direct naar inhoud van Artikel 11 Verkeer
Plan: Usseler Es 2008
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20070132-0004

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. wegen (maximaal 2 rijstroken);
    • 2. voet- en fietspaden;
    • 3. viaducten en bruggen;
    • 4. parkeervoorzieningen;
    • 5. ecoducten / ecoduikers;
    • 6. uit- en inritten;
    • 7. groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen;
    • 8. geluidwerende voorzieningen;
    • 9. reclameborden en -bouwwerken;
    • 10. straatmeubilair en andere werken;
    • 11. kunstobjecten;
    • 12. ondergrondse infrastructurele voorzieningen (hoogspanningsleidingen en hogedrukaardgasleidingen uitgezonderd);
    • 13. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, en overige gebouwen, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen.

  • b. De gronden zijn tevens bestemd voor de ondergrondse winning van zout, met dien verstande dat het boorpunt met bijbehorende bebouwing uitsluitend aanwezig mag zijn ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf, boorpunt zoutwinning".

11.2 Bouwregels

11.2.1 Algemeen

Op de voor “Verkeer” aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 11.1.

11.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van de zoutwinning mag maximaal 25 meter² bedragen;
  • d. de hoogte van de bouwwerken ten behoeve van de zoutwinning mag maximaal 3 meter bedragen.

11.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken voor bewegwijzering, beveiliging en regeling van het verkeer, kunstobjecten, vlaggen- en lichtmasten mag maximaal 10 meter bedragen;
  • b. De bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen.

11.2.4 Nutsvoorzieningen

In afwijking van het bepaalde in lid 11.2.2 en 11.2.3 gelden voor het bouwen van nutsvoorzieningen de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een bouwwerk mag maximaal 25 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen.

11.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    • 1. de situering, de oppervlakte, en de (goot)hoogte van bebouwing;

  • b. De in lid 11.3, onder a, genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
    • 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of landschappelijke inpassing;
    • 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
    • 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam grondgebruik;
    • 4. ten behoeve van de verkeersveiligheid;
    • 5. ten behoeve van de sociale veiligheid;
    • 6. in verband met de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
    • 7. ten behoeve van de milieusituatie;
    • 8. ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 11.2.3, onder a, voor een bouwhoogte van bouwwerken voor bewegwijzering, beveiliging en regeling van verkeer, kunstobjecten, en vlaggen- en lichtmasten, tot maximaal 12 meter;

  • b. De afwijkingen, zoals genoemd in lid 11.4, onder a, worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de brandveiligheid, de externe veiligheid, en de rampenbestrijding;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Bij de inrichting van het verkeersgebied dienen de dwarsprofielen, zoals zijn aangegeven op de (digitale en papieren) verbeelding, en verder volgens Bijlage 8 bij deze Regels "Dwarsprofielen wegen bp Usseler Es 2008 (overeenkomstig blz. 54 t/m 63 van het Stedenbouwkundig- en Beeldkwaliteitplan Bedrijvenpark Usseler Es [juni 2009])", in acht te worden genomen.

11.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 11.5 ten behoeve van de in dat lid genoemde dwarsprofielen, waarbij aanpassing van deze dwarsprofielen mogelijk is, behoudens dat het aantal rijstroken maximaal 2 dient te blijven; dit behoudens het gestelde in lid 11.6, onder a, sub 2;
    • 2. lid 11.1, onder a, sub 1, voor een uitbreiding van het aantal rijstroken tot maximaal 2x2 rijstroken voor het gedeelte van de Afinkstraat / Usselerrondweg vanaf de Westerval tot en met de kruising Usselerrondweg / Josinkesweg / ontsluiting Usseler Es.

  • b. De afwijkingen, zoals genoemd in lid 11.6, onder a, worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de brandveiligheid, de externe veiligheid, en de rampenbestrijding;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.