25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen
-
a. Op de voor “Wonen” aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 25.1.
-
b. Het maximale bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel:
-
1. 80% voor percelen met een oppervlakte tot 150 m2;
-
2. 60% voor percelen met een oppervlakte van 150 m2 tot 300 m2, met een minimum toegestane oppervlakte van 120 m2;
-
3. 50% voor percelen met een oppervlakte van 300 m2 tot 500 m2, met een minimum toegestane oppervlakte van 180 m2;
-
4. 40% voor percelen met een oppervlakte groter dan 500 m2, met een minimum toegestane oppervlakte van 250 m2.
25.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden in aanvulling op het bepaalde in lid 25.2.1 de volgende bepalingen:
-
a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte” mag de bouwhoogte niet worden overschreden;
-
c. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” mogen de goothoogte en de bouwhoogte niet worden overschreden;
-
d. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "geluidluw" dienen hoofdgebouwen overeenkomstig het in bijlage 4 bij deze planregels opgenomen besluit hogere Wet geluidhinder (beschikking met kenmerk nummer 1100064423, d.d. 14 september 2011) over tenminste één geluidluwe gevel te beschikken.
25.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden in aanvulling op het bepaalde in lid 25.2.1de volgende bepalingen:
-
a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
-
b. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 4,5 meter bedragen;
-
c. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt per bouwperceel:
-
1. maximaal 75 m2 bij bouwpercelen als bedoeld in lid 25.2.1, onder b subs 1 en 2;
-
2. een bebouwingspercentage van 30% bij bouwpercelen als bedoeld in lid 25.2.1, onder b subs 3 en 4, met een maximum van 100 m2 per hoofdgebouw.
-
d. in het voorerfgebied is de bouw van een erker of portaal aan de voorgevel van een woningmogelijk, onder de volgende voorwaarden:
-
1. de breedte mag maximaal 2/3 van de gevellengte bedragen;
-
2. de diepte mag maximaal 1,5 meter bedragen;
-
3. de goothoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
-
4. de bouwhoogte mag maximaal 4,5 meter bedragen;
-
5. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 1 meter, tenzij er sprake is van twee aan elkaar gekoppelde erkers bij twee aaneengesloten woningen;
-
e. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in het voorerfgebied gelden de volgende voorwaarden:
-
1. de voorgevelrooilijn mag met ten hoogste 3 meter worden overschreden;
-
2. minimaal 50% van de oppervlakte van het bijbehorende bouwwerk dient achter de voorgevelrooilijn te worden geplaatst;
-
3. het bijbehorende bouwwerk dient minimaal 2 meter van het openbaar toegankelijk
gebiedte worden geplaatst;
-
4. de bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen.
-
f. in afwijking van het bepaalde onder a mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" worden gerealiseerd.
25.2.4 Overige bouwwerken
Voor het bouwen van niet eerder genoemde overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
a. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen, voor zover gelegen in het voorerfgebied, mag maximaal 1 meter bedragen;
-
b. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen, voor zover gelegen in het achtererfgebied, mag maximaal 2 meter bedragen;
-
c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 6 meter bedragen;
-
d. andere overige bouwwerken mogen uitsluitend in het achtererfgebied worden gerealiseerd, met een maximale bouwhoogte van 5 meter bedragen.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
a. lid 25.2.1 onder a, voor de bouw van gebouwen ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf in een bedrijf dat niet is genoemd in bijlage 1 van deze regels, mits dat bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 25.1, onder b, op die locatie toegestane bedrijven;
-
b. lid 25.2.1 onder a, voor de bouw van gebouwen ten behoeve van de vestiging van een kantoorof kantooreenheid dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand kantoor of kantooreenheid, mits dat kantoor of die kantooreenheid, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 25.1, onder e, op die locatie toegestane kantoren en kantooreenheden;
-
c. lid 25.2.1 onder a, voor de bouw van gebouwen ten behoeve van de vestiging van een garagebedrijf dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand garagebedrijf in een garagebedrijf dat niet is genoemd in bijlage 1 van deze regels, mits dat garagebedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 25.1, onder g, op die locatie toegestane garagebedrijven;
-
d. lid 25.2.1 onder a, voor de bouw van gebouwen ten behoeve van de vestiging van een praktijkruimte dan wel wijziging of aanpassing van een bestaande praktijkruimte, mits die praktijkruimte, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 25.1, onder i, op die locatie toegestane praktijkruimten;
-
e. lid 25.2.4, onder a, voor een bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen in het voorerfgebied tot maximaal 2 meter;
-
f. lid 25.2.4, onder b, voor een bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen in het achtererfgebied tot maximaal 3 meter;
-
g. lid 25.2.4, onder d, voor een bouwhoogte van andere overige bouwwerken in het achtererfgebied tot maximaal 7 meter;
-
h. lid 25.2.7, voor het vervangen en/of uitbreiden van bestaande gebouwen die zijn gesitueerd buiten het bouwvlak met een vergroting die niet meer bedraagt dan 15% van de oppervlaktevan die gebouwen onder de voorwaarden dat:
-
1. de uitbreiding van het gebouw uitsluitend op de begane grond wordt gerealiseerd;
-
2. de goot- en bouwhoogte niet toenemen.
De in dit lid genoemde omgevingsvergunningen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de woonsituatie;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
a. lid 25.1, onder a, ten behoeve van de vestiging van meer dan één woning op een bouwperceel;
-
b. lid 25.1, onder b, ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf in een bedrijf dat niet is genoemd in de hoofdgroep Bedrijven van bijlage 1 van deze regels, mits dat bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 25.1, onder b, op die locatie toegestane bedrijven;
-
c. lid 25.1, onder g, ten behoeve van de vestiging van een garagebedrijf dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand garagebedrijf in een bedrijf dat niet is genoemd in de hoofdgroep Bedrijven van bijlage 1 van deze regels, mits dat garagebedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 25.1, onder g, op die locatie toegestane garagebedrijven;
-
d. lid 25.4, onder a, ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis tot een maximaal vloeroppervlak van 49% van het totale vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bouwwerken;
-
e. lid 25.4, onder a, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, dat niet is genoemd in de hoofdgroep Bedrijven of Dienstverlening van de bij deze regels behorende Lijst van(bijlage 1) dan wel is genoemd in categorie 2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1), mits dat bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een bedrijf dat is genoemd in categorie 1.
De in dit lid genoemde omgevingsvergunningen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de woonsituatie;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
25.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:
-
a. het verwijderen van de aanduiding “bedrijf”;
-
b. het verwijderen van de aanduiding “detailhandel”;
-
c. het verwijderen van de aanduiding “horeca”;
-
d. het verwijderen van de aanduiding “kantoor”;
-
e. het verwijderen van de aanduiding “garage”;
-
f. het verwijderen van de aanduiding “brandweerkazerne”;
-
g. het verwijderen van de aanduiding “praktijkruimte”;
-
h. het verwijderen van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - garageboxen”;
-
i. burgemeester en wethouders kunnen aan de onder a tot en met h genoemde wijzigingsbevoegdheden uitsluitend toepassing geven, indien:
-
1. de betreffende activiteit ter plaatse gedurende tenminste een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, of;
-
2. met de eigenaar overeenstemming is bereikt over het op korte termijn beëindigen van de betreffende activiteit.
-
j. het toevoegen van de aanduiding “dienstverlening”, ten behoeve van de vestiging van een dienstverlenend bedrijf;
-
k. het toevoegen van de aanduiding "praktijkruimte", ten behoeve van de vestiging van een praktijkruimte;
-
l. het toevoegen van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - garageboxen", ten behoeve van de realisatie van (complexen) garageboxen, met dien verstande dat de oppervlakte per bouwwerk niet meer dan 20 m2 en de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
-
m. voor het wijzigen van de maximale goot- en bouwhoogte, met dien verstande dat de goothoogte ten hoogste 6 meter mag bedragen en de bouwhoogte met ten hoogste 1 meter mag toenemen, met een maximum van 10 meter;
-
n. bij toepassing van de onder m genoemde wijzigingsbevoegdheid is gelijktijdige toepassing van het bepaalde in de artikel 30 onder a en/of artikel 31 onder f uitgesloten.
Burgemeester en wethouders kunnen uitsluitend toepassing geven aan de in dit lid genoemde wijzigingsbevoegdheden, indien hierdoor geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
- de woonsituatie;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.