Plan: | Recreatieterreinen en recreatiewoningen gemeente Dalfsen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0148.RterwngDlfs-vs02 |
Begin 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in de Tweede Kamer behandelt. Deze vervangt onder andere de Nota Ruimte 2006. Deze Structuurvisie is in juni 2011 als ontwerp vastgesteld door de ministerraad en op 22 november 2011 door de 2e Kamer aangenomen.
Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts dertien nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze dertien belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Eén van de nationale belangen is het bieden van ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en Faunasoorten.
Eén van de andere 13 belangen is de zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen. De gemeente Dalfsen heeft met de eigenaren van de bedrijfsmatig geexploiteerde terreinen voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan overlegd over de wensen voor het nieuwe beleid en de wensen voor hun eigen recreatieterrein. Het bestemmingsplan volgt verder de in de gemeente Dalfsen gebruikelijke en wettelijk verplichte procedure. Het bestemmingsplan sluit inhoudelijk aan op eerder genomen besluiten en vastgesteld beleid van de gemeente.
Conclusie: dit bestemmingsplan voldoet aan nationaal belang nummer 13. Voor het overige is hier sprake van een conserverend bestemmingsplan. Nationale belangen zijn hier niet in het geding.
In het besluit zijn de regels gesteld om de nationale ruimtelijke belangen veilig te stellen. Er zijn regels in opgenomen voor de Ecologische Hoofdstructuur. In het Barro is bepaald dat de provincies de begrenzing en de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS vaststellen. In bestemmingsplannen mogen geen bestemmingen worden opgenomen die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden in die gebieden.
Regels voor omzetten recreatiebestemming naar woonbestemming
Op grond van de brief van Minister Dekker van VROM van 11 november 2003 hebben gemeenten de mogelijkheid het permanent bewonen van een recreatiewoning positief te bestemmen. Hierbij moet aan een viertal voorwaarden worden voldaan:
In dit verband is artikel 2.12.4 van de Omgevingsverordening Overijssel 2009 van belang: "Bestemmingsplannen voorzien niet in een wijziging van geldende bestemmingsplannen waarbij aan een recreatiewoning die op enig moment als zodanig is gebouwd, een woonbestemming wordt toegekend".
Een uitzondering kan worden gemaakt voor recreatiewoningen die op of vóór 31 oktober 2003 werden bewoond en sedertdien onafgebroken zijn bewoond, die voldoen aan het Bouwbesluit en relevante milieuwetgeving en die zijn gelegen in een stads- of dorpsrandgebied, voor zover niet gelegen in een gebied dat is aangewezen als EHS en Nationaal Landschap.
Intrekking wetsvoorstel Wet vergunning onrechtmatige bewoning recreatiewoningen
Bij brief van 27 januari 2012 geeft de Minister aan dat ze het wetsvoorstel intrekt. De Vereniging Nederlandse Gemeenten heeft de gemeentes aangeschreven met het verzoek om beleidsregels vast te stellen en daarin aan te geven onder welke voorwaarden een omgevingsvergunning kan worden afgegeven. Bij dat verzoek wordt een voorbeeld voor die op te stellen beleidsregels meegestuurd. De VNG wil zich daarbij ook inzetten voor een goed ruimtelijk beheer en ruimtelijke kwaliteit.
Conclusie: de gemeente Dalfsen blijft haar eigen beleid (zie ook 3.3.4 Beleid t.a.v. permanent bewonen recreatiewoningen) volgen ten aanzien van handhaving van permanente bewoning. Dit beleid sluit aan bij eerder vastgesteld nationaal beleid. Voor de onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen zal de gemeente op advies van de VNG afzonderlijke beleidsregels vaststellen.
Vanwege de omvang en het plangebied, de (gedeeltelijke) ligging in en nabij gevoelige gebieden en het feit dat het door te vertalen nieuwe kampeerbeleid kan leiden tot een gewijzigde inrichting van de kampeerterreinen en seizoensverlenging (grotere recreatiedruk op natuurgebieden) is het bestemmingsplan m.e.r.-beoordelingsplichtig. Deze activiteiten en gevallen worden genoemd in onderdeel D 10 van het Besluit Milieueffectrapportage.
Conclusie: Het bestemmingsplan is m.e.r.-beoordelingsplichtig. In 4.2 M.e.r.-beoordeling is nader ingegaan op de m.e.r.-beoordeling.