direct naar inhoud van Artikel 13 Water
Plan: Usseler Es 2008
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20070132-0004

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. waterhuishouding;
    • 2. waterbeheer en waterberging;
    • 3. oeverzwaluwwanden;
    • 4. bescherming van landschaps- en natuurwaarden;
    • 5. recreatief medegebruik;
    • 6. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en voorzieningen, zoals bruggen, dammen en/of duikers, oeverbeschoeiingen, aanlegsteigers en groenvoorzieningen.

  • b. De gronden zijn tevens bestemd voor de ondergrondse winning van zout.

13.2 Bouwregels

13.2.1 Algemeen

Op de voor “Water” aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 13.1.

13.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de lengte (diepte) van aanlegsteigers vanaf de wal in het water mag maximaal 2 meter bedragen; de lengte van aanlegsteigers langs de oever mag maximaal 3 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen;

13.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    • 1. de situering, de oppervlakte, en de hoogte van bebouwing.

  • b. De in lid 13.3, onder a, genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
    • 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of landschappelijke inpassing;
    • 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
    • 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam grondgebruik;
    • 4. ten behoeve van de verkeersveiligheid;
    • 5. ten behoeve van de sociale veiligheid;
    • 6. in verband met de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
    • 7. ten behoeve van de milieusituatie;
    • 8. ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 13.2.2, onder a, voor de lengte (diepte) van aanlegsteigers vanaf de wal in het water tot maximaal 3 meter;
    • 2. lid 13.2.2, onder a, voor de lengte van aanlegsteigers langs de oever tot maximaal 5 meter;
    • 3. lid 13.2.2, onder b, voor een bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot maximaal 3 meter.

  • b. De afwijkingen, zoals genoemd in lid 13.4, onder a, worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de brandveiligheid, de externe veiligheid, en de rampenbestrijding;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van water en gronden ten behoeve van ligplaatsen voor woon- en bedrijfsschepen.