vastgesteld |
NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01 |
Het gebied rond de Marshoek is een lagergelegen, nat gebied. In de middeleeuwen is dit gebied ontgonnen volgens een nu nog karakteristiek en uniek visgraatpatroon. De bebouwing concentreert zich langs de weg die midden door het gebied heen loopt. De bebouwing zelf is weinig waardevol. Slechts één boerderij is als monument aangemerkt.
Het gebied kent een grote openheid, waardoor de aanwezige eendenkooi extra opvalt. De watermolentjes zijn typerend voor de lagere, natte gebieden in Overijssel. Het broekontginningenlandschap is een echt landbouwgebied.
Laag van de natuurlijke ondergrond
Laag van het agrarisch cultuurlandschap
De stedelijke laag
De lust- en leisurelaag
Kernkwaliteit
Het gebied kenmerkt zich door een opvallende visgraatvormige verkaveling met een centrale ontginningsas waarlangs de bebouwing staat. Het is een relatief open agrarisch productiegebied.
Ontwikkelingsrichting op hoofdlijnen
In 2030 is de landbouw de belangrijkste gebruiker van het gebied en daarmee beeldbepalend, maar voegt zich ook in de structuren van het gebied en levert een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van het landschap. De lage ligging van het gebied en de natte omstandigheden geven het gebied betekenis voor de waterberging.
De gemeente zet in dit gebied in op economische groei binnen de kaders van het landschap. Het is een gebied dat zich goed leent voor agrarische ontwikkelingen: milieubelemmeringen doen zich nauwelijks voor, hoewel er een grondwaterbeschermingsgebied is, en waardevolle natuurgebieden bevinden zich op ruime afstand. De ontwikkelingen moeten echter worden afgestemd op en ingepast binnen de landschappelijke kaders.
Ontwikkelingsrichting per functie
In het navolgende is de algemene ontwikkelingsrichting vertaald naar de verschillende functies in het buitengebied.
1. Landbouw
De landbouw is de belangrijkste gebruiker van het gebied en blijft ook in de toekomst beeldbepalend. De landschapsstructuur in dit deelgebied kan ontwikkelingen als schaalvergroting en verbreding goed verdragen. De landbouw geldt dan ook als leidend in de algehele ontwikkelingsrichting van dit deelgebied, maar voegt zich in de structuren van het gebied en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van het landschap. De gemeente staat dan op voorhand ook positief tegenover ontwikkelingen die bijdragen aan een optimalisatie van de landbouw. De landbouwsector krijgt de ruimte om initiatieven te ontplooien die het boerenbedrijf economisch zullen versterken en bijdragen aan een toekomstbestendig landbouwbedrijf. Daarbij zal de gemeente wel toetsen in hoeverre de ontwikkelingen in de landbouw geen afbreuk doen aan de landschappelijke kaders en de relatief kleine schaal van het bebouwingslint. Grotere erven, stallen of percelen horen tot de mogelijkheden, mits passend in de omgeving. Dat vraagt bijzondere aandacht van betrokken (landschaps)architecten in het ontwerp ervan. |
2. Werken
Bestaande functies (ook niet-agrarische) krijgen mogelijkheden om door te groeien, waarbij het landschap de grens bepaalt. De gemeente Dalfsen kiest ervoor om nieuwe niet-agrarische functies een plek te geven binnen de ontginningsas. Daarmee kan de levendigheid van het bebouwingslint worden vergroot en wordt geen afbreuk gedaan aan de openheid daarbuiten. Het huidige VAB-beleid vormt het kader voor de realisatie van nieuwe niet-agrarische (bedrijfs)functies. |
3. Landschap en cultuurhistorie
Zoals gezegd, is de landschapsstructuur helder. Ontwikkelingen kunnen daardoor relatief gemakkelijk worden ingepast in dit deelgebied. Uiteraard staat daarbij voorop dat de bestaande landschapsstructuur als vertrekpunt wordt gekozen. Het LOP biedt hiervoor ook handreikingen. Het broekontginningenlandschap kent een grote openheid en heeft een kenmerkende visgraatachtige verkavelingsstructuur. In deze openheid liggen de erven als groene puntelementen. De gemeente streeft ernaar dat nieuwe ontwikkelingen dit karakter versterken, passend bij de structuur van het landschap. Ontwikkelingen die een verdichting van de openheid met zich meebrengen, worden afwachtend tegemoet getreden en krijgen bij voorkeur een plek in of nabij het meer verdichte lint. Als er sprake is van de vergroting van erven of realisatie van nieuwe erven, dan zal de gemeente bijzondere aandacht hebben voor de inpassing van het erf in het landschap. De focus ligt daarbij op het herstel en de aanleg van nieuwe perceelsrandbeplantingen om zo het kleinschalige karakter van het lint te versterken. |
4. Natuur
De open agrarische gebieden en het meer besloten lint vormen een aantrekkelijk leefgebied voor diverse soorten planten en dieren. Het streven is er op gericht dit landschapsbeeld te behouden en te versterken. Dit zal de ecologische variatie ten goede komen. De natuur speelt in het dit broekontginningenlandschap een ondergeschikte rol. In dit deelgebied streeft de gemeente niet actief naar de aanleg van nieuwe natuurgebieden. De ligging nabij de Vecht biedt kansen voor waterberging in het gebied. De vochtige omstandigheden geven de mogelijkheid voor (natte) natuurontwikkeling. |
5. Recreatie
Zoals eerder aangegeven, streeft de gemeente in dit deelgebied naar economische ontwikkeling binnen de landschappelijke kaders. Binnen dit uitgangspunt past het bieden van ruimte voor verblijfs- en/of dagrecreatie. Omdat echter een grote verdichting van het agrarisch productielandschap niet wordt voorgestaan en ontwikkelingen binnen het lint zijn afgestemd op de maat en schaal daarvan, is het niet waarschijnlijk dat in dit deelgebied ruimte zal zijn voor grootschalige vormen van dag- of verblijfsrecreatie. De gemeente ziet wel kansen voor kleinschalige vormen van recreatie, bijvoorbeeld als neventak op agrarische erven of in vrijkomende (agrarische) bebouwing. |
6. Wonen
Het deelgebied vormt een waardevol agrarisch productiegebied. De gemeente zet in op een versterking en uitbreiding van deze economische functie van het gebied. Uitbreiding van de woonfunctie ligt dan ook niet voor de hand Bestaande woningen worden echter gerespecteerd en in het kader van het VAB-beleid (inclusief Rood voor rood) kunnen nieuwe woningen worden gerealiseerd binnen het bebouwingslint. Daarbij zal de gemeente wel afstemming zoeken met omringende functies om te voorkomen dat de landbouwkundige functie van het gebied wordt beperkt. |
7. Landgoederen
De broekontginning is niet geschikt voor de ontwikkeling van nieuwe landgoederen. Zo staat de mogelijke verdichting van het landelijk gebied door de aanleg van een landgoed op gespannen voet met de aanwezige openheid. Daarnaast kunnen nieuwe landgoederen een belemmering vormen voor de landbouwfunctie. Nieuwe landgoederen worden dan ook als niet passend beschouwd in dit deelgebied. |
8. Energie en water
Het broekontginningenlandschap heeft een grotendeels open karakter. Desondanks acht de gemeente het gebied ongeschikt voor windenergie, omdat ze wil aansluiten bij de bestaande opstellingen in het landschap. Daarom kiest de gemeente voor het inzetten op energiebesparing, biomassa en zonne-energie. Aan initiatieven voor nieuwe duurzame energie-opwekkingstechnieken, zoals kleinschalige windenergie (met beperkte hoogte), wordt meegewerkt voorzover een goede landschappelijke inpassing is gewaarborgd. De ligging nabij de Vecht biedt het gebied kansen voor landschapseigen waterberging in sloten en weteringen. |
In het navolgende zijn voor de broekontginningen de volgende criteria ontwikkeld, uiteengelegd in economische, sociale en ecologische duurzaamheid.
Economische duurzaamheid
Sociale duurzaamheid
Ecologische duurzaamheid
Relatie met het bestemmingsplan Buitengebied
De ontwikkelingscriteria in de structuurvisie geven ook richting aan de keuzes die voor het bestemmingsplan Buitengebied worden gemaakt voor de verschillende functies. In dit kader wordt aangegeven op welke wijze de ontwikkelingscriteria worden doorvertaald in het bestemmingsplan.
Economische duurzaamheid
Sociale duurzaamheid
Ecologische duurzaamheid