direct naar inhoud van 3.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Eschmarke Zuid West 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20102122-0003

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020

De Toekomstvisie Enschede 2020, vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede op 17 december 2007, beoogt op een inspirerende wijze richting te geven aan het gemeentelijk beleid tot 2020. Volgens de Toekomstvisie dient er voor worden gezorgd, dat Enschede in 2020:

  • een zeer sterke centrumpositie in de Euregio heeft met grootstedelijke allure en top culturele uitstraling;
  • een belangrijke werkgelegenheidsfunctie in de Euregio heeft en een goed opgeleide beroepsbevolking;
  • wijken heeft die de sociale stijging en binding van bewoners versterken;
  • groen en duurzaam onlosmakelijk verbonden heeft met het leven in Enschede.
  • het imago heeft van Europese kennisstad.

De drie strategische opgaven die in de Kadernota en in de programmabegroting zijn uitgewerkt: "Enschede werkt", "Stad Enschede" en "Ons Enschede" zijn een eerste belangrijke stap in de realisatie van de ambities uit de Toekomstvisie.

3.3.2 Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Enschede 2015 en Herijking 2009

De nota “Enschede biedt ruimte voor de toekomst” is een ruimtelijke ontwikkelingsvisie tot 2015, met een doorkijk tot 2030. De visie biedt een kader voor duurzame ontwikkelingen op lange termijn. Deze ruimtelijke ontwikkelingsvisie is tot stand gekomen in nauwe wisselwerking met de Toekomstvisie Enschede 2010, die het integrale programma voor de economische, fysieke en sociale structuurversterking van de stad voor de komende jaren omvat.

De ruimtelijke ontwikkelingsvisie heeft de volgende hoofddoelstellingen:

  • het ombuigen van de scheefheid in de bevolkingssamenstelling: de ondervertegenwoordiging van hoge inkomensgroepen;
  • het versterken van de kernkwaliteiten van de stad: Enschede groene woonstad, moderne werkstad en Euregionale voorzieningenstad;
  • het waarborgen van een duurzame ontwikkeling.

Deze doelstellingen voor de lange termijn zijn nader uitgewerkt en geconcretiseerd in een aantal bouwstenen voor de ruimtelijke ontwikkelingsvisie. Voor de toekomst moet het vizier vooral worden gericht op versterking en herinrichting (herstructurering) van het bestaande stedelijke gebied. Zowel in het binnensingelgebied als in een aantal wijken daarbuiten zullen ingrijpende veranderingen plaats vinden om Enschede als woon- en werkstad aantrekkelijk te houden. Vanuit dit perspectief moeten plannen die voor de komende tijd op het programma staan zoveel mogelijk in de bestaande stad worden gerealiseerd. Om de eenzijdigheid van de woningvoorraad te doorbreken, moet de komende jaren een breed palet van woningtypen en woonmilieus worden gerealiseerd. Deels als toevoeging aan het bestaande aanbod, deels vervanging van huurwoningen, die niet meer aan de eisen voldoen. Doel is de stad ook aantrekkelijk te maken voor mensen met midden- en hogere inkomens.

Herijking 2009

In de zomer van 2009 is de herijking van de RO-visie vastgesteld. Hierin is ook een paragraaf over wonen opgenomen. Op basis van demografisch- en woningmarktonderzoek blijkt, dat in Enschede nog veel behoefte is aan groene woonmilieus en stedelijk compacte woonmilieus. Deze vraag ligt vooral bij gezinnen met een (middel-)hoog inkomen. Het is daarom van belang dat in de nog te ontwikkelen gebieden tegemoet wordt gekomen aan de kwalitatieve eisen die deze consumenten stellen aan kwaliteit van de woning en het groen daar omheen. Het is daarbij van belang gebieden met een tastbare schaal met een bepaalde identiteit te creeren. Dit wordt in de RO visie Kwartiermaken genoemd.

De vraag in de groene woonmilieus ligt bij gezinnen met een (middel-)hoog inkomen. Het is daarom van belang dat in de nog te ontwikkelen gebieden tegemoet wordt gekomen aan de kwalitatieve eisen die deze consumenten stellen aan kwaliteit van de woning en het groen daar omheen. Het gaat bij de woning dan vooral om grootte. Dit is zeker bij een nieuwe woonwijk van belang, zodat de wijk toekomstbestendiger is bij veranderende vraag in de toekomst. Voor de Eschmarke houdt dit daarom minder reguliere rijwoningen in. Deze zijn ten opzichte van de oorspronkelijke plannen al oververtegenwoordigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20102122-0003_0007.jpg"

Kaart Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2015-2030

3.3.3 Structuurvisie

Op grond van artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer structuurvisies vast. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied, alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. De structuurvisie gaat tevens in op de wijze waarop de raad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken.

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld, waarin het belangrijkste bestaande ruimtelijk beleid uit diverse nota's is opgenomen en met elkaar in relatie is gebracht. Het gaat hier om de ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling. De structuurvisie bevat hiermee de kern van hoofdonderwerpen op stedelijk niveau.

Deze structuurvisie is een beleidsdocument dat continue in ontwikkeling is. De stad ontwikkelt zich en het ruimtelijk beleid groeit hierin mee. Het is de ambitie om in de toekomst meer ruimtelijk beleid of stedelijke ontwikkelingen op te nemen in de structuurvisie. Ook zal het bestaande beleid regelmatig worden herijkt. Hiermee is de structuurvisie dynamisch en kan altijd inspelen op actuele thema's. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid zal de structuurvisie worden aangevuld om zo mee te kunnen gaan in de dynamiek van stedelijke ontwikkeling en zo een actueel kader te vormen voor burgers en bedrijven. Daarom is gekozen voor een volledig digitale structuurvisie, waarbij sectorale en gebiedsgerichte uitwerkingen snel geïntegreerd kunnen worden. De structuurvisie beoogt geen sectorale of gebiedsgerichte beleidsstukken te vervangen, maar de hoofdlijnen van al dit beleid in samenhang te presenteren. Hiermee wordt de hoofdlijn van het langjarig ruimtelijk beleid vastgelegd en blijft er op projectniveau flexibliteit om op veranderingen te kunnen anticiperen. Hierdoor is de structuurvisie geen op zichzelf staand document, maar bevat het beleid voor gebieden en lijnen met verwijzingen naar de achterliggende beleidsstukken waarmee de bredere context en beleid duidelijk worden.

3.3.4 Woonvisie Enschede 2005 - 2015

Het stedelijk kader voor wonen is vastgelegd in het strategisch programma wonen en is nader uitgewerkt in de Woonvisie.

Op het gebied van wonen spelen verschillende ontwikkelingen:

  • de gemeente Enschede wil de sociaal-economische structuur van de stad versterken door meer hogere inkomensgroepen vast te houden en aan te trekken;
  • tegelijkertijd zorgen ontwikkelingen in de markt voor een druk op het realiseren van vooral goedkope woningen.

In de Woonvisie wordt een tweetal hoofddoelstellingen onderscheiden:

  • het leveren van een bijdrage aan het versterken van de sociaal-economische positie van Enschede;
  • het vergroten van de woonkwaliteit voor alle inwoners, waarbij de wensen van de woonconsument centraal staan.

Deze doelstellingen zullen gerealiseerd worden via vijf beleidslijnen:

  • sturen op strategische aanpassing van de voorraad;
  • aandacht voor de kwetsbare groepen;
  • werken aan woonkwaliteit voor nu en straks;
  • vergroten van de invloed van woonconsumenten;
  • samenwerken aan wonen.

De Woonvisie Enschede 2005-2015 is door de gemeenteraad van Enschede op 27 juni 2005 vastgesteld.

Belangrijk uitgangspunt voor het gemeentelijk woonbeleid is de stedelijke doelstelling van structuurversterking. Door het creëren van een evenwichtiger, concurrerende woningmarkt met voldoende kwantitatief, kwalitatief en gedifferentieerd aanbod van woningen en woonmilieus kan gewerkt worden aan de structuurversterking van Enschede. Dit stelt eisen aan de omvang en de samenstelling van de woningvoorraad. Door het zorgvuldig vertalen van woonwensen in een passend aanbod kan de doorstroming worden bevorderd. In de nieuwbouw en de herstructurering zal dan ook een belangrijk accent worden gelegd op marktsegmenten die de doorstroming bevorderen.

3.3.5 Stedelijke Koers

Op 24 september 2012 heeft de gemeenteraad het Koersdocument ten behoeve van de herprioritering van projecten (hierna: de Stedelijke Koers) vastgesteld. Het doel van de Stedelijke Koers is het aanbod van plannen (planvoorraad) op het gebied van wonen, bedrijven en kantoren te laten aanlsuiten bij de veranderde vraag. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om de planvoorraad terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitvoering hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin.

De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijven(terreinen) wordt naar beneden bijgesteld.

Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren omdat sprake is van leegstand.

Stedelijke Koers en bestemmingsplan "Eschmarke Zuid West 2010"

Het gebied Leuriks Oost ligt binnen de grenzen van het bestemmingsplan "Eschmarke Zuid West 2010". In de Stedelijke Koers is door de gemeenteraad vastgelegd dat de uitgifte van kavels in dit gebied mag doorgaan, maar wel gefaseerd.

De verdere ontwikkelingen in het gehele gebied De Eschmarke zijn vastgelegd in het "Ontwikkelingsplan Eschmarke" dat op 4 maart 0213 door de gemeenteraad is vastgesteld. Ook hierin is het gebied Leuriks Oost opgenomen als ontwikkellocatie.

3.3.6 Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2003

In juni 2004 is de detailhandelsstructuurvisie Enschede door de gemeenteraad vastgesteld.

In de detailhandelsstructuurvisie wordt voor de toekomstige ruimtelijk-economische structuur uitgegaan van de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1. Binnenstad behouden en versterken als (Eu)regionaal recreatief winkelcentrum;
  • 2. Eigentijdse voorzieningen voor de dagelijkse boodschappen evenwichtig verdelen op wijkniveau;
  • 3. Gericht bezochte (volumineuze) detailhandel met een bovenlokaal verzorgende functie zoveel mogelijk concentreren, met waar nodig afstemming op regionaal niveau.

Detailhandelsbeleid in stadsdeel Oost waaronder plangebied “Eschmarke Zuid West 2010”

Dagelijkse boodschappen

De wijken Velve-Lindenhof, Hogeland en Stokhorst/'t Ribbelt (samen ruim 21.000 inwoners) vormen samen met de nieuwbouwwijk Eschmarke en de kern Glanerbrug Enschede-Oost. Met gemiddelde binding- en toevloeiïngscijfers zou hier ruimte zijn voor één wijkwinkelcentrum met drie à vier elkaar aanvullende supermarkten.

De toekomstige winkelstructuur in dit stadsdeel wordt hoofdzakelijk bepaald door de geplande grootschalige ontwikkelingen in het Miro Centre. Op deze locatie zijn plannen om een grootschalige supermarkt te ontwikkelen. Dit zorgt in dit stadsdeel naar verwachting voor zowel een hoge binding (80%) als een hoge toevloeiing (30%). Toevloeiing is vooral te verwachten vanuit het oostelijk binnensingelgebied en vanuit Glanerbrug. Uitgangspunt voor de overige toekomstig haalbare winkelstructuur is het Miro Centre, dat in de toekomst een bovenwijkse functie vervult.

In stadsdeel oost wordt de nieuwbouwwijk Eschmarke ontwikkeld. In totaal worden hier 5.000 woningen gebouwd (± 12.000 inwoners). Door het uitgebreide aanbod in de omgeving (Miro Centre, Lage Bothof, Glanerbrug) zal relatief veel koopkracht afvloeien. In deze wijk is maximaal ruimte voor een goede buurtvoorziening (supermarkt en enkele aanvullende winkels).

De kern Glanerbrug en omgeving heeft circa 13.500 inwoners. Hier zijn voldoende mogelijkheden voor een volwaardig winkelcentrum met twee à drie supermarkten en een uitgebreid (semi-) dagelijks aanbod. Het winkelaanbod blijft bij voorkeur zoveel mogelijk geconcentreerd aan de doorgaande weg (Gronausestraat).

Detailhandelsbeleid specifiek voor Eschmarke

In de nieuwbouwwijk Eschmarke is een kleine buurtvoorziening gerealiseerd, bestaande uit één goede supermarkt en enkele speciaalzaken (maximaal 2.000 m² vvo, omvang en invulling vergelijkbaar met Helmerhoek). Deze voorziening functioneert ondersteunend aan de grote winkelcentra in de omgeving, zoals het Miro Centre, het winkelcentrum Glanerbrug en de Lage Bothofstraat. Voorkomen moet worden dat hier teveel ruimte wordt geboden voor detailhandel.

Detailhandel in plangebied

In het plangebied van dit bestemmingsplan bevindt zich het buurtwinkelcentrum. Buiten dit centrum is er geen ruimte voor detailhandelsfuncties.

3.3.7 Binnenstedelijke bedrijvigheid

Enschede kent door haar (industriële) geschiedenis veel binnenstedelijke bedrijfslocaties. Er is echter sprake van een uitschuifproces van bedrijven van de bestaande stad naar de rand van de stad. Dit suburbanisatiegedrag van het bedrijfsleven doet zich in iedere stad voor, maar vanwege de vele bedrijvigheid in de bestaande stad in hoge mate in Enschede. Ondanks de vele verhuisbewegingen naar buiten herbergt Enschede nog steeds veel binnenstedelijke bedrijvigheid.

Daar waar de bedrijven uit de stad zijn vertrokken is de achtergebleven locatie vaak getransformeerd tot woonlocatie. Al in de vorige Toekomstvisie heeft de gemeente aangegeven dat de druk op het buitengebied zo beperkt mogelijk moet zijn. De druk op de ruimte in de stad neemt dus toe: daar waar mogelijk moet de bedrijvigheid in de bestaande stad worden opgevangen. Dit eens te meer daar de vrijgekomen bedrijfsruimte (locatie, gebouwen) in het bestaand stedelijk gebied veelal dient als 'broedplaats' voor nieuwe startende bedrijvigheid en de structuur van de lokale economie en de vitaliteit van de wijk en de bestaande stad versterkt.

Binnenstedelijke bedrijvigheid valt uiteen in een twee beleidsvelden te weten functiemenging (verspreide/informele locaties) en bedrijventerreinen (formele locaties). Een duidelijke kwantitatieve afbakening valt hier niet echt aan te geven maar ligt grofweg bij 1,5 ha. De in de verschillende wijken verspreide werkgelegenheid (informele locaties/functiemening) bedraagt ca. 30% van de totale Enschedese werkgelegenheid, op de formele locaties gaat het om ca. 11% van de totale werkgelegenheid (2008).

De gemeente wil actief inzetten op het tegengaan van een verdere afname van de bestaande voorraad binnenstedelijk bedrijfslokaties door:

  • in elke ruimtelijke afweging van functionele (her)ontwikkeling van een locatie de functie werken nadrukkelijk als optie mee te nemen;
  • bij de afweging van de (her)ontwikkeling van een werklocatie het behoud van de werkfunctie als uitgangspunt te nemen;
  • de bestaande locatiescans (BRO, I&O, 2001) in te zetten als afwegingskader; indien er van betreffende locatie geen scan voorhanden is worden deze alsnog opgesteld;
  • de verankering van de werklocaties plaats te laten vinden in de bestemmingsplannen.

In 2007 is dit beleid voor binnenstedelijke bedrijfslocaties door de gemeenteraad vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20102122-0003_0008.jpg"

Met de programma's 'Economische Ontwikkeling' en 'Enschede werkt' wordt het creëren van fysieke ruimte voor bedrijvigheid hoog op de agenda gezet. Hierbij geldt dat inbreiding boven uitbreiding gaat. Het gaat dan om herstructurering, binnenstedelijke terreinen, variatie in kavels/terreinen en om de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. Hiermee volgen wij de SER-ladder.

Ruimte voor modern gemengde bedrijvigheid is nodig voor het uitvoeren van de Toekomstvisie: behoud van het bestaande en ruimte geven aan vernieuwing. Het uiteindelijke doel is dat er ruimte wordt geboden aan groei van bedrijven zodat er (nieuwe) arbeidsplaatsen ontstaan in de stad/regio.

Bureau Ecorys BV heeft in 2008 een prognose opgesteld van de benodigde ruimte voor modern gemengde bedrijvigheid tot 2020. Het ging hier om een herijking van de cijfers uit 2005 en om het maken van een kwalitatieve match van vraag en aanbod. Uit het eindrapport “Kwaliteitsmatch vraag en aanbod bedrijventerreinen Enschede 2008” blijkt dat op basis van het model European Coordination – d.i. het meest realistische model voor de middellange termijn voor de situatie en ontwikkeling in Enschede - een vraag van netto 112 hectare wordt verwacht tot 2020. Als gekeken wordt naar vraag en terreinprofielen, beschikt Enschede over kwalitatief goede en bereikbare vestigingslocaties, in het bijzonder aan de westkant van de stad. Het Business & Sciencepark, Usseler Es en Kop Marssteden kunnen als drie (potentiële) toplocaties worden beschouwd.

Om aan deze vraag te kunnen voldoen wordt ingezet op herstructurering (o.a. Havengebied, Roombeek, Hardick & Seckel), zoeken naar nieuwe binnenstedelijke lokaties en uitleg (Usseler Es). Omdat vooral ook de kwaliteit van de werklokaties steeds belangrijker wordt geven wij hier extra veel aandaht aan. Hiervoor worden instrumenten als parkmanagement en de vestigingscriteria al een aantal jaren ingezet. Samen met de provincie zijn bovendien voor een aantal terreinen zgn. kwaliteitsscans uitgevoerd die duidelijk maken op welke punten ingezet moet worden om de kwaliteit te verbeteren. Via duurzaamheidsprojecten (o.a. Usseler Es) wordt naar de toekomstwaarde gekeken. Eén en ander is tevens verwoord in het Masterplan West. Deze laatste is via de herijkte RO-visie voor alle terreinen > 10 ha. in de stad uitgevoerd en zal ook op Netwerkstadniveau worden ingezet.

Functiemenging

Het beleid t.a.v. functiemenging is een overkoepelend beleid (zie ook detailhandel- en kantorenbeleid) ter stimulering van de werkgelegenheid en leefbaarheid in (woon)wijken. Het beleid sluit tevens aan bij het gemeentelijk startersbeleid. Het beleid ten aanzien van functiemenging in de woonwijken is in het kader van Stimuleren wijkeconomie nader uitgewerkt en is in de zomer 2009 vastgesteld.

Veel mensen starten een eigen bedrijf vanuit hun woning. De woning is zeker in de beginfase van het bedrijf een ideale vestigingslocatie. Het is goedkoop, flexibel en geschikt om werk te combineren met andere taken. Vanuit economisch opzicht leveren deze bedrijven aan huis een goede bijdrage aan de bedrijvigheid en dynamiek van de wijk. Bovendien wordt de werkgelegenheid hierdoor bevorderd. Ook al blijven deze bedrijven vaak klein en meestal beperkt tot een eenmans bedrijf, zoals bijvoorbeeld de zogenaamde ZZP-ers (zelfstandige zonder personeel).

Het bevorderen van het starten van een bedrijf vanuit de woning past ook bij de aandacht voor levendige wijken, het multifunctioneel bouwen en een meervoudig ruimtegebruik. In veel wijken zijn er grotere dan wel kleinere concentraties van ZZP-ers. Als voorbeeld kan worden genoemd Stroinkslanden-Zuid en Horstlanden Veldkamp. In totaal zijn alleen al ongeveer 4500 ZZP-ers in de stad gevestigd.

Voor de gemeente Enschede is het fenomeen “bedrijf aan huis” vanuit verschillende doelstellingen relevant:

  • Het bevorderen van werkgelegenheid in de wijk;
  • Het vergroten van de (sociaal-economische) dynamiek in de wijk door een vermindering van de nadruk op de woonfunctie (doorbereken van de monofunctie wonen);
  • Het bevorderen van sociale stijging;
  • Het terugdringen van mobiliteit.

Bij werken aan huis gaat het niet alleen over ZZP-ers, die bijvoorbeeld één kamer in de woning in gebruik hebben als kantoor/bedrijfsruimte. Vaak zijn er in doorgaande straten (stedelijke radialen of dorpse linten) meestal nog winkelplinten waar naast detailhandel en restaurants ook andere bedrijfjes gevestigd zijn. In het ruimtelijk beleid gelden voor detailhandel en horeca specifieke vereisten en daarom vallen deze bedrijven ook niet onder de definitie van functiemenging. De ruimten in plinten zijn echter vaak wel zeer interessant als vestigingsplaats voor bedrijfsruimtes waarbij de bedrijfsuitoefening niet thuis kan plaatsvinden omdat men bijvoorbeeld meer ruimte nodig heeft of het bedrijf in kwestie veel bezoekers trekt. Het bedrijf wordt meestal ook niet zo groot, dat verhuizing naar een (te bouwen) bedrijfspand op een bedrijventerrein een optie is. Bij plinten kan ook gedacht worden aan de begane grond van flats, waarbij bijvoorbeeld vanuit een garage een bedrijfje gevoerd kan worden.

Enschede is ingedeeld in landelijk gebruikte woonmilieus. Deze woonmilieus geven aan, hoe een buurt is opgebouwd, in de samenhang tussen stedenbouw, korrelgrootte en woningtype. Hieruit kan ook iets worden gezegd over parkeermogelijkheden en openbare ruimte. Vaak trekken bepaalde woonmilieus ook mensen aan met een bijbehorende leefstijl. Het ene woonmilieu leent zich daarom beter voor functiemenging dan het andere. In het schema is aangegeven in welk woonmilieu gekozen is voor welke mate van functiemenging.

Regeling functiemenging per woonmilieu:

  • A. de basisregeling functiemenging: maximaal 30 m2 bebouwd oppervlak, daarboven ontheffing aanvragen per geval;
  • B. 30 % van het bebouwde oppervlak standaard vrijgeven voor functiemenging, daarboven ontheffing per geval;
  • C. binnen de kaders van de "Gids Buitenkans" geheel vrijlaten. Deze gids maakt veel ontwikkelingen mogelijk, mits ze versterkend zijn voor de kwaliteiten van het landschap;
  • D. een aantal "hotspots" in de stad aangeven waarbinnen 49 % vrijstelling toegestaan wordt (daarboven is er sprake van bestemmingsplanwijzigingsprocedure per individueel geval).

Deze categoriën gekoppeld aan de woonmilieus geven de volgende indeling:

Woonmilieu   Regeling functiemenging  
Landelijk milieu   C.  
Dorps woonmilieu   B.  
Villa's in het groen   B.  
Sub-urbaan   A.  
Groene woonwijk   A. (met experimenten (B) in de plinten).  
Wijkcentrum wonen   A.  
Stedelijk compact   A.  
Centrum stedelijk   A.  
Stedelijke villa's   B.  
Stedelijke radialen, dorpse linten en singels   B.  
“Hot Spots” in de stad   D.  

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20102122-0003_0009.jpg"

3.3.8 Kantorennota 2002

Het kantorenbeleid van de gemeente Enschede is vastgelegd in de nota "Kantorenbeleid

Gemeente Enschede" uit 2002. De belangrijkste uitgangspunten voor het kantorenbeleid zijn:

  • a. Het ontwikkelen van een aantrekkelijk investerings- en ontwikkelingsklimaat.
  • b. Het aanbieden van de juiste hoeveelheid kantoorlocaties van de juiste kwaliteit die aansluit bij de marktvraag;
  • c. Het voorkomen van versnipperde ontwikkelingen. De markt wil namelijk krachtige kantoorlocaties die een duidelijke aantrekkelijkheid en positie hebben;
  • d. De kantoorontwikkeling van Enschede in breder regionaal kader plaatsen. In de toekomst zal de netwerkstad steeds meer opereren als één kantorenmarkt.

Dit beleid houdt in dat het aanbod van kantorenlocaties qua hoeveelheid en kwaliteit goed dient aan te sluiten op de marktvraag. Uit diverse marktanalyses –de meest recente uit 2009– dreigt een overaanbod voor kantoren te ontstaan. Enschede zet daarom in op drie krachtige kantorenlocaties en een beperkte groeimogelijkheden buiten deze locaties.

De kantorenlocaties van de gemeente Enschede zijn:

  • 1. De Stationsomgeving (met de nadruk op publieke functies en kantoren met een baliefunctie);
  • 2. De Zuiderval (nadruk op zakelijke dienstverlening);
  • 3. Kennispark / Business & Science Park (met de nadruk op Science ontwikkeling).

Voor de overige locaties in Enschede geldt dat kantoren in beperkte mate worden toegestaan om de ontwikkelingen niet concurrerend te laten zijn met de formele, hierboven genoemde kantorenlocaties.

Zo geldt voor kantoren aan singels en uitvalswegen een maximum van 350 m² bvo per perceel. Op de overige locaties en ontwikkelingen in de wijk, geldt de norm van 150 tot 200 m² bvo per gebouw (of 5-10 werkzame personen).

Kantorenbeleid in het plangebied “Eschmarke Zuid West 2010”

Het gebied De Eschmarke is geen formele kantorenlocatie en is ook geen zogenaamd singelmilieu. Voor kantoorontwikkelingen in het gebied geldt derhalve dat bij de ontwikkeling van solitaire kantoren een maximum van 200 m2 bvo per perceel geldt.

3.3.9 Horecabeleid

In 2005 heeft de gemeenteraad van Enschede het Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015 vastgesteld. Het ontwikkelingskader vormt beleid voor een goede ruimtelijke en economische ontwikkeling van de Enschedese horeca.

De horecanota:

  • beschrijft op hoofdlijnen het toekomstige horecabeleid in de Gemeente Enschede;
  • zorgt voor inbedding van de bestaande horeca en biedt gemeente èn ondernemers een toetsingskader voor nieuwe horecaontwikkelingen en -initiatieven;
  • dient als basis voor de uitwerking van bestemmingsplannen.

In de nota zijn de volgende inhoudelijke keuzes gemaakt:

  • de versterking van de binnenstad als euregionaal uitgaanscentrum door aanwijzing van gebieden waar bestaande en nieuwe marktpartijen voldoende ruimte krijgen om een (ver)nieuw(end) horeca-aanbod te introduceren. Insteek hierbij is het relatief wat eenzijdige profiel van het bestaande aanbod - beperkte variëteit, relatief weinig horeca voor 30+ en cultuurbezoekers en naar verhouding weinig moderne/eigentijdse concepten - te doorbreken.
  • de bundeling van horecabedrijvigheid in een aantal krachtige clusters, waarbij planologisch onderscheid wordt gemaakt in:
    • 1. Horecaconcentratiegebied. Hier krijgt met name de horeca in de milieucategorieën 2 en 3.1 (kroegen, discotheken, danssalons, eetcafé's e.d.) kansen zich verder te ontwikkelen. Ook geldt in deze gebieden een ruimer openingstijdenregime. Vooralsnog hebben alleen de Oude Markt en directe omgeving en het Muziekkwartier, beide gelegen in de binnenstad van Enschede, in het beleid de status als horecaconcentratiegebied.
    • 2. Horecaontwikkelingsgebied. In deze gebieden wordft een menging van horeca (tot en met categorie 2) met winkel-, toerisme en cultuurfuncties voorgestaan. Dit is onder meer het geval in het gebied Walstraat/Zuiderhagen/Pijpenstraat, Roombeek, het Van Heekplein en Boekelo/Rutbeek e.o.
    • 3. Horecaconsolidatiegebied. In deze gebieden, waartoe behalve de woonwijken en -buurten ook bijvoorbeeld de radialen naar de binnenstad en de bedrijventerreinen worden gerekend, wordt het huidige horecabestand gehandhaafd, maar wordt in zijn algemeenheid geen medewerking verleend aan nieuwvestiging. Verplaatsing van solitaire horecavestigingen naar formele winkelcentra in de omgeving blijft in principe mogelijk en wenselijk.
    • 4. Sterlocaties. Dit zijn bijzondere plekken of panden, verspreid over de stand, waar de vestiging van bijzondere, (ver)nieuw(ende) horeca onder nadere voorwaarden een optie is. Voorbeelden: Villa van Heek, Schouwburgpand, delen van het buitengebied.
  • beperking van mogelijke overlast voor aanpalende overige functies door met name horecaontwikkelingen in woongebieden en op bedrijventerreinen aan banden te leggen.
  • de aanpassing van het beleid sluitingstijden horecabedrijven door, op basis van ontheffing, de openingstijden in horecaconcentratiegebied te verruimen naar 04.30 uur (zondag 05.30 uur), in de overige binnenstad naar 02.00 uur en op recreatieboulevard Go Planet naar 04.30 uur (weekenden).
  • naast het creëren van ruimte voor (ver)nieuw(end) aanbod, wordt de dienstverlening richting de horecaondernemer verder verbeterd met onder meer de instelling van een digitaal horecaloket voor de ondernemer.

Horeca Stadsdeel Oost

Bij de totstandkoming van het horecabeleid waren in Stadsdeel Oost 58 horecabedrijven gevestigd verdeeld over de vier deelsectoren maar met een opvallend groot aanbod drankenverstrekkers.

Deze bedrijven beschikten samen over 11.385 m2 verkoopoppervlak

Horeca Oost   Aantal bedrijven   Verkoopoppervlak  
Drankensector   34   9.225 m2  
Fastfoodsector   15   781 m2  
Restaurantsector   8   1.379 m2  
Hotelsector   1   -  
     
Totaal horeca   58   11.385 m2  

Bron: Bedrijfschap Horeca en Catering, juni 2004

Een recente inventarisatie van het aanbod laat weinig verschuivingen zien in de omvang en samenstelling van de sector in Oost. Het grootste deel van het aanbod concentreert zich nog altijd in Glanerbrug. Hier is ruim een kwart van het horecavloeroppervlak terug te vinden.

Eind 2007 opent in de wijk Eschmarke het wijkwinkelcentrum met horeca in de fastfoodsector. Elders in Oost is nog altijd sprake van een bij de wijken passend aanbod van met name doelgericht bezochte horeca met een lokaal verzorgende structuur.

Horecabeleid in het plangebied “Eschmarke Zuid West 2010”

Horeca kan een bijdrage leveren aan de leefbaarheid en levendigheid van de dagelijkse leefomgeving. In het gemeentelijk horecabeleid wordt dan ook ingezet op behoud van het bestaande aanbod horecavoorzieningen in buurten en wijken.

Uit het oogpunt van beheersbaarheid (beperking overlast) en de keuze voor een beperkt aantal krachtige, herkenbare horecaontwikkellocaties in de binnenstad, Roombeek en Boekelo/Rutbeek wordt een verdere uitbreiding van het aanbod in woonbuurten en wijken in zijn algemeenheid niet voorgestaan. Net als voor de detailhandel geldt dat de kansen op behoud en versterking van het horeca aanbod het grootst zijn bij concentratie in formele buurt- en wijkwinkelcentra.

De situatie in het plangebied geeft geen aanleiding van deze algemene beleidslijn af te wijken.In het plangebied bevindt zich het wijkwinkelcentrum Eschmarke. Hier is een cafetaria annex lunchroom gevestigd. Voorts biedt het even verderop gelegen centrumgebied van Glanerbrug een divers aanbod dranken- en maaltijdverstrekkers.

3.3.10 Mobiliteitsplan 2004 - 2015 en Herijking 2009

Het Mobiliteitsplan 2004-2015, vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede op 4 oktober 2004, geeft op hoofdlijnen aan wat de gemeente nastreeft met haar mobiliteitsbeleid. In dit beleidsplan staat weergegeven welke maatregelen nodig zijn om Enschede nu en in de toekomst bereikbaar te houden. Het Mobiliteitsplan 2004-2015 is een actualisatie van het Mobiliteitsplan 1996-2005. Op basis van het vorige Mobiliteitsplan zijn vele maatregelen getroffen. Ondanks deze maatregelen is de verkeerssituatie in Enschede nog niet optimaal. Het hoofdoel van het Mobiliteitsplan 2004-2015 is het op peil houden van de bereikbaarheid van Enschede-West en Enschede-Centrum, beide als economische kerngebieden van Enschede, evenals het op peil houden van de leefbaarheid in de verblijfsgebieden, zowel binnen de bebouwde kom als in het buitengebied.

De aanpak bestaat uit de volgende richtingen:

  • de ambities van de stad faciliteren
  • de weggebruiker vrijheid en keuze bieden
  • de bestaande infrastructuur en capaciteit zo goed mogelijk benutten

In het Mobiliteitsplan heeft de gemeenteraad besloten om voor de bereikbaarheid van Enschede onder andere in te zetten op het afmaken van het stelsel van HOV-assen.

3.3.11 Groenstructuur Actieplan - GRAP

Het Groenstructuur-actieplan (verder: GRAP) is een door de gemeenteraad van Enschede in 2010 vastgestelde beleidsvisie en uitvoeringskader voor de stedelijke hoofdgroenstructuur, waaraan een jaarlijks uitvoeringsbudget is verbonden. Het GRAP initieert en stimuleert de uitvoering van groenprojecten in de stad Enschede. De ambitie om het groene karakter van Enschede verder te versterken blijft uitgangspunt.

Het GRAP is gericht op aanvulling, reconstructie en vervanging van de groene hoofdstructuur van de stad, inclusief de verbinding daarvan met het buitengebied. Die hoofdstructuur bestaat uit de in het GRAP benoemde lijnvormige elementen (o.a. de radialen en de ringen), de bijzondere groengebieden (o.a. de parken), hoofdonderdelen van het wijkgroen, de stadsranden en de wiggen. De kernwaarden daarbij zijn: de gebruiksmogelijkheden voor bewoners en bezoekers, de ecologische (verbindings)waarde en de bijdrage aan de ruimtelijke identiteit en structurerende betekenis.

De visie op de groene hoofdstructuur in de stad, zoals beschreven in het GRAP 2006-2009, is op hoofdlijnen dezelfde gebleven. Ook de strategie om bij elke opgave actief te zoeken naar partners om groenprojecten te realiseren, wordt gecontinueerd. Ten opzichte van de vorige periode is er wel sprake van een verschuiving; voorheen werd met name geïnvesteerd in de singels, radialen en de stadsparken, in de komende periode wordt het accent gelegd op projecten in de wiggen, stadsranden en het groen in de wijken. De nieuwe beleidsdoelen hebben betrekking op de stadsranden en de wiggen, de Lokale Ecologische Hoofdstructuur en de realisatie van de Zonstructuur, dat wil zeggen het ontwikkelen van een groen radiaal netwerk in de stad met langzaam verkeersroutes over bestaande wegen, dat aantakt op het Rondje Enschede en eindigt in groene attractiepunten in het buitengebied. Deze nieuwe beleidsdoelen vloeien direct voort uit de Gids Buitenkans en de Herijking RO-visie.

Het GRAP geeft niet alleen een samenhangend toekomstbeeld van het openbaar groen in hoofdlijnen, maar reikt tegelijk de instrumenten aan waarmee dit kan worden bereikt. In die zin is het plan richtinggevend en kaderscheppend en is tevens een toetsingskader voor plannen op het gebied van de ruimtelijke inrichting en ontwikkeling in Enschede.

3.3.12 Sportnota "Enschede beweegt"

Op 28 januari 2008 heeft de gemeenteraad van Enschede de nota “Enschede beweegt” vastgesteld als kadernota voor het sportbeleid voor de periode 2008-2015. Driekwart van de Enschedese bevolking doet aan sport en tweederde beweegt voldoende! Hoewel dit vergeleken met het landelijke gemiddelde een mooie score is, is het toch noodzakelijk om enige accentverschuivingen aan te brengen in het sportbeleid. Oorzaak hiervoor ligt bij de veranderende houding van de (potentiële) sporter en de daarmee samenhangende afname van het aandeel op de sportmarkt van de sportverenigingen, de behoefte aan andersoortige sportaccommodaties en de noodzaak tot meer maatwerk bij de stimulering tot sportief bewegen. Vanuit de thema's gezondheid, sociale binding en vorming vormen de invalshoeken vraaggestuurd verleiden, grensverleggend ondernemen en krachten bundelen de basis van het sportbeleid 2008-2015. Belangrijke punten hierbij zijn:

  • De vitalisering van de sportverenigingen, zodat zij in staat blijven hun meerwaarde van ontmoeting, vorming en vrijwilligerswerk als interessante partner in de stad waar te maken. De trends in de samenleving vereisen dat een vitale sportvereniging meer op de toekomst en de omgeving is gericht en qua aanbod en organisatie zich daarop aanpast.
  • De modernisering van het gemeentelijk sportaccommodatiebestand, zodat dit multifunctioneel en levensbestendig wordt. Daarbij zal de nadruk liggen bij het toepassen van nieuwe technieken bij buitensport (op dit moment met name kunstgras) en het anders bouwen van binnensportaccommodaties (met name gymnastieklokalen). De uitgangspunten van de nota “Ruim baan voor bewegen” blijven van toepassing.
  • De verleiding tot levenslang sportief bewegen, dus van jonge kinderen tot zeer hoog bejaarden, moet niet alleen leiden tot een sluitende keten voor de jeugd van 0 tot 24 jaar, maar ook tot aandacht voor de volwassenen (in het kader van vergrijzing, zelfredzaamheid en tegengaan vereenzaming).
  • De wisselwerking tussen sport en organisaties op andere beleidsterreinen, zodat kennis en kunde wederzijds beter kunnen worden benut, met een positieve uitwerking voor alle betrokkenen.

Bovenstaande heeft geleid tot een actieplan “Sportief bewegen 2008-2015”, waarin vijftien actiepunten zijn opgenomen. De meest in het oog springend zijn de vitale sportvereniging (criteria, voorwaarden en wijze van ondersteuning), vraaggestuurd aanbod (vernieuwende arrangementen), het SportServiceTeam (een vernieuwd, uitgebreid en proactief werkend “sportloket”), het innovatieplan gemeentelijke sportaccommodaties, beweegmanagement (afstemming om te komen tot een continu aanbod van sportstimuleringsactiviteiten aan de jeugd), netwerk “sportief bewegen” (structurele basis voor samenwerking tussen partijen binnen en buiten de sport). In de gemeentelijke Sportnota wordt sport, in de brede zin van het woord, neergezet als verbindend element tussen diverse beleidsterreinen. Door deze ontwikkeling verandert ook de rol van sportaccommodaties. Multifunctionaliteit en 24-uurs gebruik komen daarbij steeds meer centraal te staan. Immers, de druk op de schaarse ruimte en middelen vereist een efficiënt en optimaal gebruik, onder andere via medegebruik en combinaties van voorzieningen. Sportaccommodaties moeten daarom niet langer alleen voldoen aan sportspecifieke eisen maar ook aan eisen voor (mede)gebruik ten behoeve van andere functies. Sport heeft zich de laatste decennia ontwikkeld tot een bloeiende bedrijfstak.

Verleiden tot sportief bewegen lukt alleen door samenwerking tussen sportverenigingen en sportorganisaties met onderwijsinstellingen, kinderopvang- en welzijnsorganisaties, zorgverleners, bedrijfsleven, wijk- en buurtcomités en dergelijke enerzijds en de beoogde deelnemers anderzijds.