direct naar inhoud van Artikel 19 Wonen
Plan: Hogeland-Zuid, Varvik en Diekman
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20100737-0003

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “bedrijf” is een bedrijf toegestaan, dat is genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1), met uitzondering van risicovolle inrichtingen, risicovolle bedrijven en garagebedrijven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding “detailhandel” is detailhandel toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening” is dienstverlening toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "horeca" is horeca zijn restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons, lunchrooms en viskramen, zoals genoemd in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1) en daarmee vergelijkbare horecabedrijven toegestaan, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "kantoor" is een kantoor toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding “maatschappelijk” is een maatschappelijke voorziening toegestaan, die is genoemd in categorie 1 uit de hoofdgroep Maatschappelijk van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1);
  • h. ter plaatse van de aanduiding “parkeergarage” is een onderbouw ten behoeve van parkeervoorzieningen en bergingen toegestaan, bestaande uit maximaal één bouwlaag beneden maaiveld;
  • i. ter plaatse van de aanduiding "zorginstelling" is een zorginstelling toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - garageboxen” zijn garageboxen toegestaan;
  • k. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, tuinen en voorzieningen, zoals woningen, bergingen, trappenhuizen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor “Wonen” aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 19.1;
  • b. Het maximale bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel:
    • 1. 80% voor percelen met een oppervlakte tot 150 m2;
    • 2. 60% voor percelen met een oppervlakte van 150 m2 tot 300 m2, met een minimum toegestane oppervlakte van 120 m2;
    • 3. 50% voor percelen met een oppervlakte van 300 m2 tot 500 m2, met een minimum toegestane oppervlakte van 180 m2;
    • 4. 40% voor percelen met een oppervlakte groter dan 500 m2, met een minimum toegestane oppervlakte van 250 m2 .
19.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte” mag de bouwhoogte niet worden overschreden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte" mag de goot- en bouwhoogte niet worden overschreden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "maximaal aantal wooneenheden toegestaan" zijn maximaal 2 vrijstaande, twee onder één kap woningen of geschakelde woningeenheden toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "maximaal aantal wooneenheden toegestaan" bedraagt de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens minimaal 1 meter.

19.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat achter de voorgevelrooilijn buiten het bouwvlak maximaal 30 m² aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 4,5 meter bedragen;
  • c. vóór de voorgevelrooilijn is de bouw van een erker of portaal aan de voorgevel van een woning mogelijk onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de breedte mag maximaal 2/3 van de gevellengte bedragen;
    • 2. de diepte mag maximaal 1,5 meter bedragen;
    • 3. de goothoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
    • 4. de bouwhoogte mag maximaal 4,5 meter bedragen;
    • 5. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 1 meter, tenzij er sprake is van twee aan elkaar gekoppelde erkers bij twee aaneengesloten woningen.
  • d. vóór de voorgevelrooilijn is de bouw van een carport of overkapping mogelijk onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de voorgevelrooilijn mag met ten hoogste 3 meter worden overschreden;
    • 2. minimaal 50% van de oppervlakte van de carport of overkapping dient achter de voorgevelrooilijn te worden geplaatst;
    • 3. de carport of overkapping dient minimaal 2 meter van het openbaar gebied te worden geplaatst;
    • 4. de bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen.

19.2.4 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van niet eerder genoemde overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn, mag maximaal 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn, mag maximaal 2 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 6 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn, mag maximaal 5 meter bedragen.

19.2.5 Garageboxen

In afwijking van het bepaalde in lid 19.2.2 en 19.2.3 gelden voor het bouwen van garageboxen de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een garagebox mag maximaal 20 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag maximaal 3 meter bedragen.

19.2.6 Nutsvoorzieningen

In afwijking van het bepaalde in de leden 19.2.2, 19.2.3 en 19.2.4 gelden voor het bouwen van nutsvoorzieningen de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een bouwwerk mag maximaal 25 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
  • c. nutsvoorzieningen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

19.2.7 Bestaande bebouwing

Bestaande bebouwing, die afwijkt van het bepaalde in de leden 19.1, 19.2.2, 19.2.3, 19.2.4, 19.2.5 en/of 19.2.6 mag worden gehandhaafd en/of vernieuwd.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 19.2.3, onder a, voor een gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak tot maximaal 50 m², mits het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 50%;
  • b. lid 19.2.4, onder b, voor een bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen tot maximaal 3 meter;
  • c. lid 19.2.4, onder d, voor een bouwhoogte van andere overige bouwwerken tot maximaal 7 meter;
  • d. lid 19.2.7, voor het vervangen en/of uitbreiden van bestaande gebouwen die zijn gesitueerd buiten het bouwvlak met een vergroting die niet meer bedraagt dan 15% van de oppervlakte van die gebouwen onder de voorwaarden dat:
    • 1. de uitbreiding van het gebouw uitsluitend op de begane grond wordt gerealiseerd;
    • 2. de goot- en bouwhoogte niet toenemen.

De in dit lid genoemde ontheffingen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de woonsituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. De uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis is samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan, indien:
    • 1. het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis niet groter is dan 30% van het totale vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bouwwerken;
    • 2. bedrijfsmatige activiteiten beperkt zijn tot bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1);
    • 3. geen sprake is van verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 4. geen sprake is van detailhandel en/of horeca;
    • 5. geen onevenredige aantasting plaats vindt van de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • b. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
    • 2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken of complexen garageboxen voor bewoning;
    • 3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij toepassing is gegeven aan het bepaalde in lid 19.1, onder c;
    • 4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van volumineuze detailhandel;
    • 5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, tenzij toepassing is gegeven aan het bepaalde in lid 19.1, onder d;
    • 6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kantoor, tenzij toepassing is gegeven aan het bepaalde in lid 19.1, onder f;
    • 7. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het commercieel stallen van caravans;
    • 8. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorginstelling, tenzij toepassing is gegeven aan het bepaalde in lid 19.1, onder i.
19.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 19.4, onder a, ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis tot een maximaal vloeroppervlak van 49% van het totale vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bouwwerken;
  • b. lid 19.4, onder a, ten ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, dat niet is genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1) danwel is genoemd in categorie 2 van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1), mits dat bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een bedrijf dat is genoemd in categorie 1.

De in dit lid genoemde ontheffingen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de woonsituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

19.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. het verwijderen van de aanduiding “bedrijf”;
  • b. het verwijderen van de aanduiding “detailhandel”;
  • c. het verwijderen van de aanduiding “dienstverlening”;
  • d. het verwijderen van de aanduiding "horeca"
  • e. het verwijderen van de aanduiding “kantoor”;
  • f. het verwijderen van de aanduiding "maatschappelijk";
  • g. het verwijderen van de aanduiding "zorginstelling"
  • h. het verwijderen van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - garageboxen";
  • i. burgemeester en wethouders kunnen aan de onder a tot en met h genoemde wijzigingsbevoegdheden uitsluitend toepassing geven , indien:
    • 1. de betreffende activiteit ter plaatse gedurende tenminste een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, of:
    • 2. met de eigenaar overeenstemming is bereikt over het op korte termijn beëindigen van de betreffende activiteit.
  • j. het toevoegen van de aanduiding “dienstverlening”, ten behoeve van de vestiging van dienstverlening;
  • k. het toevoegen van de aanduiding "praktijkruimte" ten behoeve van de vestiging van een praktijkruimte.

Burgemeester en wethouders kunnen uitsluitend toepassing geven aan de in dit lid genoemde wijzigingsbevoegdheden, indien hierdoor geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • de woonsituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.