Artikel 18 Sport
18.1 Bestemmingsomschrijving
-
a. De voor “Sport” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
sportvoorzieningen, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Sport van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1), met uitzondering van risicovolle inrichtingen;
-
1.
niet zelfstandige horeca, die is genoemd in categorie 1 uit de hoofdgroep Horeca van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1);
-
2.
niet zelfstandige detailhandel;
-
3. ondergeschikt medegebruik ten behoeve van naschoolse opvang, welzijnswerk en sociaal-cultureel werk;
-
4. waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen in het kader van de waterbeheersing;
-
5. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, terreinen en voorzieningen, zoals kantines, kleedruimtes, in- en uitritten, interne ontsluitingswegen, wandel- en fietspaden, fietsenstallingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
-
b. Ter plaatse van de aanduiding "sportcentrum" zijn de voor "Sport" aangewezen gronden mede bestemd voor een gebouwde sportvoorziening, die is genoemd in categorie 3.1 uit de hoofdgroep Sport van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1), met bijbehorende horecavoorziening als bedoeld onder a sub 1.
-
c. Ter plaatse van de aanduiding "sportveld" is een veldsportcomplex met verlichting en bijbehorende voorzieningen, zoals kantines en kleedruimtes, toegestaan.
-
d. Ter plaatse van de aanduiding "waterberging" zijn de gronden mede bestemd voor een bergbezinkbassin en daarmee vergelijkbare gebouwde, al dan niet ondergrondse, voorzieningen ten behoeve van de berging van hemelwater, met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
-
e. Ter plaatse van de aanduiding "wonen" is een woning, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis, met bijbehorende bouwwerken toegestaan.
-
f. Ter plaatse van de aanduiding "agrarisch" is extensief grondgebonden agrarisch gebruik toegestaan.
-
g. Ter plaatse van de aanduiding "cultuur en ontspanning" zijn buitenactiviteiten van functies, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep "Cultuur en Ontspanning" van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1) of daarmee vergelijkbare activiteiten, toegestaan.
-
h. Ter plaatse van de aanduiding "speelvoorziening" is een speelgelegenheid met wijkverzorgingsfunctie toegestaan.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen
Op de voor “Sport” aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 18.1.
18.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte” mag de bouwhoogte niet worden overschreden;
-
c. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” mogen de goothoogte en de bouwhoogte niet worden overschreden.
18.2.3 Waterberging
-
a. Ter plaatse van de aanduiding "waterberging" mag in de bodem een bergbezinkbassin of een daarmee vergelijkbare gebouwde voorziening ten behoeve van de berging van hemelwater worden gerealiseerd, met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
-
b. Voor het bouwen van gebouwen ten dienste van de functie waterberging gelden de volgende bepalingen:
18.2.4 Speelvoorzieningen
Voor het bouwen van speelvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
-
a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 4 meter bedragen;
-
b. de oppervlakte van speelvoorzieningen mag per bouwwerk maximaal 20 m² bedragen.
18.2.5 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "Wonen"
In afwijking van het bepaalde in lid 18.2.2 gelden ter plaatse van de aanduiding "wonen" voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken de volgende bepalingen:
-
a. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebiedtevens buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat buiten het bouwvlak maximaal 30 m2 aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan;
-
c. ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte” mag de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet worden overschreden;
-
d. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” mogen de goothoogte en de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet worden overschreden;
-
e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 4,5 meter bedragen.
18.2.6 Overige bouwwerken
Voor het bouwen van niet eerder genoemde overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
-
b. de bouwhoogte van kunstobjecten en vlaggenmasten mag maximaal 10 meter bedragen;
-
c. de bouwhoogte van lichtmasten en ballenvangers mag maximaal 18 meter bedragen;
-
d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 8 meter bedragen.
-
e. ter plaatse van de aanduiding "antennemast" mag een vrijstaande antenne-installatie met antennemast ten behoeve van de mobiele telecommunicatie met een maximale bouwhoogtevan 30 meter worden gebouwd.
18.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
a. lid 18.2.1, voor de bouw van gebouwen ten behoeve van de vestiging van een sportvoorzieningdan wel wijziging of aanpassing van een bestaande sportvoorziening in een sportvoorziening, die niet is genoemd in bijlage 1 van deze regels dan wel is genoemd in één categorie hoger, mits die sportvoorziening, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 18.1, onder a, op die locatie toegestane sportvoorzieningen;
-
b. lid 18.2.5 onder b, voor een gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak tot maximaal 75 m², mits het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 50%;
-
c. lid 18.2.6, onder a, voor een bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 meter;
-
d. lid 18.2.8, voor het vervangen en/of uitbreiden van bestaande gebouwen die zijn gesitueerd buiten het bouwvlak met een vergroting die niet meer bedraagt dan 15% van de oppervlaktevan die gebouwen onder de voorwaarden dat:
-
1. de uitbreiding van het gebouw uitsluitend op de begane grond wordt gerealiseerd;
-
2. de goot- en bouwhoogte niet toenemen.
De in dit lid genoemde omgevingsvergunningen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de woonsituatie;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.4 Specifieke gebruiksregels
-
a. Ter plaatse van de aanduiding "wonen" is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis in samenhang met wonen uitsluitend toegestaan, indien:
-
1. het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis niet groter is dan 30 m²;
-
2. bedrijfsmatige activiteiten beperkt zijn tot bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 uit de hoofdgroepen Bedrijven of Dienstverlening van de bij deze regels behorende Lijst (bijlage 1);
-
3. geen sprake is van verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
-
4. geen sprake is van detailhandel en/of horeca;
-
5. geen onevenredige aantasting plaats vindt van de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
b. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
-
1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
-
2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, anders dan toegestaan op grond van het bepaalde in lid 18.1 onder a sub 1;
-
3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan toegestaan op grond van het bepaalde in lid 18.1 onder a sub 2.
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
a. lid 18.1 onder a, ten behoeve van de vestiging van een sportvoorziening dan wel wijziging of aanpassing van een bestaande sportvoorziening in een sportvoorziening, die niet is genoemd in de hoofdgroep Sport van bijlage 1 van deze regels dan wel is genoemd in één categorie hoger, mits die sportvoorziening, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 1, onder a, op die locatie toegestane sportvoorzieningen.
-
b. lid 18.4 onder a, ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis tot een maximaal vloeroppervlak van 49% van het totale vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bouwwerken;
-
c. lid 18.4 onder a, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, dat niet is genoemd in de hoofdgroep Bedrijven of Dienstverlening van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1) dan wel is genoemd in categorie 2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1), mits dat bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een bedrijf dat is genoemd in categorie 1.
De in dit lid genoemde omgevingsvergunningen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de woonsituatie;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:
-
a. het verwijderen van de aanduiding "sportcentrum";
-
b. het verwijderen van de aanduiding "sportveld";
-
c. het verwijderen van de aanduiding "wonen";
-
d. het verwijderen van de aanduiding "waterberging";
-
e. het verwijderen van de aanduiding "agrarisch";
-
f. het verwijderen van de aanduiding "cultuur en ontspanning";
-
g. het verwijderen van de aanduiding "speelvoorziening";
-
h. burgemeester en wethouders kunnen aan de onder a tot en met g genoemde wijzigingsbevoegdheden uitsluitend toepassing geven, indien:
-
1. de betreffende activiteit ter plaatse gedurende tenminste een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, of;
-
2. met de eigenaar overeenstemming is bereikt over het op korte termijn beëindigen van de betreffende activiteit.
-
i. het toevoegen van de aanduiding “maatschappelijk” ten behoeve van de vestiging van een maatschappelijke voorziening, niet zijnde een gezondheidszorgvoorziening;
-
j. het wijzigen van het bepaalde in lid 18.2.6, onder d, ten behoeve van het ter plaatse van de aanduiding "antennemast" bouwen van een vrijstaande antenne-installatie met antennemast ten behoeve van de mobiele telecommunicatie met een maximale bouwhoogte van 40 meter;
-
k. het toevoegen van de aanduiding "antennemast" ten behoeve van de bouw van een vrijstaande antenne-installatie met antennemast ten behoeve van de mobiele telecommunicatie met een maximale bouwhoogte van 40 meter.
-
l. het toevoegen van een bouwvlak, indien dit ruimtelijk aanvaardbaar is, met dien verstande dat:
-
1. de oppervlakte van het bouwvlak maximaal 200 m2 mag bedragen;
-
2. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 6 meter mag bedragen;
-
3. in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
-
4. omliggende bedrijven en voorzieningen niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden geschaad en ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd;
-
5. voor het overige het bepaalde in artikel 18 ten aanzien van de bestemming "Sport" van overeenkomstige toepassing is.
-
m. Een wijzigingsplan, als bedoeld onder l, kan niet eerder worden vastgesteld dan nadat:
-
1. is aangetoond dat de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de sportfunctie en dat noodzakelijke bodemsaneringen technisch en financieel kunnen worden uitgevoerd;
-
2. in overleg met het bevoegd gezag door middel van een archeologisch vooronderzoek inzicht wordt gegeven over de aanwezigheid van archeologische waarden;
-
3. is aangetoond dat een duurzame waterhuishouding gewaarborgd kan worden;
-
4. is aangetoond dat de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde voor de luchtkwaliteit, of per saldo niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit of deze slechts in niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
-
5. is onderzocht of realisatie van het plan leidt tot verstoring en/of vernietiging/ doding van door de Flora- en faunawet beschermde planten- en diersoorten en, indien het laatste het geval is, of er ten behoeve van dit plan voor deze handeling een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet kan worden verleend;
-
6. is aangetoond dat het plan financieel uitvoerbaar is.
Burgemeester en wethouders kunnen uitsluitend toepassing geven aan de in dit lid genoemde wijzigingsbevoegdheden, indien hierdoor geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
- de woonsituatie;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.