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is uit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering'. Op het bedrijventerrein komt daarnaast één woning voor die niet aangemerkt kan worden als een bedrijfswoning. Het gaat hierbij om een woning aan de Slaghekkedwarsweg 55 aan de rand van dit bedrijventerrein. Deze woning wordt middels een brede groenstrook, variërend van 40-65 meter breed en grotendeels bestaand uit boomaanplant, visueel van het Euregio Bedrijvenpark afgeschermd.

Verkaveling:

De bestaande verkaveling op het Euregio Bedrijvenpark biedt de mogelijkheid om flexibel in te kunnen springen op de specifieke behoeften van bedrijven. De hier toegepaste strakke verkaveling wordt als het meest efficiënt beschouwd omdat voor de ontsluiting bij een dergelijke verkaveling minder geïnvesteerd hoeft te worden in de aanleg van wegen en er meer ruimte voor de kavels overblijft. Voor de verkaveling van de noordelijke uitbreiding is indertijd gekozen voor een basiskavel van 1000 m2 (20 meter breed en 50 meter diep).

Verkeer:

De Euregioweg is de belangrijkste ontsluitingsweg op het Euregio Bedrijvenpark en loopt, op enige afstand, grotendeels parallel aan de spoorlijnverbinding Enschede-Gronau. Vanaf de Euregioweg zijn diverse haakse, noord zuid lopende wegaftakkingen aangelegd. Alweer enige tijd geleden is de Euregioweg aan de oostzijde van dit bedrijvenpark in de richting van Glanerbrug (Kerkstraat), doorgetrokken.

De noordelijke uitbreiding wordt vanaf de Euregioweg via de Najaarsweg en Seizoensweg ontsloten. Met de inrichting van deze noordelijke uitbreiding van het bedrijvenpark is rekening gehouden met het vrachtverkeer en is deze zodanig ontworpen dat hier geen doodlopende wegen aanwezig zijn.

De Euregioweg aan de westzijde van het bedrijventerrein is de voortzetting van de Oostweg ten zuiden van de spoorlijn. Samen ontsluiten zij vanaf de Rijksweg 35 dit bedrijventerrein maar ook het oostelijk deel van de stad Enschede.

De Euregioweg op het bedrijvenpark heeft een rijbaanbreedte van 8 meter met aan beide zijden een fietspad en een groenstrook (zie tekening). De fietspaden beginnen bij het kruispunt van de Euregioweg met de Klein Boekelerveldweg en lopen oostwaarts door tot Glanerbrug. Vanaf de Najaarsweg gaat het om een aan de zuidzijde van de Euregioweg aangelegde, in beide richtingen berijdbaar, fietspad. Daarnaast kent dit bedrijvenpark een fietsverbinding tussen de Euregioweg en de Slaghekkedwarsweg. De overige ontsluitingswegen binnen het plangebied hebben een rijbaanbreedte van 7 meter met aan beide zijden groenstroken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0005.jpg"

schematische weergave wegprofiel Euregioweg met aan beide zijden van de Euregioweg een fietspad en daarnaast een groenstrook.

Langs de Euregioweg en ook langs de andere wegen op het Euregio Bedrijvenpark zijn in de openbare ruimte nagenoeg geen parkeervoorzieningen aanwezig. Het uitgangspunt hier is dat op eigen terrein dient te worden geparkeerd. Dit geldt zowel voor vracht- en bedrijfswagen als ook voor de auto's van werknemers en bezoekers. In de praktijk worden echter de veelal brede groenstroken langs de wegen gemakshalve voor het parkeren gebruikt wat de kwaliteit van deze groenstroken en het aanzien van het bedrijvenpark niet ten goede komen.

Voor voetgangers zijn in het gebied van het Euregio Bedrijvenpark overigens geen voorzieningen in de vorm van voetpaden aanwezig.

Spoorwegen:

De zuidelijke begrenzing van dit bedrijvenpark wordt gevormd door de spoorlijnverbinding Enschede-Gronau. Door deze spoorlijnverbinding heeft de stad Enschede een directe verbinding voor het personenvervoer met de Duitse steden Münster en Dortmund. Ter hoogte van de Lenteweg bevindt zich in deze spoorlijnverbinding het station "Enschede De Eschmarke". Dit station is hoofdzakelijk bedoeld voor de (toekomstige) bewoners van de wijk Eschmarke maar ook voor de werknemers op het Euregio Bedrijvenpark zelf. Het personenvervoer op deze spoorlijn wordt uitgevoerd door de Deutsche Bahn ( Regional- bahn Westphalen Gmbh).

Ten noorden van het station De Eschmarke bevindt zich een gebiedje dat nu nog ingedeeld is in het bestemmingsplan "De Eschmarke" en bedoeld was voor de ontwikkeling van een 'stationslocatie' met daarbij behorende voorzieningen. Door economische ontwikkelingen en veranderende inzichten is het niet realistisch gebleken om deze gronden als zodanig te ontwikkelen. Deze gronden worden overgeheveld naar het gebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" en krijgen daarin een bedrijvenbestemming.

Openbaar vervoer:

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" zijn, anders dan de hiervoor beschreven spoorlijn en spoorwegstation "De Eschmarke", geen voorzieningen aanwezig ten behoeve van het openbaar vervoer zoals een busverbinding.

Groen.

Het groen op het Euregio Bedrijvenpark wordt hoofdzakelijk bepaald en ervaren door de aanwezigheid van groenstroken (gras) en bomenaanplant langs wegen. Vermeldenswaardig is dat de oostelijke begrenzing van dit bedrijventerrein voor een deel samenvalt met de in de provinciale omgevingsvisie opgenomen Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ook aan de noordzijde en noord westzijde van het plangebied van dit bestemmingsplan bevinden zich gronden die van de EHS deel uitmaken. Aan de oostzijde van het Euregio Bedrijvenpark is het gebied binnen deze EHS aangemerkt als 'nieuwe natuur, gerealiseerd'. aan de noordzijde van het plangebied als 'nieuwe natuur, nog aan te leggen' en aan de noord westzijde als 'bestaande natuur'. De noordelijke en noordoostelijke begrenzing van dit bedrijventerrein wordt gevormd door een relatief brede groenstrook bestaande uit een houtwal die, samen met de hier lopende Hoge Boekelerbeek en een waterberging, dit bedrijventerrein visueel en functioneel afschermt van het aangrenzende buitengebied. Deze groenstrook kan worden beschouwd als een verbindingszone tussen eerdergenoemde gebieden die in de provinciale omgevingsvisie aangemerkt zijn als onderdelen van de Ecologische Hoofdstructuur EHS (zie ook 3.2.1. van deze toelichting).

Aan de westzijde van de noordelijke uitbreiding bevindt zich een tot 65 meter brede groenstrook die dienst doet als buffer tussen het Euregio Bedrijvenpark en een zich aan de Slaghekkedwarsweg bevindende woning alsmede het landgoed Het Hoge Boekel. tenslotte bevindt zich in de bocht van de Euregioweg een groenzone waarin een waterberging is opgenomen.

In het oorspronkelijk deel van het Euregio Bedrijvenpark staan in de groenstroken bomen en lichtmasten, vaak zonder enige structuur en regelmaat. Het ligt in de bedoeling om dit bij de verdere invulling van de noordelijke uitbreiding van dit bedrijventerrein dit te voorkomen. Hier zullen bomen aan één zijde van de rijbaan komen te staan en lichtmasten aan de andere zijde. Daarnaast is een grotere verscheidenheid aan bomen hier gewenst om de herkenbaarheid en herkenningswaarde binnen dit gebied te vergroten.

Voor het overige zijn op dit bedrijventerrein geen noemenswaardige groenvoorzieningen aanwezig anders dan groen bij (bedrijfs)woningen als onderdeel van particuliere tuinen en op sommige bedrijfspercelen representatief groen bij bedrijfsbebouwing.

Water:

In het kader van de noordelijke uitbreiding van het Euregio Bedrijvenpark is de kans aangegrepen om de Hoge Boekelerbeek een meer natuurlijke aanzien te geven. Vóór de ontwikkeling van het Euregio Bedrijvenpark doorsneed deze beek het bedrijventerrein. Bij de realisatie van dit bedrijvenpark is de afvoer van het water van deze beek middels (ondergrondse) buizen in de richting van de spoorsloot langs spoorlijn Enschede-Gronau geregeld. Momenteel loopt deze deels verlegde en in natuurlijke staat ingerichte beek in een nieuwe bedding langs de noord- en oostrand van het bedrijventerrein en voert het water weer geheel bovengronds af. Bij de plannen voor de Hoge Boekelerbeek is veel aandacht besteed aan beekbegeleidende beplanting om enerzijds de ecologische functie van deze beek te versteken en anderzijds een 'groene' buffer te creëren tussen het stedelijk gebied (bedrijventerrein) en het aangrenzende buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0006.jpg"

Hoge Boekelerbeek- de noordelijke begrenzing van het Euregio Bedrijvenpark".

Aan de oostzijde van het Euregio Bedrijvenpark bevindt zich een waterberging. De verlegde Hoge Boekelerbeek stroomt hier langs de noord- en oostzijde van deze waterpartij. Naast het feit dat het hier om een fraai landschapselement gaat, heeft deze waterberging door de wijze van aanleg en aanplant een bepaalde mate van ecologische betekenis gekregen. De inrichting ervan sluit aan op natte biotopen en zorgt de aangebrachte beplanting voor een verhoging van de biodiversiteit. Vanuit de waterberging wordt het overtollige water op de Hoge Boekelerbeek vertraagd afgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0007.jpg"

Bergingsvijver nabij de Glanerveldweg.

Tenslotte bevindt zich in de binnenbocht van de Euregioweg aan de westzijde van dit bedrijventerrein een tweede (kleinere) waterberging die een functie vervult in de waterhuishouding op dit bedrijventerrein.

2.2 Functionele karakteristieken en structuur

2.2.1 Bestaande functies binnen het plangebied

Het bedrijventerrein Euregio Bedrijvenpark herbergt een groot aantal kleinschalige en middelgrote bedrijven in diverse commerciële bedrijfstakken. Het gaat hierbij om een bedrijventerrein waar momenteel ca. 200 bedrijven zijn gevestigd met in totaal ca. 2000 werknemers. Bedrijvigheid is vanzelfsprekend de belangrijkste functie van dit bedrijvenpark.

Daarnaast zijn hier, verspreid over het plangebied van dit bedrijvenpark een relatief groot aantal (bedrijfs)woningen (ca. 60 in aantal) gerealiseerd, vrijwel uitsluitend in de vorm van een 'vrijstaande' woning. Voor een deel van dit bedrijvenpark is in het geldende bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark" overigens de bouw van (bedrijfs)woningen uitgesloten.

De uitstraling van de meeste van deze bedrijfswoningen is in veel gevallen van dien aard dat, indien zij in een gewone woonwijk zouden staan, zij tot de duurdere categorie woningen zouden behoren. Naast genoemde bedrijfswoningen bevindt zich aan de Slaghekkedwarsweg een reguliere woning, geen bedrijfswoning zijnde.

Daarnaast vinden op het Euregio Bedrijvenpark detailhandelsactiviteiten plaats waarbij detailhandel als (ondergeschikt) onderdeel van een bedrijf wordt bedreven. Ook komen hier bedrijven voor die zich hebben toegelegd op volumineuze detailhandel, ofwel de verkoop van auto's, boten, grove bouwmaterialen, motorvoertuigen, etc. Deze vormen van detailhandel zijn op grond van het detailhandelsbeleid van de gemeente Enschede hier in principe toegestaan.

Ten behoeve van de bedrijven op het Euregio Bedrijvenpark zijn er geen voorzieningen aanwezig, met uitzondering van een bedrijvenpostkantoor aan de Lenteweg.

2.3 Cultuurhistorie

2.3.1 Monumenten

Binnen het plangebied zijn geen objecten aanwezig die het predikaat 'monument' dragen.

2.3.2 Overige cultuurhistorische waarden

De stad Enschede is na de laatste stadsbrand van 1862 in relatief korte tijd (explosief) uitgegroeid tot een middelgrote industriestad waar de textielindustrie veruit de belangrijkste bedrijfstak vormde. Grote fabriekscomplexen grensden sindsdien aan het centrum en hoge fabrieksschoorstenen domineerden de 'skyline'. Na de teloorgang van de textielindustrie zijn veel van de grootschalige, in verval geraakte fabrieksgebouwen afgebroken. Het gevolg was dat vooral rondom het centrum van de stad, in de stedelijke bebouwingsstructuur grote 'gaten' vielen. Een groot aantal van deze gaten zijn weer bebouwd met woningbouwcomplexen en stedelijke voorzieningen zoals een ziekenhuis. Ook zijn een aantal van deze 'gaten' weer ingericht als bedrijventerrein waar kleine en middelgrote ondernemingen goederen produceren of verhandelen. Daarnaast zijn vervolgens ook aan de randen van de stad bedrijventerreinen, zoals het Euregio Bedrijvenpark", ontstaan.

Het Euregio Bedrijvenpark is een industrieterrein dat vanaf het begin van de tachtiger jaren van de vorige eeuw pas echt tot ontwikkeling is gekomen. Voorheen bestond dit gebied voor veruit het grootste gedeelte uit agrarische gronden. Het huidige Euregio Bedrijvenpark bestaat uit hedendaagse (functionele) bedrijfspanden waaraan geen cultuurhistorische- of architectonische waarden toegekend kunnen worden. Voor zover er al sprake was van cultuurhistorische waarden in dit gebied zijn zij op dit moment niet meer aanwezig of waarneembaar.

Geconcludeerd kan dan ook worden dat binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" geen waarden aanwezig zijn die vanuit de cultuurhistorie bescherming behoeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0008.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0009.jpg"

links: fragment uit de historische topografisch kaart, rechts: luchtfoto van rond1960.

2.3.3 Archeologisch erfgoed

Voor het onderdeel archeologie wordt verwezen naar paragraaf 5.3 van deze toelichting.

Hoofdstuk 3 Planologisch beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het ruimtelijk relevante rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden.

In de SVIR geeft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en op de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten letterlijk de ruimte geven om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig

Dit motto dat deze structuurvisie vertegenwoordigd, is vertaald naar drie concrete doelstellingen:

  • 1. Concurrentiekracht verbeteren;
  • 2. Bereikbaarheid verbeteren;
  • 3. Leefbare en veilige leefomgeving met unieke en cultuurhistorische waarden

Deze drie doelstellingen worden hieronder nader toegelicht:

Ad. 1: Concurrentiekracht verbeteren

De economische ontwikkeling zal steeds meer geconcentreerd worden in stedelijke regio's. In 2040 moet Nederland behoren tot de top 10 meest concurrerende economieën ter wereld met een kwalitatief hoogwaardig vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers door een goede ruimtelijk economische structuur. Goede bereikbaarheid en (logistieke) verbindingen zijn hierbij van belang. Het Rijk richt zich op een aantal innovatieve economische sectoren in stedelijke regio's die op Europees en mondiaal niveau van belang zijn. In de regio Twente is de ontwikkeling van Nanotechnologie van rijksbelang.

Ad. 2: Bereikbaarheid verbeteren

De mobiliteit van personen- en goederenvervoer blijft de komende decennia groeien. Om de bereikbaarheid op peil te houden, moet het mobiliteitssysteem:

  • Robuust en samenhangend zijn, onder andere door knooppuntenontwikkeling
  • Meer keuzemogelijkheden bieden
  • Voldoende capaciteit bieden voor zowel de middellange (2028) als lange (2040) termijn

Ad. 3: Leefbare en veilige leefomgeving met unieke en cultuurhistorische waarden

Het Rijk wil met haar beleid inspelen op ontwikkelingen die van individualisering, ontgroening en vergrijzing. De toenemende regionale verschillen hebben consequenties voor de verstedelijking in Nederland. Voor de lange termijn heeft het Rijk als doel gesteld dat in 2040 de woon- en werklocaties in steden en dorpen aansluiten op de (kwalitatieve) vraag en dat locaties voor transformatie en herstructurering zoveel mogelijk worden benut.

Op het gebied van leefbaarheid en veiligheid is de ambitie dat Nederland in 2040 zijn inwoners een veilige en gezonde leefomgeving biedt, met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als landelijk gebied. Met betrekking tot cultuurhistorie en natuurlijke waarden heeft het Rijk zich tot doel gesteld deze in stand te houden.

Nationale belangen

De drie doelstellingen die het motto van de SVIR vertegenwoordigen, zijn terug te vinden in dertien nationale (gelijkwaardige) belangen. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het Rijk resultaten wil boeken.

  • 1. Een excellent ruimtelijk- economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's, inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. Het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten

Deze nationale belangen moeten worden gerealiseerd en juridisch geborgd. Voor de realisatie van de nationale belangen zijn vier instrumenten voorhanden:

  • Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving)
  • Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld met provincies en gemeenten)
  • Financieel (bijvoorbeeld infrastructuurfonds)
  • Kennis (bijvoorbeeld inzetten College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen)

In de realisatieparagraaf van het SVIR is per nationaal belang aan de hand van de hierboven genoemde instrumenten aangegeven hoe het belang gerealiseerd zal worden.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Barro geeft juridische kaders voor borging van het ruimtelijke rijksbeleid, het Bro is het juridisch kader voor de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij verschillende overheden. In 2012 wordt de ladder van duurzame verstedelijking (SER-ladder) opgenomen in het Bro.

Het Barro is in werking getreden op 30 december 2011. In het Barro wordt een aantal onderwerpen die van rijksbelang zijn concreet benoemd. Per onderwerp worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Het Barro bevat eveneens de verplichting dat binnen drie jaar het onderwerp opgenomen moet zijn in een bestemmingsplan. De volgende zes onderwerpen zijn opgenomen in het Barro:

  • Mainport ontwikkeling Rotterdam
  • Kustfundament
  • Grote rivieren
  • Waddenzee en Waddengebied
  • Defensie
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

Deze lijst zal op een nader te noemen tijdstip worden aangevuld met nieuwe onderwerpen.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel komt vooral tot uitdrukking in de door Provinciale Staten vastgestelde Omgevingsvisie Overijssel. Voorzover dit relevant wordt geacht, wordt in deze paragraaf ingegaan op specifieke aspecten van het provinciale ruimtelijk beleid.

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Provinciale Staten van Overijssel hebben op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie Overijssel vastgesteld. Deze integrale visie verwoordt de beleidsambities en doelstellingen die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel.

De Omgevingsvisie heeft de status van:

  • Structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening
  • Regionaal Waterplan onder de Waterwet
  • Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer
  • Provinciaal verkeer- en vervoersplan onder de Planwet Verkeer en Vervoer
  • Bodemvisie in kader van ILG-afspraak met het Rijk

De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

  • door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werken mixmilieu's; dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen;
  • investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bij bebouwing door hantering van de zogenaamde 'SER-ladder'; deze methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden, wordt bekeken; hierbij is afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma's en bedrijfslocaties noodzakelijk;
  • watersystemen zodanig inrichten dat deze voldoende en goed water bevatten en dat deze voor lange tijd veilig zijn en bestand tegen klimaatverandering;
  • voorkomen van wateroverlast in bebouwd gebied; bij inrichting van nieuwe stedelijke locaties of herontwikkelingen dient waterbeheer zwaar mee te wegen, deels mede ordenend;
  • ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden. Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities. De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.

Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0010.jpg"

Generieke beleidskeuzes:

Het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" is hoofdzakelijk conserverend van karakter en regelt grotendeels de bestaande situatie in het plangebied. Er worden binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Enige uitzondering hierop is de toevoeging van gronden uit het bestemmingsplan "De Eschmarke", althans voor zover betreffende gronden gelegen waren ten noorden van de bestaande spoorlijnverbinding Enschede-Gronau, naar het nieuwe bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013". Deze gronden die in het bestemmingsplan "De Eschmarke" de bestemming "Station" hadden, krijgen in dit nieuwe bestemmingsplan een bedrijvenbestemming. In feite wordt het bestaande bedrijvenpark met deze gronden uitgebreid. Deze uitbreiding vindt echter plaats binnen het bestaande stedelijke gebied van de Gemeente Enschede en voldoet daarmee aan de SER-ladder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0011.jpg"

Kaartuitsneden Omgevingsvisie Overijssel.

Linksboven: Natuurlijke laag: de bruine kleur is de aanduiding voor 'stuwwallen en ruggen'.

Rechtsboven: De laag van het agrarisch cultuurlandschap: de lichtgroene kleur is de aanduiding voor 'jonge heide- en broekontginningslandschappen'.

Linksonder: De stedelijke laag: de paarse kleur is de aanduiding voor 'bedrijventerreinen 1955- nu'.

Rechtsonder: De lust- en leisurelaag: de bruin-gearceerde vlakken duiden die gebieden aan die tot de stadsrandgebieden behoren.

Natuurlijke laag.

Het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" wordt in de natuurlijke laag van de omgevingsvisie aangemerkt als 'stuwwallen en ruggen'.

De opgestuwde aardlagen, ontstaan in de ijstijd, zijn in de tijd vrij ongeschonden gebleven. Het reliëf en het hoogteverschil met de omgeving zijn nog steeds goed zichtbaar en beleefbaar. De stuwwallen zijn rijk aan archeologische waarden. Met hun bos- en heidegebieden zijn zij belangrijke inzijggebieden van regenwater voor de lokale en regionale grondwaterstromen. De kwelzones aan de voet van de stuwwallen bieden potenties voor kwelafhankelijke vegetatie.

De afwisseling van opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen en de daarbij behorende hoogteverschillen kenmerken de dekzandvlaktes van Overijssel. Opvallend is de overwegend oost-west georiënteerde richting van ruggen en dalen.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap.

Het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" bevindt zich in een landschap dat in de omgevingsvisie wordt aangemerkt als een 'jonge heide- en broekontginningslandschap'.

Veel heidegebieden en nattere delen van het landschap zijn ontgonnen en/of vergaand ontwaterd. Daarmee is een nieuw landschap ontstaan. De dragende liniaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen, ontginningslinten met erven en de kenmerkende grote ruimtematen bepalen nu het beeld.

  • Bij de realisatie van het Euregio Bedrijvenpark zijn genoemde kenmerken van de laag van het agrarisch cultuurlandschap binnen het plangebied van voorliggende bestemmingsplan grotendeels verdwenen en niet meer van toepassing.

Stedelijke laag.

Bedrijventerrein kenmerken zich als werk- of voorzieningengebieden, te onderscheiden in industriegebieden, meubelboulevards, kantorenparken en gemengde bedrijventerreinen. De verkaveling en inrichting is functioneel. De terreinen zijn slechts beperkt aangesloten op omliggende wijken en landschappen. De bebouwing is functioneel, vaak eenvoudig en eenvormig, soms karakteristiek en historisch.

  • De beschrijving van bedrijventerreinen in de stedelijke laag is grotendeels van toepassing op het Euregio Bedrijvenpark met die opmerking dat van historische bebouwing op deze bedrijvenlocatie geen sprake is.

Ecologische Hoofdstructuur EHS

Realisatie van de EHS (Ecologische Hoofdstructuur)- inclusief ecologische en robuuste verbindingszones- wordt door de provincie Overijssel gezien als een belangrijk instrument voor het behoud van de biodiversiteit en hiermee een (inter)nationaal vitaal en samenhangend stelsel van natuurgebieden tot stand kan worden gebracht. De provinciale ambitie was om de EHS in 2018 gerealiseerd te hebben.

Momenteel staat de realisatie van de EHS zoals die in de huidige omgevingsverordening is opgenomen door (rijks)bezuinigingen onder druk. Het is de vraag of de provinciale ambities ten aanzien van de EHS in deze vorm dan ook kunnen worden gehaald. Op dit moment zijn overigens voorbereidingen getroffen om de provinciale omgevingsvisie en -verordening, ook voor wat betreft de begrenzing van de EHS, te herzien waarbij een afweging zal worden gemaakt ten aanzien van de provinciale ambities met betrekking tot de EHS rekening houdende met de opgelegde bezuinigingen.

In het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" bevinden zich een zeer beperkt aantal gronden die deel uitmaken van de oorspronkelijk EHS. Het gaat hierbij om gronden aan de randen van het plangebied.

Op onderstaande kaartje is middels een donkerpaarse kleur aangegeven welke gronden aan de oost- en westzijde van het plangebied als 'bestaande natuur' wordt aangemerkt. De lichtpaarse kleur aan de noord- en noord westzijde van het plangebied geeft aan welke gronden nog met 'nieuwe natuur' ontwikkeld dienen te worden. Tevens is op deze kaart middels een groene 'balletjeslijn' aan de oostzijde van het plange- bied een nog te begrenzen ecologische verbindingszone aangegeven. Deze verbindingszone loopt overigens over het Euregio Bedrijvenpark. Omdat het bij deze aanduiding gaat om een zoekgebied van de gewenste verbindingszone gaat, wil dat niet zeggen dat deze nog nader te bepalen zone ook over het Euregio Bedrijvenpark dient te lopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0012.jpg"

Min of meer is nu al sprake van een dergelijke verbindingszone in de vorm van de verlegde Hoge Boekelerbeek in combinatie met de waterbergingsvijver ten noorden van de Glanerveldweg en de daarbij behorende groenzones (ter verduidelijking is laatstgenoemde zone op bovenstaande figuur aanvullend aangegeven met een rode 'balletjeslijn').

Overeenkomstig de geldende provinciale EHS zijn de gronden in het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" die deel uitmaken van de EHS, op een passende wijze met een 'groen'-bestemming' in dit plan opgenomen.

Boringsvrije zone

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0013.jpg"

Een deel van het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" is gelegen in een boringsvrije zone (in de provinciale omgevingsverordening genoemd als de boringsvrije zone Kotkamp-Schreurserve). Deze zone is op bovenstaand kaartje aangegeven met een bruine lijn en beslaat een groot deel van Enschede-Oost.

In boringsvrije zones is het beschermingsregime erop gericht om de zones te vrijwaren van mechanische bodemingrepen, die de beschermende functie van slechtdoorlatende bodemlagen (keileem) te niet zouden kunnen doen. Ook moet worden voorkomen dat schadelijke stoffen het grondwater verontreinigingen dat gebruikt wordt voor de drinkwatervoorzieining. Het is in boringsvrijezones verboden mechanische ingrepen (zoals boringen en grond- en funderingswerken) op of in de bodem uit te voeren.

Om die reden is in de provinciale verordening een verbod opgenomen om overige vloeistoffen en koelwater te lozen, om mechanische ingrepen uit te voeren en om bodemenergiesystemen tot stand te brengen dieper dan 5 meter vanaf maaiveld in de ondergrond. Tevens is in deze verordening opgenomen dat Gedeputeerde Staten hiervoor een ontheffing kunnen verlenen.

Conclusie van de toetsing aan provinciaal beleid.

Gelet op het grotendeels conserverende karakter van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" heeft de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geen directe doorwerking op de beheerregeling van het plangebied.

3.2.2 Waterbeheerplan 2010-2015

Waterschap Regge en Dinkel is verantwoordelijk voor een optimaal waterbeheer en voor de instandhouding van het voor Twente karakteristieke bekensysteem. Dat betekent dat het waterschap ervoor zorgt dat het oppervlakte- en grondwater kwalitatief en kwantitatief aansluit bij het maatschappelijk gebruik van de grond. Het Waterschap Regge en Dinkel heeft de beleidskaders van Rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2010-2015. Diverse aspecten van het waterbeleid zijn verder uitgediept in afzonderlijke beleidsnota's. Voor het ruimtelijk relevante aandachtsgebied vasthouden en bergen van water is de "Beleidsnota Retentie" opgesteld. De uitgangspunten en wensen voor de inrichting en het beheer van beken en overige waterlopen zijn verwoord in de "Stroomgebied Actie Plannen (STAP)". Daarnaast is de Keur van het Waterschap Regge en Dinkel een belangrijk kaderstellend instrument, waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020

De Toekomstvisie Enschede 2020, vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede op 17 december 2007, beoogt op een inspirerende wijze richting te geven aan het gemeentelijk beleid tot 2020. Volgens de Toekomstvisie dient er voor worden gezorgd, dat Enschede in 2020:

  • een zeer sterke centrumpositie in de Euregio heeft met grootstedelijke allure en top culturele uitstraling;
  • een belangrijke werkgelegenheidsfunctie in de Euregio heeft en een goed opgeleide beroepsbevolking;
  • wijken heeft die de sociale stijging en binding van bewoners versterken;
  • groen en duurzaam onlosmakelijk verbonden heeft met het leven in Enschede.
  • het imago heeft van Europese kennisstad.
3.3.2 Structuurvisie

Op grond van artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer structuurvisies vast. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied, alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. De structuurvisie gaat tevens in op de wijze waarop de raad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken.

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Deze structuurvisie is een beleidsdocument dat continue in ontwikkeling is. De stad ontwikkelt zich en het ruimtelijk beleid groeit hierin mee. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid zal de structuurvisie worden aangevuld om zo mee te kunnen gaan in de dynamiek van stedelijke ontwikkeling en zo een actueel kader te vormen voor burgers en bedrijven. Daarom is gekozen voor een volledig digitale structuurvisie, waarbij sectorale en gebiedsgerichte uitwerkingen snel geïntegreerd kunnen worden. De structuurvisie beoogt geen sectorale of gebiedsgerichte beleidsstukken te vervangen, maar de hoofdlijnen van al dit beleid in samenhang te presenteren. Hiermee wordt de hoofdlijn van het langjarig ruimtelijk beleid vastgelegd en blijft er op projectniveau flexibliteit om op veranderingen te kunnen anticiperen. Hierdoor is de structuurvisie geen op zichzelf staand document, maar bevat het beleid voor gebieden en lijnen met verwijzingen naar de achterliggende beleidsstukken waarmee de bredere context en beleid duidelijk worden.

Volgens de structuurvisie geldt voor het gebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" het landschapstype "Stedelijk gebied". Het gaat hierbij om het stedelijke gebied waar bestemmingen voor stedelijke functie (kunnen gaan) gelden.

Daarnaast gelden voor dit gebied de uitgangspunten ten aanzien van duurzaamheid.

3.3.3 Duurzaamheid

In de structuurvisie Enschede 2011 wordt onder een duurzame ontwikkeling een ontwikkeling verstaan, waarbij  in de behoeften van de huidige generatie wordt voorzien, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.

In deze structuurvisie worden de volgende facetten van duurzaamheid onderscheiden:

Energie- en klimaatbeleid

Het energie- en klimaatbeleid van de gemeente Enschede is zowel gericht op het voorkomen van als op het aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. In de op 16 november 2009 door de gemeenteraad vastgestelde beleidsnota Nieuwe energie voor Enschede heeft de gemeenteraad de ambitie uitgesproken om de CO2-uitstoot in Enschede in 2020 met 30 procent te hebben gereduceerd ten opzichte van het niveau in 1990. Bovendien is aangegeven dat gestreefd wordt naar een aandeel duurzame energie van 20 procent in het totale energiegebruik in 2020.

Met deze ambitieuze opgaven wordt ingezet op vermindering van de snelheid en omvang van de klimaatver- andering door het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen.

De beoogde energietransitie verloopt langs de volgende sporen:

Thema   Omschrijving  
Bestaande gebouwde omgeving
 
De gemeente Enschede blijft intensiveren op energiebesparing in de bestaan- de woningvoorraad (zowel met particuliere eigenaren als met corporaties).
Bovendien wordt er doorgaan met de combinatie van energiebesparings- projecten, binnenluchtkwaliteit, voorlichting en gedragsverandering gericht op klimaatneutrale en frisse scholen.  
Duurzame gebiedsontwikkeling   Duurzaamheid is een sturend thema bij de (actualisatie van) gebiedsontwik- keling.  
Duurzame energieopwekking   Actief initiëren, faciliteren en participeren bij innovatieve opwekking van duurzame (hernieuwbare) energie in de stad en de regio (wind, zon, bio-energie, bodem).  
Communicatie en participatie   De huidige campagne 'Doe groen. Dat scheelt' wordt intensief gericht op de burger met als doel de burger bewust energiebesparend te gaan laten handelen. De website zal worden vernieuwd en innovatieve, sociale media technieken worden ontwikkeld.  
Gemeentelijke organisatie   In de eigen organisatie sturen op duurzaam inkopen, duurzaam eigen vervoer, energiebesparing eigen gebouwen en duurzame energie op eigen gebouwen.  
Verkeer en vervoer
 
In de “Mobiliteitsvisie Enschede” is ruime aandacht voor duurzaamheid.
Onderwerpen:
- gebruik van energiezuiniger bussen;
- (eigen) auto's die op aardgas rijden en elektrisch vervoer;
- verschuivingen in het gebruik van vervoerswijzen (de zogenaamde “modal
split”) naar energiezuiniger vervoer: Stimuleren OV- en fietsgebruik;  
Industrie en bedrijvigheid
 
Onderwerpen:
- stimuleren van bedrijvigheid op het snijvlak van innovatie en duurzaamheid; - een gemeentelijk samenwerkingsconvenant over duurzaamheid met
bedrijven, KvK e.a.;
- benutten van de mogelijkheden tot handhaving van de landelijke afspraken
en regelgeving.  

Bij toekomstige gebiedsontwikkelingen gelden de volgende stappen bij het ontwerpen als uitgangspunten te dienen:

  • beperk het energieverbruik door verspilling tegen te gaan;
  • gebruik duurzame energiebronnen, zoals wind-, water-, en zonne-energie;
  • zet fossiele brandstoffen zo efficiënt mogelijk in om aan de resterende energiebehoefte te voldoen.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet.

Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

Behoud van biodiversiteit

Wilde soorten dieren en planten kunnen het best worden behouden door ze in hun natuurlijke leefgebieden te beschermen. Voor een aanzienlijk aantal soorten is de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de aanwijzing van Natura 2000 gebieden een belangrijk middel voor bescherming.

Wilde planten en dieren houden zich echter niet aan de grenzen van de EHS. Ook het stedelijk gebied is rijk aan wilde dieren en planten. Behoud van biodiversiteit vergt dus ook een inspanning in de ruimte buiten de EHS, onder meer door de inrichting en het beheer van groen mede te richten op behoud en ontwikkeling van ecologische waarden, maar ook door een adequate uitvoering van de Flora en faunawet.

Kwaliteit van bodem, water en lucht

De bodem, het water en de lucht zijn van eminent belang voor mens, plant en dier. De Rijksoverheid beschermt de kwaliteit van bodem, water en lucht door middel van regelgeving, die in het ene geval wel en in het andere geval geen ruimte voor lokale afwegingen laat. De gemeente Enschede is voornemens, daar waar regelgeving van hogere overheden dit mogelijk maakt, hieromtrent nader beleid te formuleren in de vorm van milieustreefbeelden.

Zuinig en zorgvuldig gebruik van grondstoffen, energie, land en water

Bevolkingsgroei en economische ontwikkeling leiden tot een steeds grotere vraag naar grondstoffen, energie, land en water. Veel van deze natuurlijke hulpbronnen zijn eindig; voor andere geldt dat een beperkte toegankelijkheid van deze hulpbronnen aanstaande is. Deze ontwikkeling maakt dat bij een duurzame ontwikkeling zuinig en zorgvuldig moet worden omgesprongen met land en water en dat waar mogelijk gebruik wordt gemaakt van hernieuwbare materialen.

Om van een integrale duurzame ruimtelijke ontwikkeling te kunnen spreken, dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aan al deze deelthema's aandacht te worden besteed. Het voorgaande laat onverlet dat binnen het duurzaamheidsbeleid aan het energie- en klimaatbeleid bijzondere betekenis toe komt. Uitgangspunt is dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in ieder geval bijdragen aan de gemeentelijke energie- en klimaatsdoelstellingen.

(Zie ook paragraaf 5.1.6. van deze toelichting)

3.3.4 Bedrijventerreinen

Enschede kent door haar (industriële) geschiedenis veel binnenstedelijke bedrijfslocaties. Er is echter sprake van een uitschuifproces van bedrijven van de bestaande stad naar de rand van de stad. Dit suburbanisatiegedrag van het bedrijfsleven doet zich in iedere stad voor, maar vanwege de vele bedrijvigheid in de bestaande stad in hoge mate in Enschede. Ondanks de vele verhuisbewegingen naar buiten herbergt Enschede nog steeds veel binnenstedelijke bedrijvigheid.

Daar waar de bedrijven uit de stad zijn vertrokken is de achtergebleven locatie vaak getransformeerd tot woonlocatie. Al in de vorige Toekomstvisie heeft de gemeente aangegeven dat de druk op het buitengebied zo beperkt mogelijk moet zijn. De druk op de ruimte in de stad neemt dus toe: daar waar mogelijk moet de bedrijvigheid in de bestaande stad worden opgevangen. Dit eens te meer daar de vrijgekomen bedrijfsruimte (locatie, gebouwen) in het bestaand stedelijk gebied veelal dient als 'broedplaats' voor nieuwe startende bedrijvigheid en de structuur van de lokale economie en de vitaliteit van de wijk en de bestaande stad versterkt. Ook landelijk staat herstructurering van bestaande locaties bovenaan de agenda.

Binnenstedelijke bedrijvigheid valt eigenlijk uiteen in een twee beleidsvelden te weten functiemenging (verspreide/informele locaties) en bedrijventerreinen (formele locaties). De gemeente wil actief inzetten op het tegengaan van een verdere afname van de bestaande voorraad binnenstedelijk bedrijfslokaties en heeft hiervoor beleid ontwikkeld. In 2007 is onder meer het beleid binnenstedelijke bedrijfslokaties door de gemeenteraad vastgesteld.


Bedrijventerreinen

* Het Ministerie ILM hanteert de zogenoemde SER-ladder (Ruimtelijk Economisch Beleid, 1999) voor een selectief en doelmatig ruimtegebruik van Nederland. Uitgangspunt is de behoefteraming voor de lange termijn gebaseerd op het Transatlantic Market scenario zoals beschreven in de studie Welvaart en Leefomgeving (WLO). De aanpak loopt via een betere regionale samenwerking en planning en het versnellen van de herstructureringsopgave. Via een convenant met provincie en de VNG (zomer 2009) zijn de taken voor alle partijen vastgesteld. De provincie Overijssel heeft één en ander vertaald in de Omgevingsvisie en het meerjarenprogramma Vitale bedrijvigheid (juni 2009). Met elke gemeente zijn meerjarenafspraken gemaakt over herstructurering en nieuwe uitleglokaties, ook weer vastgelegd in een convenant met prestatie-afspraken (november 2009). Deze afspraken zijn overgenomen in de herijking van de Omgevingsvisie (2012).

Met het programma 'Economie en Werk' en de economische visie 'Enschede in sterk Twente' (2012) blijft het creëren van fysieke ruimte voor bedrijvigheid hoog op de agenda staan waarbij inbreiding voor uitbreiding gaat. Het gaat dan om herstructurering, binnenstedelijke terreinen, variatie in kavels/terreinen en om de aan- leg van nieuwe bedrijventerreinen. Hiermee volgen wij de SER-ladder.

Ruimte voor modern gemengde bedrijvigheid is nodig voor het uitvoeren van de Toekomstvisie: behoud van het bestaande en ruimte geven aan vernieuwing. Het uiteindelijke doel is dat er ruimte wordt geboden aan groei van bedrijven zodat er (nieuwe) arbeidsplaatsen ontstaan in de stad/regio en een stevige economische basis wordt gelegd.

De gemeenten van de Netwerkstad Twente hebben in 2010 gezamenlijk een bedrijventerreinenvisie opgesteld. Uitgangspunt is het gezamenlijk ruimte kunnen aanbieden aan bedrijven die nieuwe ruimte nodig hebben. Ook is gekozen voor het nauw op elkaar afstemmen van de ontwikkeling van bedrijventerreinen zodat overcapaciteit voorkomen wordt en een gezamenlijke acquisitie. Doel is om alle typen bedrijvigheid te accommoderen. In de visie is ook aangegeven hoe de gemeenten en bedrijven (willen) bijdragen aan duurzaam ruimtegebruik. Daartoe worden diverse initiatieven ontwikkeld en uitgevoerd op het terrein van energiegebruik, milieumanagement, ruimtekwaliteit en parkmanagement. De uitgifte van bedrijventerreinen en de werkelijke ruimtebehoefte worden jaarlijks gemonitord. In 2013 zal de eerste herijking van de visie plaatsvinden.

Enschede heeft meerdere locaties om aan de vraag te kunnen voldoen: via herstructurering (o.a. Havengebied, Hardick & Seckel), zoeken naar nieuwe binnenstedelijke lokaties en uitleg (Usseler Es).

Het bedrijvenpark Euregio valt onder de noemer regulier bedrijventerrein en is als zodanig opgenomen in de Bedrijventerreinenvisie Netwerkstad 2010.


Enclaves

Naast de grote bedrijventerreinen in en om de stad bestaan zgn. bedrijfsenclaves in de (woon)wijken. Om naar de toekomst toe duidelijkheid te geven aan gebruiker en omwonenden is per enclave gekeken naar de functionele toekomstwaarde. Deze zijn in kaart gebracht en door het College vastgesteld op 18 januari 2011. Dit beleidsonderdeel is niet van toepassing op het bedrijventerrein Euregio daar het niet gaat om een woongebied.


Functiemening

Het beleid t.a.v. functiemenging is een overkoepelend beleid (zie ook detailhandel- en kantorenbeleid) ter stimulering van de werkgelegenheid en leefbaarheid in (woon)wijken. Het beleid sluit tevens aan bij het gemeentelijk startersbeleid. Het beleid ten aanzien van functiemenging in de woonwijken is in het kader van Stimuleren wijkeconomie nader uitgewerkt en is in de zomer 2009 vastgesteld.

Dit beleidsonderdeel is niet van toepassing op het bedrijvenpark Euregio daar het niet gaat om een woongebied.

3.3.5 Kantorennota 2002

In oktober 2002 is door de gemeenteraad het kantorenbeleid van de gemeente Enschede vastgesteld. In de Kantorennota 2002–2010 staan randvoorwaarden voor een duidelijk en aansprekend kantorenbeleid.

Beleidsuitgangspunten kantorenbeleid

De belangrijkste uitgangspunten voor het kantorenbeleid zijn:

  • a. Het ontwikkelen van een aantrekkelijk investerings- en ontwikkelingsklimaat.
  • b. Het aanbieden van de juiste hoeveelheid kantoorlocaties van de juiste kwaliteit die aansluit bij de marktvraag;
  • c. Voorkomen van versnipperde ontwikkelingen.
  • d. De kantoorontwikkeling van Enschede in breder regionaal kader plaatsen.

Dit beleid houdt in, dat het aanbod van kantorenlocaties qua hoeveelheid en kwaliteit goed dient aan te sluiten op de marktvraag, maar ook dat leegstand moet worden voorkomen in tijden van laagconjunctuur. Het beleid beschrijft de gewenste omvang, fasering, segmentering en positionering van de verschillende kantorenlocaties in Enschede. Enschede heeft hiermee een kantorenbeleid dat gericht is op de toekomst en op een goede verhouding tussen vraag en aanbod.

Vanwege dreigend overaanbod zet Enschede in op drie krachtige kantorenlocaties, te weten de directe stationsomgeving, Zuiderval e.o. en het Business & Sciencepark. De voornamelijk regionale zakelijke dienstverlening (zonder baliefunctie) bevindt zich aan de singels en betreft over het algemeen de meer representatieve locaties. De kleinschalige zakelijke dienstverlening (eigenaar/gebruikers) is vooral te vinden aan de singels en aan uitvalswegen. Kleinschalige kantoorontwikkelingen in de wijk dienen zoveel mogelijk te worden beperkt.

Kantorenbeleid in het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013".

Het Euregio Bedrijvenpark wordt in de kantorennota niet als locatie genoemd waar kantoorontwikkeling mogelijk (en gewenst) is. In het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" worden dan ook, in overeenstemming met het in deze nota verwoorde beleid, geen zelfstandige kantoren toegelaten. Uiteraard zijn kantoorruimten als ondergeschikt onderdeel van een bedrijf en ten dienste van de normale bedrijfsvoering van een bedrijf wel toegestaan.

 

3.3.6 Ontwikkelingskader Horeca 2005 - 2015

Het Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015 is op 11 juli 2005 vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede. Het Ontwikkelingskader vormt het beleidskader voor een goede ruimtelijke en economische ontwikkeling van de horeca in Enschede.

Het Ontwikkelingskader:

  • beschrijft op hoofdlijnen het toekomstige horecabeleid in de gemeente Enschede en geeft aldus aan waar de gemeente zich de komende jaren op richt als het gaat om het realiseren van ambities in de horeca;
  • zorgt voor inbedding van de bestaande horeca en biedt gemeente én ondernemers een toetsingskader voor nieuwe horecaontwikkelingen en -initiatieven;
  • dient als basis voor de uitwerking van bestemmingsplannen (input voor gemeentelijke bestemmings- plannen en toetsingskader voor de provincie).

In het Ontwikkelingskader zijn de volgende nadere keuzes verwerkt:

  • de versterking van de (binnen)stad als (Eu)regionaal uitgaanscentrum door aanwijzing van gebieden waar bestaande en nieuwe marktpartijen voldoende ruimte krijgen om een (ver)nieuw(end) horeca-aanbod te introduceren;
  • de bundeling van horecabedrijvigheid in een aantal krachtige clusters, waarbij planologisch onderscheid is aangebracht tussen horecaconcentratiegebied, horeca-ontwikkelingsgebied, horecaconsolidatiege- bied en sterlocaties. Concreet krijgt de horeca de komende jaren ruimte voor ontwikkeling op de volgende locaties: Oude Markt e.o., Muziekkwartier, Van Heekplein, Roombeek en Boekelo/Rutbeek e.o.;
  • de beperking van mogelijke overlast voor aanpalende overige functies;
  • de verruiming van de openingstijden in het horecaconcentratiegebied en de overige binnenstad.

Horecabeleid in het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013":

Bedrijventerreinen zijn geen primaire vestigingslocaties voor horecagelegenheden. Wel is hier horeca in de vorm van een bedrijfskantine of bedrijfsrestaurant, als onderdeel van een bedrijf , toegestaan. Het oppervlak van een dergelijke bedrijfsgebonden voorziening mag echter niet meer bedragen dan 10% van het bedrijfsvloeroppervlak. Daarnaast is het op basis van een individuele afweging mogelijk om op het Euregio Bedrijvenpark een horecabedrijf toe te staan.

3.3.7 Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012

Op 12 november 2012 is laatstelijk de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. In deze visie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. De geactualiseerde detailhandelsstructuurvisie wijst locaties aan voor detailhandelsontwikkelingen en geeft antwoord op vragen uit de markt. Met deze visie kan optimaal ingespeeld worden op trends en ontwikkelingen in de detailhandel en kunnen marktkansen optimaal worden benut. In het ruimtelijke detailhandelsbeleid worden duidelijke keuzes gemaakt voor de winkelstructuur. Het ruimtelijk detailhandelsbeleid stimuleert en faciliteert de ontwikkelingskansen voor nieuwe marktontwikkelingen, een gezond ondernemersklimaat voor de bestaande detailhandel, complete en aantrekkelijke winkelclusters voor consumenten (voorzieningenniveau) en een duurzaam en intensief ruimtegebruik en winkelgebieden met ruimtelijke kwaliteit.

* Detailhandel op bedrijvenlocaties:

Op bedrijventerreinen is reguliere detailhandel uitgesloten. Aanbieders van detailhandel in de volumineuze artikelen auto's, boten, caravans, motoren, grove bouwmaterialen, brand- en explosiegevaarlijke stoffen kunnen met ontheffing, zich vestigen op een bedrijventerrein. Voor de volumineuze detailhandel in woninginrichting, keukens, sanitair, bouwmarkten en tuincentra geldt een specifiek locatiebeleid. Deze soorten van detailhandel zijn op bedrijventerreinen niet wenselijk.

Vanaf een bedrijfslocatie is internetverkoop toegestaan, inclusief logistieke activiteiten. Een afhaalbalie, showroom of winkelfunctie (ruimtelijke uitstraling) is alleen in beperkte mate toegestaan als het ondergeschikt blijft aan de hoofdactiviteit van het bedrijf. Dan gelden de specifieke voorwaarden voor detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit op een bedrijfslocatie.

* Detailhandel als nevenactiviteit:

Om te voorkomen dat winkel op bedrijfslocaties ontstaan, dienen detailhandelsactiviteiten door een bedrijf zonder detailhandelsbestemming ondergeschikt te blijven aan de hoofdfunctie. Detailhandel kan als ondergeschikte nevenactiviteit worden toegestaan onder de volgende voorwaarden:

Oppervlak: de detailhandelsfunctie betreft maximaal 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, met een maximum van 100 m2 wvo: de detailhandel staat in directe relatie met de aanwezige bedrijfsvoering en/of betreft de verkoop van door het bedrijf zelf geproduceerde of bewerkte producten.

Detailhandelsbeleid in het plangebied “Euregio Bedrijvenpark 2013 ”:

a. Detailhandel:

Op het Euregio Bedrijvenpark is, in overeenstemming met het in de detailhandelsstructuurvisie verwoorde beleid, (reguliere) detailhandel niet toegestaan. Ook webwinkels en internetverkoop, dat als gevolg van uitspraken van de Raad van State die geoordeeld hebben dat dergelijke activiteiten als reguliere detailhandel moet worden beschouwd, zijn eveneens niet toegestaan.

b. Detailhandel als nevenactiviteit.

Op het "Euregio Bedrijvenpark 2013" wordt, in overeenstemming met de detailhandelsstructuurvisie, detailhandel als ondergeschikte vorm bij een bedrijf toegestaan, in die zin dat genoemde detailhandelsfunctie niet meer mag bedragen dan 20 % van de totale bedrijfsoppervlakte en tot een maximum van 100 m2 winkel-vloeroppervlak (wvo). Deze vorm van detailhandel dient overigens wel in directe relatie te staan met de aanwezige bedrijfsvoering en/of betreft het de verkoop van door het bedrijf zelf geproduceerde of bewerkte producten. Hierbij dient tevens vermeld te worden dat 'ondergeschikte detailhandel' slechts mogelijk is middels gebruikmaking van de afwijkingsbevoegdheid zoals die in de regels behorende bij dit bestemmings- plan is opgenomen.

c. Detailhandel in de volumineuze artikelen auto's, boten, caravans, motoren, grove bouwmaterialen, brand- en explosiegevaarlijke stoffen alsmede motorvoertuigen:

In het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" wordt detailhandel in de volumineuze artikelen auto's, boten, caravans, motoren, grove bouwmaterialen, brand- en explosiegevaarlijke stoffen alsmede motorvoertuigen toegestaan. In de detailhandelsstructuurvisie is verwoord dat deze vormen van detailhandel slechts mogelijk zijn na verlening van een 'ontheffing'. In afwijking hiervan zijn deze vormen van detailhandel in het voorliggende bestemmingsplan, bij rechte toegestaan. Dat wil zeggen dat een dergelijk bedrijf zich op het Euregio Bedrijvenpark mag vestigen zonder gebruik te maken van een in de regels opgenomen afwijkingsbevoegdheid. Reden om op dit onderdeel van de detailhandelsstructuurvisie af te wijken is dat het in de praktijk is gebleken dat toepassing van een in het geldende bestemmingsplan opgenomen 'vrijstellingsbevoegdheid' voor aanvragen tot vestiging van een dergelijk bedrijf op het Euregio bedrijvenpark, geen toegevoegde waarde heeft. In de regels wordt in artikel 3 "Bedrijventerrein" verwezen naar een bijlage bij de regels, de "Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen", die deze vormen van detailhandel op dit bedrijventerrein mogelijk maken.

d. Detailhandel in de volumineuze artikelen woninginrichting, keukens, sanitair, bouwmarkten en tuincentra:

Volumineuze detailhandel in woninginrichting en meubelen, keukens, sanitair, bouwmarkten en tuincentra, is in overeenstemming met de detailhandelsstructuurvisie, op het Euregio Bedrijvenpark niet wenselijk en hier uitgesloten. Voor deze vormen van detailhandel is in de detailhandelsstructuurvisie een specifiek lokatiebeleid opgenomen die vestiging hiervan op meer aangewezen locaties mogelijk maken.

e. Internetverkoop (webwinkels):

In de detailhandelsstructuurvisie is gesteld dat internetverkoop (webwinkels), inclusief logistieke activiteiten, vanaf een bedrijfslocatie is toegestaan. Hierbij is wel gesteld dat een afhaalbalie, showroom of winkelfunctie (ruimtelijke uitstraling) alleen in beperkte mate mogelijk is. Ging men in de detailhandelsstructuurvisie er vanuit dat internetverkoop, afgezien van afhaalbalies, showrooms of winkelruimtes, een meer bedrijfsmatige functie betreft die op een bedrijventerrein als passend kan worden aangemerkt, kan deze benadering door recente jurisprudentie als achterhaald worden beschouwd. Zo heeft o.a. de Raad van State geoordeeld dat webwinkels en bedrijven die zich primair met internetverkoop bezig houden als volwaardige vormen van detailhandel dienen te worden beschouwd. In het licht van deze uitspraak is de vestiging van een webwinkel op het Euregio Bedrijvenpark dus niet meer als passend aan te merken.

Zover bekend, zijn op het Euregio Bedrijvenpark geen bedrijven aanwezig die voor deze vorm van detailhandel in aanmerking komen. Aangezien webwinkels (internetverkoop) als een volwaardige vorm van detailhandel wordt gezien en hiermee gelijk is te stellen, zijn dergelijke detailhandelsactiviteiten op het Euregio Bedrijvenpark enkel toegestaan als nevenactiviteit bij een bedrijf (zie ook hiervoor: b. Detailhandel als nevenactiviteit).

3.3.8 Mobiliteitsplan 2004 - 2015

Het Mobiliteitsplan 2004-2015, vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede op 4 oktober 2004, geeft op hoofdlijnen aan wat de gemeente nastreeft met haar mobiliteitsbeleid. In dit beleidsplan staat weergegeven welke maatregelen nodig zijn om Enschede nu en in de toekomst bereikbaar te houden. Het Mobiliteitsplan 2004-2015 is een actualisatie van het Mobiliteitsplan 1996-2005.

3.3.9 Geluidnota Enschede 2009-2012

In de Geluidnota Enschede 2009-2012 is het geluidbeleid van de gemeente Enschede vastgelegd. Het beleid richt zich op het beheersen van geluid bij toekomstige ontwikkelingen in Enschede. Het geluidbeleid heeft met name betrekking op weg-, rail- en industrielawaai, maar ook op geluid ten gevolge van bouwen en slopen, festiviteiten en geluid door installaties (niet zijnde inrichtingen) van bewoners van Enschede. Voor geluidhinder ten gevolge van evenementen is reeds beleid opgesteld. Dit onderdeel valt buiten de reikwijdte van deze nota. Ook voor geluidhinder door luchtverkeer en burenlawaai is geen specifiek beleid opgesteld.

De geluidnota is een direct gevolg van de wijziging van de Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit Algemene Regels Inrichtingen Milieubeheer (BARIM). In de Wet geluidhinder is de beheersing van de geluidhinder geregeld om omgewenste gezondheidseffecten door geluid te beperken. Het BARIM is een besluit waarin algemene voorwaarden waaronder geluidregels zijn opgenomen voor een groot asantal inrichtingen.

In dit geluidbeleid zijn de nieuwe gemeentelijke bevoegdheden uitgewerkt, wordt aangegeven hoe met een aantal beleidsvrijheden wordt omgegaan, worden bestaande werkwijzen helder en eenduidig vastgelegd en zijn gebleken hiaten in bestaand beleid ingevuld met nieuwe gemeentelijk beleid. Op onderdelen zal vanuit oogpunt van realisme een versoepeling, vereenvoudiging of accentverschuiving en een verduidelijking worden doorgevoerd. Dit geldt ook voor de hogere waarden-procedure.

Het geluidbeleid voor verkeer sluit aan op vigerende wet- en regelgeving, waarbij de voorkeursgrenswaarde als uitgangspunt wordt gehanteerd. Bestaande wettelijke grenswaarden worden niet aangescherpt. Het geluidbeleid ten aanzien van inrichtingen wordt gebiedsgericht ingevuld; hiervoor is een gebiedstypenkaart ontwikkeld, die onderdeel vormt van deze nota.

De nota betekent enerzijds een versoepeling en vereenvoudiging ten opzichte van de bestaande werkwijzen en regels in het geval van:

  • de hogere grenswaarde procedure
  • duidelijkheid omtrent richtwaarden voor inrichtingen bij vergunningverlening.

Anderzijds is er sprake van een aancherping ten opzichte van de bestaande regels voor inrichtingen in bepaalde gebieden (met een laag achtergrondniveau).

Tenslotte bevat de nota beleidsuitspraken:

  • om festiviteiten binnen inrichtingen mogelijk te maken;
  • voor het geluid ten gevolge van bouwen en slopen;
  • ten aanzien van onversterkte muziek;
  • ten aanzien van geluid door installaties van particulieren.

Uitwerking gebiedgerichte geluidbeleid voor inrichtingen.

De gemeente heeft de richtwaarden voor inrichtingen per te onderscheiden gebied in Enschede (gebiedstype) in de geluidnota 2009-2012 vastgelegd. De geluidsruimte voor inrichtingen is daarmee van meet af aan duidelijk. Het Euregio Bedrijvenpark behoort tot het gebiedstype 'Gezoneerd Idustrieterrein'. Op gezoneerde industrieterreinen( zoals het Euregio Bedrijvenpark) mogen inrichtingen met een verhoogde kans op geluidhinder (de zgn. lawaaimakers: inrichtingen genoemd in onderdeel D van bijlage I van het Besluit Omgevingsrecht) zich vestigen. Voor gezoneerde industrieterreinen gelden geen richtwaarden. Burgerwoningen zijn hier (planologisch) niet mogelijk. Woningen op gezoneerde industrieterreinen worden niet beschermd.

De Geluidnota heeft een looptijd tot 2012. In 2010 is het geluidsbeleid tussentijds geëvalueerd, wat geresulteerd heeft in een aantal aanpassingen van de Geluidnota. Op 15 januari 2013 is de termijn van de Geluidnota verlengd tot een nieuwe nota is vastgesteld.

3.3.10 Watervisie

De “Watervisie Enschede- de blauwe aders terug in de stad” is in oktober 2002 door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld. De hierin opgenomen principes vormen de basis voor de aanpak en benadering van de waterhuishouding van Enschede en zijn afgeleid uit de richtlijnen die de rijksoverheid heeft vastgesteld voor het waterbeheer in Nederland. De missie van de watervisie is het aanzetten tot het aanpakken van problemen en het grijpen van de kansen in het stedelijk waterbeheer. Ter ondersteuning van de missie zijn in de watervisie drie doelstellingen opgenomen:

  • Water moet een leidende rol vervullen bij de ruimtelijke inrichting,
  • Samenwerking tussen de verschillende 'waterpartners' (bijvoorbeeld het waterschap), de gemeentelijke organisatie en samenwerking tussen de gemeente en de bewoners moet bevorderd worden,
  • Water moet weer in de belevingswereld van de bewoners komen.

Om de watervisie in 2030 werkelijkheid te kunnen laten zijn, moet de visie een samenhangend geheel vormen en moeten betrokken partijen intensief met elkaar samenwerken. Het geraamte van de visie bestaat uit een viertal leidende principes, die zijn afgeleid uit de richtlijnen die de rijksoverheid heeft vastgesteld voor het waterbeheer in Nederland:

  • Vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren: regenwater dient zo min mogelijk uit het stedelijk gebied afgevoerd te worden. De achtergrond van dit principe is dat door versnelde afvoer van hemelwater stroomafwaarts problemen in de waterhuishouding ontstaan.
  • Herstellen van de nierwerking: het zoveel mogelijk scheiden van schone en vuile waterstromen, waarbij het schone water mogelijkheden biedt tot (her)gebruik en het vuile water afgevoerd moet worden naar de zuivering.
  • Een doelmatige waterketen: minimaliseren van de kosten van de keten, het minimaliseren van de negatieve effecten op het milieu en het vergroten van de dienstverlening naar de gebruiker van de waterketen.
  • Beleving van water: door water een expliciete rol te geven in de leefomgeving van mensen,kan de kwaliteit van de ruimtelijke inrichting worden vergroot.

De vier principes zijn vertaald naar een beeld voor het waterbeheer in 2030. De zogenaamde 'blauwe aders' (waterlopen) vormen de hoofdstructuur van het beeld. De rode lijn in onderstaande figuur stelt de waterscheiding voor. De ader ten oosten van de waterscheiding (pijl 1) zorgt voor afvoer van hemelwater in het Dinkelsysteem. De aders ten westen zorgen voor afvoer van hemelwater in het Reggesysteem en het Twentekanaal. De zoekgebieden voor deze aders zijn voor een deel al ingevuld, zoals de blauwe ader parallel aan de spoorlijn (pijl 3). Daarnaast is de reconstructie van de Roombeek (deel van pijl 2) al in een vergevorderd stadium. Deze blauwe ader (pijl 2) moet afwateren op het universiteitsterrein. Ook zijn evenwijdig aan de A35 voorzieningen getroffen voor het transport van oppervlaktewater. Hier kunnen zowel een ader uit Enschede-Zuid (pijl 6), als een ader uit het centrum (pijl 5) op aangesloten worden. De slagader vanuit het centrum naar de haven in het Twentekanaal (pijl 4) moet nog volledig gerealiseerd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0014.jpg"

afbeelding: zoekgebieden "blauwe aders"

Op het niveau van de wijken en percelen dient het regenwater afgekoppeld te worden. Aanvullend dient het regenwater zoveel mogelijk binnen de wijk (stedelijk gebied) geïnfiltreerd, geborgen en zichtbaar gemaakt te worden.

3.3.11 Gemeentelijk Rioleringsplan

In het Gemeentelijk Rioleringsplan zijn de watertaken van de gemeente vastgelegd voor de periode 2012 tot 2015. Het GRP is door de gemeenteraad vastgesteld in oktober 2011.

De gemeentelijke watertaken zijn:

  • Inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater;
  • Inzamelen en verwerken van afvloeiend hemelwater, als dit redelijkerwijs niet van particulieren kan worden verwacht;
  • Voorkomen van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand, voor zover dit niet tot de zorg van het waterschap, de provincie of particulieren behoort;

met als randvoorwaarden:

  • Doelmatigheid;
  • Zo min mogelijk overlast voor de omgeving;
  • Zo min mogelijk nadelige gevolgen voor het milieu.

Hieronder wordt ingegaan op de wettelijk vastgelegde zorgplichten van de gemeente Enschede voor afvalwater, hemelwater en grondwater.

Afvalwater

De gemeente draagt zorg voor het inzamelen en transporteren van al het stedelijk afvalwater dat vrijkomt binnen het grondgebied van de gemeente Enschede. Dit omvat al het huishoudelijk afvalwater, of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater. Hierbij is wel vereist dat het afvalwater wordt aangeboden volgens de daaraan gestelde regels. Dit betekent dat daar waar geen gemengde riolering aanwezig is, het afvalwater gescheiden van het hemelwater wordt aangeleverd. Na renovaties en herinrichting moet afvalwater ook gescheiden van het hemelwater aangeboden worden. De gemeente zorgt voor (vuilwater)riolering vanaf de erfgrens van woning of bedrijf. Het afvalwater wordt door de gemeente naar de rioolwaterzuivering (r.w.z.i) getransporteerd. Het zuiveren van dit water is een taak van het Waterschap Regge en Dinkel.

Hemelwater

Hemelwater wordt uit het afvalwaterstelsel (gemengde riolering en afvalwaterriolering) gehouden. Dit betekent dat bedrijven en particulieren het hemelwater dat op hun perceel valt, eerst zelf op eigen perceel moet proberen te verwerken en, indien dat niet redelijkerwijs kan, het gescheiden aan moeten leveren aan de riolering. Dit geldt voor alle nieuwbouw en bestaande bouw, tenzij het afvalwater en hemelwater oorspronkelijk werd afgevoerd naar het gemengd riool.

De gemeente zorgt voor het inzamelen en verwerken van afvloeiend hemelwater, als dit doelmatig is en redelijkerwijs niet van particulieren kan worden verwacht dat zij het hemelwater zelf verwerken. De doelmatigheid en redelijkheid is afhankelijk van:

  • het soort gebied (stedelijk versus landelijk);
  • de bestaande situatie (bestaande wijken versus in-/uitbreidingen en her inrichtingen);
  • de grootte van de percelen;
  • de mogelijkheden voor infiltratie (bodemgesteldheid);
  • de mogelijkheden voor afvoer naar oppervlaktewater;
  • het stelseltype van de bestaande riolering (vuilwater-, gemengde of gescheiden riolering);
  • de bestaande situatie en de termijn waarbinnen de afvoersituatie kan worden aangepast.

In de komende planperiode gaat de gemeente Enschede voortvarend door met het verder afkoppelen van verhard oppervlak. Tegelijkertijd is de gemeente van plan om te starten met de aanleg van de Stadsbeek, een open watergang in de openbare ruimte. Het hemelwater van een groot aantal afgekoppelde oppervlakken wordt dan naar de Stadsbeek afgevoerd.

Grondwater

Perceeleigenaren zijn zelf verantwoordelijk voor het grondwater op eigen terrein. Dat betekent dat de afvoer van dat grondwater naar een, eventueel door de gemeente aangelegde, drainageleiding voor eigen rekening komt. De gemeente zal maatregelen in openbare gemeentelijke gebieden treffen als er sprake is van structurele nadelige gevolgen door de grondwaterstand. Voorwaarde is wel dat de te nemen maatregelen doelmatig zijn en deze niet tot de zorg van het waterschap of de provincie behoren.

Onder structureel nadelige gevolgen worden gevolgen verstaan die:

  • tenminste jaarlijks terugkeren;
  • niet tijdelijk zijn (tenminste 5 jaar);
  • tenminste één maand continu aanhouden;
  • stabiel of toenemend zijn;
  • van significante omvang zijn.

Maatregelen worden doelmatig geacht als:

  • ze effectief zijn en dus de problemen voorkomen of aanzienlijk beperken;
  • ze efficiënt zijn en er geen alternatieven zijn die goedkoper of effectiever zijn;
  • de kosten van de maatregelen in redelijke verhouding staan met de nadelige gevolgen.

3.3.12 Welstand

In de Welstandsnota 'Bouwen aan identiteit' is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. In deze nota is aan de onderhavige locatie grotendeels de identiteit “Bedrijventerrein” toe- gekend. Daarnaast geldt voor slechts een klein gedeelte de welstandscategorie "Vrije landelijke bebouwing" (Nieuwe Landschap). Laatstgenoemde identiteit geldt globaal voor een strook grond ten oosten van de Klein Boekelerveldweg, daar waar zich een woonhuis in een groenstrook bevindt, en voor de locatie waar aan de Glanerveldweg een waterberging is gesitueerd.

Identiteit 'Bedrijventerrein'

Profiel:

Enschede was lange tijd een industriestad. Grote fabriekscomplexen grensden sindsdien aan het centrum en hoge schoorstenen domineerden de 'skyline'. Na de teloorgang van de textielindustrie werden veel fabrieken afgebroken. Er bleven grote 'gaten' achter. Een aantal van deze gaten zijn geleidelijk ingevuld als bedrijventerreinen waar kleine en middelgrote ondernemingen goederen produceren of verhandelen. Ook aan de randen van de stad zijn bedrijventerreinen ontstsaan, vaak bewust gepland.Omdat het bij de meeste bedrijven om machinale productie gaat en er geen directe verkoop is aan particulieren, komt er niet veel publiek. Op de terreinen vindt voornamelijk transport en zakelijk verkeer plaats. Deze locaties zijn daarom gebaat bij voldoende ruimte voor flinke gebouwen en distributie, en een goede bereikbaarheid.

De meeste bedrijven hechten niet bijzonder aan een collectieve uitstraling of een op verblijfskwaliteit ingerichte buitenruimte. Slechts op enkele nieuwe terreinen wordt hier actief aandacht aan besteed. Wel belangrijk is een representatief voorkomen van gebouwen en buitenruimte en het uitstralen van een eigen imago. Dit wordt bereikt door te investeren in een goed bedrijfsgebouw met een verzorgde entree en een tuin met een duidelijk naambord erin.

De meeste bedrijventerreinen zijn niet esthetisch of bijzonder. Op de oudere bedrijventerreinen hebben de meeste gebouwen een onopvallende architectuur. Op de nioeuwe bedrijventerreinen, aan de rand van de stad, komen ook gebouwen met opvallende architectuur en kleurgebruik voor. Opdringerige gekleurde gebouwen kunnen op deze locaties conflicteren met hun omgeving, vooral in het landelijke gebied.

Doel van de welstandszorg:

De bedrijventerreinen moeten een representatieve, maar functionele uitstraling hebben. gestreefd wordt naar een architectuur die past bij de typische bedrijfsvoering, met toepassing van materialen in hun eigen en natuurlijke kleuren. Dit doet recht aan het industriële verleden van Enschede, toen functionele gebouwen eenvoudig maar bewust werden vormgegeven. Het past bovendien in het profiel van kenniscentrum dat de stad nastreeft.


Welstandstoets:

Bij bedrijven die geen prominente plek innemen in de stad, is de welstandstoets gericht op het handhaven van de kwaliteit van de gebouwen en het terrein als totaal. Vergroting van de architectonische kwaliteit wordt aangemoedigd. Aan bedrijven op representatieve plekken worden hogere eisen gesteld. Bij renovatie en verbouw toetst de commissie of het materiaal en de kleuren van de gebouwen aansluiten bij en harmoniëren met de omgeving. Goede architectonische kwaliteit wordt vereist. Bij nieuwbouw wordt bovendien gelet op het ruimtebeslag en de positionering ten opzichte van de straat. Bij bedrijven met een afgesloten erf dat aan de straatkant zichtbaar is, wordt getoetst of het erf en de erfscheiding geen afbreuk doen aan het straatbeeld.

De commissie toetst alle bouwwerken die niet expliciet in de criteria worden genoemd 'in de geest van de identiteit' aan het doel van welstandszorg en de kenmerken van de categorie zoals die hier zijn beschreven.


Specifieke criteria:

Een bouwplan moet zich voegen naar de in deze brochure genoemde kenmerken van identiteit en een bijdrage leveren aan het geformuleerde doel van de welstandszorg. De commissie hanteert bij de welstandstoets de volgende specifieke criteria:


Terrein:

  • gebouwen op een bedrijventerrein moeten in bouwmassa van gelijke orde van grootte zijn;
  • gebouwen aan de rand van een bedrijventerrein moeten in kleur, materiaal, architectuur en uitstraling harmoniëren met de naaste omgeving;
  • bij gebouwen grenzend aan landelijk gebied moeten de kleuren een rustig, natuurlijk palet vormen;
  • gebouwen aan belangrijke stadsroutes moeten van hoogwaardige architectuur zijn;

Gebouw:

  • de verschillende onderdelen van een bedrijf zoals de productiehal, showroom, kantoor en ontvangstruimte, moeten een geheel vormen;
  • het geheel moet zich oriënteren op de straat;
  • gebouwen moeten een representatieve maar functionele uitstraling hebben;
  • de architectuur moet passen bij de bedrijfsvoering;
  • gebouwen moeten eenvoudig maar bewust worden vormgegeven;
  • materialen moeten van duurzame kwaliteit zijn en in hun eigen en natuurlijke kleuren worden toegepast;
  • reclame, bedrijfslogo's en naamsvermeldingen moeten onderdeel zijn van de architectuur van het gebouw en bijdragen aan de uitstraling van het terrein;
  • blinde gevels op maaiveldhoogte aan publieke zijden moeten zoveel mogelijk worden vermeden.

Overgang binnen- buiten:

  • parkeervoorzieningen mogen geen barrière vormen in de relatie tussen bedrijf en straat en moeten netjes worden vormgegeven, zoveel mogelijk achterop de kavel;
  • opslagruimten, laad- en losvoorzieningen, afval en materiaalopslag, technische installaties en andere utilitaire voorzieningen mogen geen negatieve uitstraling hebben op het terrein en moeten bij voorkeur inpandig of uit het zicht worden opgelost en aan openbare zijden verzorgd worden vormgegeven;
  • rolluiken en andere beveiligingen aan representatieve ruimten aan de straatzijde moeten in de architectuur worden meeontworpen en aan de binnenzijde van de pui worden bevestigd;
  • erfscheidingen en hekwerken langs gebouwen aan de openbare ruimte moeten van duurzame kwaliteit zijn en mogen geen afbreuk doen aan de beeldkwaliteit van het terrein.

aanbevelingen:

  • de buitenruimte moet zo efficiënt mogelijk worden ingericht en gebruikt om niet onnodig veel ruimte in te nemen;
  • de inrichting van de buitenruimte moet het bedrijventerrein als geheel een nette representatieve uitstraling geven;
  • de inrichting van de buitenruimte moet zorgvuldig aansluiten bij de omgeving, zowel in het landelijke als stedelijke gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0015.jpeg"

Uitsnede welstandskaart. Lichtpaarse vlak geeft de identiteit "Bedrijventerrein".

Aangezien het hier slechts gaat om één bestaand woonhuis met bijbehorende perceel en aangrenzende groenstrook aan de Klein Boekelerveldweg en een waterplas (bergingsvijver) aan de Glanerveldweg, zou het te ver voeren om hier een uitgebreide beschrijving van deze welstandscategorie te geven en wordt verwezen naar de Welstandsnota van de Gemeente Enschede (volgnummer 21- Vrije landelijke bebouwing). In dit hoofdstuk wordt ten aanzien van deze identiteit slechts volstaan met het noemen van de specifieke toetsingscriteria.

Specifieke criteria voor gebieden met de welstandscategorie 'Vrije landelijke bebouwing':

Een bouwplan moet zich voegen naar de in deze brochure genoemde kenmerken van identiteit en een bijdrage leveren aan het geformuleerde doel van de welstandszorg. De commissie hanteert bij de welstandstoets de volgende specifieke criteria:

Kavel:

  • Gebouw en tuin moeten een eenheid vormen en bijdrage aan de ruimtelijke opbouw van het landschap.
  • De positie en oriëntatie van bebouwing op de kavel moeten inspelen op de landschappelijke situatie en zowel vanaf de weg als vanuit het land een mooi perspectief opleveren.
  • de positie van het gebouw op de kavel moet een goede compositie vormen met naastgelegen bebouwing.
  • de positie van het gebouw op de kavel mag belangrijke doorzichten en uitzichten niet verstoren.

Bouwvolume:

  • Het bouwvolume moet bescheiden zijn en mag het landschap niet domineren.
  • Het bouwvolume moet variëren ten opzichte van de naastgelegen bouwvolumes, maar van gelijke orde en grootte zijn.

Gebouwen:

  • Gebouwen moeten van een landelijke type zijn, generieke nieuwbouwwijktypen, flats en andere stedelijke bouwvormen zijn niet toegestaan.
  • Kleuren moeten een rustig en natuurlijk palet vormen.
  • Gebouwen moeten zich in architectuur op de landelijke omgeving richten en een 'gezicht' maken naar de weg.
  • Gebouwen moeten naar alle zijden verzorgde gevels hebben en een positieve rol spelen in het landschapsbeeld.
  • Gebouwen moeten een goede architectuur hebben, met fijnzinnige details of versiering, die bijdraagt aan de (romatische) Twentse sfeer.

Toevoegingen:

  • Aanpassingen en toevoegingen moeten de architectonische kwaliteit van het gebouw evenaren en passen in stijl, detaillering, kleur- en materiaalgebruik van gebouw en omgeving.
  • erfscheidingen voor de voorgevel moeten lager zijn dan 1,20 meter en langs de zij- en achtergevel lager dan 2,20 meter.
  • erfscheidingen moeten van esthetische kwaliteit zijn en een landelijke vorm en materiaalgebruik hebben die bijdragen aan het landschapsbeeld: een mooi muurtje of hekwerk met bepalnting, een bloeiende haag of open houten landhek.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk worden de keuzes die bij de vervaardiging van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" zijn gemaakt, nader toegelicht.

4.1 Bedrijventerrein

Bedrijventerrein.

Het grootste gedeelte van het gebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" heeft de bestemming 'Bedrijventerrein' gekregen. Het gaat hierbij om een gebruikelijke en voor de hand liggende bestemming voor een terrein zoals het Euregio Bedrijvenpark die uitsluitend voor de vestiging van bedrijven is bedoeld. Ook de gronden die aan dit bestemmingsplan zijn toegevoegd, de gronden ten noorden van de stationslocatie, hebben in dit bestemmingsplan de bestemming "Bedrijventerrein".

 afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0016.jpg"

Uitgelicht: overzicht terreinen in het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" met een bedrijvenbestemming (paarse kleur).

Voor gronden met de bestemming "Bedrijventerrein" is in het voorliggende bestemmingsplan een maximale bouwhoogte en maximale bebouwingspercentage opgenomen. Deze maximale bouwhoogten en bebouwingspercentages zijn op de verbeelding (plankaart) behorende bij dit bestemmingsplan als een maatvoeringsaanduiding aangegeven.

Door middel van een inwaartse zonering van dit bedrijventerrein, gemeten vanuit de milieugevoelige bestemmingen in en rondom het plangebied van voorliggend bestemmingsplan, zijn de gebieden bepaald waarvoor genoemde milieucategorieën gelden. Hierbij zijn de volgende minimale afstanden rondom milieugevoelige bestemmingen en functies bepalend geweest voor de inwaartse zonering van dit bestemmingsplan:

  • voor de milieucategorie 1 geldt een afstand van 0-10 meter;
  • voor de milieucategorie 2 een afstand van 30 meter;
  • voor de milieucategorie 3.1 een afstand van 50 meter;
  • voor de milieucategorie 3.2 een afstand van 100 meter.

Dit betekent dat door toepassing van genoemde zonering op gronden die op de verbeelding de bestemming "Bedrijventerrein" hebben gekregen in zijn algemeenheid bedoeld zijn voor bedrijven genoemd in de "Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen" en die als bijlage 1 aan de regels van dit bestemmingsplan is gevoegd. Gebiedsdelen die op de verbeelding zijn aangegeven met de bestemming "Bedrijventerrein" met de functieaanduiding "bedrijven tot en met categorie 3.1" zijn bedoeld voor bedrijven genoemd in de categorieén 1, 2 en 3.1 van de "Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen" en "Bedrijventerrein" met de functieaanduiding "bedrijven tot en met categorie 3.2" voor bedrijven genoemd in de categorieén 1, 2, 3.1 en 3.2 van eerdergenoemde staat.

  • vermeld dient hier te worden dat in het geldende bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" gronden grotendeels bestemd zijn voor BII en BIII ("Bedrijven tot en met categorieII" en "Bedrijven tot en met categorie III"). Deze bestemmingen zijn gebaseerd op de toenmalig categorie-indeling volgens de landelijk gehanteerde VNG-lijst met de daarbij behorende afstanden. Deze VNG-lijst is met betrekking tot o.a. de categorieaanduidingenduidingen intussen aangepast. Hierbij is o.a. de oude categorieaandui- ding 3 min of meer opgesplitst in een nieuwe categorieaanduiding 3.1 en 3.2 en de oude categorie- aanduiding 4 in de nieuwe catgeorieaanduiding 4.1 en 4.2. etc. Voor het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" zijn de bedrijfscategorieën zodanig bepaald dat deze het meest recht doet aan de wijze van bestemmen in het geldende bestemmingsplan (zie ook paragraaf 6.4.5. van deze toelichting).

In verband met het opstellen van het nieuw bestemmingsplan voor het Euregio Bedrijvenpark heeft in de periode september-oktober 2012 een veldonderzoek plaatsgevonden naar de zich op dat moment in het gebied bevindende bedrijven. Ten behoeve van de rapportage van dit onderzoek is daarnaast gebruik gemaakt van het bedrijvenbestand van de afdeling 'Vergunningen' van het Programma Leefomgeving van de gemeente Enschede . Met behulp van de publicatie "Bedrijven en milieuzonering", een VNG uitgave van 2009, zijn voor de bedrijven op dit bedrijventerrein de indicatieve milieucontouren en de categorieën bepaald.

Deze inventarisatie is als bijlage 1 aan deze toelichting toegevoegd.

Verantwoording maximale milieucategorie 3.2 Euregio Bedrijvenpark:

In het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" is, ondanks dat als gevolg van hiervoor genoemde milieuzonering bepaalde gebiedsdelen in dit bestemmingsplan voor een hogere milieucategorie in aanmerking zouden kunnen komen (categorie 4.1 en 4.2), gekozen voor een maximale milieucategorie 3.2. Deze wijze van bestemmen komt dan nagenoeg overeen met de aan de gronden gegeven bedrijvenbestemmingen BII en BIII zoals die in het nog geldende bestemmingsplan "Euregio bedrijvenpark" zijn opgenomen. Ook door de aanwezigheid van bedrijfswoningen en het oorspronkelijke uitgangspunt dat dit bedrijventerrein in hoofdzaak is bedoeld voor kleinschalige- en middelgrote bedrijven heeft hierbij een rol gespeeld. Daarnaast bestaat er geen aanleiding om voor hogere milieucategorieën te kiezen aangezien de bestaande bedrijvigheid op dit bedrijventerrein, een drietal uitzonderingen daargelaten, grotendeels ingedeeld zijn in of in een lagere categorie dan 3.2.

  • Vanwege de flexibiliteit zijn in het voorliggende bestemmingsplan regels opgenomen die, zoals dat ook al in het geldende bestemmingsplan het geval was, bepalen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan af te wijken door, onder voorwaarden, nieuwe bedrijven op het bedrijventerrein toe te laten die zijn ingedeeld in één of twee categorieën hoger. Dit kan bijv. betekenen dat een bedrijf, genoemd in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerrei- nen' met een categorieaanduiding 4.1, toegestaan kan worden op gronden met de bestemming Bedrijventerrein categorie 3.2, echter alleen na gebruikmaking van genoemde afwijkingsbevoegdheid en rekening houdende met de in deze bevoegdheid genoemde voorwaarden.

Specifieke bedrijvenbestemmingen:

In het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" kan het voorkomen dat een bedrijf is gevestigd op gronden die slechts bedrijfsactiviteiten toestaan uit een lagere categorie dan een bij dat bedrijf behorende categorieaanduiding. Het gaat hierbij om bestaande bedrijven die, als gevolg van de inwaartse bedrijfszonering ten opzichte van milieugevoelige functies, dichter bij deze milieugevoelige bestemmingen liggen dan in feite is toegestaan. In het voorliggende bestemmingsplan hebben deze bedrijven een specifieke bestemming gekregen. Deze specifieke bestemmingen zijn voorzien van een volgnummer die een verwijzing inhoudt naar een "Lijst van specifieke bestemmingen" en zoals die in bijlage 3 van de regels is opgenomen. Deze lijst bepaalt welke bedrijvigheid op betreffende locatie specifiek, naast de toegestane bedrijvigheid van de basisbestemming, in afwijking hiervan is toegestaan.

Deze wijze van bestemmen regelt dat het betreffende bedrijf zijn huidige bedrijfsvoering op betreffende locatie mag voortzetten. Zodra het bedrijf op genoemde locatie haar activiteiten daar beëindigd, mag binnen deze specifieke aanduiding uitsluitend het huidige bedrijfstype of een bedrijfstype met een lagere milieucategorie terugkomen. Op deze manier wordt het bestaande bedrijf in zijn huidige bedrijfsvoering niet belemmerd en wordt de mogelijkheid open gelaten om, op termijn, een verzachting in milieucategorieën voor betreffende gronden veilig te stellen. Ten aanzien van deze specifieke vormen van bedrijvigheid heeft overigens een nader onderzoek plaatsgevonden naar de aanvaardbaarheid van deze bedrijven op betreffende locaties. Dit nader onderzoek is als bijlage 2 aan deze toelichting toegevoegd.

"Specifieke vorm van bedrijf- vuurwerkbedrijf":

Aan de Lenteweg 16 bevindt zich een vuurwerkbedrijf. Het gaat hierbij om een vuurwerkopslagbedrijf voor consumentenvuurwerk genoemd in de categorie 3.1 van de "Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijven- terreinen" en bevindt zich op gronden die in dit bestemmingsplan bestemd zijn voor "Bedrijventerrein" met de functieaanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1". Slechts voor een klein deel van dit bedrijfsperceel, aan de zijde van de spoorlijnverbinding, geldt een maximaal toelaatbare milieucategorie 2.

Bij dit bedrijf mag volgens een op 12 maart 2012 verleende omgevingsvergunning maximaal 48,6 ton consumentenvuurwerk worden opgeslagen. Voor de opslag van vuurwerk gelden de veiligheidsafstanden op grond van het vuurwerkbesluit. Deze veiligheids afstanden dienen in acht te worden genomen t.o.v kwetsbare en geprojecteerde kwetsbare objecten. Dit bedrijf is op de verbeelding aangegeven middels de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf- vuurwerkbedrijf" (sb-vwb) alsmede de daarbij behorende veiligheidszone ("veiligheidszone- vuurwerk"). Met betrekking tot de aanvaardbaarheid van dit bedrijf op het Euregio Bedrijvenpark wordt verwezen naar bijlage 2 van deze toelichting (volgnummer 1) alsmede een bij deze bijlage gevoegde document (info veiligheidsafstanden m.b.t. genoemde vuurwerkbedrijf)

"risicovolle inrichting":

In het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" bevindt zich aan de Lenteweg 35 een bedrijf waar gassen opgeslagen en verhandeld worden. Het gaat hierbij om een groothandel in gassen (o.c.<100.000 m3) die in de "Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen" genoemd is in de categorie 4.1. Het betreft hier een inrichting die valt onder het 'Besluit en de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen'(BEVI) en gaat het hier bij om een 'risicovolle inrichting'. Dit bedrijf is middels een functieaanduiding "risicovolle inrichting" op de verbeelding aangegeven alsmede de daarbij behorende veiligheidszone (veiligheidszone-l.p.g.). Met betrekking tot de aanvaardbaarheid van dit bedrijf op genoemde locatie wordt verwezen naar bijlage 2 van deze toelichting (volgnummer 5) alsmede een bij deze bijlage gevoegde risiscoanalyse van dit bedrijf.

"specifieke vorm van bedrijf- brandstofafgiftepunt":

Aan de Midzomerweg 56 bevindt zich een benzineservicestation en autowascentrum. Bij dit servicestation is de verkoop van l.p.g. niet toegestaan. Het benzineservicestation is enkel bedoeld voor verkoop van motor- brandstoffen, niet zijnde lpg, voor alleen zakelijke klanten van de op het bedrijventerrein gevestigde bedrijven. Vanwege het beperkende karkater van het verkooppunt van motorbrandstoffen is deze eveneens apart op de verbeelding aangegeven functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf- brandstofafgiftepunt". In de regels is tevens opgenomen dat binnen de op de verbeelding opgenomen specifieke aanduiding een brandstofafgifte aanwezig mag zijn met een maximum oppervlakte van 50 m2.

4.2 Geluidzonering bedrijventerrein

In de Wet geluidhinder is bepaald dat bedrijventerreinen waar geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn gevestigd of zijn toegestaan (de gebruikte terminologie van de Wet geluidhinder voor dergelijke terreinen is 'industrieterreinen'), een geluidzone moet worden vastgesteld. De geluidzone is het gebied tussen de grens van het industrieterrein (cq. plangrens van het bestemmingsplan) en de zonegrens. Buiten deze zonegrens mag de cumulatieve geluidsbelasting die door alle bedrijven op het industrieterrein worden geproduceerd, niet hoger zijn dan 50 dB(A) etmaalwaarde. Binnen deze contour zijn geen geluidgevoelige functies (hieronder worden geen bedrijfswoningen verstaan) toegestaan, tenzij hiervoor een hogere waarde is verleend.

Voor het Euregio Bedrijvenpark is in het verleden een zonering rondom het industrieterrein bepaald waarbij rekening is gehouden met de aanwezigheid van een reguliere burgerwoning aan de Slaghekkedwarsweg. Deze woning valt buiten de zonering. Deze zonering die voor het grootste gedeelte nagenoeg samenvalt met de begrenzing van het geldende bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark" wordt middels het nieuwe bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" niet gewijzigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0017.jpg"

Figuur: Huidige zonering industrieterrein Euregio Bedrijvenpark (rode lijn) t.o.v. de uiterste begrenzing van gronden die in het voorliggende bestemmingsplan een bedrijvenbestemming hebben gekregen (paarse lijn). De groene stip geeft de woning aan de Slaghekkedwarsweg aan die bepalend is geweest bij de bepaling van de geluidzone op deze plek.

Hierbij dient te worden opgemerkt dat binnen afzienbare tijd een plan in voorbereiding zal worden genomen (een zogenaamde 'parapluplan') die zowel betrekking heeft op het voorliggende bestemmingsplan "Euregio-Bedrijvenpark 2013" als ook op gebiedsdelen van aangrenzende bestemmingsplannen, en die het mogelijk moet maken dat de huidige zonering van dit industrieterrein wordt verruimd. Op dit moment voldoet de huidige zonering rondom het Euregio Bedrijvenpark en levert geen knelpunten op. Wel is er de wens om deze zonering, rekening houdende met de mogelijkheden die de Wet geluidhinder biedt, te maximaliseren.

4.3 Groen

in het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" komen gronden voor die zijn bestemd voor 'Groen'. Het gaat hierbij om o.a. een gebied ten oosten van de Slaghekkedwarsweg. Deze uit bosaanplant bestaande strook heeft een breedte van ca. 65 meter en dient als groene afscherming (buffer) tussen het bedrijventerrein en het buitengebied van Enschede alsmede tussen het bedrijventerrein en een zich hier bevindende woonhuis. Overigens maakt deze groene strook deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) zoals deze verwoord is in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel. In deze omgevingsvisie heeft dit deel van de EHS de typering 'bestaande natuur'.

Langs de noordzijde en noord oostzijde van het plangebied van het bestemmingsplan “Euregio Bedrijven- park 2013” loopt een groenzone (bomen) met daarin de loop van de Hoge Boekelerbeek. Deze groenzone is met uitzondering van de beek in dit bestemmingsplan eveneens bestemd voor 'Groen'. Deze groenzone, in combinatie met de Hoge Boekelerbeek en aan de oostzijde een waterberging, vormt het overgangsgebied van het bedrijventerrein naar het landelijke buitengebied. Ook deze groenzone ligt in de provinciale Ecolo- gische Hoofdstructuur en heeft daarin de typering 'bestaande natuur'. Vermeldenswaardig is dat ten noorden van deze zone, buiten het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan, gronden zijn aangewezen die volgens de EHS bedoeld zijn voor 'nieuwe natuur, nog te realiseren'. Indien wordt overgegaan tot de aanleg van dit gebied als onderdeel van de EHS ontstaat hier een stevige groene buffer van enig formaat tussen het Euregio Bedrijvenpark en het buitengebied.

Ook aan de westzijde van het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013", even voorbij de bocht in de Euregioweg en aan de noordzijde ervan, bevindt zich een gebiedje aan de rand van dit plangebied dat bestemd is voor 'Groen'. Ook dit gebied maakt deel uit van de provinciale Ecologische Hoofdstructuur en wordt getypeerd als 'nieuwe natuur, nog te realiseren'.

Aan de oostzijde van het plangebied van dit bedrijventerrein bevinden zich een tweetal strookjes grond die volgens de provinciale Ecologische Hoofdstructuur getypeerd worden als 'nieuwe natuur, gerealiseerd' en zijn in dit bestemmingsplan eveneens voor 'Groen' bestemd.

Voor het overige zijn de groenstroken langs wegen in dit bestemmingsplan niet positief bestemd maar maken deel uit van de in de regels opgenomen bestemmingen "Verkeer" en "Verkeer- verblijfsgebied".

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0018.jpg"

Uitgelicht: gronden met de bestemming 'Groen' in het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013"

4.4 Verkeer

Wegen.

De Euregioweg als belangrijkste ontsluitingsweg van het Euregio Bedrijvenpark is, inclusief het aan de noord- en zuidzijde aangrenzende, openbaar gebied bestaande uit de langs deze weg bevindende fietspaden en groenstroken, bestemd voor 'Verkeer'. Op de Euregioweg geldt een maximum rijsnelheid voor het wegverkeer van 50 kilometer per uur. Vanaf deze voor het Euregio Bedrijvenpark belangrijke ontsluitingsweg wordt het bedrijventerrein ontsloten.

De overige wegen in het plangebied van dit bestemmingsplan (de Midzomerweg, Zomerweg, Twenteweg, Lenteweg, Voorjaarsweg, Seizoensweg, Jaargetijdenweg, Najaarsweg en de Glanerveldweg) hebben de bestemming 'Verkeer- verblijfsgebied' gekregen. Voor deze wegen geldt een maximum snelheid voor het wegverkeer van 30 kilometer per uur.

Met de bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer- verblijfsgebied' wordt in de wegenstructuur hiërarchisch een onderscheid gemaakt tussen de hoofdontsluiting van het Euregio bedrijvenpark en de verdere ontsluiting van de aangrenzende bedrijfsterreinen.

Tenslotte is de bestaande fietsverbinding tussen de Euregioweg en de Slaghekkedwarsweg in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Verkeer- verblijfsgebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0019.jpg"

Uitgelicht: ontsluiting Euregio Bedrijvenpark.

  • rood: Euregioweg- bestemming 'Verkeer'
  • oranje: Overige ontsluitingswegen- bestemming 'Verkeer-verblijfsgebied'
  • zwart: spoorlijn Enschede-Gronau.
  • blauw: fietspadverbinding tussen Euregioweg en de Slaghekkedwarsweg.

Parkeren:

Voor het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan is het uitgangspunt dat parkeermogelijkheden en - voorzieningen primair op eigen terrein dient te geschieden. Daarnaast wordt het in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt dat langs de wegen binnen de begrenzing van dit plangebied, met uitzondering van de Euregioweg, parkeervoorzieningen in de openbare ruimte (groenstroken) kunnen worden gerealiseerd.

Spoorlijn.

De spoorlijnverbinding Enschede- Gronau (Westf.)- Münster c.q. Dortmund maakt deel uit van het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan en vormt de zuidelijke begrenzing van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013". Het tracé van deze spoorlijnverbinding is in dit bestemmingsplan bestemd voor "Verkeer-railverbinding". Binnen deze bestemming is ter hoogte van het huidige sation een bouwvlak opgenomen waar eventuele stationsvoorzieningen (zoals het overkappen van perrons) mogen worden gebouwd. Voor bebouwing in dit bouwvlak geldt een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximum bebouwingspercentage van 50%.

4.5 Water

De bergingsvijver in de bocht van de Euregioweg aan de westzijde van het plangebied en de bergingsvijver ten noorden van de Glanerveldweg in het oostelijk deel zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Water'.

Daarnaast is de loop van de Hoge Boekelerbeek aan de noord en oostzijde van het plangebied van dit bestemmingsplan bestemd voor 'Water- waterloop'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0020.jpg"

Uitgelicht: Water in het plangebied.

4.6 Wonen

Het Euregio Bedrijvenpark is een bedrijventerrein waar bedrijfswoningen zijn toegestaan. Op dit bedrijvenpark bevinden zich ruim 60 woningen die op basis van het geldende bestemmingsplan als zodanig zijn gereali- seerd en ook als zodanig worden aangemerkt. Bedrijfswoningen zijn woningen in- of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering. Daarnaast bevindt zich aan de Slaghekkedwarsweg 55, aan de rand van het bedrijvenpark, een reguliere (burger)woning.

De woning aan de Slaghekkedwarsweg is in het voorliggende bestemmingsplan 'positief' bestemd, dat wil zeggen dat deze woning en het perceel waarop de woning zich bevindt, een specifieke woonbestemming heeft gekregen. De overige (bedrijfs)woningen op het Euregio Bedrijvenpark zijn echter niet positief bestemd. Voor deze woningen zijn in de regels bij de bestemmingsomschrijving voor "Bedrijventerrein" bepalingen opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0021.png"

Uitgelicht: locatie bedrijfswoningen (geel) en woning Slaghekkedwarsweg (rood) in het plangebied.

In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat wonen in een bedrijfswoning op een bedrijventerrein een wezenlijk ander karakter heeft dan wonen in een rustige woonwijk. Ook zijn de verwachtingen van de bewoners hier anders dan die van een reguliere woonwijk. Vaak betreft het een heel bewuste keuze om hier te gaan wonen waarbij de nabijheid van het eigen bedrijf (in verband met het toezicht) veelal een rol heeft gespeeld. De taak van het bevoegd gezag ten aanzien van het beschermen van een adequate milieukwaliteit is hier ook anders. Zo is er bijvoorbeeld, in geval er sprake is van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein zoals het Euregio Bedrijvenpark, met betrekking tot het aspect geluid geen expliciete grenswaarde voor bedrijfswoningen binnen de zone vastgelegd en geldt in beginsel dan ook geen bescherming met betrekking tot de geluidsbelasting.

Bij de vervaardiging van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" is er van uitgegaan dat het niet uit te sluiten valt dat een aantal bedrijfswoningen niet meer als zodanig in gebruik zijn maar gebruikt worden als reguliere (burger)woningen. Een constatering of een bedrijfswoning nog steeds onderdeel van een inrichting is, of dat deze feitelijk als reguliere burgerwoning moet worden aangemerkt, valt in de praktijk moeilijk te bepalen. Planologisch gezien laat het geldende bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark" in ieder geval de bouw van reguliere burgerwoningen op gronden met een bedrijvenbestemming niet toe. In de toelichting behorende bij dit geldende bestemmingsplan is aangegeven dat de gesplitste verkoop van bedrijf en woning voorkomen dient te worden door o.a. voorwaarden te stellen in koopcontracten. Daarnaast is in artikel 5 van de bij dit bestemmingsplan behorende voorschriften bepaald dat een bedrijfs-/dienstwoning niet gewijzigd kan worden in een burgerwoning.

Echter, indien op het Euregio Bedrijvenpark sprake is geweest van een transformatie van een bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning, om welke reden dan ook, is hier sprake van een planologische strijdigheid met het geldende bestemmingsplan.Tegen dit strijdige gebruik bestaat er voor de gemeente de beginsel- plicht hiertegen, of na een expliciet verzoek daartoe, handhavend op te treden.

Het legaliseren van deze voormalige bedrijfswoningen tot reguliere (burger)woningen is niet aan de orde omdat legalisering een ongewenste belemmering zou betekenen voor de ontwikkelingsmogelijkheden van hier gevestigde bedrijven en zelfs voor de ontwikkelingsmogelijkheden van het oorspronkelijk bedrijf waar de woning, als onderdeel van de inrichting, toebehoorde.

In het voorliggende nieuwe bestemmingsplan worden deze woningen dan ook niet gelegaliseerd en worden deze als onlosmakelijk onderdeel van de inrichting, conform het geldende bestemmingsplan, als bedrijfs- woning aangemerkt.

De realisatie van nieuwe bedrijswoningen in het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijven- park 2013" blijft mogelijk, echter alleen na toepassing van een in de regels opgenomen wijzigingsbevoegd- heid met daarbij behorene voorwaarden en bepalingen.

4.7 Overige functies

Functieaanduidingen.

Op dit bedrijventerrein komen een aantal bestaande- of andere functies voor die afwijken van de basisbestemming die aan de betreffende gronden zijn toegekend en die in dit bestemmingsplan middels een functieaanduiding zijn aange- geven.

Functieaanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" (-bw):

De bedrijfswoningen komen verspreid liggend over het gehele gebied van het Euregio Bedrijvenpark voor. Er zijn echter een tweetal locaties aan te wijzen waar volgens het geldende bestemmingsplan de realisatie van (bedrijfs)woningen zijn uitgesloten. Het gaat hierbij om een locatie aan de uiterste westzijde van het plangebied van het Euregio Bedrijvenpark, ten oosten van de hier noord zuid lopende Euregioweg, en een locatie aan de noord oostzijde van dit bedrijventerrein. Op de locatie ten oosten van de Euregioweg zijn geen (bedrijfs)- woningen gewenst vanwege vroegere bodemvervuilingen. De bodem is hier weliswaar inmiddels gesaneerd en voor bedrijfsbebouwing geschikt bevonden maar (zekerheidshalve) niet voor de realisatie van (bedrijfs)-woningen. Ook in het noord oostelijke deel van het bedrijvenpark bevindt zich een gebied dat voor de realisatie van (bedrijfs)-woningen is uitgesloten. Reden hiervoor was de aanwezigheid van een agrarisch bedrijf met een hindercontour van 100 meter direct grenzend aan de noord- oostelijke begrenzing van het plangebied van dit bestemmingsplan. Ook in het geldende bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark" waren genoemde lokaties als uitgesloten voor de bouw van bedrijfswoningen bij inrichtingen.

In het voorliggende bestemmingsplan is het noordoostelijke gebied waar geen bedrijfswoningen zijn toegestaan ten opzichte van het nog geldende bestemmingsplan aan de zuidzijde vergroot. De uitbreiding heeft betrekking op gronden die nu nog uitgeefbaar zijn en braak liggen en in eigendom zijn van de gemeente Enschede. Reden voor deze uitbreiding is dat in de praktijk is gebleken dat ook bedrijfswoningen op een bedrijventerrein belemmerend kunnen werken op de verdere ontwikkeling van dit bedrijventerrein en mogelijke uitbredingen van bestaande bedrijven. In dit betreffende gebied en de omgeving ervan, zijn een aantal bedrijven gevestigd die de potentie hebben om in de (nabije) toekomst uit te breiden en waarbij de aanwezigheid van bedrijfswoningen in de directe omgeving belemmerend kunnen werken.

Voor het overige deel van het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" zijn bedrijfswoningen, overeenkomstig het geldende bestemmingsplan nog steeds toegestaan omdat bedrijven en bewoners hier, op basis van dat geldende bestemmingsplan, rechten hebben opgebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0022.png"

De blauwe vlakken geven de gebieden in het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark" aan waar de bouw van bedrijfswoningen niet zijn toegestaan.

Functieaanduiding "horeca" (h):

Zoals in paragraaf 3.3.5 van deze toelichting reeds is gesteld zijn, volgens de "Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015", bedrijventerreinen geen primaire vestigingslocaties voor horecagelegenheden. In deze nota is overigens wel bepaald dat op basis van een individuele afweging het mogelijk is om van deze algemene beleidslijn af te wijken. Voor de Najaarsweg 15A is een verzoek ingediend om op deze locatie de vestiging van een kleinschalige cateringsbedrijf-horecabedrijf (lunchroom) te realiseren. De aanwezigheid van een dergelijke kleinschalig horecabedrijf op het Euregio Bedrijvenpark is van dien aard dat aan dit verzoek medewerking is verleend. De betreffende locatie is op de verbeelding aangegeven middels de functieaanduiding "horeca- bedrijven" (h).

In de regels behorende bij dit bestemmingsplan is bepaald dat een dergelijk horecabedrijf zich beperkt tot de horecabedrijven die zijn genoemd in de categorie 1 van de hoofdgroep 'Horecabedrijven' uit de 'Lijst van bedrijfstypen' (bijlage 2 van de regels), met uitzondering van horecafuncties zoals hotels, pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra alsmede cafe's en bars. Ook is in de regels bepaald dat de betreffende horecavestiging enkel en alleen op de begande grondverdieping is toegestaan en het maximale bruto vloer oppervlak van deze horecafunctie, inclusief bij deze functie behorende opslagruimten en een keuken, niet meer mag bedragen dan 75 m2.

Functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - brandstofafgiftepunt voor bedrijven zonder lpg":

Aan de Midzomerweg 53-55 bevindt zich een bestaande verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg, enkel en alleen bedoeld voor de verkoop van motorbrandstoffen aan zakelijke klanten op het Euregio Bedrijvenpark. Hiermee wijkt dit verkooppunt af van een regulier verkooppunt van motorbrandstoffen waarbij motorbrandstoffen ook verkocht mogen worden aan particulieren en niet-zakelijke klanten buiten het bedrijvenpark. Middels gebruikmaking van een in het vigerende bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark" opgenomen vrijstellingsbevoegdheid, is voor deze activiteit in het verleden toestemming verleend. Om duidelijk te maken dat het hier niet om een regulier verkooppunt van motorbrandstoffen (zonder lpg) gaat, is het onderdeel van de inrichting aan de Midzomerweg, waar betreffende activiteiten plaatsvinden, bestemd voor "specifieke vorm van bedrijf - brandstofafgiftepunt voor bedrijven zonder lpg" en is middels een op de plankaart aangebrachte functieaanduiding aangegeven.

Functieaanduiding "ontsluiting" (os):

Ten noordoosten van het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark" bevindt zich aan de Lonnekerweg 50 een agrarisch loonwerkersbedrijf. Dit bedrijf dat buiten het plangebied van dit bestemmingsplan is gelegen wordt vanaf het Euregio Bedrijvenpark (Jaargetijdenweg) middels een nieuw aan te leggen ontsluitingsweg ontsloten. De locatie van deze nieuwe ontsluitingsweg is middels een functieaanduiding (os) op de verbeelding aangegeven.

4.8 Gebiedsaanduidingen veiligheidszones bedrijven

* veiligheidszone lpg.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" bevindt zich 'Schepers Gas'. (zie ook paragraaf 5.1.3. Extrene veiligheid). Het betreft hier een BEVI-inrichting (Besluit externe veiligheid inrichtingen). Voor dit bedrijf is een QRA opgesteld 'Risicoanalyse Schepers Gas Enschede' (d.d. 16 februari 2006). Aanleiding voor het uitvoeren van deze risicoanalyse is dat Schepers Gas beschikt over een bovengronds opgestelde opslagtank voor propaan met een volume van 8 m3 en voornemens is deze te vervangen door een ondergrondse tank met een inhoud van 20 m3. (Inmiddels is deze ondergrondse tank met een inhoud van 20 m3 en een doorzet van 640 m3 geplaatst). Op verzoek van de gemeente Enschede is aangegeven dat hiervoor een risico-analyse nodig is waarin de huidige situatie wordt vergeleken met de mogelijk toekomstige, waarbij uitgegaan dient te worden van een bovengrondse of een ondergronds opgestelde tank. Voor elk van deze varianten is het plaatsgebonden risico en groepsrisico berekend.

De conclusies van deze risico-analyse is dat het plaatsgebonden risicocontour voor de grenswaarde 1.0 10-6 voor de drie beoordeelde situaties hetzelfde zijn. De bij deze situaties behorende risicocontour is op de plankaart aangegeven middels de aanduiding "veiligheidszone- bevi". Ten aanzien van deze contour zijn in de regels in artikel 16 bepalingen opgenomen die aangeven dat binnen deze veiligheidszone geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan.

Genoemde risicoanalyse van Schepers Gas is als bijlage

+aan deze toelichting toegevoegd.

* Veiligheidszone vuurwerk.

Aan de Lenteweg 16 bevindt zich het vuurwerkbedrijf van Dream Fireworks. Voor deze inrichting is op 12 maart 2012 een omgevingsvergunning verleend voor de opslag van 48.600 kg consumentenvuurwerk. Voor de opslag van vuurwerk gelden de veiligheidsafstanden op grond van het vuurwerkbesluit. Deze veiligheidsafstanden dienen in acht te worden genomen t.o.v kwetsbare en geprojecteerde kwetsbare objecten. In afwijking van de van toepassing zijnde veiligheidsafstanden kunnen op grond van artikel 4.2, 6e lid, van het Vuurwerkbesluit kleinere veiligheidsafstanden worden vastgesteld. In het kader van de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu zijn kleinere veiligheidsafstanden vastgesteld. Dit op basis van een warmtestralingsberekening (warmtestarlingsberekening vuurwerkopslag Lenteweg 16 te Enschede kenmerk 4137001/BL d.d. 16 september 2011). De vastgestelde afstanden zijn:

  • De voorwaartse en zijwaartse veiligheidsafstanden van de bufferbewaarplaatsen worden aan de oost- en westzijde van de inrichting verkleind tot op de grens van de inrichting.
  • De voorwaartse veiligheidsafstanden van de bewaarplaatsen worden aan de oost- en westzijde van de inrichting verkleind tot op de grens van de inrichting.

4.9 Aardgasleidingen

In het gebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark lopen een drietal aardgasleidingen. Het gaat hierbij o.a. om een 8"-aardgasleiding (N-528-57), een 8"-aardgasleiding (N-528-52)en een 12"-aardgas lei- ding (N-528-50) waarbij aardgas onder een druk van 40 bar wordt getransporteerd. Ter verduidelijking: een 8"-aardgasleiding heeft een buisdiameter van ca. 20 centimeter en een 12"-aardgasleiding een diameter van ca. 30 centimeter. Deze aardgasleidingen zijn op de verbeelding met een 'verbeelding figuur' ( -G-) en de daarbij behorende bebouwingsvrije zone met een totale breedte van 10 meter (5 meter uit het hart van de van de aardgasleiding) middels de dubbelbestemming "Leiding- Gas". In de regels zijn ten behoeve van de aardgasleidingen in artikel 11 bepalingen opgenomen.

4.10 Hoogspanningsleiding

In onze leefomgeving komen allerlei vormen van straling en electromagnetische velden voor. De manier waarop mensen worden blootgesteld, de gezondheidseffecten en de wet en regelgeving verschillen voor de verschillende stralingsbronnen. Hoogspanningslijnen zijn een bron van electromagnetische straling (laagfrequente electromagnetische velden).

Beleid m.b.t. Hoogspanningslijnen / - leidingen

Het landelijk beleid ten aanzien van hoogspanningslijnen is weergegeven in een brief van de staatssecretaris van oktober 2005 aan gemeenten, provincies en netbeheerders. Dit beleid richt zich op nieuwe situaties. Er is sprake van nieuwe situaties:

  • bij aanleg of wijziging van nieuwe bovengrondse hoogspanningslijnen;
  • bij nieuwe ontwikkelingen in de nabijheid van bestaande hoogspanningslijnen.

Bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen of het wijzigen van bestaande bestemmingsplannen moet met dit nieuwe beleid rekening worden gehouden.

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan (zoals het bestemmingsplan voor het Euregio Bedrijvenpark) dient allereerst de indicatieve zone van de hoogspanningslijnen binnen het plangebied te worden aangegeven. De zogenaamde netkaart geeft de breedte van deze indicatieve zone weer. Indien het nieuwe bestemmingsplan niet overlapt met de indicatieve zone, dan heeft het hoogspanningslijnenbeleid geen gevolgen voor de verdere planvorming. Overlapt het bestemmingsplan wel met de indicatieve zone, dan is het van belang de zogenaamde specifieke zone te bepalen. Die specifieke zone bepaalt het ruimtebeslag van de bovengrondse hoogspanningslijn. Overlapt een nieuw bestemmingsplan de indicatieve zone, dan wordt geadviseerd, in overleg met de netbeheerder, de specifieke zone op die locatie te berekenen. Voor die berekening bestaat een handreiking. Overlapt het nieuwe bestemmingsplan ook met de specifieke zone, dan wordt geadviseerd om binnen die zone geen gevoelige bestemmingen (woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen) te realiseren. Voor kleinschalige concentraties van gevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld apart gelegen bedrijfswoningen of boerderijen) mag hierop een uitzondering worden gemaakt.

Voor een nieuwe hoogspanningslijn wordt direct uitgegaan van de specifieke zone. Doel van het advies is dan om het tracé zodanig te kiezen dat er zo weinig mogelijk gevoelige bestemmingen binnen die zone liggen.

Bij het wijzigen van een bestaand bestemmingsplan of wijzigingen aan een bestaande hoogspanningslijn is het aantal gevoelige bestemmingen in de specifieke zone (voor en na wijziging) maatgevend. Als dit door de voorgenomen wijziging niet toeneemt, dan is die wijziging niet bezwaarlijk.

De gemeente Enschede volgt voor hoogspanningslijnen het landelijke beleid.

Hoogspanningslijnen in het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio-Bedrijvenpark 2013".

Door het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" loopt langs de westzijde van de Najaars- weg een bestaande bovengrondse 110 KV-hoogspanningsleiding (hoogspanningsleiding Grevengoor- Losser). Deze hoogspanningsleiding buigt ter hoogte van de Glanerveldweg in oostelijke richting af. Deze hoog- spanningsleiding is op de verbeelding aangegeven middels een "hartlijn leiding- hoogspanningsverbinding". Voor deze hoogspannings- leiding geldt een indicatieve afstand van 50 meter aan weerszijden van de leiding. Het oostelijk deel van het Euregio Bedrijvenpark ligt binnen de indicatieve zone. Aangezien het Euregio Bedrijvenpark primair een industrieterrein is waar geen gevoelige bestemmingen zoals woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen mogelijk worden gemaakt, is hier in principe niet de noodzaak aanwezig om een specifieke zone te bepalen. Echter, langs de Najaarsweg bevinden zich een (beperkt) aantal bestaande bedrijfswoningen die zijn gelegen binnen de indicatieve zone en is het daarom wenselijk hier toch een specifieke zone te bepalen. Deze zone is, op de verbeelding aangegeven middels een dubbelbestemming "Leiding- Hoogspanning", bepaald op 10 meter uit het hart van de hoogspannings- leiding met een totale breedte van 20 meter.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. De ruimtelijke ordening moet nadrukkelijk rekening houden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu en de beperkingen die milieuaspecten opleggen. Een goede ruimtelijke ordening vereist dat aandacht wordt besteed aan de diverse relevante milieuaspecten die bij ruimtelijke afwegingen een belangrijke rol spelen. Het bestuursorgaan dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan daarom te onderzoeken welke waarden bij het plan in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan zijn voor deze waarden. In dit hoofdstuk wordt aan deze omgevingsaspecten nader aandacht besteed en worden de resultaten van het onderzoek beschreven.

5.1 Milieu

De ruimtelijke ordening moet nadrukkelijk rekening houden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu en de beperkingen die milieuaspecten opleggen. De afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu is voor een deel verankerd in beleid, wet- en regelgeving. In de praktijk is het bestemmingsplan een belangrijk instrument voor een integrale afstemming tussen milieuaspecten en de ruimtelijke ordening en het doorvertalen van ruimtelijk relevante onderdelen van het milieubeleid.

Binnen het plangebied spelen diverse milieuaspecten een rol, onder andere vanwege de ligging aan belangrijke verkeerswegen van het plangebied en de bedrijvigheid in en rondom het plangebied.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de gemeente verplicht om de resultaten van het onderzoek naar de milieuaspecten te beschrijven in de plantoelichting. Hierbij moet rekening worden gehouden met de geldende wet- en regelgeving alsmede met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.

In dit hoofdstuk wordt aangegeven of en zo ja, op welke wijze in dit bestemmingsplan rekening is gehouden met de verschillende milieu-aspecten. Aan de orde komen bodemkwaliteit, geluidhinder, milieuhinder van bedrijvigheid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, duurzaamheid en eventuele beperkingen als gevolg van kabels, leidingen en straalpaden.

5.1.1 Bodemkwaliteit

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet onderzoek worden verricht naar de bodemkwaliteit binnen het plangebied. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

Bodemonderzoeken kunnen echter in verschillende gradaties plaatsvinden. Naast de uitvoering van een historisch onderzoek, kan het noodzakelijk zijn een verkennend, of –indien de onderzoeksresultaten daar aanleiding toe geven- zelfs aanvullend bodemonderzoek te laten plaatsvinden in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan.

Ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" is door de afdeling Technisch Advies & Gegevensbeheer" een bodemparagraaf (3 december 2012) opgesteld. Deze paragraaf is als bijlage 3 aan deze toelichting toegevoegd. In deze bodemparagraaf wordt gesteld dat het hier een conserverend bestemmingsplan betreft. Dit houdt in dat de bestaande situatie wordt vastgelegd of dat de in het plan geprojecteerde bestemmingen niet (wezenlijk) afwijken van die in het vigerende bestemmingsplan.

Algemeen:

Het bodembeleid in Nederland zit in een hervormingsfase. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van risico's, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk, mits er geen risico's zijn voor de gezondheid. Functiegericht saneren is dan voldoende.

Op grond van artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in het kader van de voorbereiding van een bestem mingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. De milieuhygiënische bodemgesteldheid kan daarbij een rol spelen.

Bestemmingsplan:

Het bestemmingsplan Euregio Bedrijvenpark is conserverend van karakter. Dit houdt in dat in dit plan de bestaande situatie wordt vastgelegd. Omdat de huidige bodemgesteldheid de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet beïnvloed, is het niet nodig om na te gaan of er bodemonderzoekgegevens bekend zijn.

Conclusie:

De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt niet belemmerd door de milieuhygiënische bodemgesteldheid.

Stationslocatie:

Vioor de locatie ten noorden van de spoorlijn Enschede- Gronau, het gebied dat aan het voorliggende bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" is gevoegd en als nieuwe ontwikkeling wordt beschouwd, is door de afdeling Technisch Advies & Gegevensbeheer aanvullend beoordeeld. Hiervan is gesteld dat deze locatie voor een groot deel is onderzocht waarbij wordt verwezen naar onderzoeken uit 1996 en 2007 (zie figuur). Deze onderzoeksresultaten van deze rapporten hebben uitgewezen dat zij geen belemmeringen vormen voor het realiseren van bedrijven. Wel wordt de opmerking gemaakt dat, gezien de ouderdom van deze rapporten, bij een toekomstige aanvraag voor een omgevingsvergunning een geactualiseerde bodemonderzoek dient te worden uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0023.jpg"

Locaties van de in 1996 en 2007 uitgevoerde bodemonderzoeken tpv de stationslocatie ten noorden van het station Enschede De Eschmarke.

5.1.2 Geluid

Inleiding:

De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten is geregeld in verschillende wetten en regelingen. Afhankelijk van de bron en regeling gelden er voorkeursgrenswaarden, streefwaarden of maximale grenswaarden voor geluidsgevoelige bestemmingen. De normen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai zijn opgenomen in de Wet geluidhinder. Luchtverkeerslawaai is niet in de Wet geluidhinder maar in de Luchtvaartwet geregeld.

Binnen het plangebied kan de geluidsbelasting door wegverkeer (diverse wegen, maatgevende weg Euregioweg), railverkeer (spoorlijn Enschede-Gronau) en industrielawaai (industrieterrein Euregio) een rol spelen. In deze paragraaf wordt per brontype beoordeeld of er belemmeringen zijn ten aanzien van dit plan.

Het bestemmingsplan Euregio betreft overwegend een conserverend plan. De enige relevante ontwikkeling is de omzetting van de bestemming stationsdoeleinden, zoals voor station “De Eschmarke” is opgenomen in het gelijknamige bestemmingsplan, in een bedrijfsbestemming die onder het bestemmingsplan Euregio gaat vallen. Binnen de op te nemen bedrijfsbestemmingen zal bedrijvigheid in de milieucategorieën 3.1 en 3.2 mogelijk zijn.

Binnen het vigerende bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden voor de bouw van bedrijfswoningen. Deze mogelijkheid blijft gehandhaafd. Waar eventuele bedrijfswoningen daadwerkelijk zullen worden gerealiseerd is op voorhand niet aan te geven. Om die reden is de realisatie van toekomstige bedrijfswoningen, inclusief een benodigde hogere grenswaarde, slechts mogelijk nadat gebruik is gemaakt van een in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid.

Wegverkeerslawaai:

Wettelijk kader

In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat zich aan weerszijden van een weg een zone bevindt. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. De zonering geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km per uur.

Op geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt de voorkeurgrenswaarde 48 dB. Een geluidsbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde is uitsluitend mogelijk indien een hogere waarde wordt vastgesteld. De maximaal vast te stellen hogere waarde bedraagt 63 dB. Het vaststellen van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidsnota Enschede 2009-2012 (verder Geluidnota). De Geluidnota is op 19 april 2011(gewijzigd) door Burgemeester en Wethouders vastgesteld. Bij besluit van 15 januari 2013 is door Burgemeesters en Wethouders de werkingsduur van de Geluidnota Enschede 2009-2012 verlengd totdat een nieuwe geluidsnota is vastgesteld.

Overwegingen:

Op het industrieterrein Euregio mogen bedrijfswoningen worden gerealiseerd. Waar daadwerkelijk bedrijfswoningen worden gerealiseerd is niet bekend. De voor wegverkeer meest relevante weg is de Euregioweg. De Euregioweg loopt van west naar oost over het industrieterrein en is de ontsluitingsweg van het industrieterrein. De overige wegen op het industrieterrein zijn uitsluitend bestemd voor bestemmingsverkeer. De verkeersintensiteit op deze wegen zal aanmerkelijk lager zijn dan op de Euregioweg. Uit de verkeersmilieukaart van de gemeente Enschede blijkt dat vanwege het wegverkeer op de Euregioweg de 63 dB-contour op 7 meter uit de as van de weg ligt. Voor de overige wegen op het industrieterrein zal deze contour, vanwege de lagere verkeersintensiteit, dichter bij de as van de weg zijn gelegen. De wegen op het industrieterrein hebben een wegprofiel van ten minste 20 meter. Dit betekent dat de 63 dB-contour binnen het wegprofiel is gelegen. Bedrijfswoningen zijn slechts toegestaan buiten het wegprofiel. Op de eventueel te realiseren bedrijfswoningen zal de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer dan ook altijd lager zijn dan 63 dB. Daarmee wordt voldaan aan de ten hoogste toegestane waarde van 63 dB uit de Wet geluidhinder.

Conclusie:

Vanwege wegverkeerslawaai zal op toekomstige bedrijfswoningen op het industrieterrein Euregio de geluidsbelasting lager zijn dan 63 dB. Deze waarde is lager dan de maximaal vast te stellen hogere grenswaarde van 63 dB. Op grond hiervan kan worden gesteld dat er vanwege wegverkeerslawaai geen akoestische belemmeringen zijn om bedrijfswoningen op het industrieterrein Euregio te vestigen. De daadwerkelijke realisatie ervan zal eerst gerealiseerd kunnen worden nadat gebruik is gemaakt van een in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Op dat moment zal een akoestisch onderzoek moeten worden uitgevoerd en zullen indien nodig hogere grenswaarden moeten worden vastgesteld.

Railverkeerslawaai:

Wettelijk kader:

In de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder zijn regels opgenomen voor wat betreft het aspect railverkeerslawaai. Langs een spoorweg bevindt zich een zone. In artikel 1.4a van het Besluit geluidhinder is aangegeven dat de breedte van de zone afhankelijk is van de hoogte van het geluidproductieplafond.

Op geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt vanwege railverkeerslawaai de voorkeurgrenswaarde 55 dB. Een geluidsbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde is uitsluitend mogelijk indien een hogere waarde wordt vastgesteld. De maximaal vast te stellen hogere waarde bedraagt 68 dB. Het vaststellen van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidsnota Enschede 2009-2012 (verder Geluidnota). De Geluidnota is op 19 april 2011(gewijzigd) door Burgemeester en Wethouders vastgesteld. Bij besluit van 15 januari 2012 is door Burgemeesters en Wethouders de werkingsduur van de Geluidnota Enschede 2009-2012 verlengd totdat een nieuwe geluidsnota is vastgesteld.

Overwegingen:

De hoogte van het geluidproductieplafond is opgenomen in het geluidregister. Ter hoogte van het industrieterrein Euregio bedraagt het geluidproductieplafond van de spoorlijn Enschede-Gronau 52 dB. De breedte van de zone van de spoorlijn bedraagt daarmee 100 meter. Bij de realisatie van bedrijfswoningen binnen deze zone dient onderzoek te worden gedaan naar de geluidsbelasting vanwege het railverkeer. Waar binnen de zone van de spoorlijn op het industrieterrein bedrijfswoningen worden gerealiseerd is niet bekend.

Het voor de spoorlijn Enschede-Gronau vastgestelde geluidproductieplafond geldt op 50 meter van de spoorlijn. De grens van het industrieterrein Euregio is op 20 meter van de spoorlijn gelegen. Het geluidsniveau neemt met een halvering van de afstand met 6 dB af. Op basis van dit gegeven en met het bekend zijn van het geluidproductieplafond van 52 dB op 50 meter van het spoor kan indicatief het geluidsniveau op 20 meter van de spoorlijn worden bepaald. Op 20 meter van de spoorlijn zal het geluidsniveau 8 dB hoger zijn dan op 50 meter van de spoorlijn. Dit betekent dat op de grens van het industrieterrein (op 20 meter van de spoorlijn) de geluidsbelasting vanwege het railverkeer op de spoorlijn Enschede-Gronau ten hoogste 60 dB zal bedragen. Op de eventueel te realiseren bedrijfswoningen zal de geluidsbelasting vanwege het railverkeer ten hoogste 60 dB bedragen. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de ten hoogste toegestane waarde van 68 dB uit de Wet geluidhinder.

Conclusie:

Vanwege de spoorlijn Enschede-Gronau zal op toekomstige bedrijfswoningen op het industrieterrein Euregio de geluidsbelasting ten hoogste 60 dB zijn. Deze waarde is ruimschoots lager dan de maximaal vast te stellen hogere grenswaarde van 68 dB. Op grond hiervan kan worden gesteld dat er vanwege railverkeerslawaai geen akoestische belemmeringen zijn om bedrijfswoningen op het industrieterrein Euregio te vestigen. De daadwerkelijke realisatie ervan zal eerst gerealiseerd kunnen worden nadat gebruik is gemaakt van een in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Op dat moment zal, indien de bedrijfswoning binnen de zone (van 100 meter) van de spoorlijn Enschede-Gronau is gelegen, een akoestisch onderzoek moeten worden uitgevoerd en zullen indien nodig hogere grenswaarden moeten worden vastgesteld.

Industrielawaai:

Wettelijk kader:

Op grond van hoofdstuk V van de Wet geluidhinder moet rond een terrein, waarop zich geluidzoneringsplichtige inrichtingen mogen vestigen, een zone worden vastgesteld. De gezamenlijke geluidsbelasting, veroorzaakt door alle bedrijven op dit industrieterrein mag op de zonegrens maximaal 50 dB(A) bedragen. Op geluidsgevoelige bestemmingen (o.a. woningen) die zijn gelegen binnen de geluidszone bedraagt de voorkeursgrenswaarde 50 dB(A). Voor de realisatie van bedrijfswoningen op een gezoneerd industrieterrein gelden vanuit de Wet geluidhinder geen eisen.

Overwegingen:

Op het industrieterrein Euregio mogen zich geluidzoneringsplichtige inrichtingen vestigen. Rond het industrieterrein is daarom op grond van de Wet geluidhinder in 1991 voor het eerst een geluidszone vastgesteld. Met het vaststellen van het bestemmingsplan Euregiobedrijvenpark is in 2002 de geluidszone verruimd. Dit was nodig omdat het industrieterrein aan de westzijde, noordzijde en oostzijde werd uitgebreid.

In dit plan wordt de omzetting van de bestemming stationsdoeleinden, voor enkele percelen ten noorden van station “De Eschmarke”, in een bedrijfsbestemming meegenomen. De percelen gaan deel uitmaken van het gezoneerde industrieterrein Euregio. De geluidszone rond het industrieterrein wordt niet aangepast. De gezamenlijke geluidsbelasting vanwege alle inrichtingen op het industrieterrein, inclusief nog te vestigen inrichting op de toegevoegde percelen, mag niet meer bedragen 50 dB(A) etmaalwaarde op de zonegrens.

Conclusie:

Het toevoegen van enkele percelen ten noorden van het station 'De Eschmarke' aan het gezoneerde industrieterrein Euregio heeft geen gevolgen voor de toegestane geluidsbelasting vanwege het industrieterrein omdat de zonegrens niet wordt gewijzigd.

5.1.3 Externe veiligheid

Algemeen

In de huidige maatschappij worden activiteiten ontplooid die risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee brengen. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van risico's bij productie, opslag, transport (waaronder luchthavens) en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van een dergelijke activiteit kan een beperking vormen voor de omgeving, er bestaan veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. Afstemming tussen het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid is zodoende nodig.

Wettelijk kader.

De regelgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare objecten (woningen, scholen, e.d.) en beperkt kwetsbare objecten (winkels, horeca, e.d.). Externe veiligheid maakt onderscheid tussen plaatsgebonden risico's en groepsrisico's. Het plaatsgebonden risico is de kans (per jaar) dat een onbeschermd persoon komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het groepsrisico kent geen contour maar is het bepalend hoeveel mensen zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophouden.

De wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid is vastgelegd in:

  • a. Het Besluit en de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI en REVI);
  • b. Het Besluit Risico Zware Ongevallen (BRZO);
  • c. Het Besluit externe veiligheid Buisleidingen (BevB);
  • d. De Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (cRNVGS) (Basisnet en Btev) voor spoor-, vaar- en verkeerswegen;
  • e. De Wet luchtvaart en het Besluit- en de Regeling burgerluchthavens (Bbl en Rbl) en de Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML).

De risicokaart (www.risicokaart.nl) geeft bedrijven en activiteiten die onder dit wettelijk kader vallen grafisch weer. Uit de risicokaart blijkt dat voor het plangebied de volgende aspecten van belang zijn:

-BEVI

-BevB

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0024.png"

Uitsnede uit de risicokaart. De rode stip geeft de locatie aan van de

BEVI-inrichting Schepers-Gas.

Externe veiligheid en het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013".

Uit de risicokaarten blijkt dat voor het plangebied de volgende aspecten van belang zijn het BEVI en het REVI.

BEVI:

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" bevindt zich 'Schepers Gas'. Het betreft hier een BEVI-inrichting. Voor dit bedrijf is een QRA opgesteld 'Risicoanalyse Schepers Gas Enschede' (d.d. 16 februari 2006). De conclusie van dit rapport is dat er zich geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 10-6 -contour bevinden en dat er ruimschoots wordt voldaan aan de oriënterende waarde voor het groepsrisico. Genoemde risicoanalyse van Schepers Gas is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.

Conclusie: Het bedrijf 'Schepers Gas' dat binnen het plangbied van voorliggend bestemmingsplan is gelegen vormt geen belemmering voor dit plan.

BevB:

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" liggen twee 8-inch en één 12-inch hogedruk aardgasleidingen. De leidingen kennen geen 10-6 -contour voor wat betreft het plaatsgebonden risico. Binnen het invloedsgebied van de leidingen van respectievelijk 130 meter en 140 meter vinden er ten aanzien van het groepsrisico geen wijzigingen plaats met betrekking tot het aantal aanwezigen. Een verantwoording ten aanzien van het groepsrisico is derhalve niet nodig. De berekeningen in 'Carola' voor de gehele gemeente Enschede van 19 december 2012 bevestigd dit beeld.

Conclusie: De buisleidingen binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" die onder de BevB vallen, vormen geen belemmering voor dit plan.

Algemene conclusie:

In het plangebied en rond het plangebied bevinden zich diverse activiteiten die relevant zijn in het kader van externe veiligheid. De relevante aspecten zijn in kaart gebracht. Op bais hiervan kan geconcludeerd worden dat er voor wat betreft de externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013".

5.1.4 Bedrijven en milieuzonering

Veel potentiële conflictsituaties waarbij milieuaspecten in het geding zijn, kunnen worden voorkomen door toepassing van zonering. Zonering is in zijn algemeenheid een ruimtelijk middel voor het invullen en beheren van de ruimte. Hierbij wordt een scheiding tussen verschillende, vaak conflicterende, functies aangehouden. Vanwege dit ruimtelijk structurerend karakter kan een zonering in het bestemmingsplan juridisch worden vastgelegd.

Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter vergroting van de leefkwaliteit. Bij integrale milieuzonering wordt bovendien rekening gehouden met cumulatieve effecten. Voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming is de VNG-publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” (2009) in de praktijk een belangrijk hulpmiddel. Deze publicatie geeft voor vele bedrijfstypen, opslagen en installaties aan welke milieuaspecten een rol kunnen spelen en biedt een handreiking ten aanzien van welke gemiddelde afstanden tot woonbebouwing vanuit een goede ruimtelijke ordening 'passend' zijn. De genoemde richtafstanden zijn slechts indicatief, waardoor maatwerk op lokaal niveau noodzakelijk is.

In verband met de voorbereiding van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande en geprojecteerde bedrijvigheid in het plangebied, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in en rondom het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze bedrijven. De milieubelasting en de bijbehorende contouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Aan de hand van dossieronderzoek is, met behulp van de gemeentelijke bedrijvenlijst, en de publicatie "Bedrijven en milieuzonering", van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen binnen en rondom het plangebied de milieucategorie bepaald. Hieruit is naar voren gekomen dat veruit de meeste inrichtingen (bedrijven) binnen de op de verbeelding aangegeven milieuzonering passen. Slecht een klein aantal bedrijven liggen deels of in hun geheel binnen een milieuzonering die een lagere milieucategorie kent dan het bedrijf zelf. Deze bedrijven zijn op de verbeelding aangegeven met een specifieke bedrijfsbestemming en een verwijzing (middels een volgnummer) naar bijlage 3 van de regels waarin deze bedrijven specifiek zijn beschreven en op hun aanvaardbaarheid zijn beoordeeld.

5.1.5 Luchtkwaliteit

In het kader van de voorbereiding van het voorliggende bestemmingsplan is onderzocht of de realisatie van het ruimtelijk plan, gelet op de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging, aanvaardbaar is.

Wettelijk kader

Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet Milieubeheer. Daarmee zijn het Besluit luchtkwalteit 2005 (Blk 2005) en de Regeling saldering luchtkwalteit, het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit 2005 en de Meetregeling luchtkwaliteit komen te vervallen.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet Luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde.
  • een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.

De regelgeving behorend bij de Wet Luchtkwaliteit is uitgewerkt in onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AmvB's) en Ministeriële Regelingen. Zo zijn inmiddels de volgende besluiten en regelingen in werking getreden:

  • het Besluit 'niet in betekenende mate' bijdragen (luchtkwaliteitseisen).
  • de Regeling 'niet in betekenende mate' bijdragen (luchtkwaliteitseisen).
  • de Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007.
  • de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.
  • het Besluit gevoelige bestemmingen.

Verder is in de nieuwe wetgeving het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geïntroduceerd. Het NSL bevat afspraken om op nationaal, provinciaal en plaatselijk niveau de gestelde luchtkwaliteitseisen te halen. De maatregelen hierbij zijn gericht op het halen van de grenswaarden voor PM10 uiterlijk medio 2011 en voor NO2 uiterlijk 1 januari 2015. Kenmerk van de maatregelen, die het NSL bevat, is het ervoor zorgen dat de huidige overschrijdingen worden opgelost en de negatieve effecten van geplande ruimtelijke ontwikkelingen worden gecompenseerd. Het NSL is op 1 augustus 2009 definitief vastgesteld.

Beoordeling plangebied bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" t.a.v. het aspect luchtkwaliteit. door de gemeente Enschede.

In onderhavige situatie gaat het hoofdzakelijk om een conserverend bestemmingsplan (vaststelling van de bestaande situatie). De enige relevante ontwikkeling is de omzetting van de bestemming "Stationsdoelein- den", zoals dat voor het station De Eschmarke in het gelijknamige bestemmingsplan is opgenomen, naar een bedrijvenbestemming en die deel uit gaat maken van het nieuwe bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013". Binnen de nieuwe bedrijvenbestemming zal bedrijvigheid in de milieucategorieën 3.1 en 3.2 mogelijk zijn. Gelet op het feit dat een spoorwegstation op grond van de brochure Bedrijven en Milieuzonering (2009) in de milieucategorie 3.2 is ingedeeld, is er geen sprake van een toename in milieubelastende bestemmingen.

Voor het overige worden er met het voorliggende bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waardoor derhalve ook geen sprake is van een negatieve invloed op de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk.

Conclusie:

uit het oogpunt van luchtkwaliteit (artikel 5.16 Wet Milieubeheer, lid 1 onder b) zijn er geen belemmering- en voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.1.6 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. De m.e.r. is wettelijk neerge- legd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm). Om na te gaan voor welke plannen en besluiten daad- werkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden, dient men het besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) te raadplegen.

In het Besluit m.e.r. zijn de activiteiten als volgt onderverdeeld:

  • 1. Activiteiten die belangrijk nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Deze activiteiten zijn opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r.;
  • 2. Activiteiten waarvoor het bevoegde gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Deze activiteiten zijn opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:

  • 1. Het plan of besluit is m.e.r.-plichtig. Deze activiteiten zijn opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r.;
  • 2. Het plan of besluit omvat een activiteit uit kolom 1 van onderdeel D en deze activiteit ligt boven de indicatieve drempelwaarden, zoals omschreven in kolom 2 (gevallen). een besluit dient eerst te worden beoordeeld om na te gaan of er sprake is van een m.e.r.-plicht; het besluit is dan m.e.r.- beoordelingsplichtig. Voor een plan, zoals opgenomen in kolom 3 (plannen) van onderdeel D geldt er een m.e.r.-plicht;
  • 3. Het plan of het besluit omvat een activiteit uit kolom 1 van onderdeel D, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de indicatieve drempelwaarden, zoals omschreven in kolom 2 (gevallen). Voor deze plannen en besluiten moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd. Het bevoegd gezag moet zich er van vergewissen dat de activiteit geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben;
  • 4. Het plan of besluit is niet genoemd als activiteit in het Besluit m.e.r. Voor het plan geldt geen m.e.r.-plicht of m.e.r.- beoordelingsplicht.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Op 1 april 2011 is het nieuwe besluit m.e.r. in werking getreden. Eén van de belangrijkste wijzigingen in het nieuwe Besluit m.e.r. is dat een toetsing aan de drempelwaarden van onderdeel D alleen niet meer toerei- kend is. Indien een bepaalde activiteit een omvang heeft die onder de drempelwaarde ligt, dient op basis van de selectiecriteria, zoals opgenomen in de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling, te worden vastgesteld of be- langrijke gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Wanneer belangrijke nadelige gevolgen kunnen worden uitgesloten, is de activiteit niet m.e.r.-beoordelingsplichtig. Om aan te kunnen geven of een activiteit niet m.e.r.-beoordelingsplichtig is wordt de vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. De vorm- vrije m.e.r.-beoordeling is een toets, waarin aan de hand van de criteria, zoals opgenomen in de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling, wordt beoordeeld of er al of niet sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht. De criteria hebben betrekking op de kenmerken van het project, de locatie van de activiteit en de kenmerken van het potentiële effect. Bij de kenmerken van het project gaat het onder andere om de omvang en de cumulatie met andere projecten. Bij de locatie van de activiteit gaat het onder andere om de mate van kwetsbaarheid van het milieu in gebieden waarop de activiteit van invloed zou kunnen zijn. Bij de kenmerken van het potentiële effect gaat het onder ander om het bereik van de effecten.

De ontwikkeling van het Euregio Bedrijvenpark valt in de categorie D 11.3 van het Besluit m.e.r.

D 11.3   De aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein   In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare of meer   De structuurvisie bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in art. 3.1, eerste lid, van die wet   De vaststelling van het plan, bedoeld in art. 3.6 eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruim- telijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in art. 3.1, eerste lid, van die wet.  

Het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013"betreft een reguliere actualisatie van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark"en legt in hoofdzaak de bestaande situatie vast. Het gaat hier om het huidige gebruik van gronden. Een groot deel van het Euregio Bedrijvenpark is inmiddels in gebruik of bebouwd. Op het bedrijventerrein kunnen nog nieuwe bedrijven worden gevestigd.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling ontwikkeling Euregio Bedrijvenpark.

Projectbeschrijving.

Het Euregio Bedrijvenpark ligt ten oosten van de bebouwde kom van de stad Enschede, ten westen van de bebouwde kom van Glanerbrug en ten noorden van de spoorlijn Enschede- Gronau (Noord Rijn-Westfalen)- Münster/Dortmund. Het betreft hier een bedrijventerrein met een grote variatie aan kavels, voor zowel klein- schalige- als middelgrote bedrijven in verschillende bedrijfstakken. Daarnaast bevinden zich op het terrein een relatief groot aantal bedrijfswoningen. De kavels op het Euregio Bedrijvenpark zijn momenteel voor het grootste deel uitgegeven. Het bestemmingsplan voor het Euregio Bedrijvenpark betreft een reguliere actuali- satie van het huidige geldende bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark". In het nieuwe bestemmingsplan wordt hoofdzakelijk het huidige gebruik van gebouwen en gronden vastgelegd.

Locatie:

Het gebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" wordt globaal op volgende wijze be- grensd:

aan de noordzijde door:

  • de achterperceelsgrenzen van bedrijfspercelen ten noorden van de Euregioweg;
  • de Slaghekkedwarsweg;
  • ten noorden van dit bedrijventerrein bevindende groenstrook met daarin de loop van de Hoge Boekelerbeek.

aan de oostzijde door:

  • een groenstrook met daarin de loop van de voortzetting van de Hoge Boekelerbeek en een waterberging;
  • de perceelsgrenzen van de woningen aan de Glanerveldweg 164 t/m 172 (deze woningen maken geen deel uit van het plangebied);
  • de oostelijke achterperceelsgrenzen en groenstrook van bedrijfsbebouwing ten oosten van de Najaarsweg;
  • de Najaarsweg.

aan de zuidzijde door:

  • de spoorlijnverbinding Enschede-Gronau .

aan de westzijde door:

  • de hier noord zuid-lopende Euregioweg;
  • de westelijke begrenzing van een bedrijfsperceel ten noorden van de Euregioweg.

voor een grafische weergave van de begrenzing wordt verwezen naar paragraaf 1.3 van deze toelichting.

Huidige grondgebruik.

Het huidige gebruik van het bedrijventerrein betreffen bedrijven en bedrijfswoningen. Daarnaast bevindt zich aan de Slaghekkedwarsweg een bestaande woning die niet als een bedrijfswoning kan worden aangemerkt. Op het bedrijventerrein bevinden zich nog een aantal uit te geven bedrijfskavels die bebouwd mogen worden. Op deze nog uit te geven kavels bevindt zich nu gras.

Cumulatie met andere projecten.

In de directe omgeving van het bedrijventerrein is geen bebouwing voorzien. In de aangrenzende wijk De Eschmarke zijn op enige afstand van het industrieterrein nog een beperkt aantal nieuwbouwlocaties voor woningen gelegen. Deze ontwikkelingen maken echter geen onderdeel uit van het voorliggende bestemmingsplan.

Natuur en ecologie.

Zie hiervoor tevens paragraaf 5.4 van deze toelichting.

Naar aanleiding van de vervaardiging van het voorliggende bestemmingsplan is door adviesbureau Econsultancy een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek van Econsultancy (quickscan flora en fauna Lenteweg Enschede, rapportnr. 12126382 d.d. 24 januari 2013) blijkt dat op de locatie wel algemeen voorkomende soorten maar geen op grond van de Flora- en faunawet strikt(er) beschermde planten- of diersoorten voorkomen. Het uitvoeren van een nader veldonderzoek of het aanvragen van een ontheffing Flora- en faunawet is dan ook niet noodzakelijk. Deze quickscan is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.

Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van ecologie en natuurwetgeving geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Verkeer.

Het grootste gedeelte van de kavels op het bedrijventerrein zijn inmiddels uitgegeven en/of bebouwd. Voor het overige worden er met voorliggende bestemmingsplan, met uitzondering van de toevoeging van de stationslocatie aan dit bestemmingsplan, geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waardoor er derhalve ook geen sprake is van een significante negatieve invloed op de verkeersafwikkeling.

Geluid.

Zie hiervoor tevens paragraaf 5.1.2 van deze toelichting.

In het kader van de vervaardiging van voorliggend bestemmingsplan dient een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld waarin o.a. de milieugevolgen voor betreffende gebied, waaronder het aspect geluid, inzichtelijk worden gemaakt. Hiertoe is een geluidparagraaf opgesteld. Op grond van de uitkomsten van deze geluidparagraaf kan geconcludeerd worden dat het aspect geluid als gevolg van wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai, geen belemmering vormt voor de uitvoering van het plan.

Luchtkwaliteit.

Zie hiervoor tevens paragraaf 5.1.5 van deze toelichting.

In onderhavige situatie gaat het in hoofdzaak om een conserverend bestemmingsplan (het vastleggen van de huidige, bestaande situatie). De enige relevante ontwikkeling is de overheveling van de stationslocatie en omzetting van de bestemming "Station" uit het bestemmingsplan De Eschmarke, naar een bedrijvenbestem- ming in het voorliggende bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013". Binnen de nieuwe bedrijvenbe- stemming voor deze locatie zal bedrijvigheid in de milieucategorieën 3.1 en 3.2 mogelijk zijn. Gelet op het feit dat een spoorwegstation op grond van de brochure Bedrijven en Milieuzonering (2009) in de milieucategorie 3.2 is ingedeeld, is er geen sprake van een toename in de milieubelastende bestemmingen.

Externe veiligheid:

Zie hiervoor tevens paragraaf 5.1.3 van deze toelichting

In en rondom het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" bevinden zich diverse activiteiten die relevant zijn in het kader van de externe veiligheid. De relevante aspecten zijn in het kader van het bestemmingsplan in kaart gebracht. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat deze, voor wat betreft de externe veiligheid, geen belemmering voor dit plan vormen.

Bodem:

Zie hiervoor tevens 5.1.1 van deze toelichting

In het kader van de vervaardiging van voorliggend bestemmingsplan is de milieuhygiënische bodemgesteldheid in kaart gebracht. Voor de uitvoering van dit bestemmingsplan zijn er geen belemmeringen in het kader van de bodemgesteldheid.

Conclusie:

Het bestemmingsplan voor het Euregio Bedrijvenpark betreft een reguliere actualisatie waar In hoofdzaak het huidige gebruik van gebouwen en gronden is vastgelegd. Gesteld kan worden dat naar aanleiding van het uitgevoerde 'vormvrije m.e.r.-onderzoek, het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" geen nadelige gevolgen heeft voor het milieu.

5.1.7 Duurzaamheid

Uitgangspunten t.a.v. het aspect duurzaamheid voor dit bestemmingsplan

Een van de uitgangspunten bij de vervaardiging van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013 is dat dit bestemmingsplan een bijdrage dient te leveren aan c.q. rekening houdt met de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Enschede en het scheppen van zo goed mogelijke voorwaarden voor 'duurzame ruimtelijke ontwikkelingen'.

Energie- en klimaatbeleid:

Uitgangspunt bij de opstelling van het bestemmingsplan is geweest dat het voorliggende bestemmingsplan (in principe) geen belemmering mag vormen bij de opwekking van hernieuwbare energie door particulieren en bedrijven, zoals:

  • warmte/koude-opslag in de bodem;
  • plaatsing van pv-cellen (photo-voltaïsche cellen of zonnecellen) of waterboilers op daken van gebouwen.

Warmte-koudeopslag:

een deel van het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" maakt deel uit van wat in de provinciale omgevingsverordening aangemerkt wordt als een 'boringsvrije zone' (boringsvrije zone Kotkamp/Schreurserve'). Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan heeft deze zone betrekking op gronden globaal gelegen ten westen van de lijn Slaghekkedwarsweg/Twenteweg.

Het is verboden in boringsvrije zones binnen een inrichting een lozing uit te voeren in de bodem van overige vloeistoffen waarin stoffen voorkomen als bedoeld in bijlage III bij het Lozingenbesluit bodembescherming, of het lozen van koelwater. Ook is het verboden hier een bodemenergiesysteem (warmte/koude-opslag) tot stand te brengen, voor zover deze activiteiten plaatsvinden dieper dan vijf meter onder het maaiveld in de boringsvrije zone Kotkamp/Schreurserve te Enschede (artikel 3.2.1.3 Omgevingsverordening).

Buiten inrichtingen is het in boringsvrije zones verboden een lozing in de bodem uit te voeren van overige vloeistoffen waarin stoffen voorkomen als bedoeld in bijlage III bij het Lozingenbesluit bodembescherming, of het lozen van koelwater. Ook is het uitvoeren van mechanische ingrepen (boringen en grond- en funderingswerken) op of in de bodem hier verboden, alsmede het tot stand brengen van bodemenergiesystemen voor zover laatstgenoemde activiteiten plaatsvinden dieper dan vijf meter onder het maaiveld (art. 3.2.2.5 Omgevingsverordening)

Voor het overige deel van het plangebied van dit bestemmingsplan dat buiten de boringsvrije zone is gelegen gelden deze beperkingen ten aanzien van de warmte/koude-opslag niet.

warmte- of electriciteitsopwekking op daken

Omdat de plaatsing van collectoren van warmte- of electriciteitsopwekking op een dak van een bijbehorend bouwwerk of hoofdgebouw vergunningvrij is (indien voldaan wordt aan artikel 2, onder 6 van bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht genoemde voorwaarden), is van het opnemen van bepalingen in de regels behorende bij dit bestemmingsplan hieromtrent afgezien.

Biodiversiteit:

In deze toelichting wordt in paragraaf 5.4 (Ecologie en natuur) uitgebreid ingegaan op de manier waarop dit bestemmingsplan rekening houdt met dieren- en plantensoorten.

Zuinig en zorgvuldig gebruik van grondstoffen, energie, land en water.

een steeds groter deel van de realisatie van de (woning)bouwopgave vindt in bestaand bebouwd gebied plaats (een en ander als gevolg van de zogenaamde SER-ladder uit de omgevingsvisie voor de provincie Overijssel). Het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" is voor veruit het grootste gedeelte conserverend van karakter. Enkel de locatie ten noorden van het station Enschede De Eschmarke is sprake van nieuwe ontwikkelingen (functiewijziging). Deze ontwikkeling vindt plaats op gronden die in de provinciale omgevingsvisie getypeerd worden als 'Bestaand stedelijk gebied'.

Daarnaast zijn in de regels van dit bestemmingsplan zogenaamde flexibiliteitsbepalingen (zie ook 7.3.3. van deze toelichting) opgenomen die ervoor moeten zorgen dat dit gebied niet alleen nu, maar ook in de toekomst zuinig en intensief gebruikt kan worden.

Tenslotte dient hier vermeld te worden dat aspecten als een zuinig en zorgvuldig gebruik van grondstoffen, energie en water niet middels een bestemmingsplan kunnen worden geregeld.

5.1.8 Kabels, leidingen en straalpaden

Teneinde een goede belangenafweging mogelijk te maken voor de diverse functies binnen het plangebied is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de ligging en eigenschappen van binnen het plangebied voorkomende kabels, leidingen en straalpaden voor telecommunicatie. Dit houdt verband met de mogelijke beperkingen aan het gebruik en/of bebouwing als gevolg van aan te houden afstanden tot gevoelige functies en maximale hoogten. Ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden worden op de verbeelding vastgelegd en in de planregels nader geregeld. Dit betreft de hoofdtransportleidingen voor gas en brandstof, leidingen voor het vervoer van risicovolle stoffen, bovengrondse en ondergrondse hoogspanningsleidingen en straalpaden.

Aardgasleidingen:

In het plangebied lopen een aantal aardgastransportleidingen. Het gaat hierbij om twee 8"-aardgasleidingen en een 12"-aardgasleiding (ter verduidelijking: een 8"-aardgasleiding heeft een diameter van ca. 20 centimeter en een 12"-aardgasleiding een diameter van ca. 30 centimeter).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0025.jpg"

Hoogspanningslijnen en/of -leidingen

In onze leefomgeving komen allerlei vormen van straling en elektromagnetische velden voor. De manier waarop mensen worden blootgesteld, de gezondheidseffecten en de wet en regelgeving verschillen voor de verschillende stralingsbronnen. Hoogspanningslijnen zijn een bron van elektromagnetische straling (laagfrequente elektromagnetische velden).

Beleid met betrekking tot hoogspanningslijnen en/of - leidingen

Het landelijk beleid ten aanzien van hoogspanningslijnen is weergegeven in een brief van de staatssecretaris van oktober 2005 aan gemeenten, provincies en netbeheerders. Dit beleid richt zich op nieuwe situaties. Er is sprake van nieuwe situaties:

  • bij aanleg of wijziging van nieuwe bovengrondse hoogspanningslijnen;
  • bij nieuwe ontwikkelingen in de nabijheid van bestaande hoogspanningslijnen.

Bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen of het wijzigen van bestaande bestemmingsplannen moet met dit nieuwe beleid rekening worden gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0026.jpg"

situering bovengrondse hoogspanningsverbinding.

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is de indicatieve zone van de hoogspanningslijnen binnen het plangebied aangegeven. De zogenaamde netkaart geeft de breedte van deze indicatieve zone weer. Als het nieuwe bestemmingsplan niet overlapt met de indicatieve zone, dan heeft het hoogspanningslijnenbeleid geen gevolgen voor de verdere planvorming. Overlapt het bestemmingsplan wel met de indicatieve zone, dan is het van belang de zogenaamde specifieke zone te bepalen. Die specifieke zone bepaalt het ruimtebeslag van de bovengrondse hoogspanningslijn. Overlapt een nieuw bestemmingsplan de indicatieve zone, dan wordt geadviseerd, in overleg met de netbeheerder, de specifieke zone op die locatie te berekenen. Voor die berekening bestaat een handreiking. Overlapt het nieuwe bestemmingsplan ook met de specifieke zone, dan wordt geadviseerd om binnen die zone geen gevoelige bestemmingen (woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen) te realiseren.

Voor een nieuwe hoogspanningslijn wordt direct uitgegaan van de specifieke zone. Doel van het advies is dan om het tracé zodanig te kiezen dat er zo weinig mogelijk gevoelige bestemmingen binnen die zone liggen.

Bij het wijzigen van een bestaand bestemmingsplan of wijzigingen aan een bestaande hoogspanningslijn is het aantal gevoelige bestemmingen in de specifieke zone (voor en na wijziging) maatgevend. Als dit door de voorgenomen wijziging niet toeneemt, dan is die wijziging niet bezwaarlijk.

De gemeente Enschede volgt voor hoogspanningslijnen het landelijke beleid.

 

5.2 Water

In deze waterparagraaf wordt aangegeven hoe een duurzame waterhuishouding binnen het bestemmingsplangebied en in een groter verband gerealiseerd en gewaarborgd kan worden. Hiertoe is eerst een beknopte beschrijving gegeven van het wettelijk kader. Het waterbeleidskader is opgenomen onder hoofdstuk 3 (Planologisch beleidskader). Vervolgens wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Aansluitend op de huidige situatie zijn randvoorwaarden en aandachtspunten voor het watersysteem geformuleerd, welke bij nieuwe ontwikkelingen in acht genomen dienen te worden.

5.2.1 Waterwet

De Waterwet moderniseert en integreert de bestaande wetgeving op het gebied van waterbeheer. Uitgangspunten van de Waterwet zijn integraal waterbeheer en de watersysteembenadering, volgens welke het waterbeheer zich niet alleen richt op het water als zodanig, maar ook op ecologische en infrastructurele aquatische systemen, met inbegrip van de bodem, de oevers en de biologische component. Dit in wisselwerking met andere terreinen van overheidszorg als bescherming van het milieu en de zorg voor de ruimtelijke ordening.

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen, zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. 

Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.

5.2.2 Watertoets

In het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) wordt gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Door water te laten infiltreren in de bodem, en te bergen op daarvoor aangewezen plekken wordt ongecontroleerde overstroming en droogteschade voorkomen.

Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die wettelijk is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. In bestemmingsplannen dient een beschrijving opgenomen te worden van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

5.2.3 Huidige waterhuishoudkundige situatie

Plangebied

Het oppervlaktewater in het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013 bevindt zich aan de randen van dit bedrijvenpark. De spoorsloot aan de zuidkant van het bedrijvenpark regelt de ontwatering van de spoorlijn en verwerkt tevens een groot deel van het hemelwater komende vanaf het bedrijventerrein. Aan de noordkant van het bedrijventerrein stroomt de Hoge Boekelerbeek. Deze verlegde beek vormt de noordelijke begrenzing van dit bedrijventerrein. Gedurende droge perioden kabbelt de beek in oostelijke richting in de richting van de Glanerbeek, terwijl bij hevige regenval het peil van het water met een halve meter kan gaan stijgen om het overtollige water af te voeren. Aan de oostzijde van het bedrijvenpark stroomt de Hoge Boekelerbeek langs een hier aangelegde bergingsvijver. Deze bergingsvijver zorgt voor de tijdelijke opvang van water vanuit het bedrijventerrein en de vertraagde afvoer ervan naar de Hoge Boekelerbeek. In de binnenbocht van de Euregioweg, aan de westzijde van dit bedrijvenpark, bevindt zich een retentiegebied voor de tijdelijke berging van hemelwater.

Maaiveldhoogte

Het Euregio Bedrijvenpark ligt op de oostelijke flank van de stuwwal Oldenzaal- Enschede. Het hoogste punt van deze stuwwal binnen de gemeente Enschede ligt nabij de Lossersestraat op ca. 65 meter +NP. Het laagste punt binnen de gemeente Enschede bevindt zich in het westelijk deel ervan ca. 20 meter +NAP.

De maaiveldhoogte van het bedrijvenpark loopt in oostelijke richting af van ca. 45 m +NAP (zuidwesthoek van het plangebied) naar ca. 41 meter +NAP (zuidoosthoek plangebied).

Geohydrologie en bodem

In de laatste ijstijd zijn door het landijs de bodemlagen opgestuwd en gedeeltelijk over elkaar geschoven. Hierdoor ligt het grootste gedeelte van de bebouwde kom van de stad Enschede op de rand van een stuwwal. De bodem onder Enschede bestaat vanaf het maaiveld globaal uit een toplaag (ook wel de bovenste laag van de bodem genoemd) met gemengde en geroerde grond, vervolgens een fijnzandige laag, een lemige laag, een grofzandige laag en een keileemlaag. De lemige laag en de kleilaag zijn slecht waterdoorlatende bodemlagen. In de lemige bodemlaag zijn lokaal zandbanen aanwezig. Via deze goed doorlatende zandbanen en zandlagen kan grondwaterstroming plaatsvinden. De slecht doorlatende diepe kleilagen bevinden zich op een diepte tussen 12meter- en 20 meter beneden het maaiveld. De hierboven liggende grofzandige laag is het eerste watervoerende pakket (diep grondwater), welke wordt afgesloten door slechter waterdoorlatende lemige lagen met zandbanen. Het freatische grondwater (= ondiepe grondwater) dat zich boven de grofzandige laag bevindt, is aanwezig in een fijnzandige laag met gemengde en geroerde grond. Er zijn van het gebied van het plangebied van het Euregio Bedrijvenpark geen specifieke bodemopbouw- gegevens beschikbaar. In onderstaande afbeelding is de algemene hydrologische opbouw van Enschede weergegeven. Het plangebied ligt tussen de tweede en derde doorsnede ter hoogte van de pijl. Hierop is te zien dat het klei/leempakket ondiep is gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0027.jpg"

Bodem

Het Euregio Bedrijvenpark ligt op de flank van de stuwwal van Oldenzaal-Enschede, die een belangrijke rol speelt in de bodemopbouw en de grondwaterstroming ter plaatse. De bodem bestaat uit matig fijn zand tot een diepte van ca. 3,50 meter beneden het maaiveld. Onder het zand bevindt zich een slecht waterdoorlatende leemlaag. In westelijke richting, in de richting van het hoogste punt van de stuwwal, neemt de dikte van de zandige laag af. Plaatselijk kan deze zandige laag boven op de stuwwal zelfs geheel afwezig zijn. De zandige laag is tevens het eerste watervoerende pakket. Omdat het Euregio Bedrijvenpark direct ten oosten van de stuwwal ligt, staan de grondwaterstanden hier voor een belangrijk deel onder invloed van het van het hogere terrein afstromende grondwater.

(Bron: Waterhuishoudingsplan Euregio Bedrijvenpark II, juni 2004, DHV)

Grondwaterstanden.

In het plangebied staan geen peilbuizen van de gemeente. Het verloop van de gemiddelde hoge grondwaterstand (ghg) en gemiddeld lage grondwaterstand (GLG) zijn derhalve niet weer te geven. Wel zijn er in de omgeving van het plan een drietal peilbuizen van het grondwatermeetnet gesitueerd waaruit is op te maken dat het gebied gevoelig kan zijn voor hogere grondwaterstanden. In 2 van de 3 genoemde peilbuizen is de GHG < 0,50 meter beneden het maaiveld.

Grondwateronttrekkingen.

In het plangebied vinden er geen grondwateronttrekkingen plaats.

Riolering.

Afvalwater:

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" ligt een 'vrijvervalriolering'. Het westelijk deel van het gebied (het gedeelte ten westen van de Twenteweg) voert het afvalwater af naar het riool in de Twenteweg en van daaruit zuidwaarts onder de spoorlijn door, via een gemengd riool naar de zuiveringsinstallatie in Glanerbrug. Het oostelijk gebiedsdeel voert het afvalwater af via het riool in de Lenteweg dat aan de zuidzijde eveneens tot onder de spoorlijn doorloopt en via het gemengd riool van daaruit het overtollige afvalwater afvoert in de richting van de zuiveringsinstallatie in Glanerbrug.

Hemelwater.

De afvoer van het hemelwater geschiedde tot 2010 voor het bestaande Euregio-Bedrijvenpark en de noordelijke uitbreiding ervan op een verschillende wijze. Het bestaande bedrijvenpark voerde tot dan toe het overtollige hemelwater af, via een gescheiden stelsel, naar de spoorsloot ten zuiden van het plangebied. De noordelijke uitbreiding voerde tot dan toe het overtollige hemelwater via een gescheiden stelsel af naar de bergingsvijver aan de oostzijde van dit bedrijvenpark. In 2011 zijn beide systemen omgebouwd naar en aangesloten op een verbeterd gescheiden stelsel.

De binnenbocht van de Euregioweg in het westelijk deel van het plangebied heeft een eigen verbeterd gescheiden rioolsysteem. Hier wordt het overtollige hemelwater opgevangen in een retentiestrook langs de oost- en zuidzijde van de Euregioweg. Vanuit deze retentie vindt een vertraagde afvoer van het overtollige hemelwater plaats in noordelijke richting (onder de Eueregioweg door) via een greppel ten westen van de het adres Euregioweg 225.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0028.jpg"

De aanleg van een verbeterd gescheiden stelsel (VGS) op het Euregio Bedrijvenpark in 2010 geschiedde op last van het Waterschap Regge en Dinkel. Een en ander in verband met de kwaliteit van afstromend regenwater op bedrijventerreinen die in het stroomgebied van de rivier de Dinkel liggen. In de Twenteweg nabij de spoorlijn is een vgs-gemaal geplaatst. Het gemaal maakt veel draaiuren en werkt ook in droge situaties wat erop duidt dat er drainage op het systeem is aangesloten en/of het riool lek is. Het (schone) hemelwater wordt daarom na de ombouw nog steeds niet op het oppervlaktewater geloosd maar afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Het waterschap Regge en Dinkel heeft aangegeven dat 'schoon water' belangrijk is voor het Dinkelsysteem. Om het stelsel weer los te koppelen van de zuivering is op dit moment geen optie.

Oppervlaktewater.

Hoge Boekelerbeek.

De Hoge Boekelerbeek heeft een drainerende functie voor het Euregio Bedrijvenpark en voert het overtollige water uit het bovenstroomse gebied af. Ook het overtollige water van de bergingsvijver in het oostelijk deel van dit bedrijvenpark wordt (middels vertraagde afvoer) op de Hoge Boekelerbeek geloosd.

Bergingsvijver.

Deze vijver in het oostelijk deel van het plangebied van dit bestemmingsplan is bedoeld voor de retentie. deze vijver voert vertraagd af naar de Hoge Boekelerbeek.

Wateroverlast.

Bij extreme neerslag is gebleken dat de Zomerweg gevoelig is voor 'water op straat'. Bij de ombouw van het gescheiden stelsel naar een verbeterd gescheiden stelsel in 2010 is de diameter van het hemelwaterriool in de Twenteweg vergroot om deze vorm van overlast te verminderen.

Grondwateroverlast.

Tot op heden zijn er geen klachten bekend over grondwateroverlast.

5.2.4 Randvoorwaarden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

De inrichting van de waterhuishouding is gebaseerd op een aantal randvoorwaarden en uitgangspunten, deze zijn hieronder benoemd.

Ruimte voor water:

  • de bergingsopgave bedraagt 40 mm in nieuw stedelijk gebied en het buitengebied;
  • de bergingsopgave bedraagt 20 mm in bestaand stedelijk gebied;
  • waterbergingen dienen op het laagste punt binnen het plangebied te worden aangelegd;
  • met het bouwen kan pas worden begonnen nadat de waterberging is geregeld.

Grondwater:

  • Ingrepen in het grondwatersysteem dienen afgestemd te worden met de gemeente Enschede als gebiedsbeheerder en dienen te passen in het gebiedsgerichte waterbeheer, zodat verstoring van het ingestelde grondwaterbeheer wordt voorkomen;
  • er dient grondwaterneutraal gebouwd te worden, dat wil zeggen dat de gemiddelde grondwaterstand in de nieuwe situatie niet permanent verlaagd of verhoogd mag worden. Tijdens de ontwikkelingen (aanleg van wegen, bouwen van gebouwen) mag het grondwater tijdelijk worden verlaagd (melding of vergunning- aanvraag bij het waterschap.
  • (parkeer)kelders dienen waterdicht te zijn;
  • verdiepen van waterlichamen zoals waterlopen en vijvers mogen de grondwaterstanden niet aantoonbaar negatief beïnvloeden en dient hieromtrent overleg plaats te vinden met de gemeente en met goedkeuring van het waterschap.

Afwatering

  • systeemkeuze afwatering en benodigde bergings- en infiltratievoorzieningen conform het Gemeentelijk Riolerings Plan (GRP);
  • Hemelwaterafvoer vanaf de percelen zijn bovengronds en zichtbaar;
  • overige randvoorwaarden conform het GRP;
  • vuil water en hemelwater dat niet kan infiltreren dienen gescheiden van elkaar op de perceelsgrens worden aangeboden;
  • indien uitlogende materialen worden gebruikt (lood, koper, zink) die in contact kunnen komen met hemelwater, is een voorzuivering vereist voordat deze op de perceelsgrens wordt aangeboden.

Hierbij dient rekening te worden gehouden met de uitgangspunten en beleidsregels van het waterschap ten aanzien van waterhuishouding en riolering luidende:

Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering.

Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem.

Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen.

Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd. Op kleine schaal kan dit goed middels individuele voorzieningen. Op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's voorkeur;afvoer van het hemelwater vindt dan plaats via de trits: regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi.

bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft;

bij het stedenbouwkundige plan moet hierbij notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is.

Een goed alternatief in geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling is een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers (dakoppervlakken van gebouwen afkoppelen).

De afvoerpiek uit het plangebied wordt afgevlakt door berging in de wadi's en/of retentievijvers. Hierbij bedraagt de norm voor de maximale hoeveelheid te lozen water 2,4 l/s/ha bij een maatgevende neerslaghoeveelheid van 40 mm in 75 minuten;

Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlakte- water; dus niet naar de RWZI. In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwater-standen geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken.

Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren is.

Per project moet in overleg met de afdeling wegen, groen en water van de gemeente en met het waterschap worden gezocht naar maatwerk.

5.3 Archeologie

4.3 Archeologie

Inleiding

Het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Het Verdrag van Valetta) is in 1992 ondertekend. Het verdrag is geïmplementeerd via een wijziging van de Monumentenwet (Wet op de archeologische monumentenzorg), die op 1 september 2007 in werking is getreden.

Doelstelling is om zo veel mogelijk bodemschatten in de bodem te behouden, om zo aantasting van het bodemarchief te voorkomen. Verder wordt bevorderd dat in een zo vroeg mogelijk stadium van de ruimtelijke ordening rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Uitgangspunt is tevens dat bodemverstoorders archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen betalen.

De Wet op de archeologische monumentenzorg legt de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed bij gemeenten en bepaalt dat archeologie voortaan binnen het instrumentarium van de ruimtelijke ordening dient te worden meegewogen. De kern van de nieuwe wetgeving is als volgt:

  • het Rijk blijft verantwoordelijk voor het verlenen van vergunningen ingevolge de Monumentenwet 1988 en dus voor de aanwijzing van archeologische rijksmonumenten;
  • de provincie kan archeologische attentiegebieden aanwijzen die moeten worden opgenomen in een bestemmingsplan van een gemeente en kan verplichtingen opleggen bij ontgrondingen;
  • het inbedden van archeologie in ruimtelijke plannen;
  • het behouden en beschermen van waardevolle archeologie in de bodem;
  • verplicht archeologisch onderzoek bij bodemverstoring;
  • de bodemverstoorder betaalt de kosten van archeologisch onderzoek.

De gemeente heeft ten aanzien van het omgaan met archeologie een substantiële inhoudelijke beleidsruimte om belangenafwegingen te maken. De uitvoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg draagt bij aan de kennis van het ontstaan van de stad en samen met de monumenten, landschapshistorie en bouwhistorie, aan de kwaliteit van de ruimte en de identiteit en het imago van de gemeente Enschede

Archeologiebeleid gemeente Enschede

Op 28 januari 2008 heeft de gemeenteraad van Enschede het gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. Hierin is opgenomen op welke wijze binnen de gemeente Enschede invulling wordt gegeven aan de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Op basis van het beleid dient archeologie op een dusdanig vroeg tijdstip te worden betrokken bij planontwikkelingen en/of aanvragen voor bouw-, sloop- of aanlegvergunningen dat de risico's van bodemverstoringen voor de archeologie voorafgaand aan de werkzaamheden in kaart kunnen worden gebracht. Hierbij is het van belang dat inzicht bestaat in de archeologische verwachtingswaarde en de trefkans dat waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Daarbij geldt dat de geologie, de geomorfologie en de aard van de bodem zeer bepalend zijn voor de archeologische verwachtingswaarde. Gesteld kan worden dat tot de Middeleeuwen nederzettingen meestal gelegen waren op hooggelegen gronden (stroomruggen en oeverwallen). In de Middeleeuwen en daarna heeft zich op een deel van deze gronden een esdek gevormd. In deze hoger gelegen gebieden zijn resten van nederzettingen uit diverse periodes te verwachten. Op basis van kennis over het hiervoor genoemde kan een indicatie worden gegeven over hoe groot de kans is dat ergens waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Deze indicaties ten aanzien van gebiedsspecifieke verwachtingen zijn op een archeologische verwachtingenkaart van de gemeente Enschede aangegeven. Voor gebieden met een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde en waardevolle terreinen geldt een archeologische onderzoeksplicht.

Die onderzoeksplicht strekt ertoe dat voor ingrepen in de bodem met een oppervlakte van tenminste 250 m2 (gebied A) dan wel tenminste 2500 m2 (gebied B) en een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm eerst via archeologisch (voor)onderzoek dient te worden aangetoond of door die voorgenomen ingreep geen waardevolle archeologische resten zullen worden verstoord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0029.jpg"

Euregio bedrijvenpark en archeologie.

Archeologie en het plangebied "Euregio Bedrijvenpark 2013"

Op basis van de archeologische beleidskaart van de gemeente Enschede geldt voor slechts een klein deel van het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" het beleidstype "onderzoeksgebied b" (deze zijn op bovenstaande kaartje aangegeven met een lichtgele kleur). Het gaat hierbij een locatie in de omgeving van het station De Eschmarke en een strook grond aan de noord westzijde van het plangebied. Het grootste gedeelte van het plangebied is echter momenteel bebouwd en hebben de gronden, net zoals de overige nog uit geven (braakliggende) percelen een lage verwachtingswaarde. Gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde zijn vrijgesteld van een verplicht archeologisch onderzoek.

De gronden met het beleidstype B zijn op de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" aangegeven met de aanduiding "archeologisch onderzoeksgebied b". Om de (mogelijke) archeologische waarden op genoemde locaties te waarborgen zijn in de regels bepalingen opgenomen.

Voor gebieden met de aanduiding "archeologisch onderzoek b" is bepaald dat op deze gronden geen bouwwerken mogen worden opgericht die een bodemverstoring veroorzaken dieper dan 50 centimeter onder het maaiveld en met een bodemverstorinsoppervlakte van meer dan 2500 m2. Burgemeester en wethouders mogen hiervan bij een omgevingsvergunning afwijken indien uit een archeologisch vooronderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of dar er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de aanwezige archeologische waarden.

Deze gronden hebben in het voorliggende bestemmingsplan de bestemming 'Bedrijventerrein' en komen voor (bedrijfs)ontwikkeling in aanmerking. Het is aanneembaar dat deze terreinen, ook gezien de huidige economische situatie, vooralsnog niet tot ontwikkeling komen waardoor het uitvoeren van een archeologisch onderzoek op dit moment niet aan de orde is.

5.4 Ecologie en natuurwetgeving

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwet- en regelgeving. Momenteel genieten zowel een groot deel van de flora en fauna zelf als de leefgebieden van diverse soorten wettelijke bescherming. Die bescherming vloeit voort uit zowel Europese en nationale regelgeving als uit internationale verdragen en afspraken als het VN-Biodiversiteitsverdrag. Deze internationale afspraken en Europese richtlijnen zijn in Nederland doorvertaald in de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming). Aanvullend aan deze wettelijke bescherming is in de Nota Ruimte door het kabinet het beleid uitgewerkt voor de bescherming van de ecologische hoofdstructuur (EHS), ganzenfoerageergebieden en weidevogelgebieden. De verschillende beschermingsregimes hebben tot doel de natuurwaarden in de betreffende gebieden veilig te stellen. In sommige situaties dienen ook ruimtelijke ingrepen buiten de begrenzing van deze gebieden te worden getoetst op mogelijke schadelijke uitstralende effecten, dit wordt ook wel “externe werking” genoemd.

Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 worden twee typen beschermde gebieden onderscheiden, de 'Natura 2000' gebieden (artikel 10a) en de beschermde natuurmonumenten (artikel 10). Onder 'Natura 2000' gebieden worden verstaan de Vogelrichtlijngebieden en de Habitatrichtlijngebieden. Voor veel Habitatrichtlijngebieden geldt overigens dat deze nog wel formeel als zodanig moeten worden aangewezen door de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie, omdat daarvoor nog instandhoudingsdoelstellingen moeten worden vastgesteld. Zo lang de Habitatrichtlijngebieden nog niet definitief zijn aangewezen dient nog te worden getoetst aan de communautaire lijst, zijnde de lijst van gebieden zoals die indertijd zijn aangemeld bij de Europese Commissie. Onder beschermde natuurmonumenten worden die natuurgebieden verstaan die op grond van de “oude” Natuurbeschermingswet reeds als zodanig waren vastgesteld.

Ecologische hoofdstructuur:

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) worden de nationale belangen van het Rijk op het gebied van onder meer de natuur en het landelijk gebied vastgesteld. De SVIR richt zich op het behoud, herstel en ontwikkeling van wezenlijke natuurlijke kenmerken en waarden. Vanuit deze doelstelling is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het leven geroepen. De doorwerking van de nationale belangen uit de SVIR wordt geregeld in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro wordt geregeld hoe het nationale belang van de EHS door provincies en gemeenten dient te worden doorvertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. De EHS valt niet onder de werking van de gebiedsbescherming, zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 of de soortenbescherming, zoals geregeld in de Flora- en faunawet.

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Op grond van de Flora- en faunawet zijn alle dieren en planten van onvervangbare waarde en dus dienen mensen daarmee zorgvuldig om te gaan. Daarom is in de wet ook een algemene zorgplicht (artikel 2) opgenomen, die inhoudt dat een ieder 'voldoende zorg' in acht dient te nemen voor álle in het wild voorkomende dieren en planten (dus niet alleen de beschermde) en hun leefomgeving. Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dan dient in de regel ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. De ontheffingsbevoegdheid is geregeld in artikel 75 e.v. van de Flora- en faunawet en nader uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.

De Flora- en faunawet hanteert een driedeling in beschermingscategorieën:

  • 1. tabel 1 soorten, dit zijn de meest algemeen voorkomende soorten waarvoor bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstellingsregeling geldt. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden gevraagd;
  • 2. tabel 3 soorten, dit zijn de strikt beschermde soorten. Het gaat hierbij om de Habitatrichtlijnsoorten en een (nationale) selectie van de zwaardere categorieën van de Rode Lijst. Voor deze soorten dient vrijwel altijd ontheffing te worden gevraagd;
  • 3. tabel 2 soorten, een tusssencategorie bestaande uit de resterende beschermde soorten. Voor deze soorten geldt een vrijstellingsregeling wanneer wordt gehandeld volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode. In andere gevallen dient voor deze soorten doorgaans ontheffing te worden gevraagd.

Vogels nemen in de Flora- en faunawet een bijzondere positie in. Vogels worden door de wet alleen beschermd tijdens het broedseizoen. Voor een aantal vogelsoorten (met name spechten, uilen en boombewonende roofvogels) zijn de voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen jaarrond beschermd.

Natuurwetgeving en het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013"

In het kader van het bestemmingsplan “Euregio bedrijvenpark” is beoordeeld of de natuurwetgeving en het natuurbeleid al of niet op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staan.

Natuurbeschermingswet 1998:

Het plangebied van het bestemmingsplan “Euregio bedrijvenpark” is niet gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of beschermd natuurmonument of in de directe omgeving daarvan. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied “Aamsveen” is op ca. 3 kilometer afstand ten zuiden van het plangebied gelegen. Voor activiteiten die mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied dient een passende beoordeling en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden uitgevoerd om te bepalen of en zo ja er daadwerkelijk sprake is van significant negatieve effecten voor kwalificerende soorten. Indien significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd bij het bevoegd gezag, zijnde Gedeputeerde Staten van Overijssel. Gelet op het feit dat het bestemmingsplan “Euregiobedrijvenpark” conserverend van aard is en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt kan een verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet achterwege blijven.

Flora- en faunawet:

Het bestemmingsplan “Euregiobedrijvenpark” heeft hoofdzakelijk een consoliderend en conserverend karakter. In verband hiermee behoeft er in het kader van dit ruimtelijk plan geen nader onderzoek plaats te vinden. In het bestemmingsplan zijn nog wel enkele ontwikkellocaties gelegen, dit betreft hoofdzakelijk reeds bouwrijp gemaakte maar nog niet uitgegeven bedrijfskavels. Onderstaand wordt per ontwikkellocatie kort aangegeven of Flora- en faunawet onderzoek noodzakelijk is alvorens hiervoor een rechtstreekse bouwtitel kan worden opgenomen. Indien voor één of meerdere locaties nog Flora- en fauna onderzoek noodzakelijk is dient dit onderzoek bij de vaststelling van het bestemmingsplan te zijn uitgevoerd en moet daaruit met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid kunnen worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid in de weg staat. Indien uit een eventueel uit te voeren Flora- en faunawet onderzoek blijkt dat er ten behoeve van de realisatie van de betreffende bestemmingen voorwaardelijke mitigerende maatregelen noodzakelijk zijn dient de tijdige uitvoering daarvan bij de vaststelling van het bestemmingsplan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid te zijn verzekerd en zo nodig in het bestemmingsplan te worden geborgd.

Ontwikkelingen:

  • Ontwikkeling nieuwe bedrijfskavels Lenteweg, tegenover station De Eschmarke

Geen onderzoeksgegevens bekend. Het betreft een wei die momenteel wordt gebruikt door paarden. De ecologische waarde van het perceel concentreert zich vooral in de noordoostelijke tip. Hier is naast een kleine paardenstal een dicht bos van populieren en wilgen aanwezig. Door de dichte structuur lijkt het bosje zeer geschikt als nest-, voedsel- of schuilgelegenheid voor met name vogels en kleinere zoogdieren. Dit wordt versterkt doordat het bosje in de directe nabijheid ligt van de groene structuur langs het spoor. Dieren gebruiken deze structuur om zich te verplaatsen en kunnen zodoende ook het betreffende bosje bereiken. In het bosje is slechts één grote boom (wilg) aanwezig, waarin geen holtes of scheuren aanwezig zijn. Het bosje lijkt hierdoor niet geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Het bosje is ook in de directe nabijheid van een watergang gelegen, het is dan ook niet ondenkbaar dat het bosje onderdeel is van het winterverblijf van strikt(er) beschermde soorten amfibieën. Daarnaast zijn in het bosje tijdens de broedtijd broedvogels aanwezig, al worden ter plaatse geen jaarrond beschermde soorten verwacht.

Naar aanleiding van het voorgaande is aan ecologisch adviesbureau Econsultancy de opdracht verstrekt tot het uitvoeren van een verkennend Flora- en faunawet onderzoek. Uit het onderzoek van Econsultancy (quickscan flora en fauna Lenteweg Enschede, rapportnr. 12126382 d.d. 24 januari 2013) blijkt dat op de locatie wel algemeen voorkomende soorten maar geen op grond van de Flora- en faunawet strikt(er) beschermde planten- of diersoorten voorkomen. Het uitvoeren van een nader veldonderzoek of het aanvragen van een ontheffing Flora- en faunawet is dan ook niet noodzakelijk.

Deze quickscan is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.

  • Realisatie bedrijfsbebouwing op nog niet uitgegeven bedrijfskavels

Er zijn geen waarnemingen van strikt(er) beschermde flora of fauna in het plangebied bekend. Het oostelijk deel van de nog resterende uit te geven bedrijfskavels bestaat voornamelijk uit een grasachtige vegetatie. Door het extensieve gebruik is er een vrij hoge diversiteit aan verschillende planten aanwezig, wat weer interessant is voor verschillende insecten. Ook komen graslandsoorten als de patrijs hierop af. De patrijs is een rodelijstsoort, de nesten van deze soort zijn echter niet jaarrond beschermd. Door het plangebied loopt ook een sloot, die in verbinding staat met een kleine waterpoel. Wanneer de sloot en de waterpoel gehandhaafd blijven is het laten uitvoeren van flora en fauna onderzoek niet noodzakelijk. In verband met de mogelijke aanwezigheid van nesten van de patrijs wordt geadviseerd de werkzaamheden in het kader van de realisatie van bebouwing op deze kavels buiten het broedseizoen plaats te laten vinden. Het westelijk deel van de nog resterende uit te geven bedrijfskavels bestaat voor de helft uit (jong) bos, dat gelegen is binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Het overige deel bestaat uit extensief beheerd grasland. Met name het bos is ecologisch interessant. De randen van het bos dienen als oriëntatie voor onder andere vleermuizen. Vogels en kleine zoogdieren vinden in het bos voedsel, een nestplek en/of schuilgelegenheid. Door de aanwezigheid van sloten en een enkel poeltje bestaat de mogelijkheid dat er amfibieën in de directe omgeving aanwezig zijn, die het bos gebruiken als overwinteringsplek. Wanneer het bos ten behoeve van de voorgenomen ontwikkelingen (gedeeltelijk) gekapt dient te worden is het uitvoeren van een Flora- en faunawet onderzoek noodzakelijk. Langs de Hoge Boekelerbeek, die net buiten het plangebied is gelegen, is opgaande beplanting aanwezig. Deze beplanting sluit aan bij de groene structuren in het buitengebied. Deze opgaande beplanting heeft naar verwachting een belangrijke rol voor met name de geleiding van insecten, vogels, vleermuizen en andere zoogdieren. Er wordt dan ook geadviseerd hiermee bij de planvorming rekening te houden en de structuur te behouden. Indien het toch noodzakelijk is de opgaande beplanting geheel of gedeeltelijk te verwijderen is het uitvoeren van Flora- en faunawet onderzoek noodzakelijk.

  • Ecologische Hoofdstructuur.

Het plangebied van het bestemmingsplan “Euregiobedrijvenpark” is aan de oostzijde voor een klein deel gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Daarnaast grenst het plangebied aan de noord-, west- en oostzijde direct aan gebieden die deel uitmaken van de EHS. Gronden binnen de Ecologische Hoofdstructuur dienen op grond van de provinciale Omgevingsvisie en –verordening van een beschermende bestemming te worden voorzien. Er is geen sprake van een wettelijk beschermingsregime voor de EHS en de EHS heeft ook geen externe werking. Een verdere toetsing aan de Ecologische Hoofdstructuur kan dan ook achterwege blijven.

  • Ecologie en het plangebied “Euregiobedrijvenpark”

Het plangebied van het bestemmingsplan “Euregiobedrijvenpark” is gelegen aan de rand van de bebouwde kom van Enschede en wordt aan de zuidzijde begrensd door de spoorlijn Enschede-Gronau en grenst aan de overige zijden aan het buitengebied. Dwars door het plangebied loopt de drukke verkeersweg Euregioweg. Ondanks dit intensieve gebruik van het plangebied is het plangebied toch betrekkelijk rijk aan soorten. Dit is voornamelijk te danken aan de ligging nabij het buitengebied en de grote open plekken in het plangebied. Deze worden extensief gebruikt, hierdoor kunnen zich beduidend meer soorten planten ontwikkelen dan op een normaal agrarisch perceel. Dit trekt veel insecten en kleine zoogdieren als muizen aan waardoor hier ook strikt(er) beschermde soorten als de bosuil en de patrijs zijn waargenomen. Aan de noord- en zuidzijde van het plangebied zijn belangrijke doorgaande structuren aanwezig. Met name de spoorzone is over grote afstand geflankeerd door opgaande beplanting. Hierdoor is het voor diverse soorten mogelijk tot diep in de stad door te dringen. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Hoge Boekelerbeek. Deze beek is recentelijk geherprofileerd en stroomt nu volledig buiten het stedelijk gebied om richting de Glanerbeek. In het kader van de herinrichting Enschede-Noord (landinrichting) heeft deze beek weer een zwaardere ecologische functie gekregen. Bij de (her)aanleg van de beek is ook veel aandacht besteed aan beekbegeleidende beplanting ter versterking van de gewenste ecologische functie van de beek. De beekzone is relatief smal en vormt de grens tussen stedelijk gebied (bedrijventerrein) en agrarisch gebied. Direct ten noorden van de Hoge Boekelerbeek is in de vorm van een waterbergingsvijver een stuk extra ecologische waarde aanwezig. Bij de inrichting van de waterberging is ruimte gecreëerd voor natte biotopen, waardoor de biodiversiteit ter plaatse verder wordt verhoogd. Vanuit de waterberging wordt het water vertraagd afgevoerd op de beek, wat ook weer gunstig is voor de aanwezige flora en fauna in het gebied.

* Conclusie

Op basis van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van ecologie en natuurwetgeving geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

 

Hoofdstuk 6 Gewenste ontwikkeling plangebied

6.1 Projecten en nieuwe initiatieven

Het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” is voor nagenoeg het gehele plangebied conserverend van aard. Dat betekent dat de bestaande situatie wordt vastgelegd. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden echter in het nieuwe bestemmingsplan rechtstreeks meegenomen, indien de uitwerking van de plannen zodanig concreet is dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden gesteld dat de ruimtelijke invulling binnen de geldigheidsduur van dit bestemmingsplan (10 jaar) plaats vindt.

Ten noorden van het huidige station "De Eschmarke", in de spoorlijnverbinding tussen Enschede en Gronau, zijn gronden gelegen die nu nog deel uitmaken van het geldende bestemmingsplan "De Eschmarke". In dit plan hebben de betreffende gronden de bestemming "Station". Door de economische ontwikkelingen van laatstgenoemde jaren en veranderende inzichten, is het niet realisistich gebleken deze gronden ten behoeve van genoemde bestemming te ontwikkelen. Het ziet er tevens niet naar uit dat dit in de toekomst wel het geval zal zijn. Om deze redenen is dit gebied naar het plangebied van het bestemmingsplan voor het Euregio Bedrijvenpark overgeheveld. Deze gronden worden momenteel doorsneden door een ontsluitingsweg vanaf de Lenteweg die in de richting van het station "De Eschmarke" loopt. Zowel aan de oost- als ook aan de westzijde van deze bestaande ontsluitingsweg is dan ruimte voor in totaal een tweetal uit geven bedrijfskavels. Met de vervaardiging van het voorliggende bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" is met deze nieuwe ontwikkeling, voor wat betreft de uit te voeren onderzoeken, rekening gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0030.png"

lokatie van de twee geplande bedrijfspercelen op het Euregio Bedrijvenpark.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00021-0003_0031.jpg"

Percelen, gezien vanaf de Lenteweg in de richting van het station De Eschmarke, die in het voorliggende bestemmingsplan voor bedrijfsontwikkeling in aanmerking komen.

Hoofdstuk 7 Juridische planopzet

7.1 Algemeen

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Een bestemmingsplan kan worden vervaardigd als:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Voor het Euregio Bedrijvenpark geldt momenteel nog het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark". Op basis van de wettelijke verplichting dat een geldend bestemmingsplan ééns in de 10 jaar opnieuw dient te worden vastgesteld, is voor het Euregio Bedrijvenpark gekozen voor een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan die grotendeels de bestaande ruimtelijke en planologische situatie regelt.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

7.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013”. In Artikel 1 Begrippen zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2 Wijze van meten geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de StandaardVergelijkeBestemmingsplannen 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels. Daarnaast zijn regels ten aanzien van archeologie, de bescherming van monumentale en bijzonder waardevolle bomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

7.3 Beschrijving van het plan

De gronden begrepen in het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” zijn bestemd voor:

  • 1. Bedrijventerrein
  • 2. Groen
  • 3. Verkeer
  • 4. Verkeer-railverkeer
  • 5. Verkeer-verblijfsgebied
  • 6. Water
  • 7. Water- Waterloop
  • 8. Wonen

1. Bedrijventerrein:

Gronden met deze bestemming zijn in dit bestemmingsplan primair bestemd voor de vestiging van bedrijven. Daarnaast zijn hier bepaalde vormen van volumineuze detailhandel, geluidszoneringsplichtige inrichtingen, bedrijfsgebonden horeca in de vorm van een kantine of bedrijfsrestaurant en niet- zelfstandige kantoor- functies toegestaan. Andere toelaatbare, van deze bestemming afwijkende functies, zijn op de verbeelding middels een aanduiding aangegeven specifiek Voor het grootste deel van het gebied met de bestemming "Bedrijventerrein" geldt een maximum bouwhoogte van 10 meter en een maximum bebouwingspercentage van 70%.

2. Groen:

Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor groenstroken, plantsoenen, waterpartijen, waterlopen en waterbergingen, alsmede wadis', infiltratiestroken en andere voorzieningen in het kader van de waterbeheersing. Ook voorzieningen zoals in- en uitritten, wandel- en fietspaden, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen zijn hier toegestaan. Op de voor groen bestemde gronden mag uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals straatmeubilair en speelvoorzieningen.

3. Verkeer:

Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor wegen binnen het plangebied met de functie van hoofdontsluitingsweg. Daarnast kunnen binnen deze bestemming voet- en fietspaden, tunnels, viaducten, bruggen, rotondes, parkeervoorzieningen, overige verkeersvoorzieningen, groenvoorzieningen, waterlopen, waterbergingen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterbeheersing worden aangelegd. Ook geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen zijn binnen deze bestemming toegestaan.

4. Verkeer-Railverkeer:

De spoorlijnverbinding Enschede-Gronau met de daarbij behorende gronden vormen de zuidelijke begren- zing van het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark2013". In dit bestemmingsplan zijn betreffende gronden bestemd voor "Verkeer- Railverkeer". Gronden met de bestemming "Verkeer- Railver- keer" zijn primair bestemd voor verkeers- en vervoersdoeleinden per rail, spoorwegvoorzieningen, stationsvoorzie- ningen, railvoorzieningen. In de bestemming "Verkeer- Railverkeer" is een bouwvlak opgenomen waarbinnen bebouwing mag worden opgericht met een maximum bouwhoogte van 5 meter en een maximum bebouwingspercentage van 50%. Op de voor “Verkeer-Railverkeer“ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming.

5. Verkeer-Verblijfsgebied

De gronden met de bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied” zijn bestemd voor gebiedsontsluitingswegen, erftoegangswegen en woonerven. Deze bestemming richt zich met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Dit zijn voornamelijk de 30 km/uur zones waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd. Op de voor “Verkeer-Verblijfsgebied“ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals straatmeubilair, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen.

6. Water:

Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor sloten, beken, vijvers, poelen en daarmee gelijk te stellen waterlopen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterbeheer en waterberging, bescherming van landschaps- en natuurwaarden, extensief recreatief medegebruik alsmede bij deze doeleinden behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en voorzieningen, zoals bruggen, dammen en/of duikers, oeverbeschoeiingen en groenvoorzieningen.

7. Water- Waterloop:

De Hoge Boekelerbeek vormt globaal de noordelijke en oostelijke begrenzing van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" en heeft hierin de bestemming "water- Waterloop" gekregen. Gronden met deze bestemming zijn primair bestemd voor sloten, beken en daarmee gelijk te stellen voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterbeheer en waterberging, bescherming van landschaps- en natuurwaarden, extensief recreatief medegebruik, bij deze doeleinden behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en voorzieningen, zoals bruggen, dammen en/of duikers, oeverbeschoeiingen en groenvoorzieningen.

8. Wonen:

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. In de planregels zijn algemene bouwregels opgenomen voor de bouw van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, zoals erf- en perceelafscheidingen. Bebouwing dient te worden gerealiseerd binnen de op de plankaart aangegeven bouwblokken. Middels een op de plankaart (verbeelding) aangegeven maximum goot- en bouwhoogte is bepaald dat de maximum goothoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter en de maximum bouwhoogte niet hoger mag zijn dan 10 meter.

7.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving.

Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen. In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de bestaande situatie juridisch vast te leggen. Het plan heeft, op de beoogde nieuwe ontwikkeling voor de stationslocatie na, hoofdzakelijk een conserverend karakter. Het accent ligt dan ook voornamelijk op het beheer van de bestaande situatie.

In verband met het feit dat de gemeente binnen het plangebied geen ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is bij dit plan geen exploitatieopzet gevoegd. Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat de economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan voldoende is aangetoond.

Hoofdstuk 9 Participatie

9.1 Adviezen

Op grond van de Regeling Wijkorganen 2008, welke nader is uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken,, worden beleidsvoorstellen, die van invloed zijn op een wijk, voorafgaand aan de besluitvorming ter advisering voorgelegd aan het erkende wijkorgaan. Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013", is geen wijkorgaan actief die om advies moet worden gevraagd.

9.2 Vooroverleg

Krachtens artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) pleegt het college van Burgemeester en Wethouders overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

In het kader van het vooroverleg is het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" voor commentaar o.a. voorgelegd aan de provincie Overijssel en het waterschap Regge en Dinkel.

9.3 Procedure

Op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening geeft het college van burgemeester en wethouders dat voornemens is op verzoek of uit eigen beweging een bestemmingsplan voor te bereiden, waarbij sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen, kennis van dat voornemen in het gemeentelijk blad “Huis-aan-Huis” . Bovendien wordt de openbare kennisgeving ook langs elektronische weg gedaan. Er wordt hierbij geen gelegenheid geboden om zienswijzen omtrent het voornemen naar voren te brengen. Publicatie van het voornemen heeft als doel om de burgers tijdig te informeren over het voornemen om een bestemmingsplan voor te bereiden.

Op grond van het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerp van het bestemmingsplan "Euregio Bedrijvenpark 2013" van 26 september 2013 tot en met 6 november 2013 voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van de ter visie legging zijn een aantal zienswijzen ingediend. Van de ingediende zienswijzen is door ons een zienswijzenverslag vervaardigd en zijn daarin de zienswijzen door ons beantwoord..

* De opmerkingen van (overheids)instanties en de indieners van een zienswijze hebben tot een aantal aanpassingen en wijzigingen van het bestemmingsplan geleid. Deze aanpassingen en wijzigingen zijn verwoord in een nota van aanpassingen en wijzigingen.