direct naar inhoud van 2.3 Karakteristieken en structuur
Plan: Buitengebied Zuidoost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20080358-0003

2.3 Karakteristieken en structuur

2.3.1 Bodem

De bodemvorming is mede beïnvloed door de occupatie, met name door de ontginningswijze en de bewerking van de grond. Daarnaast zijn uiteraard de biotische en abiotische factoren van invloed geweest.

De bodem rondom Enschede bestaat voor het overgrote deel uit zand. Het zand, afgezet op de keileem van de stuwwal, is zeer wisselend van dikte. De keileem komt op een aantal plaatsen op zeer geringe diepte voor (binnen 40 cm). De beekdalen bestaan uit vochtige zandgronden. In de zuidoost-hoek van Enschede ligt tegen de Duitse grens het Aamsveen. Het veenpakket is gedeeltelijk afgegraven. Omdat het veen niet dieper dan het grondwaterpeil is afgegraven, is in het Aamsveen geen open water aanwezig. Langs de rand van het Aamsveen komen moerige gronden voor. De diverse bodemtypen zijn beschreven aan de hand van de Bodemkaart van Nederland 1:50.000 (Stiboka, Wageningen). Per type zijn kort de belangrijkste kenmerken vermeld.

Keileem.

De 'zeer ondiepe keileem' komt voor ten oosten van Enschede; zowel in de dalen, als op flanken en de hoogste delen. De gronden worden gekenmerkt door een hoge grondwaterstand. De fluctuatie van het grondwater is groter dan in zandgronden met een dergelijke hoge grondwaterstand. Het keileem heeft een gering waterbergend vermogen.

Zandgronden.

De zandgronden zijn onderverdeeld in eerdgronden en podzolgronden.

Eerdgronden.

Van de eerdgronden komen in Enschede enkeerd-, beekeerd- en gooreerdgronden voor. De enkeerdgronden hebben hun classificatie voornamelijk aan het agrarisch gebruik te danken. Het zijn zandgronden met een dikke cultuurlaag, akkers die eeuwenlang opgehoogd zijn met een mengsel van heideplaggen en mest. Ze liggen in het algemeen op dekzandruggen en dekzandkoppen en zijn vaak scherp begrensd (essen).

Beekeerdgronden zijn overwegend doorlopende laagten tussen hoger gelegen podzol- en enkeerdgronden. De beekeerdgronden zijn te beschrijven als (lemig) fijnzand. Ze hebben een humushoudende bovenlaag van 15 tot 25 cm.

De gooreerdgronden komen verspreid voor, voornamelijk in erosiedalen in de stuwwal. Deze gronden zijn vaak zeer heterogeen van samenstelling, doordat in de uitgeschuurde dalen opnieuw materiaal is afgezet. De bodem bestaat uit zandgronden met een zwarte minerale eerdlaag. De ondergrond bestaat soms uit grof zand, soms uit zeer oude klei.

Podzolgronden.

In de podzolgronden zijn veldpodzolgronden en laarpodzolgronden te onderscheiden. De veldpodzolgronden komen verspreid over het gehele gebied voor en nemen een groot oppervlak in beslag. Ze worden voornamelijk aangetroffen in de jonge ontginningen, de bossen en heidevelden. Soms komt keileem ondiep voor en vormt de oude klei een stagnerende laag, waardoor het grondwaterpeil hoog is.

Met name langs de oude bouwlanden komen laarpodzolgronden voor. Het zijn oude ontginningen die op kleine dekzandruggen (eenmans esjes) liggen. De humushoudende bovenlaag (30-50 cm) is grotendeels ontstaan door ophoging met plaggenmest.

Veengronden.

Het Aamsveen omvat een klein deel van het grotendeels in Duitsland gelegen veengebied. In het gebied komt in de niet verveende gedeelten een veenpakket van meer dan 3 m voor. In de afgegraven gedeelten ligt een laag van 40-120 cm veen. Aan de rand van het Aamsveen ligt het zand ondieper, waardoor daar nu moerige podzolgronden worden aangetroffen. Dit zijn gronden met een moerige bovengrond op een zandige ondergrond. De moerige grond in dit gebied is niet vergraven. De moerige bovenlaag is vaak goed veraard.

Overige gronden.

Ten zuiden van Enschede, aan de oostzijde van het Rutbeek, is een groot gebied met een laag huisvuil opgehoogd. Deze laag is meestal 20-40 cm dik. Daarna is het huisvuil bedekt met een laagje grond van ongeveer 20 cm.

2.3.2 Landschap

De vorm van het landschap weerspiegelt haar ontstaansgeschiedenis. In het plangebied worden de volgende landschapstypen aangetroffen:

  • a. Oude hoevenlandschap met daarin de essen en oude erven.
  • b. Landgoederen, te onderscheiden in buitenplaatsen, boerenlandgoed en boslandschap.
  • c. Veldontginningen.
  • d. Beken en matenlandschap.
  • e. Hoogveenlandschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0006.jpg"

Oude hoevenlandschap

Het oude hoevenlandschap, ook wel kampen- of essenlanschap genoemd, is het oudste landschapstype. De dragers zijn essen, kampen, oude erven (al dan niet geclusterd) en weidegronden langs beken. De oude erven zijn zeer bepalende onderdelen in deze landschapstypen.

Een es is een hoog gelegen akker, te vinden op de zandgronden van Noord-, Oost-, Midden- en Zuid-Nederland. Kenmerken van een es betreffen:

  • Bolle, hoge ligging.
  • Zeer oud waardevol esdek.
  • Onbeplante open plek, m.u.v. een enkele zeer oude boom.
  • Soms gedeeltelijk, soms geheel omgrensd door een rand van oude boerderijen, erfbossen en houtwallen.
  • Onregelmatige blokverkaveling, weinig verharde wegen.
  • Grote dakvlakken wijkend achter de kim van de es of de kamp.
  • Ontbreken van permanente perceelscheidingen op es.

Naast de grotere dekzandruggen (met essen) waren er ook vele kleinere verhogingen (dekzandkoppen) in het landschap die in cultuur gebracht werden: de kampen. Dit zijn kleine akkers met daar omheen graslanden voor het vee. Er ontstonden kleinschalige 'eilanden' in de woeste gronden. Voorbeelden van kampen zijn Broekheurner Heege, De Zweede (Boekelo) en Penninkskotten (Haagse Bos). Om de landbouwgewassen te beschermen tegen vee en wind werden rondom essen en kampen veekeringen aangelegd in de vorm van houtwallen of singels.

Landgoederen

Een landgoed is een grote bezitting op het platteland, deels gebruikt voor (productie) bos of agrarisch gebruik, deels voor buitenverblijf. Een buitenplaats kan deel uitmaken van een landgoed.

Een landgoed is in eerste instantie een economische eenheid, ruimtelijk gezien divers zowel binnen een landgoed als tussen de verschillende landgoederen. Typerende onderdelen zijn soms samen terug te vinden. Landgoederen zijn als nieuwe identiteit op onontgonnen gebied gelegd of hebben zich bij hun ontstaan al gevoegd naar het agrarische cultuurlandschap.

In de 17e en 18e eeuw lieten veel rijke burgers een buitenplaats of spieker op het platteland bouwen, meestal voor hun recreatie. Het kwam vaak voor dat zo'n buitenverblijf zich deels had ontwikkeld uit een aan een boerderij vastgebouwde heren- of jachtkamer. Rond het huis werd vaak een park aangelegd. Het park en het huis vormden zowel visueel als functioneel een eenheid, die een speciale plek in het landschap innam.

Een landgoed kan kenmerken in zich dragen van alle drie hieronder genoemde ruimtelijke eenheden:

  • 1. Buitenplaats: ensemble van park en villa met eventuele bijgebouwen. Voorbeelden: Het Stroot, Het zonnebeek, Welna.
  • 2. Boerenlandgoed: agrarisch gebruik van boerderij of villa met erf, omliggende weide en bosgronden. Ontworpen in esthetische setting. Boslandschap (bosbouw deel). Voorbeelden: Het Brunink, De Kuper , Hof Esperlo.
  • 3. Boslandschap: bossen en bospaden met incidentele bebouwing. Voorbeelden: Haagse bos, Lonnekerberg

Veldontginning

Veldontginningen komen in twee verschillende types voor:

  • a. Natte veldontginning.
  • b. Veldontginning op stuwwal.

Korte beschrijving van het landschap

  • Rechte wegen, meestal bosrand of wegbeplanting in blikveld aanwezig.
  • Ingericht t.b.v. agrarisch gebruik.
  • Open karakter, rationele verkaveling, blokvormig / langwerpig.
  • Bossen blokvormig met strakke randen.
  • Zichtrelatie tussen huis en landschap, eenvoudig ontwerp.
  • Erfbeplanting is schakel tussen landschap en huis.
  • Vormgegeven overgang tussen privaat en publieke ruimte (tuin, haag, bosje, bosgroep - landelijk gebied).
  • Vergezichten; voornamelijk gras en bouwland, soms heiderestanten.
  • Weinig bebouwing, los in de ruimte, gebouwen tasten openheid niet aan, grote ruimtematen.
  • Bebouwing ligt aan ontginningswegen.

Beken- en matenlanden

Beek neemt gedaante aan van passerend landschapstype:

  • a. Zwaar beplant in oude hoevenlandschap.
  • b. Open of begeleid door productiebos in heideveenontginningen.
  • c. Beplante rand van es.
  • d. Recht kanaaltje door boslandschap en in veldontginning.

Beken kort beschreven:

  • Gradientrijke situaties.
  • Beek vaak diepliggend, begeleid door hoge houtwal.
  • Soms broekbosjes aan de beek.
  • Beek vormt een ecologische verbindingszone.

Matenlanden kort beschreven:

  • Voormalige natte hooilanden.
  • Kleinschalige structuur.
  • Nat.
  • Aan beek.

Bovenloop:

  • Wellen, bronnen en herkenbare beekdalen.

In Oude Hoevenlandschap:

  • Beek kronkelend maar niet vrij meanderend.
  • Percelen voegen zich naar de beek.
  • Beken veelal op perceelsrand.
  • Soms zwaar beplant.
  • Soms langs houtwal.

In Veldontginning:

  • Rechte lange stromen.
  • Diepere ontwatering.
  • Soms beplant.

In Boslandschap:

  • Natuurlijke oevers.
  • Verloop is samenhangend met ontginning; soms recht, soms meanderend.
  • Heringericht --> meanderend.

Hoogveenlandschap

Hoogveenlandschap komt voor in het Aamsveen aande natte stuwwalflank. Kenmerkend voor het hoogveenlandschap zijn de natuurlijke begroeiing op oude veenrestanten.

Landschap kort beschreven:

  • a. Ontginningspatroon zeer duidelijk in wegen en paden.
  • b. Zeer natte delen.
  • c. Veel natuurwaarden.
  • d. Afwisseling van open ruimtes en bos.
  • e. Rust, ruimte en 's nachts onverlicht.
  • f. Resten van oude veenontginningspatronen.
  • g. Rechte wegen.
  • h. Beekdal Glanerbeek herkenbaar door aanwezige weidjes.

2.3.3 Cultuurhistorie
2.3.3.1 Monumenten

In het plangebied hebben enkele bijzonder markante gebouwen en terreinen een monumentale status verkregen. In deze paragraaf worden de in het plangebied voorkomende rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten kort beschreven.

In het plangebied zijn de volgende Rijksmonumenten aanwezig:

Zwerfsteen

Zwerfsteen die de scheiding markeert tussen de Lutter-, Losser- en Lonnekermarke, aan de voet van een driestammige eik. ( coordinaten X 262.986 Y 476.664)

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0007.jpg"

Boerderijcomplex 'Het Berenbroek' boerderij, schuur, erf en theehuisje (Berenbroeksweg 38-40) . 

Mooi temidden van hoog opgaand oud geboomte gelegen oosttwents boerderijcomplex, bestaande uit een boerderij met bovenkamer (gedateerd 1771 en 1797), een wat het gebintstelsel betreft wellicht nog tweede helft 18e-eeuwse grote schuur, een ten dele met veldkeitjes bestraat erf, en een vermoedelijk eerste kwart 20e-eeuws theehuisje, van algemeen architectuurhistorisch belang wegens de verzorgde traditionele oosttwentse bouwwijze, samenstelling en mate van compleetheid, en van algemeen cultuurhistorisch belang door de aanwezigheid van een theehuisje, dat de zo karakteristieke begin 20e-eeuwse ontwikkeling van niet-permanent tot permanent te bewonen Twentse fabrikanten-buitenplaats markeert.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0008.jpg"

Koepel 'De Bonekamp'

Koepel 'De Boonekamp' (Bonekampweg 125)

Koepel "De Boonekamp", genoemd naar erve De Bonenkamp, is in 1919 gebouwd in opdracht van Herman van Heek. Oorspronkelijk hoorde de koepel bij het landgoed De Hoge Boekel. De koepel is uitgevoerd in neo-Louis XIV stijl en is geïnspireerd op een koepel aan de Vecht. De koepel ligt op de overgang van bos- naar landbouwgrond, aan de Boonenkampweg.

Omschrijving:

Gepleisterde, octogonale theekoepel op bakstenen plint met hardstenen stoep, onder met zink bedekt helmdak, bekroond met een vergulde vaas. De entree met stoep bestaat uit een dubbele tienruits glasdeur met in het bovenlicht een rijk bewerkt snijraam, gevat in een profiellijst bekroond met schelpmotief. In de daklijst staat "Boonekamp" geschreven. De gevel recht achter de entree is blind. In de overige gevels dertigruits schuifvensters met vijftienruits bovenlichten. In het interieur een houten lambrizering en gestucte lijsten en profielen. Op de vloer een zwart-wit marmeren vloer. In de kooflijst onder het plafond een tekst van Vondel: "die in een liefelyke streek / by het ruischen van een klare beek / zyn landhuis sticht en akkerwoning / wat is dat een gezegend koning! / Vondel".

Koepel van cultuurhistorisch, architectuurhistorisch en stedebouwkundig belang vanwege:

  • a. de oorspronkelijke functie en relatie met landgoed De Hoge Boekel;
  • b. de bouwstijl en de detaillering;
  • c. de beeldbepalende ligging aan een weiland, tegen de bosrand;
  • d. de in- en uitwendige gaafheid.

Zwerfkei. 

Zwerfkei die de scheiding tussen Usselermarke en Buursermarke markeert (Broekheurnerheegde ong.). (vindplaats X 256.444 Y 464.871)

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0009.jpg"

Boerderijcomplex 'Groot Brunink'

Boerderijcomplex 'Groot Brunink', boerderij en woninkje (Bruninkslaan 24-26).

"Groot Brunink". Imposant Twents boerderijcomplex, gelegen in een zeer fraaie omgeving. De boerderij zelf, de bovenkamer en het losstaande woninkje worden alle gedekt door zadeldaken tussen gevels met houten geveltopbeschieting. Vensters met roedenverdeling en luiken. Schuren gedekt door zadeldaken. Jaarankers in achtergevel, 1849.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0010.jpg" Grote schuur (Derkinkweg 65).

Boerderijencomplex erve 'Het Heutink', boerderij, schuurtje, grote schuur (Derkinkweg 65). 

Erve "Het Heutink". Fraai gelegen en aanzienlijk Twents boerderijcomplex, bestaande uit de boerderij, gedekt door een zadeldak tussen houten topgevels, waarvan die aan de achterzijde overkraagt op consoles met datering (1771), een schuurtje onder zadeldak waarin restanten van vakwerk; aan de achterzijde op het erf een grote schuur.

Zwerfsteen (Grens gem. Enschede, Oldenzaal, Weerselo ong.)

Zwerfsteen op grens marken Deurningen, Berghuizen en Lonneker; tevens grens gemeenten Enschede, Oldenzaal en Weerselo( vindplaats X 259.519 Y 478.398 ).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0011.jpg"

Boerderij Helmerhoekweg 45

Erve 'Het Slim', boerderij en put (Helmerhoekweg 45)

Op het Twentse hallehuistype geinspireerde maar eigentijds vormgegeven boerderij van het hallehuistype, in 1930 in opdracht van de firma N.J. Menko gebouwd naar een ontwerp van de architect Jan Jans. Het interieur is gewijzigd. Het erf met een oudere boerderij kwam in de 19e eeuw in het bezit van de familie Menko, die een tuinkoepel in 1860 en later de jongere boerderij liet bouwen. (Oudere boerderij en tuinkoepel rijksmonument nr. 15298).

Omschrijving:

Boerderij van het hallehuistype, opgetrokken in bruine baksteen onder een steil zadeldak met rode Hollandse pannen gedekt. De overstekende kap is geknikt en wordt ter hoogte van de knik ondersteund door ronde balkjes. Vergelijkbare balkjes ondersteunen het voorschot van de voor- en achtergevel.

In de voorgevel op de begane grond bevinden zich een deur onder bovenlicht en viier negenruits schuifvensters die net als de buitenste twee kleine vierkante venstertjes zijn voorzien van luiken. Boven de kleine venstertjes wordt de daklijst voortgezet in een horizontale witte lijst. Op de verdieping drie dubbele zesruits vensters en onder het voorschot drie roosvensters met x-vormige roedenverdeling.

De zijgevels zijn ter hoogte van het woonhuisgedeelte iets opgehoogd en voorzien van dubbele vierruits vensters. In het bedrijfsgedeelte recht gesloten stalvensters en -deuren.

De baander bevindt zich in de achtergevel iets links van het midden. De deuren zijn gevat binnen een recht gesloten houten lijst en hebben aan de bovenzijde de vorm van een afgeknotte rondboog. Links van de baander en rechts ervan zijn twee staldeuren onder een horizontale lijst die net als aan de voorgevel een voortzetting van de daklijst is. In de geveltop onder het voorschot vijf roosvensters met x-vormige roedenverdeling als in de voorgevel.

Waardering:

Boerderij van het hallehuistype van cultuur- architectuurhistorisch en stedebouwkundig belang vanwege:

  • a. de bouwstijl van de boerderij die kenmerkend is voor het boerderij-oeuvre van de architect Jan Jans die zich liet inspireren door het traditionele Twentse hallehuistype;
  • b. de uitwendige gaafheid;
  • c. de relatie met de familie Menko en het belang voor de ontwikkeling van de buitenplaats De Helmer;
  • d. de waarde als onderdeel van het erf De Helmer met de oude boerderij en de theekoepel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0012.jpg"

Boerderij Helmerstraat 201

Boerderij (Helmerstraat 201)

Erve "Het Slim". Boerderij van vakwerk in achter- en zijgevels. Bentheimerstenen put met haal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0013.jpg"

Boerderij, Helmerstraat 203

Boerderij 'De Helmer' en bijbehorende theekoepel (Helmerstraat 203)

De Helmer. Forse boerderij met vakwerk achter- en zijgevel. Bovenkamer met restanten van vakwerk. Schuiframen met roedenverdeling, bovenlicht. 19e eeuwse gepleisterde tuinkoepel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0014.jpg"

Wissinkmolen, Helmerstraat 410

Windkorenmolen 'De Wissinkmolen' (Helmerstraat 410)

Windkorenmolen "De Wissinkmolen". Open houten standaardmolen (1802).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0015.jpg"

De Hoge Boekel

Buitenplaats 'De Hoge Boekel': landhuis, toegangshek en tuinaanleg (Hoge Boekelerweg 255)

Historische buitenplaats "De Hoge Boekel" met landhuis en toegangshek in neo-classicistische trant met Lodewijk XIV-detaillering en tuinaanleg. Het huis en het hek zijn tussen 1925 en 1927 gebouwd in opdracht van de textielfabrikant Herman van Heek naar een ontwerp van de gebroeders J.J., M.A. en J. Van Nieukerken uit Den Haag. Het landgoed kwam in de negentiende eeuw in bezit van de familie Van Heek en is in die tijd beplant met naald- en loofbos. Nadat omstreeks 1918 onder leiding van de tuinarchitect P.H. Wattez de tuin was aangelegd, kregen de architecten Van Nieukerken de opdracht om ter vervanging van de oude villa uit ca. 1900 een nieuw huis te ontwerpen. In overeenstemming met de wens van de opdrachtgever ontwierpen zij een symmetrisch huis met twee grote torens naar voorbeeld van kastelen als Weldam, Twickel en Almelo. Om economische redenen zijn in het gerealiseerde ontwerp de torens achterwege gelaten. Het terrein van de buitenplaats heeft ruwweg een driehoekige hoofdvorm en ligt ten noorden van de Hoge Boekelerweg. Het huis is gelegen iets ten westen van het zwaartepunt van de driehoek. Het ligt aanmerkelijk hoger dan het omliggende terrein als een spin in een web van diagonale assen. De voorgevel van het huis is naar het zuidoosten georiënteerd, naar de Hoge Boekelerweg. Het toegangshek staat aan het begin van de oprijlaan aan de Hoge Boekelerweg.

Aan de Driehoeksweg bij de Oldenzaalsestraat bevindt zich een in onbruik geraakte tweede ingang tot het landgoed. De restanten van het eenvoudige houten hek tussen gemetselde pijlers en een gedeelte van de kilometerslange eikenlaan zijn nog aanwezig.

Aan de zuid- en oostzijde vormt een in- en uitzwenkend gemetseld keermuurtje met balustrade van gedraaide natuurstenen balusters de erfscheiding met de tuin.

Het beeldhouwwerk in en aan het huis en van het hek is vervaardigd door J. Vreugde uit Haarlem. Het smeedwerk van het hek is verzorgd door Dingelmans uit Amsterdam. Afgezien van de zolderverdieping verkeert het rijk uitgevoerde interieur in geheel originele staat.

Buitenplaats met landhuis, tuinaanleg en toegangshek van cultuur-, architectuur-, tuinhistorisch en stedebouwkundig belang vanwege:

  • a. de oorspronkelijke functie van permanent te bewonen buitenplaats, de laatste fase in de typologische ontwikkeling van de Twentse fabrikantenbuitenplaatsen;
  • b. de bijzondere op de vormgeving van Twentse kastelen geïnspireerde neo-classicistische bouwstijl met Lodewijk XIV-detaillering;
  • c. de hoge mate van gaafheid van de onderdelen van de buitenplaats;
  • d. de ensemblewaarde van de gebouwde omderdelen in samenhang met de tuinaanleg van P. Wattez, met name de zorgvuldige aansluiting van huis en tuin waarbij gestreefd is naar een eenheid in stijl van huis en tuin en gebruik is gemaakt van zichtlijnen en symmetrie-assen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0016.jpg"

'De Hölterhof'

Landhuis 'De Hölterhof' ( Huize Holterhoflaan 8 voorheen Holterhofweg 325).

Landhuis De Hölterhof is rijksmonument en is gebouwd in 1913 in opdracht van N.G. (Gijs) Jannink naar ontwerp in Engelse landhuisstijl van S. de Clerq uit Den Haag. De typologie van het huis is duidelijk geïnspireerd op de vlinderplattegronden die de Engelse architect Voysey toepaste. Het huis ligt in het Aamsveen. De Hölterhof is gebouwd als zomerhuis op de plaats van een theehuisje uit 1909 (verplaatst naar de tuin). Vanaf 1929 is het permanent bewoond en daartoe uitgebreid met twee vleugels en een traptoren. Ter gelegenheid van de oprichting schreef J.J. van Deinse, o.a. schrijver van het Twents volkslied, een gedicht dat in de gevel is opgenomen: "Waor 't heet bleuit zo mooi / en 't ven lig zo wied / daor is't goed wonen / in de zomertied". Naast de entree een gevelsteen met: "Mieneke Jannink Jansje Jannink Hendrik Jannink Wim Jannink 1 december 1913".

In de jaren zestig is het pand aangepast aan een horeca-functie, met o.a. een instellingskeuken. Een in 1962 aangebouwde zaal en een in 1982 aangebouwde bibliotheek vallen buiten de bescherming.

De tuinaanleg rond het huis naar ontwerp van T.J. Dinn en P. Wattez is voor de bescherming van ondergeschikt belang.

Landhuis De Hölterhof is van cultuur- en architectuurhistorisch belang:

  • a. als karakteristiek voorbeeld van een buitenverblijf van Twentse fabrikanten dat later permanent bewoond werd;
  • b. vanwege de gave interieuronderdelen.

Zwerfsteen, (landgoed Christinalust ong.)

Zwerfsteen die de scheiding tussen de Usseler- en Twekkelermarke markeert (vindplaats X 252.580 Y 471.067).

Slagersmatenpaal (Leppeweg ong.)

Markering van de scheiding tussen Usselermarke en Buursermarke (vindplaats X 253.562 Y 465.726 ).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0017.jpg"

Schuur Lossersestraat 170

Boerderij 'De Roosker' en vakwerkschuur (Lossersestraat 170)

"De Roosker". Boerderij onder zadeldak met houten topschilden; vakwerkschuur. Bovenkamer met zadeldak tussen bakstenen puntgevels, vensters met kalf- en roedenverdeling, gevelsteen 1774.

Berktepaal (Moorvenweg ong.)

Markerkering van de scheiding tussen de Usselermarke en Buurmarke (vindplaats X 255.556 Y 465.143) .

Paal in wei (Oude Haaksbergerdijk 310)

Scheiding tussen Usselermarke en Buursermarke (vindplaats X 252.662 Y 465.708).

Zwerfsteen (Penninkskotten en Stookappeweg ong.)

Scheiding tussen Losser- en Lonnekermarke (vindplaats X 263.018 Y 473.613 ).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0018.jpg"

Boerderij Schukkinkweg 15

Van de vele boerderijen die in Twente naar ontwerp van J. Jans gebouwd zijn, valt deze boerderij van het hallehuistype op door monumentaliteit en eenvoud. de boerderij in zorgvuldige baksteenarchitectuur is in 1929 gerealiseerd in opdracht van Kromhoff. Op dezelfde plaats stond een oudere boerderij die afgebrand is. Hiervan getuigt het glas-in-lood venster achter in het hoofdvertrek: Hof to schuckinc anno 1350/ Tot asch werd 't oude huis/ een stal bleef ons tot woning/ de winter was streng koning/ het bouwen werd een kruis/ niet eeuwig duurde 't lijden/ verblijdt u met de blijden/ in dit ons nieuwe huis/ 1929.

In de jaren '50 is een serreaanbouw gerealiseerd eveneens naar ontwerp van J. Jans. Het woonhuisgedeelte is in tweeën gesplitst, er is een extra trappenhuis aangebracht en een moderne badkamer. Aan de overzijde van de Schukkingweg staat een bijbehorende houten schuur (monnr.: 15312).

Boerderij van architectuurhistorisch en stedebouwkundig belang:

  • als hoogtepunt binnen het boerderij-oeuvre van J. Jans;
  • als voorbeeld van agrarische bouwkunst uit de jaren twintig in traditionalistische stijl;
  • door de markante situering aan de Schukkinkweg mede in relatie met de bijbehorende houten schuur (monnr.: 15312).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0019.jpg"

Slaghekkeweg 18

Tuin van landhuis De Boekel (Slaghekkeweg 18)

Omstreeks 1901 is in opdracht van dhr. H. ter Kuile door Karel Muller een zomerhuis gebouwd. In de eerste wereldoorlog (1914-1918) werd hierbij de tuin aangelegd door de tuinarchitect Louis van der Swaelmen (1883-1929). Van deze tuin is het rechthoekige deel ten oosten van het huis beschermd.

Van der Swaelmen is in Nederland weinig bekend, maar in België waar hij werkte als architect, stedebouwkundige en landschapsarchitect, kreeg hij in de jaren twintig enige faam wegens zijn vooraanstaande rol in de tuinstad-beweging aldaar. In verband met de eerste wereldoorlog werd hij geëvacueerd en in de omgeving van Enschede ondergebracht. De familie Ter Kuile kwam met hem in contact via lezingen over tuinarchitectuur die hij gaf. In opdracht van de familie heeft hij gedurende de oorlogsjaren de tuin bij het huis ontworpen. Er zijn geen andere tuinen van Van der Swaelmen in Nederland bekend. In Belgie heeft hij meer tuinen aangelegd. Van de tuin zijn geen ontwerptekeningen bekend. Door uitbreiding van het huis is het terras nu kleiner dan oorspronkelijk het geval was. Het beschermde deel van de tuin vormt een onderdeel van een complex van huis met bijgebouwen en omliggend terrein. Al deze overige elementen, inclusief het (gewijzigde) huis, zijn voor bescherming van rijkswege van ondergeschikt belang.

De beschermde langwerpige zijtuin bestaat uit verschillende delen: het terras, de binnentuin met een gazon en bassin omgeven door bloemborders en de moestuin. Dit geheel is vrijwel symmetrisch aangelegd langs een hoofdas die aansluit op de terrasdeuren in het risalerende deel van de oostgevel van het huis. Oorspronkelijk was dit een open veranda.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0020.jpg"

Smalenbroekweg 15-17

Boerderijcomplex 'Het Smalenbroek' (Smalenbroeksweg 15-17)

Bijzonder mooi op het bosrijke landgoed het Smalenbroek gelegen, in zijn huidige vorm overwegend 18e-eeuws (jaartalsteen 1762) en later (XIX-XX), doch in aanleg vermoedelijk ouder boerderijcomplex, bestaande uit een grote boerderij met in XXa uitgebreide aangebouwde bovenkamer, grote in aanleg eveneens nog 18e-eeuwse schuur en stookhok (XIX B). Van 1894 tot 1981 is het Smalenbroek, dat als erf reeds in 1346 wordt genoemd, bezit geweest van de Enschedese fabrikantenfamilie Ter Kuile. Eerste eigenaar M.E. ter Kuile gaf omstreeks de eeuwwisseling opdracht tot bebossing (Nederlandse Heidemij) en de aanleg van een park met vijver in landschappelijke stijl (P.H. Wattez, ca. 1900); in XXa liet hij het aangebouwde bovenhuis uitbreiden. In tegenstelling tot de voor Twente karakteristieke 19e-eeuwse buitenplaatsontwikkeling, bestaande uit de trits boerderij met herenkamer of theekoepel, en (fabrikanten)villa in parkachtige aanleg, heeft het Smalenbroek, tot de bouw van het huidige landhuis in 1958, nooit een apart woonhuis gekend. (Sinds 1981 is het landgoed in handen van de Stichting Het Overijsselsche Landschap).

Rijksgrenssteen (Twistveenweg, hoek Weustinkhoekweg ong, vindplaats. X 257.810 Y 464.734 )

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0021.jpg"

Zonnebeekweg 110

Buitenplaats Zonnebeek (Zonnebeekweg 110)

Historische buitenplaats Zonnebeek is in 1906-08 gesticht door J.B.(Bernhard) van Heek. Het complex is gelegen ten zuidwesten van Enschede, ten zuiden van de Rutbeek en ten westen van de Zonnebeekweg, met zicht op de heide van het Usselerveld. Aan de westzijde grenst de buitenplaats met een haag aan een hoger gelegen es of kamp in het Goorse veld, aan de zuidzijde wordt de grens gevormd door een onverharde weg.

Landhuis Zonnebeek is gebouwd in 1906 naar ontwerp van G. Beltman. Edwina Burr Ewing, de vrouw van J.B. van Heek, was afkomstig uit Nashville Tenessee, reden waarom Beltman zich voor zijn ontwerp heeft laten inspireren door de architectuur van die streek. Enkele elementen uit het ontwerp, zoals het fronton en de portiek, zijn regelmatig terugkerende elementen geworden in de classicistische ontwerpstijl van bureau Beltman. In 1911 is het balkon in de westgevel dichtgezet en is een serre aangebouwd. Op de zolderverdieping is een appartement gebouwd voor de huidige beheerder.

De tuinaanleg in een eveneens op Amerikaanse voorbeelden geinspireerde landschapsstijl, met daarbinnen een door muren en hagen afgesloten boomgaard/moestuin/bloementuin is omstreeks 1908 aangelegd en toegeschreven aan P.H. Wattez. De tuin is in 1972 hersteld volgens een plan van architectenbureau T.H. Koning. Dit betrof voornamelijk het inboeten van bomen.

In de tuin liggen verschillende objecten te midden van monumentale solitairen. Ten zuidwesten van het landhuis liggen, met eigen oprijlaan aan de weg, koetshuis, garage en kapschuur, eveneens naar ontwerp van G. Beltman, uit 1906. In 1908 is een deel van de stal van het koetshuis verbouwd tot woonhuis. De verbouwing van de noordelijke garage met stallen tot kantooruimte is van recente datum. In de noordoost-hoek, schuin achter het landhuis, ligt de ommuurde moestuin met schuur en staat de theekoepel. Voordat het huis werd gebouwd, stond de koepel bij het ven aan de overzijde van de Zonnebeekweg. In de zuidoost-hoek een schaapskooi met duiventil. Het hek, met op de pijlers "Zonnebeek", geeft toegang tot het landgoed.

Tussen koets- en landhuis staat aan de oprijlaan een put uit 1747, die herinnert aan het boerenerf dat hier lag, onder een afdak uit 1906. De Van Heeks zijn kinderloos gebleven, in 1946 is hun bezit in de stichting Edwina van Heek ondergebracht en zijn landgoed en gebouwen deels in een museale toestand gefixeerd. Het interieur is intact gebleven.

Buitenplaats Zonnebeek met bijgebouwen en tuinaanleg is van cultuur-, architectuur-, tuinhistorisch en stedebouwkundig belang:

  • als voorbeeld van een zeer gave en complete Twentse fabrikantenbuitenplaats,
  • vanwege de kwaliteit van de bebouwing en tuinaanleg, met name van het landhuis naar ontwerp van G. Beltman en van de tuin, toegeschreven aan P.H. Wattez,
  • vanwege de functionele en ruimtelijke relatie van de bebouwing onderling in een tuinaanleg waarin aanwezige landschappelijke waarden worden geincorporeerd in een bij het huis aansluitend tuinontwerp,
  • vanwege de gaafheid van het complex en de onderdelen,
  • vanwege de beeldbepalende situering in het landschap.

De gemeentelijke monumenten in dit gebied betreffen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0022.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0023.jpg"

Arendsweg 95-108

Station met woning, Douanewoning, en café (Arendsweg 95 ,98- 108)

Station Broekheurne is gebouwd aan het eind van de 19e  eeuw. Het complex bestaat uit een overlaadstation, douanewoning, station met woning en café. De objecten zijn gelegen aan de voormalige spoorlijn tussen Enschede en Ahaus. Alle complexonderdelen hebben hun voormalige functie verloren en zijn aangepast aan een woonfunctie.

Het overlaadstation is opgetrokken vanuit een rechthoekige plattegrond in baksteen, over een bouwlaag, onder een met mastiek gedekt plat dak. Aan de voorzijde bevindt zich het laadperron, met twee later toegevoegde vensters.

De douanewoning is opgetrokken vanuit een rechthoekige plattegrond in gepleisterde baksteen op plint, onder een met Hollandse pannen gedekt zadeldak. De zijgevel aan de straatkant bevat zes samengestelde vensters, onder strek, met houten kozijnen, roedeverdeling en bovenlicht. Over alle gevels zijn, ter hoogte van de onder- en bovendorpel van de vensters, donkere banden in het pleisterwerk aangebracht. In de voorgevel bevindt zich aan de linkerzijde een samengesteld venster met houten kozijnen, roedeverdeling en bovenlicht. In de middenas bevindt zich direct onder het dak een dubbel venster.

Aan de voorzijde is een garage aangebouwd onder een lessenaarsdak gedekt met Hollandse pannen. In de voorgevel van de garage bevinden zich houten garagedeuren.

Voor het station bevindt zich een dwarsgeplaatst woongedeelte. Het woongedeelte is opgetrokken in gepleisterde baksteen, over twee bouwlagen, onder een met pannen gedekt zadeldak. In de gevels bevinden zich rechthoekige vensters met houten kozijnen. Aan de straatzijde staat voor de entree een trap die is overdekt met een lessenaarsdak en dichtgemaakt met vensters.

Het station is opgetrokken vanuit een rechthoekige plattegrond in baksteen onder een overstekend zadeldak. In de gevel aan de straatkant bevinden zich rechthoekige vensters met houten kozijnen onder strek met natuurstenen aanzet en sluitstenen. Ter hoogte van de onderdorpels van de vensters loopt over de gehele gevel een gemetselde rand.

Het café is opgetrokken vanuit een rechthoekige plattegrond in baksteen, over twee bouwlagen, onder een met muldenpannen gedekt mansardedak met windveren. Op de begane grond bevinden zich op de kopse gevel rechthoekige t-vensters onder strek, met houten kozijnen en bovenlicht. Tevens bevindt zich in de middenas de entree met houten voordeur. Op de verdieping zijn drie rechthoekige vensters aangebracht onder strek, met houten kozijnen en bovenlicht. Direct onder het dak bevinden zich twee kleine vensters. In de middenas bevindt zich een opgaande middenrisaliet onder een met pannen gedekt zadeldak.

Het station Broekheurne is van algemeen belang vanwege de architectuur- en cultuurhistorische waarden die tot uitdrukking komen in:

  • de voormalige functie van station met bijbehorende woning, douanewoning, overlaadstation en café,
  • de gaafheid van de hoofdvorm van de complexonderdelen,
  • de hoge ensemblewaarde,
  • de situering van het ensemble aan de rand van de gemeente Enschede.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0024.jpg"

Schoolgebouw Groot Bruninkstraat 9

School (Groot Bruninkstraat 9)

Gebouwd in 1882 naar een ontwerp van stadsarchitect G. Niermans voor Broekheurne. De school is markant gelegen aan de rand van een aantal weilanden.

De school is opgetrokken vanuit een rechthoekige plattegrond in baksteen op een geschilderde plint, onder een met muldenpannen gedekt zadeldak. De voorgevel bestaat uit drie samengestelde vensterpartijen met bovenlichten op een hardstenen onderdorpel. Boven de middelste partij staat in een bovendorpel de naam van de school: “School H. Gem. Lonneker”. In de linkerzijgevel bevindt zich de entree naar de hal van de school, de tegels op de vloeren en de plafonds (dan wel afgetimmerd) zijn nog in originele staat. De rechterzijgevel heeft in de nok een entree naar een klein balkon. De achterzijde heeft een tweetal risalieten waarin een aantal blinde vensters zitten.

De school is van algemeen belang vanwege de architectuur- en cultuurhistorische waarden die tot uitdrukking komen in:

  • de bijzondere ligging, aan de rand van een aantal weilanden,
  • de betekenis van de school voor de Broekheurne,
  • de vrijwel oorspronkelijke staat van exterieur en interieur,
  • de betekenis als representatief voorbeeld van een ontwerp van de architect G. Niermans.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0025.jpg"

Boerderij Helmerstraat 410

Boerderij en schuur (Helmerstraat 410)

Het belang van deze boerderij is gelegen in de relatie tot het beschermde monument Wissinksmolen (naar de boerderij genoemd). De boerderij dateert van oorsprong uit de 17e eeuw. In 1801/02 is de boerderij uitgebreid met een woonhuis en een zijvleugel. In de constructie en de samenstelling van de gebinten is de oude bouw terug te vinden en de aanbouw-geschiedenis volledig 'terug te lezen'. De zolder boven de zij-aanbouw (1801) van dicht aaneensluitende delen was bestemd als graanopslag. Opklapbaar luik en delen van de lagering voor het hijsrad zijn nog aanwezig. De voorgevel is opgetrokken uit baksteen op een plint van Bentheimer zandsteen, met een houten topgevel (kraalschroten). De achtergevel ( zeer recent) is oopgetrokken uit baksteen. De houten geveltop is gemaakt van oude eiken delen.

De zijgevels zijn opgetrokken uit baksteen op plint van Bentheimer zandsteen. Twee gevelstenen in de voorgevel geven aan: 1801 en 1817. Verder is er sprake van een originele vensterverdeling, typerend voor de streek Usselo, Boekelo, Twekkelo. Bij de boerderij behoort een zeer grote, geheel houten schuur met zwaar eiken gebintwerk. Deze dateert uit de 18e eeuw. Hij is opgebouwd uit secundair gebruikt materiaal en is zeer gaaf van constructie. De grote dubbele inrijdeur draait onder met pen in steen en aan de bovenkant in een ijzeren strop.

In de nabijheid van de boerderij ligt de voormalige bakkerij, thans een woonhuis. Dit gebouw bestaat uit vakwerk met baksteenvulling en een houten topgevel. De vakwerkconstructie is hier en daar doorbroken ten behoeve van latere vensters. Dit woonhuis behoort niet tot het erf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0026.jpg"

Molenschuurtje bij Wissinksmolen (Helmerstraat bij 410)

Het molenschuurtje hoort historisch bij de Wissinksmolen. Het maakt deel uit van een beschermd monument en boerderij, schuur en bakhuis.

Erve 't Kromhof, kleine boerderij en tweekapsboerderij (Heutinkstraat 600)

“Erve 't Kromhof” is gebouwd in het begin van de 19e eeuw. Erve 't Kromhof wordt reeds in 1280 genoemd in belastinglijsten en bestaat uit een kleine boerderij (1815), tegenwoordig in gebruik als schuur, en een tweekapsboerderij (1848), met voorhuis uit 1950

De tweekapsboerderij is opgetrokken vanuit een rechthoekige plattegrond, in baksteen, onder twee met Hollandse pannen gedekte zadeldaken. De rechterzijgevel heeft vier vensters met roedeverdeling, de laatste is kleiner dan de eerste drie. In het midden is een teruggelegen rondboogentree met aanzetstenen. Deze wordt aan de rechterzijde geflankeerd door twee kleine rondboogvensters met roedeverdeling. In het dakvlak van het voorhuis bevindt zich een dakkapel.

De tweekapsboerderij heeft twee achtergevels, beide met beschoten geveltoppen met stervormige vensters. Ook hebben beide achtergevels een inrijdeur onder een rondboog met aanzetstenen. De inrijdeuren worden geflankeerd door rondboogvensters met roedeverdeling. Langs de dakranden bevinden zich gegolfde windveren. Op de nokken staat een makelaar.

De kleine boerderij is opgetrokken vanuit een rechthoekige plattegrond, in baksteen, onder een met eternietpannen gedekt zadeldak met knik. De voorgevel bevat een beschoten geveltop. Daaronder de voormalige entree met houten deur en een rechthoekig venster met houten kozijnen. De inrijdeuren in de voorgevel zijn een latere toevoeging.

De Tweekapsboerderij en boerderij op erf “ 't Kromhof” zijn van algemeen belang vanwege de architectuurhistorische, situationele en cultuurhistorische waarden die tot uitdrukking komen in:

  • de markante ligging aan de rand van de stad,
  • de gaafheid van de hoofdvorm van de twee boerderijen,
  • de ensemblewaarde van de boerderijen.

Landhuis 'De Heide' (Hoge Boekelerweg 266)

Landhuis 'De Heide', is gebouwd in 1895 in opdracht van de heer Ter Kuile in de zogenaamde Chalet-stijl. Van oorsprong was het landhuis een theehuis in de vorm van een achtzijdige koepel. Aan de voorzijde van het landhuis is deze vorm nog terug te vinden. In 1952 werd het landhuis verbouwd naar een ontwerp van J.G. Klein Breteler.

Het landhuis is opgetrokken vanuit een meervormige plattegrond, in baksteen, onder een met Tuile du Nord pannen gedekt zadeldak met wolfseinden. De vensters hebben gedeeltelijk glas-in-lood en worden geflankeerd door groene, houten luiken met een zandloper-motief in de kleuren wit en rood. De voorgevel (zuidgevel) heeft op de begane grond een natuurstenen vierhoekige erker (onderdeel voormalig theehuis) met een dubbele entree en een rondboog bovenlicht. Daarboven bevindt zich een balkon met balustrade op pilasters. Twee balkondeuren geven toegang tot het balkon. Onder het wolfseind bevindt zich de geveltop met vakwerk en een samengesteld venster. Aan de rechterzijde is een later aangebouwde serre aanwezig. Daarachter zit een bouwdeel onder een afgewolfd zadeldak. De linkerzijgevel heeft aan de linkerzijde een doorlopend dakschild, met daaronder een entree met een rondboogbovenlicht en zijlichten en een stoep. Naast de entree bevinden zich twee vensters. In het dakvlak bevindt zich een vijfzijdige dakkapel onder een tentdakje. Geheel rechts, waar het dakschild korter is, bevindt zich een veranda met een hoekkolom met een dubbele entree met een samengesteld rondboogbovenlicht.

De achtergevel heeft een lager bouwdeel onder een zadeldak met wolfseinde.

Het landhuis “de Heide” is van algemeen belang vanwege de architectuurhistorische, cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarden die tot uitdrukking komen in:

  • de gaafheid van het hoofdvolume en de detaillering,
  • de betekenis van het landhuis als onderdeel van het oeuvre van J.G. Klein Breteler,
  • de typologie; op chalet- stijl geïnspireerde landhuis uit eind negentiende eeuw,
  • de ligging aan de Hoge Boekelerweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0027.jpg"

Kwekkeboomweg 30-32

Boerderij 'Kwekkeboom' (Kwekkeboomweg 30-32)

Het belang van deze landschappelijk zeer fraai gelegen boerderij is gelegen in de traditionele opzet, de constructie, het materiaalgebruik en de aanwezigheid van de tegenwoordig steeds zeldzamer wordende bovenkamer. Het is in eerste aanleg een 18e eeuwse boerderij, opgetrokken uit baksteen.

Het zadeldak is met pannen gedekt en heeft houten topgevels. De voorgevel is gebouwd op een plint van Bentheimer zandsteen. De vensters hebben een roedenverdeling. Op de luiken is een X-motief geschilderd. De achtergevel heeft een rondbogige inrijdeur, omlijst met zandstenen sluitstenen, afgewisseld met baksteen.

De zijgevels zijn gemoderniseerd. Tegen de voorgevel is een bovenkamer gebouwd met toegangsdeur, roedenvensters, pannendak en houten topgevel.

Landhuis 'De Boekel' (Slaghekkeweg 18)

Landhuis 'De Boekel' is gebouwd in 1901 in opdracht van de heer Ter Kuile. Het ontwerp is afkomstig van Karel Muller. Later, in 1956, is het landhuis in opdracht van de familie M. Ter Kuile-Scholten verbouwd naar een ontwerp in de zogenaamde chalet- stijl van de Larense (NH) architect P.C. van Uchelen. De tuin van de ontwerper Van der Swalmen is beschermd als Rijksmonument.

Bij het pand hoort een garage.

Het landhuis is opgetrokken vanuit een rechthoekige plattegrond, over één bouwlaag, in gepleisterde baksteen, onder een met Hollandse pannen gedekt zadeldak. De voorgevel (zuidgevel) heeft op de begane grond twee samengestelde vensters met roedeverdeling en luiken, en daarboven bovenlichten. Op de verdieping bevinden zich twee vensters met luiken. De bovenlichten hebben roedeverdeling. De gevel heeft een vakwerk bovenbouw en een uitkragende, beschoten top op consoles. De rechterzijgevel (oostgevel) heeft op de begane grond geheel links een later aangebouwde serre met een dubbele entree naar een terras en daarnaast een veranda op standvinken (door P.C. van Uchelen). De vensters zijn hier van staal. Het geheel bevindt zich onder het doorgetrokken dakschild. Geheel rechts bevindt zich in de originele gevel een venster met roedeverdeling. In het dakschild bevinden zich links twee dakkapellen met vensters met roedeverdeling. Geheel rechts bevindt zich een inpandig balkon met een grote entree met vensters, met in de bovenlichten roedeverdeling. De linkerzijgevel (westgevel) heeft geheel links en rechts entreepartijen met bovenlichten met roedeverdeling onder een doorlopend dakschild op consoles. Tussen de entrees bevinden zich enkele vensters met roedeverdeling. In het dakschild bevinden zich drie dakkapellen met vensters met roedeverdeling. De achtergevel (noordgevel) heeft op de begane grond twee samengestelde vensters met roedeverdeling en luiken, met daarboven bovenlichten. De achtergevel heeft eveneens een vakwerk bovenbouw en een uitkragende beschoten top op consoles.

Bij het pand hoort een verdiepingloze garage onder een zadeldak met Tuile du Nord gedekt. Links bevindt zich een topgevel met beschoten top en inrijdeuren onder lessenaarsdak op schoren.

Het landhuis 'de Boekel' is van algemeen belang vanwege de architectuur- en cultuurhistorische waarden die tot uitdrukking komen in:

  • de betekenis van het landhuis als onderdeel van het oeuvre van de architect P.C. van Uchelen,
  • de op de chaletstijl geïnspireerde bouwstijl,
  • de ensemblewaarde van het landhuis met de tuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0028.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0029.jpg"

Boerdeij Wilminkweg 60

Boerderij (Wilminkweg 60)

De boerderij is gebouwd rond 1900. De asymmetrische boerderij is gelegen aan de Wilminkweg.

De boerderij is opgetrokken vanuit een rechthoekige plattegrond, uit baksteen op een natuursteenplint, onder een met pannen gedekt zadeldak. De voorgevel heeft in het midden drie vensters met bovenlichten en een entree. Geheel rechts en links in de voorgevel bevinden zich kleine vensters. De beschoten nok heeft twee kleine vensters met roedeverdeling. De achtergevel heeft een asymmetrische kap. Geheel rechts bevindt zich een staldeur onder een rondboog met aanzet- en sluitstenen. Daarnaast een entree met baanderdeuren onder een rondboog met aanzet- en sluitstenen. De entree wordt geflankeerd door twee rondboogvensters met stalen roedeverdeling.

Geheel links bevindt zich een kleinere entree met baanderdeuren onder een rondboog met aanzet -en sluitstenen die eveneens geflankeerd wordt door twee rondboogvensters met stalen roedeverdeling. In de nok bevindt zich een houten beschot waaronder een muizentand.

De boerderij is van algemeen belang vanwege de architectuurhistorische, cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarden die tot uitdrukking komen in:

  • de gaafheid van het hoofdvolume en de detaillering van de boerderij,
  • de beeldbepalende ligging aan de Wilminksweg,
  • het type; een hallehuisboerderij uit het begin van de twintigste eeuw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0030.jpg"

Boerderij Wooldrikshoekweg 99

Boerderij 'Het Schurink' (Wooldrikshoekweg 99)

Het belang van deze Twentse boerderij is gelegen in haar traditionele opzet, constructie en materiaalgebruik en de aanwezigheid van een tegenwoordig steeds zeldzamer wordende bovenkamer.

Het is een geheel in baksteen gebouwd huis op een plint van Bentheimer zandsteen. Het zadeldak is gedekt met oud-Hollandse pannen en heeft houten topgevels. In de voorgevel bevinden zich 20e-eeuwse, licht getoogde vensters en een deur onder een fries met muizetandjes. Tegen de voorgevel is een bovenkamer met deur aangebouwd. Vensters en bovenlicht hebben een roedenverdeling. De muurankers vormen het jaartal 1822. De achtergevel heeft een rechthoekige inrijdeur. De boerderij heeft inwendig een fraai eiken gebintwerk. Op het erf bevindt zich nog het aandrijfmechanisme van een rosmolen.

2.3.3.2 Karakteristieke schuur

In het kader van het beleid omtrent de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen (VAB) is het mogelijk om van een waardevolle schuur, gelegen op een boerenerf, een woonfunctie te geven.

De woonfunctie is mogelijk voor zover daardoor de karakteristieke waarde van die waardevolle schuur en van het erf niet worden aangetast. Het gehele waardevolle gebouw mag worden gebruikt voor de woonfunctie. De schuur moet gebouwd zijn voor 1945 en in Twentsche stijl gebouwd zijn of een belangrijke cultureel historische betekenis hebben. Om te voorkomen dat deze waardevolle schuren de bestemming "Wonen" krijgen en nadien worden afgebroken, is ervoor gekozen om de aanduiding "Karakteristiek" op te nemen in de planregels.

De planregels zijn zodanig aangepast dat de waardevolle schuur niet mag worden afgebroken of kan worden aangetast door uitbreiding. Door deze aanduiding op te nemen geven wij invulling aan de doelstelling van de Gids Buitenkans om waardevolle schuren te behouden door er wonen toe te staan.

De volgende vier adressen hebben de aanduiding "Karakteristiek" gekregen:

  • Morsweg 55;
  • Lammerinkweg nabij 102;
  • Zuid Esmarkerrondweg 461 - 462;
  • Twistveenweg nabij 60.
2.3.3.3 Archeologisch erfgoed

In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, het Verdrag van Malta, of – zoals het officieel heet – het 'Europees Verdrag betreffende de bescherming van het archeologische erfgoed'. Het verdrag werd in 1998 door een goedkeuringswet bekrachtigd. Per 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg inwerking getreden. De wet kent de volgende uitgangspunten:

  • a. De inbedding van de archeologie in ruimtelijke plannen.
  • b. Het behouden en beschermen van waardevolle archeologie in de bodem.
  • c. Verplicht archeologisch onderzoek bij bodemverstoring.
  • d. De bodemverstoorder betaalt de kosten van archeologisch onderzoek.

Op 28 januari 2008 heeft de gemeenteraad het archeologiebeleid van de Gemeente Enschede vastgesteld. Hiermee heeft de Gemeente Enschede de archeologie geregeld in bestemmingsplannen en vergunningen.

De Gemeente Enschede is het bevoegd gezag voor het nemen van selectiebesluiten over waardevolle archeologie.

Zie overzicht normen bij diverse archeologische-onderzoeks-gebiedstypen.

Relatie bodem-archeologische verwachtingen.

Het buitengebied fase 1 ligt tussen de Oldenzaalsestraat en de Haaksbergerstraat ten oosten en ten zuidenvan de stuwwal. De geologie, de geomorfologie en de aard van de bodem zijn zeer bepalend voor de archeologische verwachtingswaarde en de trefkans dat bewoningssporen en resten van nederzettingen uit de diverse perioden worden aangetroffen. Het natuurlijke landschap bestaat uit de stuwwal met vaak (nu droge) beekdalen en dekzandgebied. De stuwwal en het dekzand zorgen voor veel reliëfverschil. Dit is op diverse plekken is dit in het landschap waar te nemen. Aan de voet van de stuwwal zijn enkeerdgronden ontstaan op de overgang tussen de stuwwal en het lager gelegen dekzandlandschap. Deze oude bouwlanden waren geschikt om huizen te bouwen. Men had er minder last van periodiek hoge waterstanden. De combinatie van de natuurlijke vruchtbaarheid en vochttoestand bepalen het bodemtype en daarmee of het in het verleden een geschikte locatie was om te wonen.

Zie: Ecologisch bodemdiagram en grafiek relatie relatieve hoogteligging en bodemtype in Enschede

Archeologische (verwachtings)waarden en onderzoeksplicht

Op de Archeologische Verwachtingskaart van Enschede heeft het buitengebied zowel hoge, als middelhoge en lage archeologische verwachtingswaarden. Een deel van het gebied is enigszins verstoord. In het gebied bevinden zich een aantal landweren, (verdwenen) watermolens en meerdere (verdwenen) oude erven. De gebieden met middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarden hebben een archeologische onderzoeksplicht. In het buitengebied gebied liggen drie archeologische monumenten die planologisch worden beschermd. De twee bij het Rutbeek zijn Wettelijk beschermde Rijksmonumenten.

In gebieden die zijn vrijgesteld van verplicht archeologisch onderzoek kunnen toch toevalsvondsten worden aangetroffen. In die gevallen geldt op grond van de wet de meldingsplicht. In dat geval zijn de kosten voor archeologisch onderzoek voor de Gemeente Enschede.

Vorming van de bodem; waarom ligt Enschede op een stuwwal met op de flanken dalen?

De twee ijstijden tussen 180.000 en 10.000 jaar geleden zijn de belangrijkste perioden waarin het landschap grootschalig veranderde. Door de eerste ijstijd zijn stuwwallen ontstaan. De grond werd als schubben dakpansgewijs op elkaar gestapeld door het drukkende ijs. De grond bestaat uit oudere afzettingen uit diverse gebieden. De samenstelling van het zand is kenmerkend voor een bepaalde laag. De hoogste delen van de stuwwal worden gevormd door grove zanden van de formatie van Enschede. Op een gegeven moment was de ijsmassa zo groot dat een ijslob door de opgestuwde wal tussen Oldenzaal en Ootmarsum is gebroken. Er ontstonden kleinere stuwwallen. Zo verplaatste het ijs een deel van de stuwwal naar het gebied tussen Oldenzaal en Enschede. Ook de Usseleres is een brokstuk van deze stuwwal. Een andere ijsstroom heeft de stuwwal vervolgens bedekt met een laag keileem. Keileem laat bijna geen water door.

In de tweede ijstijd toen het landschap uit toendra en poolwoestijn bestond, is zand afgezet.

Een korte warme periode tijdens de ijstijd, ongeveer 13.000 jaar geleden, zorgde er voor dat het landschap weer begroeid raakte. Dit leverde de Laag van Usselo op. Deze laag is in de bodem terug te vinden als een humeus niveau met houtskool. Bij het Rutbeek is deze laag op twee plekken te vinden. Dit zijn terreinen van zeer hoge archeologische waarden, archeologische monumenten die worden beschermd.

Tijdens de laatste periode van de ijstijd kwam tijdens het warmere zomerseizoen smeltwater vrij. De ondergrond was toen nog permanent bevroren(permafrost) en verhinderde het wegzakken in de ondergrond van het water. Op de flanken van de stuwwal ontstonden diverse dalen waardoor dit water werd afgevoerd. Het meegevoerde materiaal vormde waaiervormige grofzandige smeltwaterafzettingen.

Archeologische perioden

Menselijke bewoning in de Steentijden ( Paleolithicum tot Midden Neolithicum)

Het landschap rond Enschede met de stuwwal en dekzandruggen, doorsneden met beken was een ideaal leefgebied voor jagers-verzamelaars uit de steentijd. Er zijn diverse vuistbijlen gevonden. Dit soort vondsten bevinden zich vaak in de directe omgeving van een waterloop en een verhoging in het landschap. Ook bezochten de jagers-verzamelaars plaatsen waar vuursteen aan de oppervlakte voorkwam. Ze voeden zich met planten en dieren die in de natuur voor kwamen.

Foto afslagen van vuursteen, vuistbijl en “een kamp”

Menselijke bewoning vanaf het late Neolithicum: landbouwers

Toen de mens niet meer met de dieren meetrokken en zich steeds meer op het zelf verbouwen van voedsel gingen richten, veranderde het levenspatroon drastisch. Vooral vanaf de Bronstijd en later, ging de mens zich vestigen en maakte men een technologische evolutie door. Men ging koper en brons bewerken en in de Ijzertijd kwam daar de bewerking van ijzer bij. In de Romijnse tijd was het mogelijk handel te drijven. Dit blijkt uit sporen zoals scherven die gevonden zijn in ongestoorde lagen in de bodem.

Vanaf de Vroege Middeleeuwen zijn de bouwlanden stelselmatig bemest met plaggen. Als gevolg van deze bemesting met plaggen en stalmest, is in de loop van de eeuwen een dik humeus esdek ontstaan. Deze gronden waren in gebruik als akker. Bewoningssporen van voor de Vroege Middeleeuwen worden door het dikke esdek beschermt. Hierdoor hebben deze relatief hoger gelegen gebieden archeologische verwachtingswaarden voor bewoningssporen en nederzettingen vanaf de steentijd. In het buitengebied liggen meerdere essen en kleine essen.

Zie Archeologische verwachtingskaart, foto's van nederzetting, van archeologisch onderzoek en urnen.

Markesysteem

De oude kern van Enschede was omgeven door buitengebied met later het ontstaan van de dorpen. De oudste bekende benaming van bijvoorbeeld Lonneker is Loningheri (omstreeks 850 na Christus). Na de terugval van bevolkingsaantallen in de Romeinse tijd was er weer een toename in heel Nederland vanaf het jaar 1000. Uit de Late Middeleeuwen dateren de eerste bekende hoeven in Enschede. De hiermee gepaard gaande schaalvergroting in de landbouw maakte het beheer van de woeste gronden noodzakelijk waardoor het markesysteem zijn intrede deed. De woeste gronden in de marken hadden een belangrijke economische betekenis vanwege de producten: bouwhout, plaggen voor bemesting, turf en schadden en voedsel voor schapen en varkens. Schadden zijn zoden van veenachtige heidegrond die gedroogd als brandstof werd gebruikt. Er waren vijf marken waaruit in 1811 de gemeente Lonneker ontstond. Na het afstaan van een deel van gebied aan Hengelo (in 1881) en Enschede (in 1884) werden de gemeenten Enschede en Lonneker in 1934 samengevoegd.

Rond 1475 worden de namen van veel erven genoemd. De boeren werkten voor grootgrondbezitters. Markerichters spraken recht en inden belasting. Het Markerichterschap lag op enkele oude erven. Erfmarkerichters waren bijvoorbeeld de heren van Solms-Ottenheim, het O.L. Vrouwengilde te Oldenzaal en later o.a G.A. Hofmeyer op 't Espelo.