direct naar inhoud van 5.1 Milieu
Plan: Het Bijvank Noord
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20110198-0004

5.1 Milieu

De afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu is voor een deel verankerd in beleid, wet- en regelgeving. In de praktijk is het bestemmingsplan een belangrijk instrument voor een integrale afstemming tussen milieuaspecten en de ruimtelijke ordening en het doorvertalen van ruimtelijk relevante onderdelen van het milieubeleid.

Binnen het plangebied spelen diverse milieuaspecten een rol, onder andere vanwege de ligging aan belangrijke verkeerswegen van het plangebied en de bedrijvigheid in en rondom het plangebied.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de gemeente verplicht om de resultaten van het onderzoek naar de milieuaspecten te beschrijven in de plantoelichting. Hierbij moet rekening worden gehouden met de geldende wet- en regelgeving alsmede met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.

In dit hoofdstuk wordt aangegeven of en zo ja, op welke wijze in dit bestemmingsplan rekening is gehouden met de verschillende milieu-aspecten. Aan de orde komen bodemkwaliteit, geluidhinder, milieuhinder van bedrijvigheid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, duurzaamheid en eventuele beperkingen als gevolg van kabels, leidingen en straalpaden.

5.1.1 Bodemkwaliteit

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet onderzoek worden verricht naar de bodemkwaliteit binnen het plangebied. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

Bodemonderzoeken kunnen echter in verschillende gradaties plaatsvinden. Naast de uitvoering van een historisch onderzoek, kan het noodzakelijk zijn een verkennend, of - indien de onderzoeksresultaten daar aanleiding toe geven - zelfs aanvullend bodemonderzoek te laten plaatsvinden in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan.

In het plangebied is op 10 april 2011 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Lycens Milieu & Ruimte (kenmerk 2010.0225). Dit onderzoek is bijgevoegd in bijlage 2.

Een onderdeel van het verkennend bodemonderzoek is de uitvoering van een historisch onderzoek conform NEN 5725. Hierbij zijn ook de uitgevoerde bodemonderzoeken in het verleden geïnventariseerd. In de periode 2006-2008 hebben verschillende bodemonderzoeken plaatsgevonden in het bestemmingsplangebied. Uit de onderzoeksresultaten bleek dat er in het grondwater een matig verhoogd gehalte aan nikkel was aangetroffen. Dit matig verhoogd gehalte aan nikkel werd toegeschreven aan een natuurlijk verhoogde achtergrondwaarde. Op basis van het historisch onderzoek is men tot de conclusie gekomen dat de onderzoekslocatie als niet verdacht mag worden beschouwd.

Door Lycens Milieu & Ruimte is de milieuhygiënische bodemkwaliteit conform NEN 5740 geactualiseerd. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat in het grondwater sterk verhoogde gehalten (gehalte > interventiewaarde) aan nikkel, zink en cobalt en een matig verhoogd gehalte (gehalte > tussenwaarde) aan barium worden aangetroffen. Formeel betekent een overschrijding van de tussenwaarde dat er een nader bodemonderzoek dient te worden uitgevoerd naar de aanwezigheid van voornoemde zware metalen. Het bevoegd gezag kan te zijner tijd een nader bodemonderzoek verlangen van de eigenaar van het perceel. De oorzaak van de aanwezigheid van de verhoogde gehalten aan zware metalen in het grondwater is niet bekend. Hierbij dient te worden opgemerkt dat in de omgeving van het onderzoeksgebied ook sterk verhoogde gehalten aan zware metalen zijn aangetroffen. Indien geen grondwater wordt onttrokken, vormen de matig tot sterk verhoogde gehalten aan zware metalen geen belemmering voor de herontwikkeling van de woonwijk.

Conclusie

Uit hierboven weergegeven informatie blijkt dat de locatie voorlopig in voldoende mate is onderzocht. Indien in het plangebied geen grondwater wordt onttrokken is geen vervolgactie noodzakelijk voor de herontwikkeling van het gebied. Mogelijk dat het bevoegd gezag ingevolge de Wet Bodembescherming (Afdeling Vergunningen gemeente Enschede) te zijner tijd de eigenaar van het perceel benadert dat het grondwater nader dient te worden onderzocht op de aanwezigheid van zware metalen. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat de bodemgesteldheid de financiële uitvoerbaarheid van eventuele toekomstige plannen negatief beïnvloedt.

5.1.2 Geluid

In het kader van het bestemmingsplan "Het Bijvank Noord" dient een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld waarin o.a. de milieugevolgen inzichtelijk worden gemaakt.

De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in verschillende wetten en regelingen. Afhankelijk van de bron en de regeling gelden er voorkeursgrenswaarden, streefwaarden of maximale grenswaarden voor geluidsgevoelige functies. Om te bepalen of voldaan wordt aan de gestelde eisen is onderzoek nodig. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen is vanuit de Wet geluidhinder onderzoek naar de geluidsbelasting noodzakelijk indien de bestemmingen zijn gelegen binnen een wettelijke zone.

Het plangebied is (deels) gelegen binnen de zones van de Wesselerbrinklaan, Broekheurnerrondweg, Geessinkweg, Het Bijvank en Rijksweg A35. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de geluidsbelasting van deze wegen. Ook wordt aandacht besteed aan de geluidsbelasting van de wijkontsluitingswegen. Deze hebben geen geluidszone omdat ter plaatse een rijsnelheid van 30 km/uur is toegestaan, maar zijn wel van belang voor het berekenen van de cumulatieve geluidsbelasting. Industrielawaai, spoorweglawaai en luchtvaartlawaai zijn voor het plangebied niet relevant.

5.1.2.1 Voorkeurswaarde wegverkeersgeluid

In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat zich aan weerszijden van een weg een zone bevindt. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. De zonering geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km per uur.

Op geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt de voorkeurgrenswaarde 48 dB. Een geluidsbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde is uitsluitend mogelijk indien een hogere waarde wordt vastgesteld. Het vaststellen van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidnota Enschede 2009-2012 (verder Geluidnota). De Geluidnota is op 7 april 2009 door Burgemeester en Wethouders vastgesteld. In 2010 is de Geluidnota geëvalueerd. Naar aanleiding van de evaluatie is de Geluidnota op 19 april 2011 gewijzigd vastgesteld.

5.1.2.2 Akoestische onderzoeken

Naar de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op het plangebied is door WNP raadgevende ingenieurs in opdracht van Domijn Enschede een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport “Onderzoek naar de geluidsbelasting vanwege wegverkeer op het plangebied het Bijvank-Noord te Enschede; rapportnummer 4111044.R01a, d.d. 11 april 2011” en een tweetal notities, te weten Notitie 4111044.N03 van 16 mei 2011 en Notitie 4111044.N05a van 20 maart 2012. Het rapport en de notities zijn als bijlage 3, 4 en 5 bij deze toelichting gevoegd.

In de laatstgenoemde notitie zijn twee aanvullende ontsluitingsvarianten van het plangebied middels een 'knip' in de Rhaanbrink en een aanvullende ontsluitingsroute via de Sibculobrink berekend. In variant 1 worden de twee linker woonclusters ontsloten op de Geessinkweg (via de Rhaanbrink) en de overige drie woonclusters op de Wesselerbrinklaan (via de Sibculobrink). In variant 2 worden de drie linker woonclusters via de Rhaanbrink ontsloten op de Geessinkweg en de overige twee clusters via de Sibculobrink op de Wesselerbrinklaan. Uiteindelijk is gekozen voor variant 1. Kortheidshalve wordt alleen deze variant nader toegelicht. Het rapport en de notities zijn als bijlage 3, 4 en 5 bij deze toelichting gevoegd.

Het akoestisch rapport gaat uit van het oorspronkelijk voorgenomen plan, waarin de ontsluiting van het noordelijk deel van het plangebied volledig plaatsvindt op de Geessinkweg via een nieuwe ontsluitingsweg parallel aan de Rhaanbrink. Tijdens het ontwerpproces zijn op verzoek van de omwonenden alternatieve ontsluitingen van het noordelijk deel van het plangebied onderzocht. De twee alternatieve ontsluitingen bestaan uit een knip in de nieuwe ontsluitingsweg en een aanvullende ontsluiting op de Wesselerbrinklaan.

In de onderzochte alternatieven is gevarieerd met het aantal brinken dat op de Geessinkweg en de Wesselerbrink wordt ontsloten. In alle varianten voldoet het geluidsniveau als gevolg van het wegverkeer aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Uiteindelijk is gekozen voor het alternatief met de knip in de ontsluiting. Deze variant is uitgewerkt in Notitie 4111044.N05a. In het gekozen alternatief worden de twee meest westelijke brinken ontsloten op de Geessinkweg en de drie overige brinken op de Wesselerbrinklaan. Daarbij blijft de verharding van de bestaande Rhaanbrink geheel behouden en wordt een groenstrook van 4 m breed gerealiseerd tussen de bestaande Rhaanbrink en de nieuwe parallel daaraan gelegen ontsluitingsweg.

In het akoestisch onderzoek zijn de nabij het plangebied gelegen Wesselerbrinklaan, Broekheurnerrondweg, Geessinkweg, Het Bijvank (het gedeelte vanaf de Wesselerbrinklaan tot 20 meter voor de Sibculobrink waar een maximumsnelheid van 50 km/uur geldt) en Rijksweg A35 meegenomen. Deze wegen zijn op grond van de Wet geluidhinder gezoneerd. Het plangebied wordt ontsloten via de Rhaanbrink, de Sibculobrink en Het Bijvank. Op de ontsluitingswegen (met uitzondering van het gedeelte van Het Bijvank vanaf de Wesselerbrinklaan tot 20 meter voor de Sibculobrink) en de overige wegen binnen het plangebied is een rijsnelheid van 30 km/uur toegestaan. Volgens de Wet geluidhinder mogen deze wegen buiten beschouwing worden gelaten met betrekking tot de toetsing aan de voorkeursgrenswaarde. De ontsluitingswegen zullen echter wel een bijdrage leveren aan cumulatieve geluidsbelasting. De ontsluitingswegen zijn dan ook in het onderzoek meegenomen.

5.1.2.3 Onderzoeksresultaten

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat vanwege het wegverkeer op de Broekheurnerrondweg, Het Bijvank en Rijksweg A35 wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder.

Ter plaatse van de eerstelijns bebouwing wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden vanwege het wegverkeer op de Geessinkweg en de Wesselerbrinklaan. Vanwege de Geessinkweg wordt de voorkeursgrenswaarde met ten hoogste 4 dB overschreden op 10 nieuw te realiseren woningen. Vanwege de Wesselerbrinklaan wordt op 21 nieuw te realiseren woningen de voorkeursgrenswaarde met ten hoogste 8 dB overschreden. De ten hoogste toegestane geluidsbelasting van 63 dB voor nieuwbouw of 68 dB voor vervangende nieuwbouw wordt niet overschreden.

Ten noorden van de nieuwe ontsluitingswegen in het noordelijk deel van het plangebied zijn bestaande woningen gelegen. Vanwege het wegverkeer op de nieuwe ontsluitingswegen (30 km/uur) bedraagt de geluidsbelasting op de bestaande woningen ten hoogste 44 dB.

5.1.2.4 Hogere waarde

Een geluidsbelasting vanwege de Geessinkweg en Wesselerbrinklaan die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde is uitsluitend mogelijk indien een hogere waarde wordt vastgesteld. Het vaststellen van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidsnota.

In het akoestisch onderzoek is de mogelijkheid van bron- en overdrachtsmaatregelen onderzocht. Als bronmaatregel is gekeken naar het toepassen van een geluidreducerend wegdek (dunne deklagen). Hiermee kan een reductie van 3 tot 4 dB ten opzichte van standaard asfalt (referentiewegdek) worden behaald. Voor de Geessinkweg geldt dat hiermee juist aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB kan worden voldaan. Voor de woningen langs de Wesselerbrinklaan is de geluidsreductie echter onvoldoende om aan de voorkeursgrenswaarde te kunnen voldoen. Om de geluidsreductie te behalen dient zowel op de Geessinkweg als op de Wesselerbrinklaan over een lengte van 300 meter het wegdek te worden vervangen door een geluidreducerend wegdek. Dit vraagt extra investeringen van de wegbeheerder bij zowel de aanleg als het onderhoud van het wegdek. Vanwege de relatief beperkte lengte van beide trajecten is de aanleg van een geluidreducerend wegdek vanuit onderhoudsoverwegingen niet wenselijk.

Als overdrachtsmaatregel is gekeken naar een geluidswal en een geluidsscherm. Voor de aanleg van een doeltreffende geluidswal is echter langs beide wegen onvoldoende ruimte aanwezig. Wanneer een geluidsscherm zou worden aangelegd moet deze een hoogte hebben van ten minste 7 meter. Het aanleggen van geluidswallen of geluidsschermen zorgt in een binnenstedelijke situatie voor een ongewenste verkeers- of stedenbouwkundige barrière. Het terugbrengen van de geluidsbelasting door middel van bron- of overdrachtsmaatregelen stuit op bezwaren van financiële, stedenbouwkundige en verkeerskundige aard. Hiermee wordt aan de eerste eis om een hogere waarde te kunnen vaststellen voldaan.

In de Geluidnota is bepaald dat om een hogere waarde te kunnen vaststellen:

  • een woning ten minste één geluidluwe gevel heeft. Een gevel is geluidluw indien de geluidsbelasting ten gevolge van elk van de afzonderlijk te onderscheiden bronnen op grond van de Wet geluidhinder niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde die voor elk van de afzonderlijk te onderscheiden geluidbronnen geldt.
  • verblijfsruimten en buitenruimten (indien beschikbaar) bij voorkeur gelegen zijn aan de geluidluwe zijde van een woning.

Opgemerkt dient te worden dat deze eisen voor vervangende nieuwbouw (binnen hetzelfde bouwvlak) op grond van de Geluidnota niet gelden.

Van de 10 woningen waarop vanwege de Geessinkweg niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde zijn er negen in een rij parallel aan de Geessinkweg gelegen. De tiende woning is een hoekwoning van een rij van vier woningen die haaks op de Geessinkweg is gelegen. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat van alle tien de woningen ten minste één gevel als geluidluw is aan te merken. Aan de geluidluwe zijde van de tien woningen zijn tevens de buitenruimten gesitueerd.

Van de 21 woningen waarop vanwege de Wesselerbrinklaan niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan zijn acht woningen aan te merken als vervangende nieuwbouw. Volgens de Geluidnota gelden voor deze woningen geen nadere eisen (geluidluwe gevel en situering verblijfsruimten en buitenruimten aan geluidluwe zijde) om een hogere waarde te kunnen vaststellen.

De eisen uit de Geluidnota gelden wel voor de overige 13 woningen. Daarvan zijn negen woningen gelegen in een rij parallel aan de Wesselerbrinklaan, drie woningen gelegen in een rij van vier woningen haaks op de Wesselerbrinklaan en maakt één woning deel uit van een twee onder één kap die haaks op de Wesselerbrinklaan is gelegen. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat van de negen rijwoningen en de twee onder één kap woning ten minste één gevel als geluidluw is aan te merken. Aan de geluidluwe zijde van deze tien woningen zijn tevens de buitenruimten gesitueerd.

Op de drie woningen, die deel uit maken van een rij van vier woningen, is de geluidsbelasting op zowel de voor- als achtergevel hoger dan de voorkeursgrenswaarde. Deze woningen beschikken hierdoor niet over een geluidluwe gevel. Hiermee wordt niet voldaan aan de voorwaarden uit de Geluidnota.

Een aanpassing van het plan zodat alle woningen een geluidluwe gevel krijgen heeft dusdanig verstrekkende gevolgen, dat dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt zeer onwenselijk wordt geacht. In het oorspronkelijke plan was voor deze woningen reeds voorzien in een tuinmuur van ca 1,80 meter hoog als afscheiding. De beoogde tuinmuur was echter voorzien van openingen en had derhalve akoestisch gezien geen functie. Besloten is om de dichtst bij de Wesselerbrinklaan gelegen erfafscheiding geheel gesloten uit te voeren. De geluidsbelasting wordt hiermee ter plaatse van de achtergevel op begane grond niveau en in de aan de achterzijde gelegen tuinen lager dan 48 dB (geluidluw). Met een tuinmuur met een hoogte van 1,8 meter kan deels worden voldaan aan de voorwaarden uit de Geluidnota. Omdat op de verdiepingen niet voldaan wordt aan de voorwaarde van een geluidluwe gevel, kan niet zondermeer een hogere waarde worden vastgesteld. Hiervoor is een bestuurlijke afweging noodzakelijk.

Het college van Burgemeester en Wethouders heeft besloten om voor de drie woningen die niet beschikken over een geluidluwe gevel op de verdiepingen in afwijking van de Geluidnota een hogere waarde vast te stellen. Dit omdat met het plaatsen van een afscherming langs de achtertuinen wordt voldaan aan de gedachte van de Wet geluidhinder, te weten het beschermen van bewoners en het creëren van een goed woon- en leefklimaat. Met het plaatsen van een afscherming langs de achtertuinen worden de achtergevel op de begane grond en de achtertuin geluidluw, waardoor in de achtertuin voor de toekomstige bewoners in de tuinen een goed woon- en leefklimaat ontstaat. Op de verdiepingen zal de achtergevel niet geluidluw zijn. Op grond van het Bouwbesluit zal de gevelwering dusdanig moeten zijn dat aan de eisen voor het geluidniveau in de woningen wordt voldaan. Hierdoor wordt binnen in de woningen een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd.

Voor de woningen is nog geen bouwaanvraag ingediend, en daarmee is de indeling van woningen niet bekend. In dit stadium kan dan ook niet beoordeeld worden of voor de 31 woningen waarvoor een hogere waarde nodig is aan de voorwaarde wordt voldaan dat verblijfsruimten bij voorkeur zijn gelegen aan de geluidluwe zijde.

5.1.2.5 Conclusie

Vanwege het wegverkeer op de Broekheurnerrondweg, Het Bijvank en Rijksweg A35 wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Vanwege het wegverkeer op de Wesselerbrinklaan en de Geessinkweg wordt op 31 nieuw te realiseren woningen niet voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.

Een geluidsbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde is uitsluitend mogelijk indien een hogere waarde wordt vastgesteld. Aan de voorwaarden voor het vast stellen van een hogere waarde wordt, met uitzondering van drie woningen die deel uitmaken van een rij van vier woningen haaks op de Wesselerbrinklaan, voldaan. Na een bestuurlijke afweging zal ook voor deze drie woningen in afwijking van de Geluidnota een hogere waarde worden vastgesteld. Uitgangspunt daarbij is dat langs de achtertuin van de hoekwoning een afscherming met een hoogte van 1,8 meter wordt geplaatst, waardoor van deze drie woningen de achtergevel op de begane grond en de achtertuin geluidluw worden.

Gelijktijdig met de procedure voor dit bestemmingsplan is een procedure gestart voor het vaststellen van een hogere waarde.

5.1.3 Bedrijven en milieuzonering

Veel potentiële conflictsituaties waarbij milieuaspecten in het geding zijn, kunnen worden voorkomen door toepassing van zonering. Zonering is in zijn algemeenheid een ruimtelijk middel voor het invullen en beheren van de ruimte. Hierbij wordt een scheiding tussen verschillende, vaak conflicterende, functies aangehouden. Vanwege dit ruimtelijk structurerend karakter kan een zonering in het bestemmingsplan juridisch worden vastgelegd.

Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter vergroting van de leefkwaliteit. Bij integrale milieuzonering wordt bovendien rekening gehouden met cumulatieve effecten.

Voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming is de VNG-publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” (2009) in de praktijk een belangrijk hulpmiddel.

In verband met de voorbereiding van het bestemmingsplan "Het Bijvank Noord" heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande en geprojecteerde bedrijvigheid in en rondom het plangebied, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in en rondom het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende contouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Aan de hand van dossieronderzoek is met behulp van de gemeentelijke bedrijvenlijst en de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen binnen en rondom het plangebied de milieucategorie bepaald. Tevens is een beknopte beschrijving gemaakt van de (bedrijfs)activiteiten.

5.1.3.1 Bedrijvigheid binnen het plangebied

Uitgangspunt voor de bestaande situatie is dat bedrijven en voorzieningen van categorie 1 en 2 doorgaans toelaatbaar zijn in een woonomgeving. Binnen het plangebied bevinden zich vier gasdrukregel- en meetstations (zie bijlage 1). Dergelijke voorzieningen worden ingedeeld in categorie 2. De indicatieve hindercontour is 30 m voor het aspect geluid. De afstand tot de dichtstbijzijnde woning is ca. 2 m. Het betreft een bestaande situatie. Klachten zijn niet bekend. Geconcludeerd kan worden dat deze voorziening aanvaardbaar is binnen het plangebied en geen belemmering oplevert voor de bestemming wonen. Gezien de geringe kans op overlast, zijn nutsvoorzieningen bij recht toegestaan binnen de bestemmingen Wonen en Groen.

5.1.3.2 Bedrijvigheid buiten het plangebied

Zoals hiervoor reeds is aangegeven zijn bedrijven en voorzieningen van categorie 1 en 2 (bestaande situatie) doorgaans toelaatbaar in een woonomgeving. Direct grenzend aan het plangebied bevinden zich een school (Het Bijvank 127) en een kinderdagverblijf (Zunabrink 2). Deze worden ingedeeld in categorie 2 met een contour van 30 m voor het aspect geluid. De school is op meer dan 30 m van nieuw te bouwen woningen gelegen. Bestaande woningen zijn op minder dan 30 m gelegen. Het kinderdagverblijf is op ca. 25 m van woningen (zowel nieuw als bestaand) gelegen. De school en het kinderdagverblijf hebben in het geldende bestemmingsplan de bestemming "Maatschappelijk". Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen tot en met categorie 2 toegestaan.

De omgeving van voornoemde voorzieningen betreft een gemengd gebied (wonen en andere functies). Er is dus geen sprake van een rustige woonwijk. Conform de systematiek van de VNG brochure kan de normafstand voor geluid met één stap worden teruggebracht tot een afstand van 10 m. Binnen deze afstand zijn geen woningen geprojecteerd. Bovendien zijn er in de bestaande situatie geen klachten bekend. De school en het kinderdagverblijf zijn dus aanvaardbaar in hun omgeving en leveren geen knelpunt op voor de gewenste ontwikkelingen.

Ten noorden van het plangebied bevinden zich nog een tweetal woon- en zorgcomplexen. Deze voorzieningen worden weliswaar ingediend in categorie 2 (met een hindercontour van 30 m) maar gelet op de aard van de voorziening (hoofdzakelijk wonen), is deze functie aanvaardbaar in een woonomgeving. De woon- en zorgcomplexen leveren geen belemmering op voor de gewenste ontwikkeling.

Als uitgangspunt bij de beoordeling van de bedrijvigheid buiten het plangebied is gehanteerd dat alleen de milieuaspecten nader dienen te worden onderzocht waarvan de toelaatbare normafstand wordt overschreden. Onder de toelaatbare afstandsnorm wordt verstaan de maximale indicatieve afstand van bedrijven en voorzieningen (op basis van de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering) die als aanvaardbaar wordt beschouwd.

Uit de inventarisatie blijkt dat één bedrijf/voorziening buiten het plangebied aanwezig is welke mogelijk invloed heeft op het plangebied. Het betreft Hockeyvereniging Enschede, gelegen aan de Geessinkweg 148. De normafstand is 50 meter. Op deze inrichting zijn het Besluit Algemene Regels Inrichtingen Milieubeheer (BARIM) en het Activiteitenbesluit van toepassing. Er gelden standaardgeluideisen op de dichtstbijzijnde woning 50 dB(A) etmaalwaarde en 70 dB(A) voor piekgeluid.

Het aspect geluid wordt bepaald door de activiteiten op het complex en het eventueel gebruik maken van een geluidinstallatie. De grens van het plangebied is gelegen op ca. 20 m van het dichtstbijzijnde sportveld. De dichtstbijgelegen bestaande woningen zijn echter gelegen op ca. 55 m van het dichtstbijgelegen sportveld. Akoestische gegevens zijn niet bekend. Op de gevel van de nabijgelegen woningen dient te worden voldaan aan de voorschriften van het Besluit. Indien dit het geval is, dan kan er van worden uitgegaan dat voor het aspect geluid sprake is van een aanvaardbare situatie. Indien niet wordt voldaan aan de geluidsnormen dan zullen akoestische voorzieningen moeten worden getroffen.

In de omgeving van de inrichting zijn woningen en andere sportcomplexen gelegen. Er is dus geen sprake van een rustige woonwijk. Conform de systematiek van de VNG brochure kan de normafstand voor geluid met één stap worden teruggebracht tot een afstand van 30 m. Geconcludeerd kan worden dat de hockeyvereniging aanvaardbaar is in zijn omgeving en geen knelpunt oplevert voor het plangebied.

In de omgeving van het plangebied is een aantal bedrijven en voorzieningen aanwezig dat is ingedeeld in categorie 1, maar die zich bevinden in een bestemming welke categorie 2 toelaat. Het betreft de volgende bedrijven en voorzieningen:

  • Het Bijvank 75 Cathrina Supermarkt
  • Het Bijvank 79 Eetcafé Ricardo
  • Het Bijvank 81 De Diamant – Chinees/Indisch afhaalcentrum
  • Het Bijvank 83 Cafetaria Het Bijvank
  • Zunabrink 10 Domijn

Op basis van het bestemmingsplan is op bovengenoemde adressen bedrijvigheid in milieucategorie 2 mogelijk. De afstand van de perceelsgrens tot de woningen in het plangebied van het bestemmingsplan "Het Bijvank Noord" is 35 meter. Dit is meer dan de 30 meter voor milieucategorie 2. De woningbouw in het plangebied vormt daarmee geen beperking ten opzichte van de bedrijvigheid op bovengenoemde adressen.

5.1.3.3 Conclusie

Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van milieuzonering geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.4 Externe veiligheid

Het plan is getoetst aan de wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid en de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Getoetst is ondermeer aan het BRZO (Besluit Risico's Zware Ongevallen), het BEVI (Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (milieubeheer)), REVI (Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (milieubeheer)) , de 'circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (cRNVGS) en het Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen).

Geconcludeerd kan worden dat het plan,dat na renovatie en nieuwbouw bestaat uit circa 350 woningen, geen belemmeringen ondervindt ten aanzien van externe veiligheid. Het plan ligt namelijk deels binnen de inventarisatiezone van een hogedrukaardgasleiding, maar is daarvan ver verwijderd. Bovendien neemt het aantal aanwezigen ten gevolge van het project af. Daarom vormt externe veiligheid geen belemmering voor dit project.

5.1.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet Milieubeheer. Daarmee zijn het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk 2005) en Regeling saldering luchtkwaliteit, het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit 2005 en de Meetregeling luchtkwaliteit vervallen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet Luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • Geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • Een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • Een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • Een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.

Gezien het feit dat er meer woningen worden gesloopt dan dat er worden gerealiseerd zal het plan niet leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit ligt er geen belemmering voor de vaststelling van het plan.

5.1.6 Kabels, leidingen en straalpaden

Teneinde een goede belangenafweging mogelijk te maken voor de diverse functies binnen het plangebied is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de ligging en eigenschappen van binnen het plangebied voorkomende kabels, leidingen en straalpaden voor telecommunicatie. Dit houdt verband met de mogelijke beperkingen aan het gebruik en/of bebouwing als gevolg van aan te houden afstanden tot gevoelige functies en maximale hoogten. Ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden worden op de verbeelding vastgelegd en in de planregels nader geregeld. Dit betreft de hoofdtransportleidingen voor gas en brandstof, leidingen voor het vervoer van risicovolle stoffen, bovengrondse en ondergrondse hoogspanningsleidingen en straalpaden.

Binnen het plangebied of in de directe omgeving daarvan liggen geen kabels, leidingen of straalpaden, die een belemmering vormen voor de toegelaten functie en die door middel van een juridische regeling in het bestemmingsplan beschermd zouden moeten worden.

5.1.7 Explosievenonderzoek

Enschede is in het verleden een aantal malen geconfronteerd met de problematiek van achtergebleven explosieven of oude vliegtuigbommen in de bodem als gevolg van diverse oorlogshandelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een aantal van deze explosieven is niet tot ontploffing gekomen, de zogenaamde blindgangers. Blindgangers en achtergebleven explosieven vormen een risico op het moment dat in de nabijheid van deze explosieven activiteiten in de bodem worden uitgevoerd. In geval van grondverzet of vergelijkbare ontwikkelingen kan dat risico's voor werknemers of omwonenden met zich meebrengen,

De gemeente Enschede heeft in de periode 2002 tot 2008 voor de gehele stad een vooronderzoek gedaan conform de Beoordelingsrichtlijn Opsporen Conventionele Explosieven (BRL-OCE). De BRL-OCE is een protocol, dat gedetailleerde eisen bevat gericht op de veiligheid en de kwaliteit van de opsporing van conventionele explosieven en waarin beschreven staat hoe het onderzoek uitgevoerd moet worden. Aan de hand van dit onderzoek zijn gebieden aangewezen die verdacht zijn van explosieven. De resultaten zijn vastgelegd op een Explosieven risicokaart, die door de gemeente Enschede is opgesteld (augustus 2008). Als een gebied verdacht is van explosieven, dient er een probleem- en risicoanalyse uitgevoerd te worden. Afhankelijk van het probleem en de risico's kunnen aanvullende werkzaamheden, zoals een explosievendetectie, noodzakelijk zijn.

Uit de inventarisatie blijkt dat ter plaatse van het bestemmingsplan "Het Bijvank Noord” geen waarnemingen zijn gedaan met betrekking tot schades. Deze waarnemingen zijn beschreven in de Brisant-erfgoedlijst van de gemeente Enschede of gedaan aan de hand waarnemingen die zijn gedaan door de Engelse, Duitse of Amerikaanse luchtmacht ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Ook zijn er geen blindgangers geïdentificeerd. Het plangebied "Het Bijvank Noord" is daarmee niet verdacht voor wat betreft de aanwezigheid van conventionele explosieven in de bodem.