Plan: | Overmaat - Fokkerweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0153.20110208-0003 |
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwet- en regelgeving. Momenteel genieten zowel een groot deel van de flora en fauna zelf als de leefgebieden van diverse soorten wettelijke bescherming. Die bescherming vloeit voort uit zowel Europese en nationale regelgeving als uit internationale verdragen en afspraken als het VN-Biodiversiteitsverdrag. In dat verdrag hebben 193 landen, waaronder Nederland, zich verplicht om biologische diversiteit te behouden en een duurzaam gebruik te maken van biodiversiteiti. Biodiversiteit is niet alleen belangrijk vanwege de intrinsieke waarde van de natuur maar draagt ook bij aan onze voedselvoorziening, economie en gezondheid. Deze internationale biodiversiteitsdoelstellingen zijn op Europees niveau verankerd in de EU-Vogel- en Habitatrichtlijnen. De Habitatrichtlijn richt zich expliciet op de biologische diversiteit, door middel van het instandhouden en beschermen van nationale habitats (leefgebieden) en in het wild voorkomende flora en fauna. De te beschermen nationale habitats worden 'Natura 2000' gebieden genoemd en vormen gezamenlijk een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De Vogelrichtlijn beschermt op soortgelijke wijze broed- en trekvogels en hun specifieke leefgebieden. Deze internationale afspraken en Europese richtlijnen zijn in Nederland doorvertaald in de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming). Aanvullend aan deze wettelijke bescherming is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte door het kabinet het beleid uitgewerkt voor de bescherming van de ecologische hoofdstructuur (EHS). De verschillende beschermingsregimes hebben tot doel de natuurwaarden in de betreffende gebieden veilig te stellen. In sommige situaties dienen ook ruimtelijke ingrepen buiten de begrenzing van deze gebieden te worden getoetst op mogelijke schadelijke uitstralende effecten, dit wordt ook wel "externe werking" genoemd.
Natuurbeschermingswet 1998
In de Natuurbeschermingswet 1998 worden twee typen beschermde gebieden onderscheiden, de speciale beschermingszones of 'Natura 2000' gebieden en de beschermde natuurmonumenten. Onder 'Natura 2000' gebieden worden verstaan de EG-Vogelrichtlijngebieden en, sinds 1 februari 2009, de EG-Habitatrichtlijngebieden. Voor de meeste EG-Habitatrichtlijngebieden geldt overigens dat deze nog wel formeel als zodanig moeten worden aangewezen door de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I), omdat daarvoor nog instandhoudingsdoelstellingen moeten vastgesteld. Zo lang de EG-Habitatrichtlijngebieden nog niet definitief door de minister zijn aangewezen dient nog te worden getoetst aan de communautaire lijst, zijde de lijst van gebieden zoals die indertijd zijn aangemeld bij de Europese Commissie. Onder beschermde natuurmonumenten worden die natuurgebieden verstaan die op grond van de "oude" Natuurbeschermingswet reeds als zodanig waren vastgesteld. Voor zover de beschermde natuurmonumenten overlappen met Natura 2000 gebieden geldt dat de status "beschermd natuurmonument" voor die betreffende gebieden is komen te vervallen, de beschermde waarden voor het betreffende gebied - voor zover die niet ook onder de instandhoudingsdoelstelling van het Natura 2000 gebied vallen - blijven echter voor die gebieden onverminderd van kracht. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan. Voor alle andere activiteiten is een vergunning van Gedeputeerde Staten vereist.
Ecologische Hoofdstructuur
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) worden de nationale belangen van het Rijk op het gebied van onder meer de natuur en het landelijk gebied vastgelegd. De SVIR richt zich op het behoud, herstel en ontwikkeling van wezenlijke natuurlijke kenmerken en waarden. Vanuit deze doelstelling is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het leven geroepen. De doorwerking van de nationale belangen uit de SVIR wordt geregeld in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro wordt geregeld hoe het nationale belang van de EHS door provincies en gemeenten dient te worden doorvertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. De EHS valt niet onder de werking van de gebiedsbescherming, zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 of de soortenbescherming, zoals geregeld in de Flora- en faunawet.
Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het "nee, tenzij" principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Op grond van de Flora- en faunawet zijn alle dieren en planten van onvervangbare waarde en dus dienen mensen daarmee zorgvuldig om te gaan. Daarom is in de wet ook een algemene zorgplicht (artikel 2) opgenomen, die inhoudt dat een ieder 'voldoende zorg' in acht dient te nemen voor álle in het wild voorkomende dieren en planten (dus niet alleen de beschermde) en hun leefomgeving. Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dan dient in de regel ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. De ontheffingsregeling is geregeld in artikel 75 van de Flora- en Faunawet en nader uitgewerkt in de AMvB artikel 75.
De Flora- en faunawet hanteert een driedeling in beschermingscategorieën:
1. tabel 1 soorten, dit zijn de meest algemeen voorkomende soorten waarvoor bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstellingsregeling geldt. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden gevraagd;
2. tabel 3 soorten, dit zijn de strikt beschermde soorten. Het gaat hierbij om de EG-Habitatrichtlijnsoorten en een (nationale) selectie van de zwaardere categorieën van de Rode Lijst. Voor deze soorten dient altijd ontheffing te worden gevraagd;
3. tabel 2 soorten, een tussencategorie bestaande uit de resterende beschermde soorten. Voor deze soorten geldt een vrijstellingsregeling wanneer wordt gehandeld volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode. In andere gevallen dient voor deze soorten doorgaans ontheffing te worden gevraagd.
Vogels nemen in de Flora- en faunawet een bijzondere positie in. Vogels worden door de wet alleen beschermd tijdens het broedseizoen. Voor een aantal vogelsoorten (met name spechten, uilen en boombewonende roofvogels) zijn de voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen jaarrond beschermd.
Natuurwetgeving en het plangebied "Luchthaven Overmaat-Fokkerweg"
In het kader van het bestemmingsplan "Overmaat-Fokkerweg" is beoordeeld of de natuurwetgeving en het natuurbeleid al of niet op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staan. De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit de realisatie van enkele woningen in twee afzonderlijke deelgebieden, "Overmaat" en "Fokkerweg".
Ecologie en het plangebied "Overmaat"
Het deelgebied "Overmaat" is gelegen in het noordelijk buitengebied van Enschede, direct ten noorden van de drinkwaterwinninglocatie Weerseloseweg van Vitens en was tot voor kort een militair domein behorende bij de vliegbasis Twenthe. Het gebied is erg bosrijk en heeft een parkachtige karakter. Het gebied sluit aan bij het omliggende landschap, dat wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van houtwallen, oude bomen, lanen en boscomplexen. In het gebied komen diersoorten voor die kenmerkend zijn voor park en boslandschap, zoals de appelvink, goudhaan en grote bonte specht. In een vijver is de poelkikker aangetroffen.
Ecologie en het plangebied "Fokkerweg"
Het deelgebied "Fokkerweg" is gelegen in het noordelijk buitengebied van Enschede, direct ten zuiden van het terrein van de voormalige vliegbasis Twenthe en was tot voor kort een militair domein behorende bij de vliegbasis. Het gebied heeft slechts een beperkte oppervlakte. Doordat er nogal wat groene elementen aanwezig zijn heeft deze echter wel een bepaalde ecologische waarde. Het gebied heeft een "parkachtige uitstraling" door de boselementen die afgewisseld worden met open plekken. Met name voor vogels heeft het gebied waarde. De broedvogels die hier zijn aangetroffen zijn dan ook typerend voor dit biotoop. Zo zijn grauwe vliegvanger, gekraagde roodstaart, braamsluiper en groene specht aangetroffen.
Ecologische Hoofdstructuur:
Het deelgebied "Fokkerweg" maakt geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur, het deelgebied "Overmaat" maakt wel deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (bestaande natuur en water). Op grond van de provinciale Omgevingsverordening mogen in een bestemmingsplan aan gronden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur geen bestemmingen worden toegewezen die significant negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden zullen of kunnen hebben. Verder dienen de aan deze gronden toe te kennen bestemmingen mede te strekken tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van het betreffende gebied.
In de door Provinciale Staten van Overijssel vastgestelde Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie voor de Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente is bepaald dat alle tot de Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente behorende gebieden die momenteel nog onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur bij een eerstvolgende herbegrenzing niet langer meer tot de Ecologische Hoofdstructuur gerekend zullen worden, daarvoor in de plaats wordt op het terrein van de Luchthaven Twente 130 hectare aan nieuwe Ecologische Hoofdstructuur gerealiseerd. Dit betekent dat de Ecologische Hoofdsrtructuur geen belemmering vormt voor de geplande woningbouw in het deelgebied "Overmaat".
Natuurbeschermingswet 1998:
De deelgebieden "Fokkerweg" en "Overmaat" zijn niet gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of beschermd natuurmonument of in de directe omgeving daarvan. Op ruim 2 kilometer meter afstand ten westen van beide deelgebieden is het Natura 2000 gebied "Lonnekermeer" en op grotere afstand van beide deelgebieden is het Natura 2000 gebied "Landgoederen Oldenzaal" gelegen. Voor activiteiten die mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied dient een passende beoordeling en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden uitgevoerd om te bepalen of er daadwerkelijk sprake is van significant negatieve effecten voor kwalificerende soorten. Indien significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswet-vergunning te worden aangevraagd bij het bevoegd gezag, zijnde Gedeputeerde Staten van Overijssel. Gelet op de grote afstand van de Natura 2000 gebieden "Lonnekermeer" en "Landgoederen Oldenzaal" tot het plangebied "Overmaat/Fokkerweg" in relatie tot de voorgenomen kleinschalige woningbouwontwikkeling ter plaatse en de instandhoudingsdoelstellingen van die Natura 2000 gebieden zijn er voor die gebieden geen negatieve effecten te verwachten. Een verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet kan dan ook achterwege blijven.
Flora- en faunawet:
In het kader van de gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente is er in 2010 door ecologisch adviesbureau Eelerwoude een uitgebreid jaarrond Flora- en faunawet onderzoek uitgevoerd in het gehele plangebied van de gebiedsontwikkeling luchthaven Twente. Uitgangspunt bij de effectenbeoordeling in het Flora- en faunawet onderzoek is "variant B" uit de door de diverse bij de gebiedsontwikkeling betrokken overheden (Rijk, provincie Overijssel en gemeente Enschede) structuurvisie cq ruimtelijke ontwikkelingsvisie, op basis hiervan worden per deelontwikkeling de knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen beschreven. Uit de onderzoeksrapportage (rapportnr. 3784, d.d. 24 juni 2011) blijkt dat in het deelgebied "Overmaat" in de ter plaatse aanwezige vijver de strikt beschermde poelkikker en kamsalamander voorkomen. De vijver blijft ongewijzigd aanwezig waardoor de functionaliteit van de leefomgeving voor poelkikker en kamsalamander gewaarborgd blijft. In het deelgebied "Overmaat" zijn verder geen vaste rust- of verblijfplaatsen aangetoond van andere strikt(er) beschermde diersoorten en/of strikt(er) beschermde plantensoorten aangetroffen. Voor het deelgebied "Fokkerweg" blijkt uit de onderzoeksrapportage dat er geen op grond van de Flora- en faunawet strikt(er) beschermde planten- of diersoorten zijn aangetoond dan wel zijn te verwachten.
Compensatie-/en Mitigatieplan
De effectenbeoordeling van het onderzoeksrapport is in 2012 door Eelerwoude geactualiseerd op basis van het door gemeenteraad van Enschede en Provinciale Staten van Overijssel in maart 2012 vastgestelde Ontwikkelingsplan Luchthaven Twente en nader uitgewerkt in een compensatie- en mitigatieplan. In het compensatie- en mitigatieplan (rapportnr. 5139, d.d. 14 mei 2012) zijn per deelgebied de diverse noodzakelijk uit te voeren preventieve, mitigerende en compenserende maatregelen beschreven, met waar nodig specifieke randvoorwaarden of uitvoeringseisen voor de wijze en/of het tijdstip van uitvoering van de betreffende noodzakelijke maatregelen. Algemeen uitgangspunt voor het mitigatie- en compensatieplan is dat bij de uitvoering van de werkzaamheden zal worden gewerkt overeenkomstig de door de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie goedgekeurde Gedragscode Flora- en faunawet voor Bouwend Nederland. Voor werkzaamheden die conform deze gedragscode worden uitgevoerd geldt dat wordt voldaan aan de zorgplicht en algemeen geldende mitigerende maatregelen en dat geen ontheffing van de verbodsbepalingen noodzakelijk is. De uit te voeren preventieve en mitigerende maatregelen dienen om overtreding van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet te voorkómen. Uit het compensatie- en mitigatieplan blijkt dat voor het deelgebied "Overmaat" het uitvoeren van compenserende maatregelen niet noodzakelijk is. Wel zullen er in de te kappen/dunnen boselementen aanvullend op de bij de uitvoering toe te passen goedgekeurde gedragscode voor Bouwend Nederland ten aanzien van poelkikker preventieve maatregelen moeten worden uitgevoerd, om mogelijke negatieve effecten op deze soort te voorkomen. Ook dient via voorlichting aan toekomstige bewoners duidelijk te worden gemaakt dat het uitzetten van vis in de vijver schadelijk is voor de functionele leefomgeving van (met name) de poelkikker en daarmee kan leiden tot overtreding van de Flora- en faunawet. Voor het deelgebied "Fokkerweg" blijkt uit het compensatie- en mitigatieplan dat het uitvoeren van compenserende of mitigerende maatregelen niet noodzakelijk is. Het deelgebied leent zich wel voor het uitvoeren van compensatieverplichtingen uit andere deelgebieden van de Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente, daarbij wordt hier vooral gedacht aan het realiseren van structuurrijke bosranden, struweel en jong bos.
Geen ontheffing Flora- en faunawet noodzakelijk
Uit het ecologisch onderzoek en het compensatie- en mitigatieplan blijkt dat de relatief kleinschalige ontwikkelingen in het plangebied "Overmaat-Fokkerweg" slechts in zeer beperkte mate negatieve gevolgen zullen kunnen hebben voor op grond van de Flora- en faunawet strikt(er) beschermde soorten. De gunstige staat van instandhouding van de betreffende soorten kan echter door het uitvoeren van preventieve maatregelen in voldoende mate worden gegarandeerd. Het aanvragen van een ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet is voor de ontwikkelingen in het plangebied "Overmaat-Fokkerweg" dan ook niet noodzakelijk.
Borging maatregelen in bestemmingsplan
Voor vrijwel alle uit te voeren preventieve en mitigerende maatregelen geldt dat het uitvoeringsmaatregelen zijn waarvoor geen specifieke planologisch-juridische borging in het bestemmingsplan noodzakelijk is.
Conclusie:
Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van ecologie, natuurwaarden en flora en fauna geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.