direct naar inhoud van 4.2 Waterhuishouding
Plan: Hardick-Seckel
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20082400-0004

4.2 Waterhuishouding

In de waterparagraaf wordt aangegeven hoe binnen het plangebied “Hardick en Seckel” en in een groter verband een duurzame waterhuishouding gerealiseerd kan worden. Hiertoe wordt eerst de huidige situatie van het gebied beschreven. Vervolgens zijn de randvoorwaarden voor de inrichting van de waterhuishouding opgenomen. Tot slot is de inrichting van de toekomstige waterhuishouding uiteengezet. De waterparagraaf is om advies voorgelegd aan het waterschap Regge en Dinkel. Het waterschap heeft per email van 24 maart 2009 laten weten in te kunnen stemmen met de voorliggende waterparagraaf voor het bestemmingsplan "Hardick-Seckel".

Gebiedskenmerken

Het plangebied heeft een grootte van circa 5 hectare en ligt ten westen van de Enschedese stuwwal. Vanwege de afstand tot aan de stuwwal is het hoogteverschil minimaal. Van oost naar west loopt het plangebied ongeveer een meter af, van ruim 40 naar ruim 39 m +NAP (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20082400-0004_0017.jpg"

afbeelding: Ligging en hoogtelijnen plangebied

De meer dan 2 meter dikke dekzandlaag bestaat uit zeer fijn tot matig grof zand, plaatselijk met leem- en of veenlagen. De zandige bodemlagen hebben meestal een goede waterdoorlatendheid en de leem- en veenlagen een matige. Ten oosten en westen van het gebied komen er, binnen de twee meter minus het maaiveld, keileemlagen voor van minimaal 0,20 meter dik. Deze lagen zijn slecht waterdoorlatend en hebben mogelijk invloed op de waterhuishouding binnen het plangebied. Vanwege de ligging en het hoogteverloop binnen en in de omgeving van het plangebied stroomt het grondwater richting het westen. Afgaand op de gegevens van enkele in de buurt gelegen peilbuizen blijkt het grondwater relatief diep te liggen. Zowel de gemiddeld hoogste als laagste grondwaterstand ligt meer dan een 1 meter minus het maaiveld. In en rondom het gebied is een gemengd rioolstelsel aanwezig. Voor zover bekend zijn er geen plannen om deze stelsels binnen korte tijd aan te passen en/of om te bouwen tot een gescheiden stelsel. Het dichtstbijzijnde gescheiden rioolstelsel ligt in het gebied “Hofkwartier”, dat ten westen van de Getfertweg gelegen is en nu wordt ontwikkeld.

Randvoorwaarden

Aan de randvoorwaarden ligt het waterbeleid van de gemeente Enschede (Watervisie Enschede) en het waterschap Regge en Dinkel ten grondslag.

Hemelwater

  • 1. Hemelwater gescheiden van afvalwater opvangen, in de wegen binnen het plangebied voor regenwater en afvalwater verschillende rioolbuizen aanleggen;
  • 2. De nieuwe woningen aan de bestaande wegen bieden het regen- en afvalwater gescheiden aan op de perceelsgrens;
  • 3. Zoveel mogelijk hemelwater binnen het plangebied bergen en infiltreren waar mogelijk, voordat het wordt afgevoerd. Dit kan op uitgeefbaar terrein en in de openbare ruimte. Ruimte voor waterberging en infiltratie zal gevonden moeten worden binnen het bestaande stedenbouwkundig plan. Gelet op het vergevorderde stadium van de planvorming wordt er geen bergingseis opgelegd;
  • 4. Alvorens hemelwater naar oppervlaktewater afstroomt, dienen eventuele verontreinigingen te zijn afgevangen;
  • 5. Bij voorkeur bovengrondse en zichtbare afvoer van hemelwater, in verband met:
    • a. Inzicht in werking van het systeem en mogelijke tekortkomingen;
    • b. Een betere landschappelijke inpassing;
    • c. Een lagere beheernorm;
    • d. Een grotere betrokkenheid van burgers;
    • e. Een betere toegankelijkheid bij calamiteiten.

Afvalwater

  • 1. Afvoer van afvalwater via het riool (DWA);
  • 2. Afvoer onder vrij verval;
  • 3. De riolering op bestaande nabijgelegen riolering aansluiten;
  • 4. De riolering van bestaande te handhaven gebouwen, welke op het nieuwe gescheiden rioolstelsel worden aangesloten, moet als dat nog niet het geval is gescheiden worden gemaakt. In die gevallen moet de dwa-riolering van deze bestaande gebouwen worden/zijn voorzien van een goede ontluchtingsvoorziening in het gebouw;
  • 5. De afvoer van afvalwater (en tijdelijk ook hemelwater) vanuit het gebied dient geen problemen in het bestaande rioolstelsel te veroorzaken: zowel een grotere als een kleinere afvoer kan gevolgen hebben voor de werking van het rioolstelsel.

Ontwatering, grondwater en bodem

  • 1. Voor het bereiken van voldoende ontwatering(sdiepte), dient het grondwater duurzaam beheerst te worden (grondwaterneutraal bouwen). Dit houdt in dat de grondwaterstand niet permanent verlaagd mag worden. Daarom gaat de voorkeur uit naar ophogen en/of kruipruimteloos bouwen in plaats van drainage. In de aanlegfase mag het grondwater tijdelijk verlaagd worden (melding of vergunningaanvraag bij provincie);
  • 2. (Parkeer)kelders dienen waterdicht te zijn en mogen geen invloed hebben op het grondwatersysteem. Verpompen van grondwater is in principe niet toegestaan, tenzij hiervoor een vergunning is verleend door de provincie;
  • 3. Grondwater hergebruiken. Mogelijkheden zijn het water te gebruiken als proceswater in de industrie en ter behoeve van koeling en verwarming in de utiliteitsbouw;
  • 4. Gesloten grondbalans, aandachtspunten hierbij zijn ontwateringsdiepte en archeologie.

Inrichting Waterhuishouding

Hemelwater

Afgaand op de eerder genoemde bodemkenmerken en grondwaterstanden liggen er mogelijkheden voor infiltratie van hemelwater. Voor de precieze infiltratiemogelijkheden is een geohydrologisch onderzoek nodig.

Afvalwater

Er wordt een apart vuilwaterriool aangelegd dat wordt aangesloten op de omliggende gemengde rioolleidingen.

Ontwatering, grondwater en bodem

  • 1. Afgaand op de eerder genoemde grondwaterstanden zijn geen maatregelen nodig voor bereiken van voldoende ontwatering. Voor de definitieve ontwatering wordt een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd;
  • 2. Er wordt geen drainage toegepast;
  • 3. Eventuele (parkeer)kelders worden waterdicht.