Plan: | Usseler Es 2008 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0153.20070132-0004 |
In dit plan is aangegeven hoe om te gaan met de waterhuishouding binnen het te ontwikkelen bedrijventerrein “Usseler Es”. Eerst is de huidige situatie van het gebied beschreven en is een korte toelichting gegeven op de “Watervisie Enschede”. Vervolgens zijn de belangrijkste randvoorwaarden genoemd. Aansluitend is de opzet gemaakt van de waterhuishouding beschreven, bestaande uit de regenwateropvang, oppervlaktewater, afvalwaterafvoer en ontwatering.
Hoogteverloop en landschap
Het gebied is gelegen op een Es, die aan de zuidzijde van de Rijksweg A35 doorloopt (zie onderstaande figuur Hoogteverloop). Het hoogste punt van de esbolling ligt op ongeveer 36 meter plus NAP. De bolling bestaat uit akkerbouwgebieden zonder verticale beplantingen als boomgroepen en boomrijen.
Figuur 23: Hoogteverloop [Bron: geohydrologisch onderzoek MOS Grondmechanica]
Rondom de "bolling" ligt de "krans" van de Es. De afwisseling van boerderijen, kavelbeplantingen, laanbeplantingen, open grasweiden en akkerbouwgebiedjes is kenmerkend voor deze zone. Naar het oosten loopt de "krans" af naar plusminus 32 m +NAP. In het westen loopt het maaiveld af naar circa 28 m +NAP en in het noorden naar 31 m +NAP.
Bodemeigenschappen en grondwaterstanden
Op basis van de “Geologische kaart van Nederland”, de “Bodemkaart van Nederland” en het geohydrologisch onderzoek d.d. 7 april 2005, uitgevoerd door MOS Grondmechanica, zijn de bodemeigenschappen en grondwaterstanden uiteengezet (zie: Bijlage 3 bij deze Toelichting, bij "Programma van Eisen").
Onder de “bolling” van de Es en de noordwestelijke rand langs de Westerval bestaat de ondergrond uit een slecht waterdoorlatende keileemlaag met daarboven een dekzandlaag van minder dan 2 meter dik (zie figuur: Globale bodemopbouw).
Figuur 24: Globale bodemopbouw
In de rest van het plangebied is de (dek)zandlaag dikker dan twee meter. In deze zandlaag komen plaatselijk leem- en/ of veenlagen voor. Onder de zandlaag komt plaatselijk ook keileem voor. In het geohydrologisch onderzoek is de dikte van de zandlaag verder gedetailleerd. In onderstaande Figuur Dikte topzandlaag is te zien dat de zandlaag aan de westrand van het gebied, ten noorden en oosten van de “es-bolling”, tot aan circa de Usselerstroom, het dunste is (circa 1,5 dik). De zandlaag is, met uitzondering van enkele locaties, nergens dunner dan 1 meter. Dit betekent, dat de waterondoorlatende laag veelal geen belemmering vormt voor de infiltratie van regenwater.
Figuur 25: Dikte topzandlaag [Bron: geohydrologisch onderzoek MOS]
Uit het geohydrologisch onderzoek blijken de aangetroffen topzandlagen in het algemeen te bestaan uit matig fijn zand, zwak ziltig. De doorlatendheid van deze grond is bepaald op 4 m/d aan de westkant, 2, 7 m/d centraal in het gebied en 1 m/d in de oostzijde van het gebied. Voor infiltratie dient de doorlatendheid van de bodem minimaal 1 m/d te zijn.
Volgens de bodemkaart bestaat de dekzandlaag ter hoogte van de “bolling” uit eerdgronden (humushoudende laag van 40 tot 120 cm) met als grondslag lemig fijn zand (Figuur: Samenstelling deklaag). Tijdens een wintersituatie stijgt de GHG (gemiddeld hoogste grondwaterstand) tot maximaal 80 centimeter minus maaiveld. In de zomer kan de GLG (gemiddeld laagste grondwaterstand) tot meer dan 160 cm -mv wegtrekken.
Ten oosten van de “bolling” liggen veldpodzolgronden (humushoudende laag dunner dan 30 cm) met als grondslag leemarm tot zwak lemig fijn zand. De GHG varieert tussen de 40 en 80 cm -mv en de GLG is minimaal 120 cm -mv. In de uiterste oosthoek liggen beekeergronden (aanwezigheid van kleilagen). Deze gronden worden gekenmerkt door een GHG die tot minder dan 40 cm -mv kan stijgen. De GLG komt overeen met die van de veldpodzolgrond.
Figuur 26: Samenstelling deklaag
Ten westen van de "bolling" lopen de eerdgronden bijna tot de Westerval door. In een smalle rand langs de Westerval liggen veldpodzolgronden. De GHG van deze gronden ligt rond de 30 cm -mv en de GLG rond de 145 cm -mv.
Figuur 27: Gemiddeld hoogste grondwaterstanden [Bron: geohydrologisch onderzoek MOS]
Aan de noordkant van de “bolling” liggen eerdgronden met een GHG van 60 cm -mv en een GLG van 170 cm -mv. In de noordelijkste punt liggen beekeerdgronden met een grondwatertrap III, dat overeenkomt met een GHG van 15 cm -mv en een GLG van 110 m -mv.
Uit het geohydrologisch onderzoek blijken de GHG's lager uit te komen dan de watertrappen op de bodemkaart aangeven. De ingemeten en bepaalde GHG's staan in de Figuur "Gemiddeld hoogste grondwaterstanden" (zie hierboven).
Oppervlaktewater
In het oosten van het gebied ligt de Usselerstroom (20-11). Deze beek stroomt richting het noorden en mondt via een duiker onder de Westerval uit in het Twentekanaal (zie: hieronder "Figuur beken Usseler Es"). In de krans van de es ontstaan twee kleinere beken, waarvan de oostelijke beek (20-11-0-1, Morsbeek) afwatert in de Usselerstroom en de westelijke beek (20-9-2-4) richting het westen stroomt en uitkomt in de vijver van de gemeente (Marssteden). Ten noorden van de Usseler Rondweg ontspringt de Twekkelerbeek (20-9-2-3), die naar het noorden afwatert. Parallel aan de Rijksweg A35 loopt een bermsloot, die in westelijke richting afwatert.
Watersysteem
Op de bolling van de es kan het regenwater de bodem intrekken. Tevens stroomt een gedeelte van het regenwater via het oppervlak en de aanwezige greppels af naar de lager gelegen krans, waar het door de beken wordt afgevoerd. Het water, dat in de bodem infiltreert, komt terecht in het grondwater. Vanwege de keileemlagen komt niet al het geïnfiltreerde water ten goede aan de diepe grondwaterstromen. Het grondwater, dat ondiep afstroomt, komt in de krans van de es naar boven en wordt afgevangen door de aanwezige beken. De diepe grondwaterstromen leggen een grotere afstand af en kunnen uiteindelijk als kwel aan het oppervlak komen of worden afgevangen door aanwezige beken.
Figuur 28: Beken Usseler Es
Ook in de krans zal het regenwater in de bodem infiltreren. Het verschil met de bolling is, dat de grondwaterstanden niet zo diep onder het maaiveld liggen (vooral tijdens winterperioden), waardoor een deel van het grondwater via de twee beken wordt afgevoerd. Tijdens natte perioden voeren de beken meer grondwater af, waarmee de grondwaterstand natuurlijk beheerst wordt. Tijdens droge situaties in de zomer staan de beken veelal droog. Bij hevige neerslag voeren de beken, naast grondwater, ook regenwater af, dat via het oppervlak in de beken stroomt.
Riolering
In het gebied loopt onder de bolling van de es van zuid naar noord een persleiding van het waterschap. Deze vervoert afvalwater vanuit de zuidwijken naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Ten noordwesten van de Westerval ligt een (verbeterd) gescheiden stelsel (bedrijventerrein Marssteden). Ten noordoosten van de Usselerrondweg (’t Zwering en Josink Es) ligt een verbeterd gescheiden rioolstelsel en ten zuidoosten van de Rijksweg A35 (Zuidwijken) ligt een gescheiden stelsel. In Usselo ligt drukriolering voor afvalwater en een systeem van greppels, sloten en duikers voor hemelwater en grondwater.
Drainage
Omdat de Westerval een stuk is verlaagd, met het laagste punt bij het viaduct Rembrandtlaan, is onder de Westerval drainage aangelegd, waarmee de grondwaterstand wordt verlaagd. Per jaar wordt circa 700.000 m3 water aan de bodem onttrokken en afgevoerd. De onttrekking heeft mogelijk invloed op het grondwatersysteem binnen het plangebied “Usseler Es”.
In oktober 2002 is de “Watervisie Enschede- de blauwe aders terug in de stad” door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld. De missie van de watervisie is het aanzetten tot het aanpakken van problemen en het grijpen van de kansen in het stedelijk waterbeheer.
Ter ondersteuning van de missie zijn in de watervisie drie doelstellingen opgenomen:
Om de watervisie in 2030 werkelijkheid te kunnen laten zijn, moet de visie een samenhangend geheel vormen en moeten betrokken partijen intensief met elkaar samenwerken. Binnen de visie is een geraamte neergezet, die de basis vormt voor de uitwerking van de visie.
De principes zijn vertaald naar een beeld voor het waterbeheer in 2030 in de gemeente Enschede. De zogenaamde 'blauwe aders' (waterlopen) vormen de hoofdstructuur (Figuur: Zoekgebieden voor blauwe aders in Enschede) van het beeld. Binnen het gebied is geen 'blauwe ader' opgenomen.
Mogelijke locaties voor het terugbrengen van waterlopen zijn de ‘blauwe ader’ evenwijdig aan de spoorlijn (nr. 3); een afvoer vanaf de wijk Velve-Lindenhof naar het Dinkelsysteem in het oosten (nr. 1); de reconstructie van de Roombeek (nr. 2); een afvoer vanaf het centrum naar het havengebied (nr. 4) en een afvoer vanaf het centrum (nr. 5) en vanaf Enschede-Zuid naar de Rijksweg A35 (nr. 6). De ambitie is om de aders bovengronds aan te leggen.
Op het niveau van de wijken en percelen moet het regenwater afgekoppeld worden. Aanvullend moet het regenwater zoveel mogelijk binnen een plangebied (stedelijk gebied) geïnfiltreerd, geborgen en zichtbaar gemaakt worden. Wanneer binnen de wijk niet voldoende ruimte is voor berging- en infiltratievoorzieningen, kan het water boven- of ondergronds afgevoerd worden naar de beken (blauwe aders) rondom het gebied. Aan de rand van de stad dient het water alsnog opgevangen te worden in retentiegebieden.
Figuur 29: Zoekgebieden voor blauwe aders in Enschede
Het waterbeleid in de 21e eeuw, de 4e nota Waterhuishouding, het Waterhuishoudingsplan Overijssel 2000+, de Omgevingsvisie Overijssel (2009) het Waterbeheersplan Regge en Dinkel en de gemeentelijke Watervisie zijn voor de discipline water de belangrijkste beleidsnota’s. Een doelstelling van de watervisie is om het water een leidende rol te laten vervullen bij de inrichting van de ruimte. Dit is dan ook het uitgangspunt bij de ontwikkeling van de Usseler Es.
Oppervlaktewater
Bodem en Ontwatering
Grondwater
Hemelwater
Afvalwater
Waterschap Regge en Dinkel
Volgens de "Nota afkoppelen / niet afkoppelen" van het Waterschap Regge en Dinkel is het op een bedrijventerrein noodzakelijk een VGS toe te passen voor de opvang en zuivering van het wegwater. Het nadeel van een VGS is dat alsnog een groot percentage van de jaarlijkse neerslag naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie wordt afgevoerd en dat de totale waterhuishouding niet eenduidig ingericht kan worden. Je krijgt namelijk een waterhuishouding opgebouwd uit 3 type systemen: afvalwaterafvoer, opvang/ afvoer regenwater van daken en opvang/ afvoer regenwater van wegen/ terreinoppervlakken.
Naar aanleiding van diverse onderzoeken is het beleid van het Waterschap Regge en Dinkel, omtrent bedrijventerreinen, aan het veranderen. Uit onderzoek blijkt namelijk dat bovengrondse infiltratievoorzieningen (zoals wadi’s) vervuild regenwater voldoende kunnen zuiveren en dat de verspreiding van de vervuiling beperkt blijft. Voor het bedrijventerrein “Usseler Es” stemt het waterschap in met een watersysteem, dat het regenwater van daken en het regenwater van wegen/ terreinoppervlakken gezamenlijk opvangt en zuivert.
Op basis van de huidige situatie, de watervisie, randvoorwaarden en ook de ruimtelijke inrichting is gekozen voor het volgende waterconcept:
In de onderstaande Figuur "Stroomschema waterconcept" is een stroomschema en in de Figuur "Tekening waterconcept" is een tekening van het concept opgenomen.
Figuur 30: Stroomschema waterconcept
Figuur 31: Tekening waterconcept
Regenopvang en Oppervlaktewater
Het waterconcept is nader uitgewerkt in het inrichtingsplan. Om voldoende ruimte te verkrijgen voor de regenwateropvang en oppervlaktewater zijn de inrichting en waterhuishouding steeds op elkaar afgestemd.
Onderstaand is het uiteindelijke systeem voor de regenwateropvang beschreven. Voor deze beschrijving is het gebied opgedeeld in drie deelgebieden: “bolling”, “oostkrans” en “westkrans”. Daarbij zijn ook de oppervlakken genoemd van de watervoorzieningen, die nodig zijn voor de regenwaterberging en die in het inrichtingsplan zijn opgenomen. De regenwaterberging voldoet aan de eis van 40 mm (zie randvoorwaarden).
Gebied 1 :bedrijventerrein “Bolling”
Binnen dit gebied wordt circa 38 hectare aan bedrijven uitgegeven. Uitgangspunt is dat 100% van de kavels wordt verhard. Het oppervlak van de wegen is bepaald op circa 5 ha. Het totaal verhard oppervlak komt hiermee uit op circa 43 ha.
In de openbare profielen wordt aan beide kanten van de weg een greppel toegepast, waarin het regenwater van de verharde oppervlakken (openbaar en uitgeefbaar) opgevangen en afgevoerd kan worden. Het profiel heeft een totale breedte van 4,90 meter en een bodemdiepte van 0,7 m -maaiveld.
Figuur 32: Profiel greppel
Het regenwater dat via de greppels wordt afgevoerd, wordt geborgen, geïnfiltreerd en gezuiverd. Hiervoor wordt rondom de “bolling” een grote aaneengesloten wadi aangelegd. In de wadi kan maximaal een laag van 40 centimeter komen te staan. Uit berekeningen blijkt de wadi een totaal oppervlak nodig te hebben van circa 55.000 m2. Dit oppervlak is opgenomen in het inrichtingsplan.
Vanwege de bolling zijn in dit gebied 4 stroomgebieden aanwezig. Dit betekent dat het water naar het noordoosten, noordwesten, zuidoosten en zuidwesten gaat stromen. Bij de nadere inrichting van het gebied wordt per stroomgebied bekeken wat de benodigde bergingscapaciteit van de wadi moet zijn.
Per stroomgebied wordt de wadi aangesloten op een bestaande beek, zodat overtollig regenwater bij zeer extreme neerslaggebeurtenissen (groter dan maatgevende neerslaggebeurtenis) en overtollig grondwater uit de drainage van de wadi kan afstromen naar de beek.
Gebied 2: bedrijventerrein “Oostkrans”
Binnen dit gebied wordt circa 12 hectare aan bedrijven uitgegeven. Uitgangspunt is dat 100% van de kavels wordt verhard. Het oppervlak van de wegen is bepaald op circa 1 ha. Het totaal verhard oppervlak komt hiermee uit op 13 ha.
In de openbare profielen wordt aan beide kanten van de weg een greppel toegepast, waarin het regenwater van de verharde oppervlakken (openbaar en uitgeefbaar) opgevangen en afgevoerd kan worden. Het profiel van deze greppels zijn vergelijkbaar met die van een wadi.
Het regenwater dat via de greppels wordt afgevoerd, wordt in wadi's geborgen, geïnfiltreerd en gezuiverd. Parallel aan de Usselerstroom en aan de zuidzijde van het gebied komen de wadi's te liggen. Ook wordt in dit gebied een aanzienlijk deel van de berging in de greppels gerealiseerd. In de wadi's en berginggreppels kan maximaal een laag van 40 centimeter komen te staan. Uit berekening blijkt dat een wadi oppervlak van ruim 17.000 m2 nodig is. Voor de bergingsgreppels is een oppervlak van circa 7.500 m2 nodig. Ook deze oppervlak is opgenomen in het inrichtingsplan.
Voor onderhoud van de Usseler stroom zijn onderhoudstroken nodig. In de huidige situatie ligt aan de oostzijde van de stroom een onderhoudspad. De westzijde van de stroom is ingepland met struiken en bomen. Om de beek ook in de toekomst te kunnen beheren, wordt het onderhoudspad gehandhaafd.
Gebied 3: bedrijventerrein “Westkrans”
Binnen dit gebied wordt circa 5 hectare (exclusief oppervlak parkeergebied) aan nieuwe bedrijven uitgegeven. Uitgangspunt is dat 100% van de kavels wordt verhard. Het oppervlak van de nieuwe en de te vernieuwen wegen is bepaald op circa 2 ha. Het totaal verhard oppervlak komt hiermee uit op circa 7 ha. Bij deze verharde oppervlakken is nog geen rekening gehouden met de eventuele te realiseren parkeerplaats aan de noordzijde van het gebied. Wanneer deze parkeerplaats er komt, zal het verhardingsoppervlak naar boven bijgesteld dienen te worden.
In het gebied liggen een groot aantal bestaande greppels, die naast de ontwatering van het gebied voor een deel worden ingezet voor de berging en zuivering van regenwater. Naast de greppels worden ter hoogte van de uit te geven gebieden wadi's gerealiseerd, waarin het regenwater wordt geborgen, geïnfiltreerd en gezuiverd. In de wadi's en bergingsgreppels kan maximaal een laag van 40 centimeter komen te staan. Het benodigde oppervlak van de wadi's is 7.000 m2 en van de bergingsgreppels 10.000 m2.
Stroomgebieden
Vanwege het hoogteverloop van het gebied en de Usselerstroom kent het gebied circa 6 stroomgebieden (zie hieronder: "Figuur Stroomgebieden"). De watersystemen van de stroomgebieden functioneren los van elkaar en hebben elk een eigen overlaat/ afvoerpunt (waterloop) nodig. Bij de uitwerking van de waterhuishouding wordt de verdeling van de waterafvoer van het watersysteem, bestaande uit wadi's, greppels en drainages, over de afvoerpunten nader uitgewerkt.
Figuur 33: Stroomgebieden
Afvalwaterafvoer
Naast het systeem voor de regenwateropvang zal voor de afvoer van het afvalwater een afvalwaterriolering aangelegd worden. De riolering wordt op één punt, ter hoogte van de kruising inrit Josink Es en Usselerrondweg, op de persleiding van het waterschap aangesloten. Binnen het plangebied vindt de afvoer zoveel mogelijk onder vrijverval plaats. Vanwege het hoogteverloop van de es is dat niet helemaal mogelijk. Er zijn enkele gemalen plus persleidingen nodig, die het afvalwater naar het inprikpunt op de persleiding pompen.
Ontwatering (grondwaterbeheersing)
De ontwatering is het verschil tussen het maaiveld en de grondwaterstand. Voor het ontwerp van de ontwatering worden de ontwerpnormen volgens onderstaande "Tabel Ontwateringsnormen" aangehouden. Aanvullende eis is dat het bouwpeil van bouwwerken minimaal 0,20 m boven het straatpeil dient te liggen.
Bestemming | Ontwatering m-mv |
Primaire wegen (hoofdontsluiting) | 0,9 |
Secundaire wegen en erfontsluiting | 0,7 |
Bouwwerken met kruipruimte | 0,7 |
Bouwwerken zonder kruipruimte | 0,5 |
Groen | 0,5 |
Figuur 34: Tabel Ontwateringsnormen
Om de gewenste ontwatering te bereiken, wordt het grondwater duurzaam beheerst. Dit houdt in dat de grondwaterstand niet permanent wordt verlaagd. Daarom wordt de ontwatering zoveel mogelijk met behulp van ophogen van het maaiveld, de wegen en gebouwen gewaarborgd. Naast een duurzame grondwaterbeheersing wordt met de volgende punten rekening gehouden:
Kijkend naar de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) uit het geohydrologisch onderzoek (Figuur Gemiddeld hoogste grondwaterstanden) kan het gebied opgedeeld worden in 3 maatregelgebieden:
Bij de uitwerking van de inrichting en waterhuishouding plan worden de maatregelen, zoals ophogen, voor het bereiken van de ontwateringsnormen verder uitgewerkt. Daarbij zal gekeken worden naar kruipruimteloosbouwen, waarmee de ontwateringsnorm verlaagd kan worden.
Eventueel mag op locaties, waar (veel) ophogen niet mogelijk is, vanwege de bestaande bebouwing, wegen en bomen, drainage toegepast worden. In overleg met het Waterschap mogen we de hoogste grondwaterstand met circa 0,20 meter aftoppen. Tijdens de zomerperioden mag de drainage geen grondwater afvoeren, maar dient het grondwater met behulp van infiltratie aangevuld te worden.
Tot slot zal bij het realiseren van de ontwateringsnorm naar de huidige situatie gekeken worden. De huidige wegen en gebouwen liggen er namelijk over het algemeen goed bij. Eventueel kan de hoogteligging en dus de ontwatering van deze wegen en gebouwen als richtlijn voor de hoogte van de nieuwe wegen en gebouwen gebruikt worden.
De paragraaf "Water" geldt als watertoets op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. Uit de vooroverlegreactie van het Waterschap Regge en Dinkel blijkt, dat het waterschap kan instemmen met de plannen en met de waterparagraaf. Het waterschap schrijft wel dat de watertoets een doorlopend traject is. Het waterschap zal daarom worden betrokken blijven bij de verdere planvorming en de uitvoering van het plan.
(Voor het in deze paragraaf genoemde rapport "Geohydrologisch onderzoek" (Bergingsberekeningen) d.d. 7 april 2005 zie: Bijlage 3 bij deze Toelichting, onder "Programma van Eisen". Voor het "Waterhuishoudingsplan" zie: Bijlage 18 bij deze Toelichting onder "Water").