direct naar inhoud van Artikel 6 Recreatie - Recreatiewoningenterrein
Plan: Recreatieterreinen en recreatiewoningen gemeente Dalfsen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0148.RterwngDlfs-vs02

Artikel 6 Recreatie - Recreatiewoningenterrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Recreatie - Recreatiewoningenterrein ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie in recreatiewoningen;
  • b. bos;
  • c. bestaand infrastructurele voorzieningen;
  • d. landschappelijke inpassing;
  • e. nutsvoorzieningen;

waarbij geldt dat buiten de bouwvlakken de functie bos van primaire betekenis is;

met daarbijbehorende:

gebouwen - een bedrijfswoning daaronder niet begrepen -, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, wegen, paden, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de voor ' Recreatie - Recreatiewoningenterrein ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.1 Recreatiewoningen

Voor een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a. een recreatiewoning dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is niet meer dan 1 recreatiewoning toegestaan;
  • c. de inhoud van een recreatiewoning inclusief onderkeldering en bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 300 m3 bedragen;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • f. de dakhelling mag niet meer dan 30º bedragen.
6.2.2 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen

Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen zijn niet toegestaan.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde zonder dak, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
6.2.4 Voorwaardelijke verplichting

Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen dient te worden aangetoond dat de aanleg en instandhouding van bomen en andere beplantingen, zoals deze zichtbaar zijn vanaf de openbare weg en zoals aangegeven in Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan zijn verzekerd.

6.3 Nadere eisen
6.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de externe veiligheid.
6.3.2 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in 16.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van

  • a. het bepaalde in 6.2.1 onder a en toestaan dat (een deel van) het hoofdgebouw buiten het bouwvlak gerealiseerd mag worden, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot het bouwvlak niet meer dan 20 meter mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de afschermende beplanting minimaal 2 meter bedraagt;
    • 3. het bepaalde in 6.2.1 en 6.2.2 onverkort van toepassing blijft;
    • 4. door middel van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inpassingsplan wordt aangetoond dat de landschappelijke en natuurlijke waarden worden versterkt conform Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan ;
  • b. het bepaalde in 6.2.1 ten behoeve van een duurzame recreatiewoning met een inhoud van 330 m3.
6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de recreatiewoningen voor permanente bewoning, met dien verstande dat:
    • 1. permanente bewoning op grond van een objectgebonden gedoogbeschikking zoals die zijn opgenomen in Bijlage 3 Lijst van permanente bewoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - permanente bewoning';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht' het bepaalde in 19.5 van toepassing is;
  • b. het gebruik van de gronden voor daar voorkomende bestemming(en) zonder de aanleg en instandhouding van bomen en andere beplantingen, zoals aangegeven in Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan