direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oosterdalfsen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0148.Doosterdalfsen-vs01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Dalfsen ontwikkelt aan de oostzijde van de kern Dalfsen een nieuw duurzaam woongebied en een gedeelte woon- en werkgebied: Oosterdalfsen. Deze uitbreiding is al door de gemeenteraad vastgelegd in de Structuurvisie Kernen (2010). De ontwikkeling van Oosterdalfsen zal in fasen worden uitgevoerd.

Om de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied planologisch-juridisch mogelijk te maken, is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.

In dit nieuwe bestemmingsplan worden beleidskaders aangegeven, onderzoeksresultaten gepresenteerd en randvoorwaarden aangegeven waarbinnen het nieuw te ontwikkelen woongebied zal worden gerealiseerd. Bij de ontwikkeling van de wijk Oosterdalfsen geldt als uitgangspunt dat aspecten als leefbaarheid, duurzaamheid en een hoogwaardig woon- en leefmilieu grote aandacht hebben gekregen. De wijk betekent dus niet alleen een toename van het aantal woningen op de woningmarkt, maar geeft ook een aanvulling van het aantal kwalitatieve woningen, doordat deze optimaal zijn geïsoleerd en duurzaam worden gebouwd.

1.2 Plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op een gebied dat gelegen is aan de oostkant van Dalfsen. Het plangebied Oosterdalfsen bestaat uit de zone gelegen tussen de wegen Gerner Es, Oosterdalfsersteeg, Welsummerweg en de gebieden aan de oostzijde: het woongebied langs het Slingerlaantje en het bedrijventerrein Rondweg. De woon- en werklocatie beslaat de zuidelijke punt die direct aansluit op de bestaande woon- en werklocatie. Een smalle strook ten oosten van de Oosterdalfsersteeg behoort ook bij het plangebied. Hier worden voorzieningen aangelegd voor een goede waterhuishouding. Bijlage 1 Situering plangebied geeft een overzicht van de begrenzing van het plangebied.

1.3 Planologisch-juridische regeling

1.3.1 Geldende bestemmingsplannen

De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in het bestemmingsplan "Buitengebied Dalfsen" (DSN22). Voor het gehele buitengebied is een nieuw "Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen" vastgesteld op 24 juni 2013. Daar zijn Oosterdalfsen, de kernen in de gemeente, de meeste recreatieterreinen / terreinen met recreatiewoningen en de "N340-N48 Zwolle - Ommen" buiten gehouden.

Het bestemmingsplan "Buitengebied Dalfsen" is op 28 september 1998 door de gemeenteraad vastgesteld en op 10 mei 1999 door Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel goedgekeurd.

De gronden hebben de bestemming "Agrarisch cultuurgebied" en deels "Woondoeleinden".

1.4 Voorliggend bestemmingsplan

Het voorliggende bestemmingsplan maakt de gewenste ontwikkeling mogelijk. Voor het plangebied is een gedetailleerde bestemmingsregeling vervaardigd.

Het bestemmingsplan is afgestemd op de Wet ruimtelijke ordening en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging (RO-Standaarden). Hierdoor is het bestemmingsplan een goed leesbaar en bruikbaar plan.

1.5 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Oosterdalfsen" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr. NL.IMRO.0148.Doosterdalfsen-vs01);
  • regels.

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt toch een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. De onderzoeken naar de invloed op het gebied en omgeving worden beschreven en zijn in de bijlagen opgenomen. Tot slot is de toelichting van belang voor een juist begrip en toepassing van het bestemmingsplan.

1.6 Planproces

De gemeente Dalfsen heeft in september 2010 de "Structuurvisie Kernen gemeente Dalfsen" vastgesteld. Om aan de blijvende vraag naar woningbouwkavels in de kern Dalfsen te kunnen voldoen, is in de structuurvisie de oostzijde van de kern Dalfsen aangewezen als "toekomstig woongebied". Het huidige woonuitbreidingsgebied voor de kern Dalfsen, "De Gerner Marke", is bijna volgebouwd. Er is nog een beperkt aantal kavels beschikbaar. Het is van belang de voortgang van de uitgifte van bouwkavels te borgen.

Er is een klankbordgroep in het leven geroepen die betrokken is bij het planproces omtrent de ontwikkeling van Oosterdalfsen. De klankbordgroep bestaat uit een vertegenwoordiging van diverse belanghebbende partijen zoals het Plaatselijk belang, de Vereniging Vrienden Van Dalfsen, BBT-groep en Veilig Verkeer Dalfsen. Ook zijn de omwonenden van het plangebied erbij betrokken. In een werksessie zijn de ideeën van deze groep over het plan naar voren gebracht. Daarnaast heeft een (ambtelijke) projectgroep en stuurgroep het plan regelmatig getoetst.

Deze partijen hebben tijdens het gehele planproces de mogelijkheid gekregen hun zorgen en ideeën onder de aandacht te brengen. Dit is zo goed als mogelijk in het plan verwerkt. Hierdoor is een breed gedragen stedenbouwkundig plan ontwikkeld.

1.7 Opbouw toelichting

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante ruimtelijk beleid. In hoofdstuk 3 wordt aandacht besteed aan de (milieu)aspecten, die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van het plangebied en andersom. De planbeschrijving en de juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling zijn opgenomen in hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5. Een beschrijving van de uitvoerbaarheid en de resultaten van de inspraak / het gevoerde overleg zijn opgenomen in hoofdstuk 6 en 7 en sluiten deze toelichting af.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt het belangrijke beleid op Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau beschreven. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de voor de ontwikkeling van het plangebied relevante beleid.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur (wegen, water en dergelijke) en Ruimte in werking getreden. Deze vervangt onder andere de Nota Ruimte uit 2006. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken.

Het Rijk zet het ruimtelijk- en verplaatsingsbeleid in voor een concurrerend, leefbaar en veilig Nederland. Bovendien is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijk ordening. Om een zorgvuldig gebruik van de beperkte ruimte te bevorderen, is een ladder voor duurzame verstedelijking gepresenteerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan moet altijd worden gezorgd voor een optimale inpassing en met de bereikbaarheid van verschillende vormen van transportmiddelen.

De ladder voor duurzame verstedelijking werkt met de volgende opeenvolgende stappen ('de treden van de ladder'):

  • 1. Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties en andere stedelijke voorzieningen. Naast de kwantitatieve beoordeling (aantal hectares of aantallen woningen) gaat het ook om kwalitatieve vraag (bijvoorbeeld een bedrijventerrein waar zware milieuhinder mogelijk is of een specifiek woonmilieu) op regionale schaal.
  • 2. Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen betrokken overheden of deze binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten.
  • 3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand bebouwd gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of deze vraag op locaties kan worden ontwikkeld die passend multimodaal ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Ad 1.

De voorgenomen ontwikkeling speelt in op de woningbehoefte uit de gemeentelijke woonvisie (zie paragraaf 2.4.3) en past binnen de (later) vastgestelde gemeentelijke structuurvisie waarbij de locatie is aangewezen als uitbreidingslocatie (zie paragraaf 2.4.2) en de prestatieafspraken met de provincie Overijssel (zie paragraaf 2.3.1). Hierbij is zowel ingegaan op de kwantitatieve als kwalitatieve vraag naar woningbouw. Het plan speelt in op de vraag naar woon-werkkavels en nieuwe woningen binnen de kern Dalfsen.

Ad 2.

De locatie vindt niet plaats binnen bestaand bebouwd gebied, maar is een uitleglocatie. De betrokken overheden hebben de voorgenomen ontwikkeling beoordeeld als uitleglocatie voor woningbouw en wonen/werken. In paragraaf 2.3.1 is hier nader op ingegaan. Oosterdalfsen maakt als uitleggebied een belangrijk deel uit van de realisatie de gemeentelijke structuurvisie en woonvisie en van prestatieafspraken voor de uitleggebieden van Dalfsen.

Ad 3.

De locatie is passend ontsloten voor weg. Met de ligging aan de wegen Gerner Es, Kampmansweg, Oosterdalfsersteeg, Welsummerweg en andere wegen is de locatie goed ontsloten. Er worden nieuwe ontsluitingswegen aangelegd in het plangebied. Op loopafstand van het plangebied ligt een bushalte, waarmee het plangebied ook bereikbaar is via openbaar vervoer.

2.2.2 Flora en fauna

De Europese vogelrichtlijn heeft als doel de bescherming van in het wild levende vogels en hun leefgebied op het grondgebied van de Europese Unie. Dit vindt plaats door de aanwijzing van zogenaamde speciale beschermingszones. In principe geldt dit ook voor de Habitatrichtlijn, die is gericht op het instandhouden van de natuurlijke habitat en de bescherming van wilde flora en fauna.

In Nederland is de vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn vereiste bescherming van soorten overgenomen in onder andere de Flora- en faunawet. Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. In paragraaf 3.6 wordt ingegaan op de voor het plangebied relevante aspecten.

2.2.3 Natuurbeschermingswet

Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de gebiedsbescherming van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn in de nationale wetgeving verstevigd (de soortbescherming is reeds bevestigd in de Flora- en faunawet).

Uitgangspunt van de gewijzigde natuurbeschermingswet is een integrale bescherming van de aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden. Dit betekent dat in beginsel elke aantasting, die schadelijke gevolgen kan hebben voor het aangewezen vogel- of habitatrichtlijngebied dient te worden gereguleerd.

Bij activiteiten in of nabij een vogel- of habitatrichtlijngebied wordt een onderscheid gemaakt tussen plannen, projecten en andere handelingen die significante gevolgen kunnen hebben voor het aangewezen vogel- of habitatrichtlijngebied en alle overige handelingen die schadelijk kunnen zijn. Voor plannen, projecten of andere handelingen die geen significante gevolgen hebben, wordt de zware afwegingsprocedure van de habitatrichtlijn niet verplicht. Onderzoek naar mogelijke effecten blijft echter noodzakelijk. In paragraaf 3.6 wordt ingegaan op de voor het plangebied relevante aspecten.

2.2.4 Watertoets

De Watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijk plannen en besluiten. De waterparagraaf in dit bestemmingsplan beschrijft het watertoetsproces en verwoordt het advies van de watertoets. De uitgangspunten van het Waterschap Groot Salland zijn in de watertoets meegenomen (zie paragraaf 3.5 Water).

2.3 Provinciaal beleid

2.3.1 Omgevingsvisie Overijssel

Sinds 1 juli 2009 is het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel vastgelegd in de Omgevingsvisie Overijssel. De Omgevingsvisie geeft de visie op de ontwikkeling van de werkelijke leefomgeving van de provincie Overijssel tot 2030 weer en is hoofdzakelijk sociaal-economisch van aard.

Dit betekent dat ruimte wordt gemaakt voor ontwikkeling van werkgelegenheid en dat hoogwaardige woonmilieus tot stand worden gebracht. Het provinciale belang zoals dat in de Omgevingsvisie is verwoord, wordt verzekerd door middel van de Omgevingsverordening. Ook hier geldt: decentraal wat kan, centraal wat moet.

Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:

  • Duurzaamheid.
  • Ruimtelijke kwaliteit.

De provincie heeft duurzaamheid als een speerpunt aangewezen. De gehanteerde definitie van duurzaamheid is: "duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien". Ruimtelijke kwaliteit is volgens de provincie: "datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mensen belangrijk is. Of duurzamer gesteld: Wat voor mens, plant en dier belangrijk is". Deze ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen.

Voor de uitvoer van ruimtelijke projecten vindt de provincie het belangrijk om met partners een gezamenlijke visie of doel te delen. De provincie heeft daarom een uitvoeringsmodel opgesteld waarmee de verschillende thema's uit de Omgevingsvisie in een plan behandeld worden. Alle projecten zijn te plaatsen in de samenhang van generieke beleidskeuzes, ontwikkelingsperspectieven en beleidsperspectieven en gebiedskenmerken. Deze staan in het schema hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Doosterdalfsen-vs01_0001.jpg"

Afbeelding: Uitvoeringsmodel

2.3.1.1 Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van de EU, het rijk of de provincie en geven aan of ontwikkelingen mogelijk zijn. Deze generieke beleidskeuzes van de provincie worden genoemd in de Omgevingsverordening Overijssel 2009.

SER-ladder

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
  • dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

De locatie Oosterdalfsen is aangewezen (als uitleggebied) voor woningbouw en wonen/werken in de gemeentelijke structuurvisie. Voor de gemeente Dalfsen is een woningbouwopgave berekend van 850 (bruto) woningen vanaf 2010 tot 2015. Hierbij zal volgens prestatieafspraken met de provincie Overijssel voor de periode 2010-2015 de woningbouw voor 70% gerealiseerd gaan worden in uitleggebieden en 30% als stedelijke vernieuwing.

Oosterdalfsen maakt als uitleggebied een belangrijk deel uit van de realisatie van prestatieafspraken voor de uitleggebieden van Dalfsen.

2.3.1.2 Ontwikkelingsperspectieven

De Omgevingsvisie geeft onder meer de ontwikkelingsvisie van de provincie Overijssel weer. Dit zijn ontwikkelingen die de provincie van provinciaal belang vindt en die vaak zijn gekoppeld aan doelen op lokaal of rijksniveau. Met deze ontwikkelingsperspectieven wil de provincie beleids- en kwaliteitsdoelen realiseren. De gebiedskenmerken worden hierbij gebruikt als basis. De ontwikkelingsperspectieven zijn daarmee voornamelijk locatiespecifiek, maar kunnen ook aansluiten bij meer algemene ambities van de provincie.

Op basis van het ontwikkelingsperspectief heeft het te ontwikkelen gebied de doelen "Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte (mixlandschap)". Dit betreft "Gebieden voor gespecialiseerde landbouw en mengvormen van landbouw met andere functies (recreatie-zorg, natuur, water) en bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in deze gebieden versterken."

De ontwikkeling sluit deels aan bij de ontwikkelingsdoelen, omdat voor het plangebied voorzien is in de bouw van een woonwijk.

Door de gemeente mag van dit ontwikkelingsdoel worden afgeweken indien er sprake is van een maatschappelijk belang of sociaaleconomische redenen. In dit geval is sprake van een maatschappelijk belang. De uitbreiding is in overeenstemming met de gemeentelijke structuurvisie.

2.3.1.3 Gebiedskenmerken

In de catalogus gebiedskenmerken, die onderdeel uitmaakt van de Omgevingsvisie, wordt het provinciaal belang van en de ambitie voor alle gebiedstypen beschreven door middel van gebiedskenmerken. Voor de ruimtelijke kwaliteit spelen verschillende gebieden en hun kenmerkende eigenschappen een belangrijke rol. Het spectrum aan gebiedskenmerken is gegroepeerd in vier lagen:

  • 1. De natuurlijke laag: in deze laag heerst de logica van de ondergrond en het watersysteem en hoe abiotische en biotische processen daarop invloed uitoefenen.
  • 2. De laag van het agrarisch cultuurlandschap: in deze laag gaat het om het ten nutte maken van het landschap ten behoeve van agrarische productie.
  • 3. De stedelijke laag: in deze laag draait het om sociale en fysieke dynamiek en diversiteit van de steden, dorpen en landstadjes en het verbindende netwerk er tussen van wegen, paden, spoorwegen en kanalen.
  • 4. Lust- en leisurelaag: in deze laag komen natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar. Dit is de laag die gaat over beleving (onder andere recreatie) en identiteit (cultuurhistorie).

Hieronder wordt middels de vierlagenbenadering uit de Omgevingsvisie, ingegaan op de lagen die specifiek gelden voor het plangebied. In de catalogus gebiedskenmerken worden uitspraken gedaan over deze lagen. Normerende uitspraken zijn van provinciaal belang en worden als zodanig overgenomen in de planregeling. Richtinggevende uitspraken zijn voor de provincie wenselijke ontwikkelingsrichtingen.

De natuurlijke laag

Het plangebied valt onder de natuurlijke laag dekzandvlakte. Het is de ambitie voor de "Dekzandvlakte" de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en de verschillen tussen nat en droog functioneel meer sturend en beleefbaar te maken.

De laag van het agrarisch cultuurlandschap

In de laag van het agrarisch cultuurlandschap valt het plangebied binnen het landschapstype "Essenlandschap". In de omgeving van het plangebied is het kenmerkende samenhangende systeem van open essen en kleinschalige flanken met erven goed herkenbaar, zie de volgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Doosterdalfsen-vs01_0002.jpg"

Afbeelding Historische afbeelding met ligging essen

Het essencomplex begint van west naar oost met de Ankummeres, gaat over in de Gerner es en vervolgens in de Welsemmer es. In het plangebied zelf is een duidelijk zichtbaar reliëf aanwezig. Het noordelijke deel van het plangebied vertoont een oplopende bolling waardoor het een esachtige uitstraling heeft, maar in het bredere perspectief van de hele Gerner Es kan dit als een uitloper / flank van de es worden gezien.

In de omgevingsvisie wordt als ambitie aangegeven het behouden van de es als ruimtelijk element en het versterken van de contrasten tussen de verschillende landschapsonderdelen. De flank van de es biedt eventueel ruimte voor ontwikkelingen, mits de karakteristieke structuur van erven, beplantingen, routes en open ruimtes wordt versterkt. De normerende uitspraak over de flanken van de es is gericht op het instandhouden van het kleinschalige patroon, bestaande uit kleinschalige landschapselementen zoals houtwallen, bosjes, zandpaden, karakteristieke erven en beeldbepalende open ruimte daartussen.

Plangebied Oosterdalfsen betreft de flank van de es. Hier zijn conform de visie ontwikkelingen mogelijk met respect voor en bijdragend aan de aanwezige bebouwingsstructuren en versterking van het landschappelijk raamwerk.

De stedelijke laag

Gezien de ligging van het plangebied is er geen sprake van een stedelijke laag. Het plangebied valt grotendeels onder het buitengebied.

De lust- en leisure laag

In de lust- en leisurelaag is er geen informatie die belemmerend kan zijn ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied.

Afwijking normerende uitspraken

Met dit plan wordt afgeweken van normerende uitspraken die worden gedaan in de omgevingsvisie met betrekking tot de natuurlijke laag en de laag van het agrarisch cultuurlandschap, omdat het gebied in de Omgevingsvisie niet wordt weergegeven als geplande woonwijk. In de gemeentelijke structuurvisie is de voorgenomen ontwikkeling wel opgenomen. De omgevingsvisie is niet in overeenstemming met de gemeentelijke structuurvisie omdat de gemeentelijke structuurvisie op een later tijdstip is vastgesteld (namelijk september 2010). De structuurvisie is destijds voorgelegd aan de provincie en hierbij heeft de provincie aangegeven dat de provincie kan instemmen met de keuze voor deze uitbreidingslocatie. Een nadere motivatie voor de keuze voor het plangebied is opgenomen in paragraaf 2.4.2.

Overigens heeft de provincie in de procedure tot opstelling van het bestemmingsplan "Oosterdalfsen" bevonden dat het plan niet in strijd is met het provinciaal belang zoals vastgelegd in haar ruimtelijk beleid. In het voorliggende bestemmingsplan zijn de gemeentelijke structuurvisie en prestatieafspraken met de provincie Overijssel als uitgangspunt genomen.

2.3.2 Omgevingsverordening

Voor bestemmingsplannen geldt dat zij moeten voldoen aan een aantal aspecten die in de Omgevingsverordening Overijssel zijn weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste aspecten weergegeven.

Artikel 2.1.2 Principe van concentratie

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in woningbouw, aanleg van bedrijventerreinen en het realiseren van stedelijke voorzieningen, met bijbehorende infrastructuur en groenvoorzieningen om te voldoen aan de lokale behoefte en de behoefte van bijzondere doelgroepen. Binnen de kern en het bestaande bebouwde gebied van Dalfsen is geen ruimte aanwezig voor het programma (wonen/werken en rond 240 woningen) zoals dat beoogd is in het plan Oosterdalfsen. Het plan speelt in op de woningbehoefte uit de woonvisie en past binnen de (later) vastgestelde gemeentelijke structuurvisie (uitbreidingslocatie) en de prestatieafspraken met de provincie Overijssel.

Artikel 2.1.3 SER-ladder voor de Stedelijke omgeving

Op dit thema is reeds ingegaan in paragraaf 2.3.1.1 Generieke beleidskeuzes.

In aanvulling op het basisinstrumentarium van de SER-ladder is in de Omgevingsverordening Overijssel 2009 als algemene regel opgenomen dat grootschalige en volumineuze detailhandel een plaats dient te krijgen in binnensteden en wijkwinkelcentra. Bij uitzondering kan volumineuze detailhandel worden toegestaan op bedrijventerreinen. Grootschalige detailhandel kan bij wijze van uitzondering ook op bedrijventerrein of (thematisch) op perifere locaties worden toegestaan, maar dan alleen in de stedelijke centra. In geval van regionale uitstraling dient er afstemming plaats te vinden met buurgemeenten en Gedeputeerde Staten.

Artikel 2.1.4 Principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Het bestemmingsplan legt een extra ruimtebeslag op de groene omgeving omdat herbenutting van bestaande bebouwing in de groene omgeving in dit geval niet mogelijk is. De uitbreidingswijk geeft invulling aan de prestatieafspraken die de gemeente Dalfsen heeft gemaakt. Hierin wordt ervan uitgegaan dat 70% van de woningaantallen plaatsvindt in uitbreidingsgebieden.

Artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit

Dit bestemmingsplan draagt bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Er heeft een landschappelijke, ruimtelijke en historische analyse van het gebied plaats gevonden. De waarden die uit dit onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn vastgelegd in een kwaliteitskaart. Deze heeft als uitgangspunt gediend bij het opstellen van het stedenbouwkundige plan. Zo zijn alle belangrijke bestaande houtwallen en heggen in het plan opgenomen. Ten behoeve van het waarborgen van de ruimtelijke kwaliteit wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld voor het gebied.

Artikel 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene omgeving

Het bestemmingsplan voorziet in grootschalige uitbreiding van een woonwijk in de groene omgeving, omdat hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn. Het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden wordt hierbij in voldoende mate vergoed door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in het plan en de omgeving.

Artikel 2.2 Woningbouw

De locatie van de woningbouw is in overeenstemming met de structuurvisie 'Kernen Dalfsen" en de woonvisie van de gemeente Dalfsen. De buurgemeenten en Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben kennis genomen van de woonvisie en hebben hiermee ingestemd.

2.3.3 Prestatieafspraken

De provincie geeft samen met gemeenten invulling en uitvoering aan het woonbeleid in Overijssel. De hoofdlijnen van het provinciale woonbeleid zijn vastgelegd in de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. De provincie maakt daarnaast met elke gemeente afspraken over de (kwalitatieve) woningbouwopgave voor de periode 2010-2015. Deze betreffen zowel nieuwbouw, bestaande woningbouw en herstructurering. Met de afspraken werken provincie en gemeenten samen aan de hoofddoelstelling van het Overijssels woonbeleid: Voldoende woningen voor iedereen in de juiste kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu.

Prestatieafspraak gemeente Dalfsen

De gemeente Dalfsen richt haar beleid op een toename van de woningvoorraad voor de gehele gemeente van 1 januari 2010 tot 1 januari 2015 met circa 790 woningen. Inclusief sloop en vervangende nieuwbouw bedraagt het totale bruto programma 850 woningen. In deze aantallen is de toename van woningen voor bijzondere doelgroepen (conform definitie CBS) niet meegenomen. Conform de meest recente prestatieafspraken met de provincie Overijssel (2010 tot 2015) zal voor de periode 2010-2015 de woningbouw voor 70% gerealiseerd gaan worden in uitleggebieden en 30% als stedelijke vernieuwing.

2.3.4 Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteiten als rode draad

De provincie wil meer op voorhand gaan sturen en is meer gefocust op gebiedsontwikkeling waarbij duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit de rode draad vormen.

Duurzaamheid

Voor wat betreft het thema duurzaamheid heeft de provincie een lijst met prioriteiten opgesteld. Het gaat hier om aspecten die dermate cruciaal zijn voor de duurzame ontwikkeling van de provincie Overijssel dat deze in de uitvoering van de Omgevingsvisie het grootste gewicht krijgen.

Het gaat dan om:

  • Robuuste natuur: realisatie van de EHS met verbindingszones, Nationale parken en Natura 2000-gebieden.
  • Behoud door ontwikkeling Nationale landschappen.
  • Waterveiligheid: ruimte voor de rivieren en kleinere watersystemen.
  • Ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw.
  • Herstructurering van bedrijventerreinen.
  • Herstructurering en hoogwaardige ontwikkeling van woongebieden.
  • Hoofdstructuur voor bereikbaarheid (weg, spoor, fiets, water).
  • Energiepact Overijssel: transitie naar duurzame energiehuishouding en vermindering van de CO2-uitstoot.

Ruimtelijke kwaliteit

Omdat ruimtelijke kwaliteit subjectief is, is een goede ruimtelijke kwaliteit lastig te bepalen. De provincie hanteert daarom de volgende definitie: ruimtelijke kwaliteit is datgene dat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Visie gemeente Dalfsen 2020

In 2009 is het strategisch document Missie/visie gemeente Dalfsen 2020 "Bij uitstek Dalfsen" opgesteld. Het document bevat de strategische koers van de gemeente Dalfsen voor de periode tot 2020. Het behouden van al het goede dat Dalfsen te bieden heeft, is de komende jaren de belangrijkste opgave voor de gemeente, maatschappelijke partners, ondernemers en bewoners. Om dit te bereiken moet de gemeente een herkenbaar en onderscheidend profiel ontwikkelen. Dit profiel is verwoord in de toekomstvisie Missie/visie gemeente Dalfsen 2020 "Bij uitstek Dalfsen". De centrale missie van de gemeente Dalfsen is: "Het ontwikkelen van vitale gemeenschappen in een onderscheidende woonplaats van groene signatuur".

Eén van de projecten die voortvloeit uit het strategisch document is het maken van een ruimtelijke structuurvisie. In paragraaf 2.4.2 Structuurvisie kernen Dalfsen wordt ingegaan op deze structuurvisie.

2.4.2 Structuurvisie kernen Dalfsen

De Structuurvisie Kernen Dalfsen is op 27 september 2010 vastgesteld en geeft de richting aan voor de gewenste ruimtelijke inrichting van Dalfsen en andere kernen in de gemeente Dalfsen tot 2025.

De structuurvisie geeft een actuele en heldere toekomstvisie voor wonen, werken en recreëren in de kernen en spreekt zich daarmee uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. De basis voor de visie is enerzijds het bestaande beleid van de gemeente en anderzijds een beoordeling van de bestaande kwaliteiten van de kernen. Die bestaande kwaliteiten vormen voor de gemeente het uitgangspunt voor de toekomstige ontwikkeling. De verschillende eigenheden van de kernen moeten daarbij behouden blijven en bij voorkeur worden versterkt.

In Bijlage 2 Overzicht structuurvisie is de afbeelding opgenomen uit de structuurvisie voor de kern Dalfsen. De visie zoals opgenomen in de afbeelding laat in grote lijnen zien waar zich welke functie bevindt en waar welke ontwikkelingen mogelijk zijn.

De belangrijkste uitbreidingsgebieden voor wonen en wonen in combinatie met bedrijven van lage milieucategorie liggen aan de oostzijde van de kern Dalfsen (gebied Oosterdalfsen).

Wonen

In 2020 vormen groene, duurzame en diverse woonmilieus volgens de structuurvisie de belangrijkste kracht van de gemeente Dalfsen. Er is gekozen voor hoogwaardige en vernieuwende architectuur en duurzaam en betaalbaar bouwen. Om het mooie buitengebied te sparen kiest, de gemeente in principe voor inbreiding op reeds bebouwde plekken. Groene plekken in bestaand bebouwd gebied worden zoveel mogelijk behouden. Uitbreiding kan op die plekken waar het landschap en de omgeving dat kunnen verdragen.

Dalfsen is een dorp gelegen in een prachtige omgeving. Aan de zuidzijde grenst Dalfsen aan het Vechtdal. Aan de noord-, oost- en westzijde wordt het omarmd door het gebied Ankum-Welsum.

Op dit moment wordt Dalfsen met groene en blauwe lijnen omrand:

  • Blauw: aan de zuidzijde met de Vecht

  • Groen aan de:
    • 1. noordzijde met de Vossersteeg en de Haersolteweg;
    • 2. oostzijde met de Oosterdalfsersteeg en Welsummerweg;
    • 3. westzijde met de Leemculeweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Doosterdalfsen-vs01_0003.jpg"

De groene en blauwe randen plaatsen het dorp in haar omgeving en geven een heldere en duidelijke beëindiging van de dorpsbebouwing ten opzichte van het aanliggende landschap. Het overschrijden van deze structuurbepalende lijnen is niet wenselijk en zou afbreuk doen aan de structuur van het dorp. Onderstaand is een verkorte versie van de locatiekeuze voor nieuwe woningbouw vanuit de structuurvisie overgenomen. Hierbij is een onderscheid gemaakt in noord, west, zuid en oostzijde van Dalfsen. Voor een meer gedetailleerde versie wordt verwezen naar bijlage 2 van de Structuurvisie kernen Dalfsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Doosterdalfsen-vs01_0004.jpg"

Afbeelding: Afweging nieuwe woonlocatie Dalfsen

Noordzijde (deelgebied A, H en I)

In de stedelijke context vervult de noordzijde een overgangszone tussen het dorp, de N340 en het ten noorden van de N340 gelegen landschap. Bouwen aan de noordzijde van de kern betekent bouwen op geruime afstand (2 km) van het centrum van Dalfsen en de voorzieningen (1 km). Door het gebied loopt de geluidszone van de N340 en van de Koesteeg. Aan de westkant van het gebied bij buurtschap Ankum ligt een groot loonwerkersbedrijf en in het deelgebied A zelf ligt een aannemersbedrijf en een houtzagerij, beiden met een milieuzone waarin woningbouw niet mogelijk is. Deelgebied I is beperkt van omvang en grenst direct aan een waardevol boscomplex, een natuurboerderij en een hotel. Om woningbouw in deelgebied H te realiseren zou het bestaande sportcomplex moeten worden verplaatst. Dit is financieel geen reële optie.

De ligging nabij een waardevol boscomplex, milieubelemmeringen vanuit wegverkeerslawaai, de aanwezigheid van bedrijven en sportcomplex die bij eventuele aankoop hoge investeringen vragen, de relatief grote afstand ten opzichte van het centrum en voorzieningen maakt het noordelijk gebied minder geschikt als potentiële woonlocatie.

Westzijde (deelgebied B en C)

De zelfstandigheid van buurschap Ankum ten opzichte van het dorp Dalfsen kan als stedenbouwkundige kwaliteit worden aangemerkt. Zowel de stedenbouwkundige kwaliteit als identiteit van dergelijke kleine gemeenschap is de moeite van het behouden waard. Om die reden is een koppeling van het buurtschap aan het dorp in de vorm van een nieuw woongebied in deelgebied B ongewenst.

Verder in zuidelijke richting wordt het gebied ten westen van Dalfsen gekenmerkt door een relatief kleinschalig landschap. De Leemculeweg vormt een heldere en duidelijke beëindiging van de dorpsbebouwing ten opzichte van het aanliggende landschap. De omgeving van het landgoed De Leemcule is met de parkachtige aanleg, laanbeplantingen en de kleinschaligheid van bijzondere waarde. Grenzend aan de Leemcule en de rioolwaterzuiveringsinstallatie komen in de uiterwaarden van de Vecht bosjes voor. Verspreid komt wat bebouwing voor (het landhuis, agrarische bedrijven, woningen en een tuincentrum).

In het gebied ligt een milieuzone ten opzichte van de rioolwaterzuiveringsinstallatie die beperkingen oplevert voor woningbouw. Ook is hier een primair watergebied gelegen. Primaire watergebieden zijn aangewezen als ruimte voor natuurlijke waterberging in extreme situaties en worden vrijgehouden van ontwikkelingen die de wateropvangfunctie belemmeren.

Samenvattend kan de conclusie worden getrokken dat in het gebied aan de westzijde van de kern nauwelijks ruimte aanwezig is voor grootschalige woningbouwuitbreiding zowel vanuit aanwezige kwaliteiten (zelfstandigheid kern Ankum, landgoed, boscomplex) als vanuit aanwezige beperkingen (RWZI, primaire watergebied).

Zuidzijde (deelgebied D, E en F)

Vanwege zijn landschappelijke waarden heeft de gemeenteraad van Dalfsen op 23 maart 2009 besloten het gebied Vechtvliet (deelgebied D) niet te bebouwen.

Het zuidelijk gebied langs de Vecht (deelgebied E) betreft een deel van de Ecologische Hoofdstructuur rondom Dalfsen. Voor de EHS geldt op basis van de Nota Ruimte de verplichting tot instandhouding van de wezenlijke kernmerken en waarden van het gebied. In de verordening is conform de eis vanuit het Rijksbeleid het zogenaamde “nee, tenzij”-regime inhoud gegeven. Dit betekent dat (nieuwe) plannen, projecten of handelingen niet zijn toegestaan indien zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten.

Deelgebied F vormt een overgangszone tussen dorp en Vechtdal en daarmee een landschappelijke overgang van het kleinschalige slagenlandschap naar het Vechtdal. Het gebied ligt buiten de blauw-groene omlijsting van Dalfsen. Met het bebouwen van dit deelgebied zou de heldere oostelijke scheidslijn naar achterliggend landschap gevormd door de Welsummerweg worden overschreden. Dit is niet wenselijk. Bovendien zijn er milieubelemmeringen in relatie tot woningbouw vanuit het aanliggende bedrijventerrein, het naast het gebied gelegen grootschalig loonbedrijf en de geluidszone van de Welsummerweg.

Kortom vanwege landschappelijke kwaliteiten, de EHS en milieubelemmeringen is bouwen aan de zuidzijde van de kern niet wenselijk.

Oostzijde (deelgebied G)

Gebied G aan de oostzijde van de kern kenmerkt zich als een relatief open weidegebied met in de noordwesthoek een klein bosgebied. Het gebied wordt doorsneden door de Gerner Es.

Aan de noordkant van het gebied ligt het verblijfsrecreatieve complex De Gerner. Aan de westkant ligt het sportpark en het gebied 'Slingerlaantje', waar in een bosgebied enkele woningen zijn gesitueerd.

Zoals de Leemcule met haar laanbeplanting aan de Westkant een duidelijke begrenzing vormt ten opzichte van achterliggend landschap, zo vormt de Oosterdalfsersteeg dit aan de oostzijde van het dorp. De landschapswaarde van het gebied is neutraal en het gebied vormt eigenlijk door de natuurlijke en landschappelijke begrenzing een ruimtelijke eenheid met het dorp Dalfsen. Het sportpark vormt wel een fysieke en gevoelsmatige scheiding tussen het bestaande dorp en dit gebied.

Binnen het gebied ligt een tweetal agrarische bedrijven. In het aangrenzende gebied liggen geen bedrijven met een hindercontour.

In principe kan het gebied worden aangewend voor toekomstige woningbouw. Bebouwing van het gebied brengt evenwicht in de opbouw van het dorp en de natuurlijke begrenzing van het dorp wordt niet overschreden. Aangezien de centrumvoorzieningen van het dorp niet centraal in het dorp zijn gelegen maar aan de zuidkant nabij de Vecht betekent dit wel dat er een grotere afstand is tot het centrum (maximaal 2 km). De afstand tot de voorzieningenzone bedraagt 1-1,5 km.

Woningbehoefte

De berekening van de woningbehoefte voor de periode van de structuurvisie is opgenomen in Bijlage 2 van de structuurvisie. De conclusie voor de kern Dalfsen is de volgende: inclusief vervangende woningbouw is voor Dalfsen een woningbehoefte berekend van 900 woningen (bruto programma) in de periode van 2010 tot 2025.

Conform de meest recente prestatieafspraken met de provincie Overijssel (2010 tot 2015) zal voor de periode 2010-2015 de woningbouw voor 70% gerealiseerd gaan worden in uitleggebieden en 30% als stedelijke vernieuwing. Na realisering van deze inbreiding zijn de mogelijkheden voor inbreiding binnen de kern beperkt. Een verdergaande inbreiding doet afbreuk aan de ruimtelijke kwaliteit van een kern als Dalfsen. Daarom wordt voor de periode van 2015 tot 2025 uitgegaan van een verdeling van nieuwbouw van 10% in inbreidingslocaties en 90% in uitleggebied.

De verdeling wordt dan: 742 woningen in uitleggebieden en 158 woningen als stedelijke vernieuwing.

Wonen, zorg en welzijn

Conform de meest recente prestatieafspraken met de provincie Overijssel zal ten minste 50% van de huishoudens in 2015, door diverse vormen van zorg op maat, zo lang mogelijk zelfstandig moeten kunnen blijven wonen.

Duurzaam Dalfsen

De gemeente Dalfsen heeft het doel om in 2025 in de gehele gemeente CO2-neutraal te wonen, werken en te leven. Hiervoor geldt het Programma Duurzaamheid 2012-2013. Dit programma omvat maatregelen die de gemeente Dalfsen de komende jaren gaat nemen om tot een "Duurzaam Dalfsen" te komen.

In het beleid worden voor nieuwbouwlocaties en nieuw te bouwen woningen duidelijke energieprestaties vastgelegd. Tevens stelt de gemeente Dalfsen een DuurzaamBouwen-adviseur aan die projectontwikkelaars, bouwpartijen en burgers kan interesseren en adviseren met betrekking tot energiezuinig en duurzaam bouwen.

Groene, duurzame woonmilieus

De gemeente Dalfsen heeft het doel om richting 2020 groene, duurzame en diverse woonmilieus uit te voeren. Dit vraagt om het toevoegen van onderscheidende woonmilieus met bijzondere kwaliteiten. Hoogwaardige en vernieuwende architectuur en duurzaam bouwen zijn daarbij een essentieel uitgangspunt voor de gemeente. In de vorm van een kwaliteitshandvest woningbouw zullen grenzen hiervoor worden vastgelegd. In Oosterdalfsen worden ook daadwerkelijk groene en duurzame woonmilieus gemaakt. Toepassing van duurzame energiebronnen en passieve zonne-energie wordt gestimuleerd.

Duurzaam watersysteem

De gemeente heeft samen met het waterschap de wettelijke taak om een duurzaam ingericht watersysteem uit te voeren. Dit resulteert onder andere in een stedelijke wateropgave, waarbij de duurzame inrichting van een gebied wordt vertaald naar een ruimtelijk opgave voor waterberging. Uitgangspunt is dat een neerslagsituatie van eens per 100 jaar binnen het stedelijk gebied geborgen kan worden. Deze ruimte moet gezocht worden binnen of direct naast het bestaande bebouwde gebied. Die ruimte kan niet gevonden worden in bestaande water of groenstructuren. Duidelijk is dat er gezocht moet worden naar nieuwe ruimte voor water. Van belang daarbij is dat de bestaande groene ruimte wordt beschermd en niet mag verminderen, gelet op de functie van waterberging en infiltratie. Daarnaast is bij alle nieuw ruimtelijke plannen een duurzaam watersysteem een uitgangspunt voor het stedenbouwkundig ontwerp. De plannen mogen een duurzaam watersysteem niet in de weg staan.

Een duurzaam watersysteem (waaronder infiltratie van regenwater door middel van wadi's) is een van de uitgangspunten geweest voor het ontwerp van Oosterdalfsen.

Dalfsen

Bestaand woongebied

Het beleid voor de toekomst van het bestaande woongebied van het dorp Dalfsen kenmerkt zich door het handhaven van de bestaande kwaliteit. Deze kwaliteit kenmerkt zich door een grote mate van verscheidenheid in woningtypen, een eigen identiteit van de verschillende woonwijken gedragen door een sterk samenhangende groenstructuur die wordt gevormd door oorspronkelijk in het gebied aanwezige boscomplexjes en houtwallen die uitgebreid zijn met bepalende groenelementen. Ook deze bestaande groenstructuur dient in haar hoedanigheid te blijven behouden danwel te worden versterkt.

Woongebied in ontwikkeling

De toekomstige woningbouw voor het dorp Dalfsen vindt plaats in het gebied aan de oostkant van het dorp in het gebied begrensd door de Haersolteweg, het bosgebiedje Koekoeksteeg, de Kampmansweg en de voor Dalfsen kenmerkende laanbeplanting van de Oosterdalfsersteeg.

Het gebied betreft een "Essenlandschap" waar vanuit de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel het behoud van de es als ruimtelijke eenheid en het versterken van de contrasten tussen de verschillende landschapsonderdelen een ambitie is. Zoals ook verwoord in paragraaf 2.3.1.3 ligt het huidige plangebied niet op de es zelf maar op de flanken ervan. De karakteristieke structuur van erven, beplantingen, routes en open ruimtes wordt versterkt in de verdere uitwerking van het plan. Tenslotte dient in de voorbereiding rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van cultuurhistorische waarden. De locatie heeft namelijk een hoge archeologische verwachtingswaarde.

2.4.3 Woonvisie Dalfsen 2011-2016

De gemeente Dalfsen heeft haar woonbeleid vastgelegd in de "Woonvisie gemeente Dalfsen 2011-2016". Deze gemeentelijke woonvisie bouwt grotendeels voort op de voorgaande woonvisie, omdat deze nog ruimschoots aan de verwachtingen voldeed. In de woonvisie is er, naast ontwikkelingen op het gebied van statistische beschrijving van de bevolking, wonen, welzijn en zorg, onder meer aandacht voor duurzaamheid en energiebesparing.

Basis voor de woonvisie zijn onder meer de "Omgevingsvisie Overijssel 2009" en de "Prestatieafspraken Wonen Dalfsen – Overijssel 2010-2015". De hoofddoelstellingen van het gemeentelijke woonbeleid zijn het voorzien in de lokale woningbehoefte en het bevorderen van een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Deze doelstellingen zijn onderverdeeld in de volgende beleidsdoelen:

  • Een belangrijke focus in het woonbeleid blijft de doelgroep senioren. Dat uit zich in maatregelen zowel in de sociale huurwoningvoorraad als ook in de koopwoningvoorraad, in verschillende prijsklassen.
  • De gemeente streeft naar gemengde woonwijken. Dat betekent dat de inzet voor alle doelgroepen zoveel mogelijk wordt verdeeld over de kernen.
  • De gemeente hanteert de verscheidenheid voor uitbreidingslocaties uit vorige woonplannen: 30% huur (betaalbaar), 20% sociale koop, 50% markt.
  • De gemeente richt zich op een uiteenlopende leeftijdsopbouw. Daarom zullen de doelgroepen starters (op de koopmarkt) en jongeren die het ouderlijk huis willen verlaten, extra aandacht krijgen. Dit ter voorkoming van vergrijzing.
  • De gemeente streeft naar kwalitatief hoogwaardige, flexibele en onderscheidende woonmilieus.

Bevolking

De bevolking van Dalfsen is in de periode 2005-2010 gestegen met 175 inwoners per jaar naar 27.314 ultimo 2010. In de periode 2002 tot 2006 vond de stijging vooral plaats bij de jongeren (jonger dan 20 jaar) en bij de ouderen (ouder dan 60 jaar). Sinds 2006 vindt de stijging plaats in de leeftijdscategorie 10 tot 30 jaar en vanaf 40 jaar en ouder. Het aantal inwoners van 30 tot 40 jaar is juist gedaald, terwijl ook het aantal jongeren (tot 10 jaar) jaarlijks afneemt.

De Primos-bevolkingsprognose (2009) bevestigt deze trends en voorziet tot 2020 een lichte stijging van 15 tot 29-jarigen. Het aantal 30-44-jarigen daalt aanzienlijk en er is een forse stijging te zien in alle oudere groepen. Het aantal 65-jarigen is in 2020 ongeveer één op de vijf inwoners.

Deze ontwikkelingen geven aan dat de gemeente er nog steeds goed aan doet om in te zetten op huisvesting voor ouderen, maar dat daarbij de jonge gezinnen niet mogen worden vergeten.

De woningvoorraad

In de periode 2007 tot 2011 zijn bijna 600 woningen aan de voorraad toegevoegd. Het grootste deel van de woningen in de gemeente bestaat uit grondgebonden woningen (93%). Gestapelde bouw – etagewoningen – komt in de gemeente beperkt voor (7%).

Woonwensen

Het zijn vooral de starters en senioren die in Dalfsen voor hun wensen vergeefs een beroep doen op de woningmarkt. Starters kunnen op de bestaande markt moeilijk terecht omdat de koopprijzen voor hen te hoog zijn. De voorkeur van senioren gaat met name uit naar gelijkvloerse woning met tuin of een appartement in de huursector, beiden op korte afstand van de voorzieningen. Binnen dit segment is het aanbod beperkt.

Kwantitatief woningbouwprogramma

De prestatieafspraken met de provincie gaat uit van een toename van de woningvoorraad voor de periode 1 januari 2010 tot 1 januari 2015 met circa 790. 30% Van deze woningen wordt binnenstedelijk gerealiseerd en 70% in uitleggebied.

Bouwprogramma 2007-2011

In de ‘harde’ nieuwbouwplannen zijn in totaal 693 woningen opgenomen (zie hiervoor tabel 7.2 in de Woonvisie). Hard wil zeggen dat het aantal en de invulling (type, prijsklasse) in principe vaststaan. Dit betekent dat deze woningen in aanbouw zijn, hiervoor bouwvergunning is verleend of hierover formele afspraken zijn gemaakt.

Bouwprogramma voor 2011-2016

In tabel 7.3 van de Woonvisie is een overzicht opgenomen van de harde nieuwbouwplannen voor de periode 2011-2016. In totaal zijn er 737 woningen opgenomen. Van deze woningen wordt 554 in uitleggebied gebouwd.

Bouwprogramma voor 2016-2020

In tabel 7.4 van de Woonvisie is een overzicht gegeven van de harde nieuwbouwplannen voor de periode 2016 - 2020. In totaal zijn er 748 woningen opgenomen. Voor de uitbreidingslocatie Oosterdalfsen zijn 135 vrijstaande en 2/1-kapwoningen (koop), 81 rijenwoningen (huur) en 54 rijenwoningen (koop) voorzien voor starters en senioren.

Het aandeel woningen dat middels inbreiding kan worden gerealiseerd wordt steeds kleiner. Dit is een logische ontwikkeling in de loop der jaren, immers in het algemeen geldt dat het aantal onbebouwde locaties en het aantal her te ontwikkelen locaties afneemt in stedelijk gebied.

2.4.4 Welstandsnota

Voor de gemeente geldt de Welstandsnota 2014. Door de gemeenteraad is een welstandscommissie benoemd. Deze heeft tot taak alle aanvragen voor een omgevingsvergunning te beoordelen op redelijke eisen van welstand, zowel op zichzelf als in relatie tot de omgeving en de verwachte ontwikkelingen daarin. Het gaat daarbij niet alleen om het ontwerp zelf, maar ook om kleur, materiaalgebruik en detaillering.

Het plangebied Oosterdalfsen is in de welstandsnota aangemerkt als "Essen- en kampenlandschap". De daarbij gegeven welstandscriteria zijn onvoldoende om sturing te geven aan het realiseren van een duurzame en aansprekende woonwijk. Daarom is een apart beeldkwaliteitsplan opgesteld.

Dit beeldkwaliteitsplan fungeert als gebiedsgericht welstandkader voor dit specifieke plangebied. Het beeldkwaliteitsplan heeft een wettelijke status als basis voor welstandsbeleid vanaf het moment dat het door de gemeenteraad is vastgesteld. Het vervangt dan de welstandsnota. In het beeldkwaliteitsplan wordt helder aangegeven welke criteria als welstandscriteria bedoeld zijn.

Voor de overige aspecten (algemene criteria, reclamecriteria et cetera) blijft de huidige welstandsnota van toepassing. De plannen worden beoordeeld aan de hand van dit plan door een kwaliteitsteam of de welstandscommissie.

Opgemerkt moet worden dat de welstandscriteria buiten beschouwing blijven indien deze strijdig zijn met het bestemmingsplan of de bouwverordening, tenzij in deze documenten anders is genoemd of in het bestemmingsplan wordt verwezen naar dit beeldkwaliteitsplan.

2.4.5 Bedrijventerreinenvisie Dalfsen

Ook op het gebied van bedrijventerreinen wil de gemeente zich richten op het behouden en verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. In de bedrijventerreinenvisie is niet alleen de toekomstige vraag en aanbod in de gemeente Dalfsen in beeld gebracht, maar ook de herstructureringsopgave en de ontwikkelingsrichting van de bedrijventerreinen naar de toekomst.

De algemene ontwikkelingsrichting voor de gemeente Dalfsen is als volgt verwoord:

"De gemeente Dalfsen blijft zich in de toekomst richten op het behouden en faciliteren van de bestaande bedrijvigheid en het bieden van (uitbreidings) ruimte aan lokaal gewortelde bedrijven. Daarbij is het van groot belang dat de huidige werkgelegenheid minimaal behouden blijft en dat ingezet wordt op een brede spreiding van economische sectoren. Daarnaast is het van belang om de komende jaren actief in te gaan zetten op het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de bestaande bedrijvigheid".

Dit bestemmingsplan staat uitvoering van de bedrijventerreinenvisie niet in de weg en geeft deels uitvoering aan het plan door het bieden van mogelijkheden voor woon-werkkavels.

2.4.6 Externe veiligheidsvisie Dalfsen

De gemeente Dalfsen wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Dalfsen extern veiligheidsbeleid geformuleerd.

Bij externe veiligheid gaat het om de risico's op de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico's doen zich voor rondom zowel risicovolle inrichtingen, transportassen zoals buisleidingen waarover /waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Dalfsen aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's dient te worden omgegaan.

Bij externe veiligheid spelen twee begrippen een grote rol: plaatsgebonden risico en groepsrisico. Plaatsgebonden risico is het risico (uitgedrukt in kans per jaar) dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof. Er is een norm voor het plaatsgebonden risico. Deze norm is een grenswaarde voor kwetsbare objecten en moet daarom door het bevoegde gezag in acht worden genomen (mag niet van worden afgeweken). Bij groepsrisico gaat het om de opstapelende kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is. Met andere woorden het groepsrisico gaat over de impact van een calamiteit waarbij veel dodelijke slachtoffers tegelijk kunnen vallen.

Binnen een bepaalde afstand tot een risicobron, het invloedsgebied, moet bij ruimtelijke ontwikkelingen gekeken worden naar de gevolgen van de ontwikkeling op het plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het gemeentebestuur moet daarnaast het groepsrisico verantwoorden. Hierbij wordt gekeken naar de bestrijdbaarheid, de zelfredzaamheid en het aantal aanwezigen binnen het invloedsgebied.

In paragraaf 3.10 Externe veiligheid wordt nader ingegaan op het voor dit bestemmingsplan uitgevoerde externe veiligheidsonderzoek.

2.4.7 Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan

In januari 2009 is het gemeentelijk verkeers- en vervoerplan geactualiseerd.

De hoofddoelstelling van het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Dalfsen is: Het bevorderen van een vlotte en veilige afwikkeling van het verkeer dat noodzakelijk is voor de ontwikkeling van welvaart en welzijn in de gemeente Dalfsen, waarbij hinder in de vorm van geluids- en trillingsoverlast zoveel mogelijk wordt beperkt.

In paragraaf 3.7 Verkeer wordt nader ingegaan op het voor dit bestemmingsplan uitgevoerde akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai.

2.4.8 Integraal Waterplan Dalfsen 2007-2016

In de visie van het waterplan hebben gemeente Dalfsen en Waterschap Groot Salland de doelstellingen op het gebied van water aangegeven. Het streven is om een veilig, veerkrachtig, flexibel, ecologisch gezond watersysteem te hebben, dat minimaal voldoet aan de randvoorwaarden gesteld in het Europees, nationaal en regionaal waterbeleid.

De doelstellingen van het Integraal Waterplan Dalfsen is als volgt:

  • het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie van gemeente en waterschap op het integraal en duurzaam waterbeheer in de gemeente Dalfsen;
  • het afstemmen van waterbeleid binnen de gemeente, tussen de gemeente en het waterschap en met andere partijen, zodat de stedelijke wateropgaven (inclusief de WB21- en KRW-beleidsuitgangspunten) gehaald worden tegen de laagst maatschappelijke kosten;
  • het maken van concrete afspraken over ambities, maatregelen, de bekostiging daarvan en de doorwerking in de ruimtelijke ordening;
  • het vastleggen en inzichtelijk maken van de verantwoordelijkheden van de gemeente Dalfsen en het Waterschap Groot Salland.

In het waterplan bevestigt de gemeente de rol en het belang van water in de ruimtelijke ordening. Concreet betekent dit dat "ruimte voor water" in de plannen wordt opgenomen en dat in het kader van ruimtelijke ordening bestemming ervan plaatsvindt. Dit bestemmingsplan is hier niet mee in strijd.

2.4.9 Archeologie beleid

De Wet op de archeologische monumentenzorg leidt tot de verplichting om bij ruimtelijke ingrepen, waarbij grondwerkzaamheden verricht worden, de archeologische waarde van het betreffende terrein te onderzoeken. Dit voordat tot deze grondwerkzaamheden wordt overgegaan. In het archeologische beleidsplan van de gemeente met bijbehorende archeologische beleidskaart is voor de hele gemeente vastgesteld in welke delen van de gemeente bij ontwikkelingen geen archeologisch onderzoek hoeft te worden verricht en in welke delen wel onderzoek wordt gevraagd. Paragraaf 3.3 Cultuurhistorie en archeologie gaat hier nader op in.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Algemeen

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Allereerst wordt inzicht gegeven in de bestaande situatie van het plangebied.

Om tot een gedegen planontwikkeling te komen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, die inzicht geven in de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied.

Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd. Voor uitgebreidere informatie wordt verwezen naar de feitelijke onderzoeken.

3.2 Beschrijving bestaande situatie

In de omgeving van het plangebied is het kenmerkende samenhangende systeem van open essen en kleinschalige flanken met erven en houtwallen goed herkenbaar. Het essencomplex begint van west naar oost met de Ankummeres, gaat over in de Gerner es en vervolgens in de Welsemmer es (zie ook de afbeelding in paragraaf 2.3.1.3). In het plangebied zelf is een duidelijk zichtbaar reliëf aanwezig. Het noordelijke deel van het plangebied vertoont een oplopende bolling waardoor het een esachtige uitstraling heeft, maar in het bredere perspectief van de hele Gerner Es kan dit als een uitloper / flank van de es worden gezien.

Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door een meer besloten bosgebied met daarin de woningen van het Slingerlaantje. In het zuidelijke deel van het plangebied zijn rond akkers en weilanden houtwallen en meidoornhagen aanwezig, die voor een besloten karakter zorgen. Een groot deel van het plangebied is momenteel in gebruik als agrarisch land en er liggen aan de randen meerdere oude boerenerven. Veel van deze erven hebben momenteel alleen nog een woonfunctie.

Het bestaande wegennet heeft een lanenstructuur. In combinatie met de houtwallen, heggen en solitaire bomen geeft dit het gebied een groen karakter.

3.3 Cultuurhistorie en archeologie

Algemeen

In het kader van de Wet op de archeologische monumentenzorg dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht. Naast bouwkundige monumenten zijn er ook aardkundige monumenten, natuurmonumenten en landschapsmonumenten.

In het plangebied komen geen archeologische monumenten voor. Monumenten met de status rijksmonument vallen onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OC&W). Er zijn ook gemeentelijke monumenten in Nederland. Deze groep is omvangrijker en heeft een duidelijk plaatselijke betekenis. Het betreft hier vaker woonhuizen of stadsdelen.

De bescherming van deze monumenten is afdoende geregeld in het kader van de Monumentenwet of gemeentelijke verordening.

Voor het gehele plangebied van Oosterdalfsen geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde. Daarom kunnen geen ingrepen worden gedaan in de bodem (zoals de bouw van woningen of aanleg van wegen) zonder dat er vooraf onderzoek wordt gedaan.

3.3.1 Archeologie

In juli 2011 is archeologisch onderzoek (Bijlage 3 Archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek) gedaan door Vestigia voor het gebied langs de Kampmansweg (woon-werklocatie) en het plangebied van Oosterdalfsen. Hieruit is gebleken dat kan worden aangenomen dat er meerdere fases van bewoning van het gebied zijn geweest. Met uitzondering van gebied tussen de Welsummerweg en de Oosterdalfsersteeg en een gebied langs De Gerner, geldt dat de bodem niet is verstoord.

Verder blijkt uit het onderzoek (zie kaart Bijlage 4 Archeologische onderzoekskaart) dat in het zuidelijke deel, direct naast het bedrijventerrein, mogelijk een ven heeft gelegen. Dit vormt een aandachtspunt in verband met de draagkracht van de bodem. In het zuidelijke deel zijn van het plangebied zijn verder enkele vondsten gedaan in de vorm van fragmenten van aardewerk- en gereedschap.

Sleuvenonderzoek

De uitkomsten van het archeologisch onderzoek hebben in overleg met de provinciaal archeoloog (Oversticht) aanleiding gegeven tot nader onderzoek. Het vervolgonderzoek heeft plaatsgevonden in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. De onderzoeksresultaten zijn nader te bestuderen in Bijlage 5 Sleuvenonderzoek en weergegeven in Bijlage 6 Archeologisch Sleuvenonderzoekskaart.

Omdat het onderzoeksgebied zeer uitgestrekt is en de proefsleuven relatief klein zijn, is het terrein voor de overzichtelijkheid opgedeeld in 5 verschillende percelen. De aangelegde proefsleuven en de aangetroffen vindplaatsen worden per perceel besproken. De percelen 1 t/m 4 liggen direct ten zuiden van de Kampmansweg, perceel 5 ten noorden hiervan. Omdat perceel 1 buiten het plangebied valt wordt deze verder niet opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Doosterdalfsen-vs01_0005.png"  

Perceel 2

In de putten 29 en 30 zijn behoudenswaardige archeologische resten aangetroffen. In werkput 29 betreffen het sloten en/of greppels die deel hebben uitgemaakt van een erf- of perceel scheiding. In put 30 gaat het om paalkuilen, (afval-)kuilen en een greppel die waarschijnlijk deel hebben uitgemaakt van een boerderij of bijgebouw uit de Middeleeuwen en/of Nieuwe tijd. Verder zijn op dit perceel geen behoudenswaardige archeologische resten aangetroffen.

Perceel 3

Op dit perceel zijn behoudenswaardige archeologische resten aangetroffen in de putten 42 (paalkuilen), 47 (paalkuilen behorend bij een spieker of bijgebouw?), 46 (paalkuilen en greppels), sleuf 50 (kuilen en paalkuilen) en put 49 (paalsporen waarschijnlijk behorend bij een boerderij of schuur). Het is zeer goed mogelijk dat deze sporen aansluiten bij de sporen die zijn aangetroffen in de putten 29 en 30 op perceel 2. Er is geen materiaal aangetroffen dat op basis van de huidige onderzoeksresultaten uitsluitsel kan geven over de datering van deze sporen.

Perceel 4

Perceel 4 heeft geen behoudenswaardige archeologische resten opgeleverd.

Perceel 5

Er kan gesteld worden dat er binnen perceel 5 sprake is van meerdere vindplaatsen van verschillende aard uit diverse perioden. De oudste vondsten zijn van vuursteen en dateren mogelijk al uit het Mesolithicum (8800-4900 v. Chr.). Binnen het perceel is een mogelijke zone aan te wijzen waarbinnen de vuurstenen artefacten zijn aangetroffen. Binnen het perceel zijn mogelijke bijgiften gevonden in de vorm van twee complete potten die bij vlakgraven waren bijgezet en mogelijk uit het Midden-Neolithicum (4200-2850 v. Chr.) dateren. Vermoedelijk uit de Vroege IJzertijd (800-500 v. Chr.) dateren twee crematiegraven, waarvan er één binnen een kringgreppel met mogelijke opening is gevonden. Het is niet uit te sluiten dat de twee potten toch urnen blijken te zijn met daarin crematieresten. Hoe het ook zij, de graven markeren een bijzondere vindplaats binnen het plangebied. Zowel ten noorden als ten zuiden van de graven zijn meerdere concentraties paalkuilen aangetroffen die vermoedelijk tot één of meerdere erven kunnen worden gerekend. Op basis van een geringe hoeveelheid vondstmateriaal kunnen deze in de prehistorie gedateerd worden, maar analyse van de vondsten moet uitwijzen uit welke periode deze stammen. Ten oosten van de boerderij aan de Kampmansweg zijn ook meerdere werkputten met daarin grote concentraties sporen aangetroffen. Uit één van de kuilen is een handgevormd fragment aardewerk verzameld, en ook deze moet geanalyseerd worden om tot een juiste datering te komen.

Bijzonder aan deze vindplaatsen op perceel 5 is dat centraal door het plangebied een zandweg gelopen heeft die mogelijk vele eeuwen gefunctioneerd heeft. In hoeverre de aangetroffen vindplaatsen in relatie staan tot deze zandweg moet nader worden onderzocht. Wat bijvoorbeeld opvalt is dat alle graven direct ten zuiden van de zandweg zijn aangetroffen. Puur toeval of bestond deze weg toen ook al? Vragen waarop we op dit moment het antwoord vooralsnog schuldig moeten blijven. Geheel in het noordoosten van perceel 5 is een vindplaats aangetroffen uit de Nieuwe tijd, mogelijk de 17e eeuw.

The Missing Link heeft een kosten-batenanalyse gemaakt voor vervolgonderzoek (Bijlage 7 Adviesdocument selectiebesluit Archeologie). Op basis daarvan is aanbevolen om de focus volledig te leggen bij vindplaats 2 van perceel 5 (het gebied met de rode onderbroken lijn in onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Doosterdalfsen-vs01_0006.png"

Het zorgvuldig documenteren van het grafveld kan de kennis van de grafcultuur in de periode Neolithicum-IJzertijd, specifiek in Dalfsen maar ook op hoger niveau in Overijssel, aanzienlijk vergroten. Vindplaats 2 in perceel 5 is nader onderzocht (ex situ). De archeologen van ADC ArcheoProjecten zijn samen met studenten van de Rijksuniversiteit Groningen, de hogeschool Saxion en The Missing Link maanden bezig geweest om de graven te documenteren en de vondsten te bergen. De overige percelen zijn gedeeltelijk onderzocht door Saxion Hogeschool (ex situ) en andere percelen worden of zijn gedeselecteerd. Naast de Historische kring Dalfsen is ook Prof. Dr. Daan Raemaekers (hoogleraar aan de Rijksuniversiteit van Groningen) bij de uitvoering van het werk betrokken. Hij spreekt over een unieke ontdekking: 'Het is een vondst die je misschien eens in de 50 jaar aantreft en die onze kijk op deze periode blijvend zal veranderen'.

Tot nu toe zijn zeer zeldzame Trechterbekers opgegraven, de naamgevers van de cultuur waartoe deze Steentijdmensen worden gerekend. De periode tussen 3400 en 2700 voor Chr. wordt de tijd van de Trechterbekercultuur genoemd, in de canon van de Nederlandse geschiedenis 'de eerste boeren'. Deze mensen gaven als eerste in Noord-Nederland hun zwervend bestaan als jager-verzamelaar op om boer te worden. Zij hebben hun stempel op het Nederlandse landschap gedrukt. In Drenthe vinden we de hunebedden als tastbaar overblijfsel, in Overijssel krijgen we nu voor het eerst de resten van een hele gemeenschap in beeld.

Daarnaast hebben de archeologen een compleet grafveld uit de Steentijd ontdekt, het grootste van West-Europa en een unicum voor Nederland. Maar liefst 120 graven met spectaculaire grafgiften en zelfs een aarden monument uit de tijd van de Hunebedbouwers zijn blootgelegd. Andere grafgiften zijn stenen bijlen, vuurstenen pijlpunten en messen en twee barnstenen kettingen. Het grafveld meet 120 bij 20 meter. Bijzonder is het centraal gelegen aarden monument, nu zichtbaar als een ovale greppel van 30 bij 4 meter, dat een imponerende aanblik moet hebben geboden.

De ontdekking van resten van een huis vlak naast het grafveld en langs een 5000 jaar oude weg, is eveneens een primeur voor Nederland. Dit onderzoek werpt nieuw zicht op de 'oer-Nederlander', de eerste mensen die zich hier permanent vestigden en niet langer als jager-verzamelaar rondtrokken.

Overigens zijn de resultaten van het archeologisch onderzoek aanleiding geweest het stedenbouwkundig plan aan te passen. Zo blijft de ligging van de zandweg (in bovenstaande afbeelding geel aangegeven) herkenbaar in het stedenbouwkundig ontwerp. Ook de uitwerking van de openbare ruimte wordt geïnspireerd op de vondsten. Aan de hand daarvan kan het historische verhaal van Oosterdalfsen verteld worden.

Conclusie

Uit het archeologisch sleuvenonderzoek en het vervolgonderzoek is op te maken dat er sprake is van zeer bijzondere vondsten die tot aanzienlijke kenniswinst hebben geleid en nog zullen leiden. Na zorgvuldige documentatie en deselectie van de vondsten (conform het selectiebesluit) zal na afronding van de onderzoeken in het najaar van 2015 het plangebied in principe worden vrijgegeven voor het bouwrijp maken.

3.3.2 Cultuurhistorie

De ontwikkeling van het gebied Oosterdalfsen is op historische kaarten goed afleesbaar. Rond 1800 is de Gerner Es nog onbebouwd en in gebruik als akker. Wel loopt er een pad door het gebied welke aansluit op de nog grillige weg naar Welsum. Ook de Oosterdalfsersteeg is al duidelijk aanwezig. Direct ten noordoosten van de Gerner es is nog een diagonaal lopend pad te zien, welke nu is verdwenen. Aan de randen van de es liggen in een onregelmatige verkaveling de weilanden. Ook de (agrarische) bebouwing ligt verspreid rondom en aan de randen van de Gerner es. Vanaf 1900 is er meer bosaanplant waarneembaar, ook op de Gerner es (gebied Slingerlaantje). De smalle strokenverdeling van de es is hierdoor zichtbaar geworden. De bosaanplant en het aantal paden neemt na 1900 drastisch toe. Op de kaart 1911 ligt nu ook direct ten noorden van de route over de Gerner es een parallelle route, dit is tegenwoordig de weg Gerner Es. Ook ten zuiden van de es zijn de eerste delen van wat later de Kampmansweg wordt, te zien. Geleidelijk aan wordt de Gerner es steeds minder goed waarneembaar als landschappelijk element. De zuidelijke en noordelijke randen van de es lopen steeds geleidelijker over in de es zelf. Het onderscheid tussen akkers op de es en weilanden aan de (lage) randen is al lang verdwenen. Al voor 1975 is het aantal paden in het gebied alweer sterk teruggelopen. Door ruilverkavelingen en schaalvergroting in de landbouw gaat de kleinschaligheid van het landschap deels verloren. De bosaanplant op de (flank van de) es wordt beperkt en geconcentreerd rondom het Slingerlaantje. Hierdoor ontstaat van oost naar west een driedeling van de es: Gerner Marke, Slingerlaantje, Oosterdalfsen. De landschappelijke driedeling van noord naar zuid is, zoals gezegd nu niet meer herkenbaar aanwezig. Veel van de oude boerenerven zijn niet meer als zodanig in gebruik. Vaak hebben ze alleen nog een woonfunctie. Wel is er noordelijk van de Gerner Es een cluster met meerdere jonge boerenerven ontstaan in de tweede helft van de vorige eeuw. Ook zuidelijk van de Welsummerweg, buiten het plangebied, liggen enkele jonge boerenerven die nog altijd in gebruik zijn.

3.4 Bodem

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).

Om de milieuhygiënische bodemkwaliteit te kunnen vastleggen, zijn er in de achterliggende jaren tal van onderzoeken uitgevoerd. Allereerst zijn er in verband met de aankoop van de gronden onderzoeken uitgevoerd (in 2007). Deze informatie is gearchiveerd en doordat de gronden hun oude gebruik hebben gehouden, zijn deze onderzoeken bruikbaar voor deze planologische procedure. Van meer recente datum zijn de resterende onderzoeken, die weergegeven zijn in onderstaande tabel en allen als bijlage aan dit bestemmingsplan zijn toegevoegd. Voor het hele plangebied heeft er bodemonderzoek plaats gevonden.

De volgende bodemonderzoeken hebben plaatsgevonden:

Nr.   Naam   Locatie / perceel   Datum  
       
1   Verkennend bodemonderzoek en verkennend asbestonderzoek (Hunneman Milieu-Advies)   Gerner Es 22   maart 2009  
2   Verkennend en nader bodem- en asbestonderzoek (Hunneman Milieu Advies Raalte BV)   Kampmansweg 65
(Q825, 1011, 1012, 1664 en 1665, inclusief erf met opstallen)  
februari 2011  
3   Verzameling onderzoeken overige percelen   Kampmansweg (226), Q227, 1212, 1665   2007 (verschillende data)  

Uit deze onderzoeken (bijlage 8) kan het volgende worden geconcludeerd:

Ad 1.

Zintuiglijk zijn tijdens de veldwerkzaamheden geen bijmengingen aan bodemvreemde materialen waargenomen. In de vaste bodem zijn geen gehalten aangetoond boven de achtergrondwaarden. In de vaste bodem is analytisch geen gehalte aan asbest boven de bepalingsgrens aangetoond. In het grondwater zijn verhoogde gehalten aan cadmium en zink aangetoond. De aangetoonde gehalten overschrijden streefwaarden, maar vormen geen aanleiding tot nader onderzoek.

Tijdens de maaiveldinspectie is ter plaatse van de oprit 1 asbestplaatje aangetroffen in de puinverharding. Gezien de beperkte hoeveelheid en de resultaten van het uitgevoerde verkennend onderzoek asbest, waarbij geen gehalten aan asbest boven de bepalingsgrens van 2 mg/kg d.s. zijn aangetoond, bestaat er geen noodzaak om een nader onderzoek asbest uit te voeren.

Ad 2.

Agrarische percelen

Zintuiglijk zijn er in de vaste bodem geen noemenswaardige bijmengingen aan bodemvreemde materialen waargenomen. Analytisch zijn in de vaste bodem licht verhoogde gehalten aan kwik en PCB's aangetoond. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan cadmium en zink aangetoond. De aangetoonde gehalten overschrijden respectievelijk de achtergrond- en streefwaarden, maar vormen geen aanleiding tot nader onderzoek.

Erfperceel

Zintuiglijk zijn lokaal zwakke bijmengingen aan puin waargenomen. In de tractorstalling zijn zintuiglijk oliecomponenten waargenomen in de bodemlaag van maaiveld tot maximaal 0,1 m-mv. Analytisch is (voor deze plek) in de toplaag een sterk verhoogd gehalte aan minerale olie aangetoond. Het aangetoonde gehalte overschrijdt de interventiewaarde. Geadviseerd wordt om de olieverontreiniging onder milieukundige begeleiding te verwijderen.

Asbestonderzoek

Tijdens de maaiveldinspecties is met uitzondering van 1 asbestplaatje geen asbest verdacht materiaal aangetroffen op maaiveld. In drie monsterpunten zijn asbestverdachte materialen aangetroffen. De maximaal, in de geroerde bovengrond aangetoonde (gewogen) gehalten aan asbest en de hierbij berekende bovengrenzen blijven ruim beneden de grenswaarde. Op basis van de onderzoeksresultaten is op de locatie geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging met asbest en bestaat er geen aanleiding tot vervolgonderzoek. Geadviseerd wordt om voorafgaand aan de herinrichting van het erfperceel de geroerde bovengrond te zeven over 15 mm.

Ad 3.

Op basis van de onderzoeksresultaten uit de verschillende bodemonderzoeken uit 2007 bestaan er, milieutechnisch gezien, geen belemmeringen voor de ontwikkeling van nieuwbouw.

3.5 Water

3.5.1 Algemeen

De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf is een wateradvies aangevraagd bij waterschap Groot-Salland. In dit kader zijn dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan. In paragraaf 3.5.4 Watertoetsproces wordt hier nader op in gegaan.

3.5.2 Waterrelevant Beleid

De belangrijkste beleidsdocumenten waarin de waterhuishoudkundige doelstellingen zijn beschreven zijn 4e Nota Waterhuishouding, Anders omgaan met water: Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), Beleidslijn Grote Rivieren en de Nota Ruimte.

Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Gemeentelijk Waterplan

De gemeente Dalfsen heeft in haar Waterplan de volgende visie opgenomen voor het waterbeleid in de gemeente: Het streven is om een veilig, veerkrachtig, flexibel, ecologisch gezond watersysteem te hebben, dat minimaal voldoet aan de randvoorwaarden gesteld in het Europees, nationaal en regionaal waterbeleid.

Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP)

In het GRP 2007-2011 is opgenomen dat bij (kleinschalige) locaties binnen de bestaande bebouwing (waar bijvoorbeeld in verband met een wijziging van de bestemming (vervangende) nieuwbouw plaats gaat vinden) de riolering wordt aangepast. Hemelwater afkomstig van nieuwbouw wordt niet op de vuilwaterriolering aangesloten. Dit streven krijgt een wettelijke basis in de bouwverordening in overeenstemming met de landelijke richtlijnen. Het hemelwater moet - na buffering - worden geïnfiltreerd in de bodem en/of worden afgevoerd naar oppervlaktewater (volgens de bekende trits vasthouden - bergen - afvoeren). In het GRP is bovendien opgenomen dat een verruiming van het rioolstelsel noodzakelijk is. Het toekomstige ontwerp moet worden afgestemd met het omliggende gebied.

Kader voor nieuwe ontwikkelingen

Een kader voor een nieuwe ontwikkeling die thans speelt, moet in relatie worden gezien met het hedendaagse waterbeheer. In deze paragraaf wordt daarop ingegaan.

Grondwater(bescherming)

Ten oosten van Dalfsen ligt de waterwinning Vechterweerd. De vergunningscapaciteit voor onttrekking van grondwater is 8 miljoen m3 water per jaar. De winning is echter in gebruik genomen voor 2 miljoen m3 per jaar (Gebiedsdossiers kwetsbare drinkwatervoorzieningen Overijssel, Deel 2: Vechterweerd, Provincie Overijssel, 5 januari 2010). In de rapportage van provincie Overijssel is aangegeven dat ten noorden van het plangebied, het gebied dat grenst aan de Haersolteweg, een intrekgebied vanaf maaiveld is. Dit ligt echter ruim buiten het huidige plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Doosterdalfsen-vs01_0007.jpg"

Oppervlaktewater, KRW en waterveiligheid

Aan de zuid- en oostzijde van het plangebied stroomt de Vecht. De Vecht maakt onderdeel uit van waterlichaam (Europese Kaderrichtlijn Water) NL99 Vecht/Zwarte Water. Het plangebied is geen zoeklocatie voor waterberging.

3.5.3 Effecten grondwaterstanden en EHS

De ontwikkeling van Oosterdalfsen heeft mogelijk geohydrologische gevolgen. Een belangrijk punt is de hydrologische effecten op de EHS (Ecologische Hoofd Structuur). Het betreft hier het dichtstbijzijnde gebied dat is aangemerkt als EHS (bosgebieden langs de Vecht) en op een afstand van ruim 450 meter ten zuidoosten van het plangebied. De vraag is of de wezenlijke kenmerken van de EHS worden aangetast of niet. De Grontmij heeft hier nader onderzoek naar gedaan en advies uitgebracht. Het uitgebreide onderzoek is opgenomen in bijlage 9 Onderzoek effecten grondwaterstanden en natuurwaarden EHS.

Conclusies

Het totale effect op de grondwaterstanden is de som van de afzonderlijke effecten. Er wordt geen drainage toegepast en het oppervlaktewatersysteem wordt niet veranderd. Door infiltratie van neerslag afkomstig van verhard oppervlak is de netto grondwateraanvulling groter dan in de huidige situatie. De GHG (Gemidddeld Hoogste Grondwaterstand) zal (tijdens een natte periode) op een afstand van 400 m circa 5 cm verhoogd zijn.

De ontwikkeling van Oosterdalfsen heeft geen effect op de natuurwaarden van de EHS. Op een afstand van ongeveer 400 meter zijn de natuurbeheertypen droog bos met productie, houtwal en singel en dennen-, eiken- en beukenbos gelegen. Deze typen zijn weinig of niet gevoelig voor grondwaterstandsveranderingen. Een verhoging van de grondwaterstand van 5 cm heeft geen effect op de kwaliteit van deze percelen en singels.

3.5.4 Watertoetsproces

De "watertoets" is een proces dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. De inzet daarbij is om in elk afzonderlijk plan met maatwerk het reeds bestaande waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid goed toe te passen en uit te voeren.

Om de gewenste ontwikkeling van Oosterdalfsen mogelijk te maken is dit bestemmingsplan opgesteld. In het kader van deze bestemmingsplanprocedure is het watertoetsproces doorlopen om de huidige waterhuishouding en de randvoorwaarden voor de toekomstige waterhuishoudkundige situatie juridisch vast te leggen. Grontmij is gevraagd om voor de gemeente de watertoets voor 'Oosterdalfsen' uit te voeren en de inrichtingsvisie voor het plangebied mee te ontwikkelen.

Het proces om te komen tot een gedragen oplossing voor de wateropgave binnen het stedenbouwkundig plan is intensief doorlopen met zowel de gemeente als met het stedenbouwkundig bureau. Waterschap Groot Salland is regelmatig bij dit proces betrokken.

Eén van de resultaten van dit proces is deze waterparagraaf. De volledige resultaten zijn beschreven in het Watertoetsdocument in bijlage 10 Watertoetsdocument.

Daarnaast is in het verkavelingsplan de benodigde ruimte voor de wateropgave verwerkt, die uit het proces naar voren is gekomen.

Kenmerken plangebied

De maaiveldhoogte ter plaatse van de locatie varieert en verloopt van zuid naar noord van circa 2,5 m +NAP naar 4,4 m +NAP in het midden van het plangebied (Gerner Es).

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Doosterdalfsen-vs01_0008.jpg"

Afbeelding: Hoogteligging plangebied

Ondiepe bodemopbouw

Uit de bodemkaart van Nederland is afgeleid dat in het plangebied enkeerdgronden met de voornaamste bodemcode bEZ23 (hoge bruine enkeerdgronden) voorkomen. Deze gronden bestaan uit lemig fijn zand. Het landschap in de omgeving van Oosterdalfsen is gevormd door windafzettingen van dekzanden die afgezet zijn op een ondergrond dat voornamelijk is gevormd door rivierafzettingen. Deze hoge dekzandruggen zijn al eeuwen in gebruik door de landbouw.

Diepe bodemopbouw

De zandige toplaag bevindt zich vanaf 4,0 m tot circa 0,0 m +NAP (Formatie van Boxtel). Hieronder bevinden zich tot circa 31 m -NAP matig grof zandige lagen van Formatie van Kreftenheye. Binnen deze afzetting komt, aan de oostkant van het plangebied, op een diepte van circa 11 tot 13 m -NAP een lemige afzetting voor van het Laagpakket van Zutphen. Van de gehele bodemopbouw is een dwarsdoorsnede gemaakt.

Grondwater

Tijdens de veldwerkzaamheden is de grondwaterstand binnen het plangebied aangetroffen op circa 1,40 tot 2,80 m -mv. Gelet op de geschatte GHG (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand) en GLG (Gemiddeld Laagste Grondwaterstand) is er op de te ontwikkelen locatie sprake van een grondwatertrap VI - VII. Bij een grondwatertrap VII bedraagt de GHG > 0,80 m beneden maaiveld en ligt de GLG > 1,60 m beneden maaiveld. Er is voldoende ontwatering aanwezig voor de ontwikkeling van Oosterdalfsen.

Grondwaterstroming

Op basis van de peilbuisgegevens is een analyse gemaakt van de grondwaterstromingsrichting in het eerste watervoerend pakket. Uit deze analyse blijkt dat het grondwater in westelijke richting afstroomt.

Infiltratiekansen

De haalbaarheid voor infiltratie van hemelwater is afhankelijk van de grondwaterstanden en de waterdoorlatendheid van de bodem. Bij de veldwerkzaamheden is de doorlaatfactor (k) per bodemlaag geschat op basis van textuur en organisch stofgehalte per bodemlaag. De zandlagen hebben een redelijk goede doorlatendheid. Gezien de k-waarde van de zandlagen en de aangetroffen GHG waarden is infiltratie naar de ondergrond mogelijk. Voor het goed functioneren van een bodempassage dient het infiltratiebed boven de GHG te liggen.

Oppervlaktewater

Het plangebied bevindt zich in drie peilvakken (zie gekleurde vlakken op onderstaand figuur) met ieder een zomer- en winterpeil. Het grootste deel van het plangebied ligt binnen het peilvak met een zomerpeil van + 2,20 m NAP en een winterpeil van + 2,0 m NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Doosterdalfsen-vs01_0009.jpg"

Afbeelding: Ligging peilvakken en watergangen

Binnen het plangebied liggen voornamelijk droogvallende watergangen. De watergangen zijn weergegeven in bovenstaande figuur. De watergangen zijn in beheer bij Waterschap Groot Salland. De afwatering van het peilgebied loopt langs de Oosterdalfsersteeg richting het noorden.

Relevante waterhuishoudkundige aspecten

In de volgende tabel is aangegeven welke waterhuishoudkundige punten relevant zijn. Het belangrijkste aandachtspunt is dat er waterhuishoudkundig en rioleringstechnisch geen verslechtering optreedt.

Waterhuishoudkundig aspect   Relevant?   Toelichting  
Veiligheid   Nee   Oosterdalfsen ligt binnen Dijkring Vollenhove, maar buiten het overstromingsrisicogebied.  
Riolering (oppervlaktewater)   Ja   Geen hemelwaterafvoer van schoon verhard oppervlak richting RWZI. Doelmatige verwijdering conform waterkwantiteit- en waterkwaliteitstrits (‘schoonhouden-scheiden-zuiveren’).
Voor de afvoer van het vuilwater wordt een dwa-rioolstelsel ontworpen.  
Wateroverlast (oppervlaktewater)   Ja   Regionale en lokale wateroverlast moet worden voorkomen. Conform WB21 is de trits ‘vasthouden-bergen-afvoeren’ van toepassing.
In Oosterdalfsen wordt dit opgelost door middel van oppervlakkige afvoer en het realiseren van wadi's (infiltreren).  
Watervoorziening   Nee   Het plangebied is niet gelegen in een beschermingszone voor drinkwaterwinning.  
Volksgezondheid   Ja   Minimaliseren risico op watergerelateerde ziekten en plagen.  
Bodemdaling   Nee   De bodemopbouw lijkt niet gevoelig voor zettingen.  
Grondwateroverlast   Ja   Voldoen aan ontwaterings- en droogleggingsnormen.  
Waterkwaliteit (oppervlaktewater en grondwater)   Ja   Nadelige effecten op de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwater door vertraagde afvoer van hemelwater van verhard oppervlak moeten worden voorkomen.
Voorkomen van doodlopende watergangen.  
Verdroging   Nee   Door hemelwater vast te houden in het plangebied is er geen sprake van versnelde afvoer uit het plangebied.  
Natte natuur   Ja   Langs oevers of in open water kunnen mogelijk water- of vochtgebonden organismen migreren. Bij open water: voldoende waterdiepte voor ecologisch evenwicht.  
Inrichting/Beheer en Onderhoud   Ja   Bij de inrichting moet rekening worden gehouden met geldende onderhouds- en beheerseisen van waterschap en gemeente.  
Recreatie   Nee   In het plangebied bevinden zich geen watergangen die breed genoeg zijn voor recreatief medegebruik.  
Cultuurhistorie   Nee   Er zijn geen cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig.  

Tabel: Relevantie waterhuishoudkundige aspecten

Toelichting per waterhuishoudkundige thema

Per thema zijn de relevante waterhuishoudkundige aspecten nader uitgewerkt.

Riolering en afvalwaterketen

In Oosterdalfsen zal alleen een vuilwater riool (DWA-riool) aangelegd worden. Dit riool zal afwateren op het bestaande stelsel in de Kampmansweg danwel de Welsummerweg. Tevens wordt een gedeelte van de op persriolering aangesloten percelen overgezet naar het nieuw aan te leggen vrijverval stelsel in het plangebied.

Daarnaast kiest de gemeente er voor om hemelwater bovengronds af te voeren naar wadi’s en oppervlaktewater. De gemeente heeft vastgelegd dat particulieren minimaal 19,8 mm neerslag per m2 verhard oppervlak op eigen terrein moeten bergen. Na berging op eigen terrein moet het overige hemelwater vanaf de woningen bovengronds worden aangeboden op het openbaar gebied. Het wegwater stroomt samen met het water van de particuliere percelen via molgoten richting wadi’s binnen het plangebied. Het hemelwater van wegen en woningen die langs wadi’s liggen, stroomt via de berm rechtstreeks af naar de wadi. Wadi’s lozen het overtollige water via een slokop of vaste drempel op het oppervlaktewater. Dit betreft de watergang aan de zuidkant en aan de oostkant van het plangebied. Op twee locaties wordt de berm zodanig ingericht om water richting de wadi te transporteren.

Wateroverlast (oppervlaktewater)

Nieuw afvoerend oppervlak moet worden vastgehouden/ geborgen in plangebied waarbij geldt:

  • De maatgevende afvoer door de watergangen is 1,2 l/s.ha.
  • Bij een neerslagsituatie die eenmaal per 100 jaar kan voorkomen met 10% opslag vanwege de klimaatsverandering (T=100+10%) mag er geen inundatie optreden vanuit het oppervlaktwatersysteem. Met andere woorden het regenwater moet binnen het plangebied geborgen worden.
  • Bij een neerslagsituatie die eenmaal per 250 jaar optreedt met 10% opslag vanwege klimaatsverandering (T=250+10%) geen schade aan bebouwing.
  • Geen afwenteling op andere gebieden doordat bestaande bergingsruimte verloren gaat.

Wateroverlast wordt voorkomen door het plangebied zo in te inrichten dat voldaan wordt aan de ontwaterings- en droogleggingseisen. Woningen dienen minimaal 0,30 m boven de kruin van de weg te staan en de inrichting van het openbaar gebied dient zo te zijn dat hemelwater altijd onbelemmerd naar een laag punt kan stromen, waar het niet tot overlast leidt. In het stedenbouwkundig ontwerp is er rekening mee gehouden dat hemelwater via molgoten naar wadi’s stroomt.

De wadi’s fungeren ook als een zuiveringsvoorziening. De wadi’s binnen het plangebied zijn zo ontworpen dat daarin ook een T=100+10% conform de eisen van Waterschap Groot Salland geborgen kan worden. Tijdens het watertoetsproces is besloten af te wijken van de standaard afmetingen van wadi’s. De wadi’s krijgen een talud van 1:3 en hebben een diepte van maximaal 0,50 m. De waterdiepte bij een T=100+10% is maximaal 0,50 m. De wadi’s wateren af op de A-watergang langs de Welsummerweg en de Oosterdalfsersteeg.

Volksgezondheid en veiligheid

Om het risico op watergerelateerde ziekten en plagen zo veel mogelijk te minimaliseren worden de volgende maatregelen getroffen:

  • Voldoende ontwatering ter plaatse van de bebouwing.
  • Geen afstroming van verontreinigingen naar oppervlaktewater.
  • Voedselrijk (eutroof) en opwarmingsgevoelig water wordt voorkomen.
  • Ecologisch evenwicht (tegen onder andere ratten, muggen) wordt gecreëerd.

Verspreid door het plan Oosterdalfsen worden wadi's aangelegd. In deze wadi's wordt het hemelwater opgevangen en geïnfiltreerd in de bodem. Het water zal niet langdurig in de wadi's blijven staan, omdat het water weg loopt in de bodem. De wadi's zullen overigens voor het overgrote deel van de tijd een laagte met gras vormen en zijn gewoon toegankelijk. Ze vormen onderdeel van de groenstructuur.

Er zijn geen vijvers opgenomen waarin langdurig stilstaand water voorkomt. Het water in de sloten stroomt weg in de gebruikelijke afvoerrichting.

Daarnaast dient het oppervlakte- en grondwater schoon te blijven. Hiervoor worden de streefwaarden voor schoon grondwater en de MTR-norm voor oppervlaktewater aangehouden.

De wadi's kunnen na een hevige regenbui tijdelijk vol staan. In het stedelijk gebied is veiligheid dan ook een belangrijk aspect. Door het toepassen van een minimaal talud van 1:3 en een maximale diepte van 0,50 m is voldoende rekening gehouden met het aspect veiligheid.

Grondwateroverlast

Om voldoende ontwateringsdiepte en drooglegging te waarborgen worden de volgende punten aangehouden:

  • Streven is grondwaterneutraal bouwen. Eventuele drainage mag geen grondwaterstandverlagend effect hebben.
  • Ontwateringsnorm bebouwing: 80 cm. Bij kruipruimteloos bouwen kan deze norm lager zijn.

Om grondwateroverlast te voorkomen is het belangrijk de waterhuishouding in het plangebied op orde te houden. De inrichting van het plangebied moet dan ook afgestemd zijn op de geohydrologische situatie binnen het plangebied. De gemiddelde GHG varieert binnen het plangebied van NAP +1,90 m +NAP in de zuidwesthoek bij de Welsummerweg en circa 2,20 m +NAP langs de Oosterdalfsersteeg. In het plangebied komen een paar laagtes voor. De ontwatering voor wegen en woningen voldoet op die locaties net niet aan de eis. Bij het bouwrijp maken dienen deze gebieden opgehoogd te worden tot de minimale ontwateringseis. De overige delen van het gebied voldoen aan de ontwaterings- en droogleggingseisen.

Waterkwaliteit (oppervlaktewater en grondwater)

Voor de volksgezondheid en de flora en fauna is een goede waterkwaliteit van belang. De waterkwaliteit van het oppervlaktewater wordt in sterke mate bepaald door de diepte en de mogelijkheid van doorstroming. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater in de vorm van vijvers aanwezig.

De bestaande watergang langs de Oosterdalfsersteeg zal over een lengte van circa 250 m worden verlegd van de westkant naar de oostkant van de Oosterdalfsersteeg. De watergang komt achter de bestaande bomenrij te liggen en kan onderhouden worden vanaf een onderhoudspad aan de oostkant van de watergang.

Het omliggende gebied mag niet negatief beïnvloed worden door het plan Oosterdalfsen. Daarom worden zo min mogelijk chemische bestrijdingsmiddelen bij beheer en onderhoud van het openbaar gebied toegepast. Ook moet bij de bouw van de woningen worden voldaan aan het convenant duurzaam bouwen (geen toepassing van uitlogende materialen).

Directe afvoer van hemelwater van belast verhard oppervlak naar oppervlaktewater mag niet plaats vinden. Het hemelwater van wegen en terreinverharding wordt via een wadi, die tegelijkertijd dient als filtervoorziening geleid.

Hierbij dient de uitstroom te voldoen aan die van een verbeterd gescheiden stelsel (VGS), dit betekent een berging van minimaal 4 mm en een p.o.c. / infiltratie van 0,3 mm/uur.

Natte natuur

Om ecologisch evenwicht te creëren worden doodlopende watergangen voorkomen. Stilstaand water (in de vorm van vijvers bijvoorbeeld) is niet opgenomen in het plan voor Oosterdalfsen. Is dat wel het geval, dan zullen deze minimaal een diep 1,0 m beneden laagste zomerpeil moeten hebben.

Beheer en onderhoud

Het systeem van wadi's en sloten zal beheersbaar en onderhoudsvriendelijk worden ingericht, conform de uitgangspunten van de gemeente en het waterschap.

Voor het onderhouden van wadi's is rekening gehouden met een minimaal talud van 1:3. Tevens zal bij aanleg van de wadi de overgang van het talud naar de bodem glooiend moeten worden uitgevoerd. Machinaal onderhoud van de wadi is daardoor mogelijk. Wadi's dienen regelmatig te worden gemaaid voor het behoud van een gezonde grasmat. Daarnaast is het zeker in de herfst noodzakelijk regelmatig bladafval uit de wadi's te verwijderen.

Voor het onderhoud van de A-watergang langs de Oosterdalfsersteeg is een onderhoudsstrook nodig van minimaal vijf meter.

Doorvertaling verbeelding

De meest ruimtelijk relevante wateraspecten zijn opgenomen op de verbeelding. Het gaat hierbij om:

  • planologische bescherming van de waterstructuur (bestemming "Water");
  • planologische bescherming van de wadi's (bestemming "Groen").
3.5.5 Overstromingsrisico

In de omgevingsverordening van de provincie Overijssel is aangegeven dat van gemeenten verwacht wordt dat in bestemmingsplannen gemotiveerd wordt waarom ontwikkelingen plaatsvinden in overstromingsgevoelige gebieden. Daarbij wordt verwezen naar de risicokaart van de provincie. Voor gebieden die snel en diep onderlopen mag in principe geen nieuwe bebouwing worden toegevoegd. Bij gebieden binnen de dijkringen is het gewenst dat de initiatiefnemer nadenkt over beschermende voorzieningen. Dit wordt verwoord in de overstromingsrisicoparagraaf.

Uit de risicokaart van de provincie Overijssel blijkt dat Oosterdalfsen binnen Dijkring Vollenhove (Dijkringnummer 9) ligt, maar buiten het overstromingsrisico gebied. Een overstromingsrisicoparagraaf voor dit plan is niet noodzakelijk.

3.6 Ecologie

Algemeen

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.

Soortbescherming

Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Zorgplicht

De zorgplicht Flora- en faunawet is mede van toepassing op de beschermde soorten waarvoor geen ontheffing hoeft te worden verkregen. Dit houdt in, dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren en planten (inclusief hun leefomgeving). Concreet betekent dit dat bij een ruimtelijke ingreep rekening moet worden gehouden met alle aanwezige dieren en planten door middel van planning en uitvoering. Voor alle grondgebonden zoogdieren en amfibieën in het plangebied geldt de zorgplicht. Dit houdt in dat deze dieren gedurende de werkzaamheden zoveel mogelijk moeten worden ontzien.

3.6.1 Quickscan Natuurtoets

De Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet verplichten vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen of activiteiten niet conflicteren met aanwezige beschermde plant- en diersoorten en habitats. Ecogroen Advies BV heeft, ten behoeve van de onderbouwing van de ruimtelijke planvorming, de consequenties in beeld gebracht van de geplande ingreep. Binnen dit verkennend onderzoek vindt toetsing plaats aan de Flora- en faunawet en vigerend gebiedsgericht natuurbeleid. Zie hiervoor Bijlage 11 Quickscan Natuurtoets

Gebiedsgericht natuurbeleid

Op basis van de aard van de ruimtelijke ingrepen wordt verwacht dat deze geen negatieve effecten hebben op in de omgeving aanwezige Habitat- en Vogelrichtlijngebieden en Beschermde Natuurmonumenten.

Het onderzoeksgebied is niet begrensd als EHS. Het dichtstbijzijnde gebied dat is aangemerkt als EHS (bosgebieden langs de Vecht) ligt op een afstand van ruim 450 meter ten zuidoosten van het plangebied. Er zijn dan ook geen directe effecten te verwachten van de plannen op de EHS. Gezien de schaal van de plannen (met bijbehorende uitstraling en eventuele hydrologische effecten) wordt echter wel aangeraden om in overleg te treden met provincie Overijssel.

Aangetroffen en te verwachten soorten

Onderstaand worden de bevindingen kort weergegeven:

  • Beschermde of bedreigde plantensoorten zijn tijdens het veldbezoek niet aangetroffen. Op basis van de aangetroffen biotopen en bekende verspreidingsgegevens zijn laag beschermde soorten als Grasklokje en Brede wespenorchis niet op voorhand uit te sluiten. Deze soorten kunnen lokaal verwacht worden in de aanwezige houtwallen en bermen binnen het plangebied.
  • In het plangebied zijn potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig op de erven aan de Kampmansweg en de Welsummerweg. Het plangebied is daarnaast mogelijk ook van belang als vliegroute en in mindere mate als foerageergebied van vleermuizen.
  • Vaste verblijfplaatsen van middelhoog beschermde Steenmarter kunnen niet op voorhand worden uitgesloten op de erven in het plangebied, daarnaast maakt het plangebied naar verwachting onderdeel uit van het foerageergebied van de strikt beschermde Das.
  • In het onderzoeksgebied zijn vaste verblijfplaatsen van verschillende, algemeen voorkomende, laag beschermde, zoogdiersoorten te verwachten.
  • In het bestemmingsplangebied zijn aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van de jaarrond beschermde Steenuil. Mogelijk is een territorium of een nestplaats aanwezig in of in de invloedsfeer van de plannen. Daarnaast komt de jaarrond beschermde Huismus voor in het gebied.
  • In het plangebied worden daarnaast (vrij) algemene broedvogels van erven, beplanting en halfopen agrarisch gebied verwacht.
  • In het plangebied is overwintering te verwachten van enkele algemene en beschermde amfibiesoorten in de strooisellaag onder de aanwezige beplanting en overhoekjes.
  • Er zijn geen reptielen of beschermde vissen en ongewervelden aangetroffen en/of te verwachten. Geschikte biotopen voor deze soortgroepen ontbreken.

Vervolgstappen

  • Om een goede effectbeoordeling van de beoogde plannen ten aanzien van Steenuil te kunnen maken is het van belang te weten of Steenuil in het plangebied broedt en waar geschikt leefgebied aanwezig is. Op basis hiervan kan worden beoordeeld of het nemen van mitigerende maatregelen afdoende is of dat een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet moet worden aangevraagd. De meeste geschikte periode voor het uitvoeren van het benodigde aanvullend onderzoek is half februari tot half april.
  • Afhankelijk van de uiteindelijke exacte plannen in het gebied is aanvullend onderzoek vereist naar verblijfplaatsen en vliegroutes van vleermuizen, verblijfplaatsen van Steenmarter en broedplaatsen van Huismus.
  • Bij de beoogde plannen verdwijnen mogelijk exemplaren en verblijfplaatsen van algemene en laag beschermde kleine zoogdieren en amfibieën. Het overtreden van verbodsartikelen uit de Flora- en faunawet is hier voor laag beschermde soorten echter niet aan de orde, omdat automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen geldt.
  • Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor half maart en na eind juli of het onderzoeksgebied te controleren op broedende vogels en nesten binnen de invloedsfeer van de plannen. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.
3.6.2 Aanvullend onderzoek Flora- en faunawet

Uit een in 2011 door Ecogroen Advies uitgevoerde Quickscan natuurtoets is gebleken dat aanvullend onderzoek noodzakelijk was naar Steenuil, Huismus, vleermuizen, Steenmarter en Das. Gezien de strikte bescherming van deze soorten in combinatie met de impact die de plannen kunnen hebben, was meer inzicht nodig in de verspreiding, gebruik en uitwijkmogelijkheden voor deze soorten in en rondom het plangebied en de haalbaarheid van eventuele mitigerende maatregelen.

Bevindingen

Onderstaande bevindingen zijn nader te bezien in Bijlage 12 Aanvullend onderzoek Flora- en faunawet.

Jaarrond beschermde broedvogels

  • Er zijn zeker 8 broedparen van de jaarrond beschermde Huismus aanwezig in het plangebied.
  • Er zijn geen broedgevallen of territoria van Steenuil vastgesteld binnen de invloedsfeer van de plannen.

Vleermuizen

  • Er zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen binnen de invloedsfeer van de plannen.
  • Diverse houtwallen en boomsingels in het plangebied vormen belangrijke vliegroutes voor vleermuizen.
  • Het plangebied vormt belangrijk, maar geen onmisbaar foerageergebied van vleermuizen.

Grondgebonden zoogdieren

  • In het plangebied zijn geen vaste verblijfplaatsen van Steenmarter of Das vastgesteld. Ook vormt het plangebied geen onmisbaar foerageergebied van Das.

Conclusies en verplichte vervolgacties

  • Door sloop van bebouwing zijn broedplaatsen van Huismus in het geding. Mogelijk zijn er ook effecten te verwachten op de voedselbeschikbaarheid (onderdeel van de functionele leefomgeving) van Huismus. Als de nieuwbouw echter op ruime schaal geschikt wordt gemaakt als broedplaats en er voldoende voedselgebied aanwezig is, kunnen de genoemde aantallen naar verwachting met gemak gehandhaafd blijven in het gebied. Er dient dan ook voor te worden gezorgd dat er tijdens de ontwikkeling van het nieuwbouwplan al voldoende broedgelegenheid en voedsel beschikbaar is. De nieuwbouw kan geschikt worden gemaakt als broedplaats door de daken toegankelijk te maken voor Huismus, bijvoorbeeld door vogelvides toe te passen.
  • Als er adequate maatregelen getroffen worden kan worden voorkomen dat sprake is van schade aan de functionele leefomgeving van Huismus, zodat een ontheffing niet nodig is. De benodigde maatregelen dienen wel te worden uitgewerkt in een ecologisch werkprotocol en te worden begeleid door een ter zake kundige ecoloog. Desgewenst kunnen de maatregelen ter beoordeling worden voorgelegd aan Dienst Regelingen in de vorm van een ontheffingsaanvraag.
  • De houtwallen en boomsingels in het plangebied vormen belangrijke vliegroutes voor vleermuizen. Deze structuren worden grotendeels ingepast binnen de plannen, alleen plaatselijk is het mogelijk noodzakelijk korte stukken houtwal of houtsingel te rooien. Deze gaten dienen dusdanig klein te blijven (niet meer dan 25 meter) dat de aanwezige structuur voor vleermuizen niet gefragmenteerd raakt waardoor deze ongeschikt wordt als vliegroute. Daarnaast dient bij het plaatsen van straatverlichting ervoor worden gezorgd dat deze de bomen niet verlichten. Dit kan door gebruik te maken van speciale armaturen waardoor uitsluitend het wegdek wordt verlicht. Ook dient in de nabijheid van de houtwallen en singels gebruik te worden gemaakt van amberkleurige LED-verlichting, uit recent onderzoek is gebleken dat deze kleur geen negatieve effecten heeft op vleermuizen.
  • Wanneer een vleermuisvriendelijk verlichtingsplan wordt opgesteld en toegepast in het plangebied zijn geen vliegroutes van vleermuizen in het geding en is geen vervolgtraject noodzakelijk. Wel dient het (vleermuisvriendelijke) verlichtingsplan, gezien de schaal van de plannen, ter boordeling worden voorgelegd aan Dienst Regelingen in de vorm van een ontheffingsaanvraag.
  • Alle broedvogels zijn gedurende hun broedseizoen beschermd en mogen in deze periode niet verstoord of geschaad worden. Als broedseizoen wordt gehanteerd: periode van nestbouw, periode van broed op de eieren en de periode dat de jongen op het nest gevoerd worden. Voor de meeste soorten kan de periode tussen half maart en half juli worden aangehouden als broedseizoen. Voor verstoring tijdens de broedseizoen van een vogel wordt geen ontheffing verleend. Er wordt echter geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen, maar het is van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Soorten als Boerenzwaluw, Merel en Houtduif kunnen zelfs tot september of november broeden. Indien op een locatie geen broedende/nestelende vogels aanwezig zijn, mag het aanwezige geschikte broedbiotoop ook tijdens het broedseizoen verwijderd worden. Wanneer nodig kan voorafgaand aan de werkzaamheden door een ter zake kundige een broedvogelcheck worden uitgevoerd.

3.7 Verkeer

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling heeft onderzoek plaatsgevonden naar het effect van de ontwikkeling van woningbouw in Oosterdalfsen op de verkeersintensiteiten, verkeersveiligheid en of er verkeersmaatregelen nodig zijn. wenselijk of noodzakelijk zijn om een veilige verkeerssituatie te creëren. Het onderzoek is uitgevoerd door Goudappel Coffeng en is opgenomen in Bijlage 13.

Verkeersintensiteiten

Met het verkeersmodel van de gemeente Dalfsen is berekend wat de realisatie van de woningbouw in Oosterdalfsen betekent voor de verkeersintensiteiten op de omliggende wegen. Voor de locatie van de woningen, de ontsluitende wegen en de afsluitingen in de Oosterdalfsersteeg is uitgegaan van het stedenbouwkundig plan.

Het gaat om de volgende modelplots:

  • verkeersintensiteiten 2020 autonoom (de situatie zonder Oosterdalfsen);
  • verkeersintensiteiten 2020 plan (de situatie met Oosterdalfsen);
  • verschilplots autonoom en plan (verschil tussen met en zonder Oosterdalfsen).

In de volgende afbeelding zijn de berekende verkeersintensiteiten voor 2020 weergegeven voor de belangrijkste ontsluitingswegen van het nieuwe woongebied en de wegen met de grootste verandering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Doosterdalfsen-vs01_0010.jpg"

Afbeelding: Verkeersintensiteiten 2020 zonder Oosterdalfsen (links) en met Oosterdalfsen (rechts) inclusief het verschil (mvt/etm)

Verkeersveiligheid

Het plan heeft effect op de verkeersintensiteit van een aantal wegen. De wegen waarop het plan het grootste relatieve effect heeft zijn nader onderzocht. Onderzocht is of deze wegen de toekomstige verkeersintensiteiten verkeersveilig kunnen verwerken. Daartoe is bekeken of functie, vormgeving en gebruik in overeenstemming zijn met elkaar.

Uit de modelresultaten blijkt dat het plan voornamelijk effect heeft op de verkeersintensiteit van de volgende wegen: Oosterdalfsersteeg, Gerner Es, Kampmansweg en Welsummerweg. Op de overige wegen zoals de Haersolteweg is het effect dermate klein dat dit geen effect heeft op de verkeersveiligheid.

Oosterdalfsersteeg, Gerner Es en Kampmansweg

De Oosterdalfsersteeg, Gerner Es en Kampmansweg zijn kleinschalige erftoegangswegen buiten de bebouwde kom (maximumsnelheid 60 km/h) aan de rand van de kern Dalfsen. De Gerner Es en Kampmansweg liggen deels binnen de bebouwde kom (maximumsnelheid 30 km/h). De belangrijkste functie van deze wegen is de ontsluiting van de aanliggende woningen, bedrijven en voorzieningen. Aan de Oosterdalfsersteeg ligt bijvoorbeeld een begraafplaats en aan de Gerner Es verschillende sportvoorzieningen. De Oosterdalfsersteeg heeft klinkerverharding en de Gerner Es en Kampmansweg hebben asfaltverharding. Alle drie de wegen hebben buiten de bebouwde kom een beperkte breedte waardoor elkaar passerend autoverkeer uitwijkt naar de berm. De verkeersintensiteit neemt als gevolg van het plan toe met circa 200 mvt/etm op de Oosterdalfsersteeg, 400 mvt op de Gerner Es en 200 mvt op de Kampmansweg. De toekomstige verkeersintensiteit op elk van de drie wegen wordt daarmee circa 600 mvt/etm.

Welsummerweg

De Welsummerweg is ook een erftoegangsweg, maar met een hoger gebruik. De verkeersintensiteit neemt toe van 900 naar 1.200 mvt/etm. De belangrijkste functie van deze weg is ook de ontsluiting van de aanliggende woningen, bedrijven en voorzieningen. Daarnaast heeft deze weg ook een functie als verbinding tussen Dalfsen en het buitengebied. Binnen de bebouwde kom is de maximumsnelheid 50 km/h en buiten de bebouwde kom is de maximumsnelheid 60 km/h. De weg is zowel binnen als buiten de bebouwde kom voorzien van rode fietssuggestiestroken. De weg heeft voldoende breedte voor elkaar passerende motorvoertuigen.

Maatregelen

De toename van de verkeersintensiteiten op de Oosterdalfsersteeg, Gerner Es, Kampmansweg en de Welsummerweg is relatief vrij groot. Absoluut gaat het echter om kleine aantallen motorvoertuigen. Het CROW geeft aan dat een erftoegangsweg zonder fietsvoorzieningen een verkeersintensiteit tot circa 5.000 mvt/etm verkeersveilig kan verwerken. De verkeersintensiteit op deze wegen is zoals aangegeven veel lager dan dat. Bij deze specifieke wegen is er wel een aandachtspunt. Dit is de komgrens in combinatie met de fietsvoorzieningen.

De wegen binnen Oosterdalfsen liggen binnen de bebouwde kom. Het lijkt logisch om de wegen tussen Dalfsen en Oosterdalfsen ook deel te laten uitmaken van de bebouwde kom van Dalfsen. Daarvoor is het nodig de komgrens te verplaatsen op de Gerner Es, de Kampmansweg en de Welsummerweg. Het is dan logisch de wegvakken die binnen de bebouwde kom komen te liggen aan te passen. Enerzijds wordt daarmee bereikt dat de vormgeving van deze wegvakken overeenkomt met de wegvakken die in de huidige situatie al binnen de bebouwde kom liggen. Anderzijds komt daarmee het wegbeeld meer overeen met een situatie binnen in plaats van buiten de bebouwde kom. Dit aanpassen van de wegvakken geldt met name voor de Kampmansweg, maar ook voor de Gerner Es. De verlaagde maximumsnelheid is bovendien positief voor de verkeersveiligheid van het fietsverkeer.

Effecten knip Oosterdalfsersteeg

Het heeft de voorkeur de Oosterdalfsersteeg te knippen en deels te veranderen in een fietsroute. Door op deze fietsroute (bijvoorbeeld in de vorm van een fietsstraat of de huidige weg) landbouwverkeer toe te staan en eventueel de hulpdiensten en de rouwstoet wordt voorkomen dat dit moet omrijden. Ontstaat er misbruik van het fietspad door ander verkeer of blijkt het gebruik door fietsverkeer dermate hoog dat dit niet te combineren is met landbouwverkeer, dan kan er gekozen worden uit verschillende vormen van afsluiten. Voor het landbouwverkeer, de hulpdiensten en de rouwstoet zijn er geschikte alternatieve routes.

3.8 Geluid

Ter bescherming van de burger in Nederland tegen overlast door geluid is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. In deze wet zijn normen opgenomen voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen (woningen, ziekenhuizen, scholen en dergelijke). In de Wgh zijn ook normen opgenomen voor de maximaal toelaatbare geluidsbelastingen in ruimten binnen gebouwen. Op basis van de Wgh beschikken veel wegen, spoorwegen en industrieterreinen over een geluidszone. Indien geluidgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd binnen (één van) deze geluidszones is een akoestisch onderzoek noodzakelijk. Een akoestisch onderzoek is ook verplicht wanneer wegen, spoorwegen of industrieterreinen die beschikken over een geluidszone worden gewijzigd (bijvoorbeeld meer rijstroken op een weg, snellere treinen of verplaatsing van de spoorstaven of wijzigingen in bedrijfscategorieën), waardoor negatieve akoestische consequenties mogen worden verwacht.

Aangezien er geluidgevoelige objecten in het plangebied worden gerealiseerd, dient er akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden. Het plangebied valt binnen geluidszone van de Welsummerweg.

In deze paragraaf wordt ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeerslawaai en industrielawaai. Spoorweglawaai is voor Oosterdalfsen niet aan de orde, omdat deze op grote afstand van het spoor ligt.

Wegverkeerslawaai/spoorweglawaai

Met betrekking tot geluid veroorzaakt door het wegverkeer en railverkeer is in de Wet geluidhinder de verplichting opgenomen tot het verrichten van onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van (nieuw geprojecteerde) woningen en andere geluidgevoelige objecten.

BVA heeft in april 2014 akoestisch onderzoek uitgevoerd en op een groot aantal rekenpunten de geluidsbelasting berekend. Uit dit onderzoek (zie bijlage 14 Akoestisch onderzoek) kan geconcludeerd worden dat de voorkeursgrenswaarde als gevolg van het verkeer op de Welsummerweg op drie gevels wordt overschreden.

Hiertoe is de procedure gevolgd voor het vaststellen van een hogere grenswaarde door het College van burgemeester en wethouders. Het desbetreffende besluit is op 9 juni 2015 genomen.

Industrielawaai

Voor de bedrijven gelegen in de nabijheid van het plangebied is de Wet milieubeheer (Wm) doorgaans van toepassing. Afhankelijk van de aard van het bedrijf kan er een vergunningplicht van toepassing zijn. In dat geval zijn in de vergunning grenswaarden ten aanzien van geluid opgenomen. De grenswaarden zijn opgesteld ter bescherming van de leefomgeving tegen hinderlijke bedrijfssituaties en geven bedrijven een bepaalde geluidruimte.

In het plangebied wordt de mogelijkheid geboden tot het realiseren van woningen (milieugevoelige objecten). In een zone die groter is dan 40 m rond de woningen in Oosterdalfsen zijn uitsluitend categorie-2 bedrijven toegestaan, waarvan de minimale toetsingsafstand 30 m is. Bij de eerst volgende categorie (3.1) is de toetsingsafstand 50 m. De gronden waarop deze categorie is toegestaan liggen op een afstand van ruim 100 m. Tussen de geprojecteerde woningen en de gronden waar categorie 3.2 bedrijven zijn toegestaan, is eveneens sprake van een afstand van meer dan de toestsingsafstand van 100 m.

3.9 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde, die behoort bij de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  • d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Vooralsnog geldt dat:

  • voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden.

Het bestemmingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk, die van geringere omvang is dan wat hiervoor is aangegeven (namelijk minder dan 1.500 woningen) en daarom kan geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" zal verslechteren. Daarom hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

3.10 Externe veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid ("Indeling Leidraad maatramp") zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang.

Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.

Inrichtingen

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (hierna: Bevi) regels gesteld.

Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • Of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico.
  • Of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor kwetsbare objecten geldt een plaatsgebonden risico PR 10-6 en voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico PR 10-6.

Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

In en in de directe nabijheid van het plangebied liggen geen Bevi-inrichtingen. De dichtstbijzijnde risicovolle inrichtingen betreffen de Sallandse Kaasfabriek en een tankstation met een lpg-installatie aan de Rondweg. Gezien de afstand ten opzichte van het plangebied worden geen effecten verwacht. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Buisleidingen

In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen buisleidingen waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals aardgas, plaatsvindt. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

In de directe nabijheid van het plangebied vindt geen transport van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor plaats. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

3.11 M.e.r. beoordeling

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Oosterdalfsen dient een vormvrije milieueffectrapportage (m.e.r.) beoordeling te worden uitgevoerd. Het plan is kleiner dan de drempelwaarde van 100 hectare of 2.000 woningen zoals genoemd in activiteit 11.2 van bijlage D bij het Besluit m.e.r.. De vormvrije m.e.r.-beoordeling, ook wel m.e.r.-scan genoemd, beantwoordt de vraag of een m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd omdat belangrijke nadelige milieugevolgen niet kunnen worden uitgesloten. Er zijn twee mogelijke conclusies bij een m.e.r.-scan:

  • 1. Belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk.

  • 2. Belangrijke nadelige milieugevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordelingsprocedure worden doorlopen of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

Bij de m.e.r.-scan dient rekening te worden gehouden met de in bijlage III van de EEG-richtlijn aangegeven omstandigheden: kenmerken van de activiteit, plaats waar de activiteit wordt verricht en de kenmerken van de gevolgen van de activiteit (mogelijke effecten van de activiteit).

De m.e.r.-scan is opgenomen in Bijlage 15 M.e.r.-scan. Onderzocht is in hoeverre in het plangebied Oosterdalfsen zelf belangrijke negatieve effecten te verwachten zijn en/of in de directe omgeving van het plangebied gevoelige gebieden liggen waarop effecten te verwachten zijn. Hierbij is gekeken naar de thema's verkeer, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, natuur, archeologie, water en bodem.

3.12 Duurzaamheid

3.12.1 Algemeen

Duurzaamheid betekent letterlijk: geschikt om lang te bestaan. Het begrip wordt ook wel omschreven als een situatie waarbij voorzien wordt in de behoefte van de huidige generatie zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.

Bij duurzaamheid staan drie elementen centraal: people (mensen), planet (planeet/milieu) en profit (opbrengst/winst), die op harmonieuze wijze gecombineerd moeten worden. Wanneer de combinatie niet harmonieus is, zullen de andere elementen hieronder lijden, zo is de gedachte.

Wanneer bijvoorbeeld winst te veel prioriteit krijgt, zullen mens en milieu hiervan de dupe worden, bijvoorbeeld door slechte arbeidsomstandigheid of vernietiging van de natuur. Andersom ziet dit denkbeeld ook het winstkenmerk als essentieel onderdeel van de ontwikkeling dat niet verwaarloosd mag worden. Kortom, het is belangrijk dat er wordt gestreefd naar een goede balans tussen de drie P's.

Er zijn drie verschijningsvormen van duurzaamheid te onderscheiden:

  • ecologische duurzaamheid als het gaat om ecologische waarden;
  • economische duurzaamheid als het gaat om een zo efficiënt mogelijke productie;
  • sociale duurzaamheid als het gaat om de leefkwaliteit van de mens. Hiermee worden zaken als sociale veiligheid en een schone woonomgeving bedoeld.

Voor ruimtelijke maatregelen in de vorm van bestemmingsplannen, projectbesluiten en ontheffingen zijn in beginsel alle drie verschijningsvormen van duurzaamheid relevant. De uiteindelijke keuze is een ruimtelijke afweging die op basis van bestuurlijke afwegingen wordt bepaald.

De gemeente Dalfsen heeft een convenant afgesloten met de provincie Overijssel. In dit convenant is een aantal overwegingen en uitgangspunten benoemd. De provincie Overijssel en de gemeente Dalfsen willen de duurzaamheidsgedachte uitdragen in de samenleving. De ambitie van de provincie Overijssel is gericht op een groene, duurzaam schone provincie. "Duurzaamheid" is met "ruimtelijke kwaliteit" de groene draad in de provinciale omgevingsvisie.

De speerpunten die worden genoemd "Investeren in duurzaam Overijssel" sluiten naadloos aan bij de gemeentelijke doelstellingen. Het gaat daarbij met name om de volgende speerpunten:

  • energie en klimaat;
  • veilige en gezonde leefomgeving;
  • duurzaam ondernemen;
  • biodiversiteit en integrale gebied- en plattelandsontwikkeling;
  • innoveren in duurzaamheid;
  • voorlichting en educatie.

Energieloket

In Dalfsen functioneert al een tijdje het zogenaamde "energieloket". Bij dit energieloket kunnen inwoners uit Dalfsen terecht voor vragen op het gebied van Duurzaam (T)huis, een maatwerkadvies, de duurzaamheidslening, subsidies en financiering, (ver)bouwen, isolatie, ventilatie en energiebesparende installaties.

Bij de uitgifte van bouwkavels en bij projectmatig bouwen worden klanten geïnformeerd over het nemen van maatregelen op woningniveau (isolatie, zonnepanelen, warmtepompen et cetera).

Steeds vaker wordt de gemeente geconfronteerd met vraagstukken waarvoor specifieke kennis vereist is. Daarnaast behoeven de duurzame dorpen in sommige gevallen ondersteuning om hun projecten verder te helpen. Daarom worden, als dat nodig is, externe specialisten ingeschakeld die de gemeente Dalfsen ondersteunen om haar ambities waar te maken.

3.12.2 Energievisie Oosterdalfsen

In opdracht van de gemeente heeft IF een algemene energievisie opgesteld voor duurzame nieuwbouw binnen de gemeente Dalfsen. Het doel van deze energievisie is om kansrijke energieconcepten te bepalen voor CO2-neutraliteit voor de woonwijken De Nieuwe Landen II, Oosterdalfsen en Westerbouwlanden-Noord fase2.

Daarnaast is in de "Energievisie Oosterdalfsen" specifiek voor Oosterdalfsen aangeven welke mogelijkheden er op het vlak van duurzame energievoorziening binnen het plan zelf zijn. In bijlage 17 Energievisie Oosterdalfsen is het volledige rapport weergegeven. Het onderzoek is uitgevoerd voor een groter gebied dan het huidige plangebied van Oosterdalfsen. De principes zijn echter nog wel van toepassing.

In de energievisie zijn voor Oosterdalfsen een vijftal duurzame energieconcepten uitgewerkt waarin vorm wordt gegeven aan de duurzaamheidsdoelstelling van de gemeente Dalfsen. Bij de uitwerking van de energievisie is gebruik gemaakt van de Algemene Energievisie die is opgesteld voor de gemeente Dalfsen.

Energiebesparing en duurzame energieopwekking

Een samenvatting van de energiebesparende maatregelen voor Oosterdalfsen is weergegeven in onderstaande tabel. Van elke maatregel is aangegeven in welke mate en op welk schaalniveau de maatregel toepasbaar is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Doosterdalfsen-vs01_0011.jpg"

Een samenvatting van mogelijkheden om duurzame energie op te wekken en CO2-uitstoot te compenseren voor Oosterdalfsen is weergegeven in onderstaande tabel. Van elke techniek is aangegeven in welke mate en op welk schaalniveau de techniek toepasbaar is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Doosterdalfsen-vs01_0012.jpg"

Naast techniek speelt gebruikersgedrag een belangrijke rol in de uiteindelijke CO2-reductie. Van belang is dat bewoners goed worden voorgelicht over de genomen maatregelen. Voor een maximaal resultaat is het daarnaast van belang dat besparingen zoveel mogelijk direct zichtbaar zijn voor de bewoners.

Keuze warmtesystemen

Ervaringen in verschillende gemeentes leren dat collectieve warmtesystemen voor woningen (nog) niet optimaal functioneren. Meestal heeft dit nadelige gevolgen voor de werking van de warmte-installatie thuis en/of voor de tarieven. Daarom wordt in Oosterdalfsen gekozen voor individuele maatwerkoplossingen, waarbij de ontwikkelaar of de koper zelf keuzes maakt voor een duurzaam warmtesysteem.

De ontwikkelaar/koper wordt door de gemeente ondersteund om een duurzame oplossing te kiezen. Van de gemeente kan en mag een pro-actieve opstelling worden verwacht.

In 2015 heeft de rijksoverheid de e.p.c. voor woningen verhoogd van 0.6 naar 0.4. Het is nu nog een betrekkelijk kleine stap om een geheel of nagenoeg geheel energieneutrale woning te realiseren.

Na marktonderzoek in Dalfsen onder potentiële kopers en na een integrale afweging is ervoor gekozen om geen aardgasleiding aan te leggen in Oosterdalfsen.

Duurzaamheid in het stedenbouwkundige plan

In het kader van energetisch ontwerpen op stedenbouwkundig niveau is passieve zonne-energie door een gunstige situering van woningen ten opzichte van de zon belangrijk. Bij het stedenbouwkundig ontwerp is de dakoriëntatie wel een uitgangspunt geweest is, maar niet volledig leidend. Dit heeft te maken met de integrale afweging die is gemaakt tussen de verschillende uitgangspunten. Deze uitgangspunten waren onder meer: ruimtelijke kwaliteit, een goede inpassing in de huidige landschappelijke structuur, de eigenheid, identiteit en de sociale veiligheid. Deze uitgangspunten zijn overigens ook relevant voor het thema duurzaamheid. Bij het opstellen van het groenplan wordt rekening gehouden met de mogelijke schaduwwerking van groen ten opzichte van zonnedaken.

Duurzaamheid in de openbare ruimte

Ook duurzaamheid in de openbare ruimte is een aandachtspunt. Bij alle maatregelen in en voor de openbare ruimte en het onderhoud van de openbare ruimte speelt duurzaamheid een belangrijk rol.

Zo is gekozen voor een duurzaam watersysteem, duurzame openbare verlichting en wordt bij het maken van bestekken voor het bouwrijpmaken steeds rekening gehouden met duurzame oplossingen (maatwerk).

Zowel bij de aanleg van groen als het onderhoud van groen, maar ook bij de realisering van speelplaatsen, vindt een afweging plaats, waarbij duurzaamheid een belangrijke rol speelt

3.13 Sociale veiligheid

In het kader van de wens om een stedenbouwkundig aantrekkelijk plan te ontwerpen is het aspect sociale veiligheid van groot belang. Daarom is ervoor gekozen om een zo goed mogelijke "controle" te krijgen en een goed zicht vanuit de woningen op de openbare ruimte te bewerkstelligen, door nagenoeg alle woningen op de straat te richten. Verder is het van belang dat het langzaam verkeer (fietsers, voetgangers) veilig door de buurt kan bewegen. Er dient zowel rekening te worden gehouden met de verkeersveiligheid als met het (vanzelfsprekende) toezicht vanuit de woningen.

Ook de verlichting is van groot belang. In de nog te maken inrichtingsplannen zal dit aspect heel duidelijk meegenomen worden. Bijvoorbeeld het verlichten van achterpaden bij de rijenwoningen is van groot belang.

De groenstructuur en waterstructuur in het plangebied zal in het kader van de sociale veiligheid "helder" moeten zijn. De verkaveling van het plangebied geeft hierover een duidelijk beeld. Er is zoveel mogelijk openheid (water en groen) gecreëerd: thema is openheid en doorzicht.

Verder zal de technische uitwerking en inrichting van het plangebied zodanig zijn dat aan het politiekeurmerk Veilig Wonen wordt voldaan. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat afsluitbare achterpaden worden toegepast.

3.14 Woningbehoefte

Ladder voor duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat de toelichting van een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen aan een aantal voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Overheden moeten op basis hiervan nieuwe stedelijke ontwikkelingen motiveren met behulp van deze drie opeenvolgende stappen. De stappen borgen een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Doosterdalfsen-vs01_0013.jpg"

Toepassing van de duurzaamheidsladder

Bureau Atrive heeft de treden 2 en 3 van de ladder van duurzame verstelijking voor Oosterdalfsen toegepast.

Trede 1 duurzaamheidsladder

Oosterdalfsen (240 woningen) maakt deel uit van de zachte plancapaciteit zoals opgenomen in par 3.2. De totale zachte plancapaciteit in de gemeente Dalfsen betreft 342 woningen.

Gezien de regionale behoefte is het wenselijk dat de gemeente Dalfsen de volledige plancapaciteit in de periode 2014-2025 realiseert, en ook de hierin opgenomen zachte plancapaciteit, waaronder Oosterdalfsen, in ontwikkeling neemt. Daarmee is de regionale behoefte ondubbelzinnig aangetoond.

Bovendien is ook geanalyseerd in hoeverre de plannen in Dalfsen aansluiten bij de autonome huis-houdensgroei. Dan blijkt dat de volledige plancapaciteit in Dalfsen, inclusief Oosterdalfsen, nodig is om in de lokale behoefte te kunnen voorzien.

Daarmee voldoet Oosterdalfsen aantoonbaar aan trede 1 van de duurzaamheidsladder.

Regionale afstemming heeft plaatsgevonden met de woonmarktgemeenten.

Trede 2 duurzaamheidsladder

Bij trede 2 van de duurzaamheidsladder is aan de inbreidingslocaties al in voldoende mate in de actuele woningbehoefte kunnen voorzien. In de plancapaciteit voor Dalfsen zijn de inbreidingsmogelijkheden meegenomen. Dat betekent dat, gezien de geraamde lokale behoefte Oosterdalfsen nodig is om te kunnen voorzien in de actuele lokale behoefte van Dalfsen.

Gezien de actuele lokale woonbehoefte voldoet Oosterdalfsen aan trede 2 van de duur-zaamheidsladder.

In bijlage 19 worden de treden 1 en 2 van de duurzaamheidsladder onderbouwd.

Trede 3 Duurzaamheidsladder

Oosterdalfsen wordt ontsloten door bestaande infrastructuur, namelijk de Gerner Es, de Oosterdalfsersteeg, de Kampmansweg en de Welsummerweg en vervolgens de Rondweg en de N348 (Hessenweg). Er zijn goede fietsverbindingen naar de kern Dalfsen.

De Kampmansweg wordt gedeeltelijk omgebogen. Uit een verkeersrapport van Goudappel Coffeng (bijlage 13) blijkt dat de capaciteit van deze wegen toereikend is om de geringe verkeerstoename te verwerken.

Het dorp Dalfsen beschikt over goede busverbindingen en een treinverbinding.

Oosterdalfsen voldoet aan trede 3 van de duurzaamheidsladder.

Rapport Atrive "Toepassing Ladder duurzame stedelijke vernieuwing (artikel 3.1.6 lid 2 Bro)"

Door Atrive is de "Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling" afgepeld.

De uitkomsten zijn in bijlage 19 opgenomen.

Hoofdstuk 4 Het plan

4.1 Inleiding

De gemeente Dalfsen heeft in haar structuurvisie de oostelijke zijde van het dorp Dalfsen aangewezen als uitbreidingsgebied voor woningbouw. In totaal bedraagt de grootte van het plangebied 17,6 hectare inclusief (doorgaande) wegen en bestaand groen. Het plangebied is gelegen op de flanken van een es waardoor in het plan rekening is gehouden met normerende en richtinggevende bepalingen.

Het plan Oosterdalfsen bestaat uit een deel woon-werklocatie (circa 2,5 ha), in aansluiting op de bestaande woon-werkzones langs de Welsummerweg en de Kampmansweg. Het overige deel van het plangebied is bedoeld als woongebied.

De locatie van het voormalige boerenerf Kiezenbrink (gelegen tussen de Welsummerweg en de Oosterdalfsersteeg) behoort niet tot het plangebied, in tegenstelling tot hetgeen is vermeld in de uitgangspuntennotitie. In de toekomst zou deze locatie ontwikkeld kunnen worden tot wonen op het erf' met een mogelijke zorgfunctie, passend binnen de structuur van een (nieuw) erf.

In de structuurvisie is voorgerekend dat, uitgaande van een acceptabele woningdichtheid van 18 woningen per hectare, er in totaal 360 woningen gebouwd zouden kunnen worden in het plangebied. Inmiddels is onder invloed van de eisen aan en uitgangspunten voor onder andere groen en water is de dichtheid verlaagd naar circa 13 woningen per hectare en is het totale aantal woningen verlaagd.

De volgende paragrafen gaan nader in op het aan het bestemmingsplan ten grondslag liggende stedenbouwkundige plan en het verkavelingsplan.

4.2 Uitgangspunten

Voorafgaand aan de planvorming is een uitgangspuntennotitie opgesteld en vastgesteld door de gemeenteraad. Deze is in bijlage 16 opgenomen. De uitgangspuntennotitie is op interactieve wijze tot stand gekomen, waarbij verschillende belanghebbenden zijn betrokken, waaronder de raad, het college, de projectgroep (ambtelijke vertegenwoordiging), omwonenden, Veilig Verkeer Nederland (afdeling Dalfsen) en vertegenwoordigers van mindervaliden (afdeling Dalfsen).

In de uitgangspuntennotitie zijn alle relevante aspecten beschreven en benoemd die als uitgangspunt gelden voor het stedenbouwkundige plan. De onderzoeken die hieraan ten grondslag liggen zijn opgenomen in hoofdstuk 3 en in de bijlagen.

Tijdens het proces van het opstellen van het stedenbouwkundige plan heeft de integrale afweging tussen de verschillende aspecten plaatsgevonden en is waar nodig nader onderzoek gedaan. Zo is bijvoorbeeld een zorgvuldig proces doorlopen om de opvang van regenwater in wadi's goed af te stemmen op de hoeveelheid verharding en bebouwing. Dit was een proces van tekenen en rekenen.

Ook is veel aandacht geschonken aan het thema archeologie. Tevens is in een bijeenkomst met de projectgroep en The Missing Link de identiteit van Oosterdalfsen en de betekenis van de vondsten voor de wijk nader uitgewerkt.

Duurzaamheid staat hoog op de agenda. Oosterdalfsen zal een belangrijke bijdrage leveren aan de doelstelling van de gemeente tot het bouwen van energieneutrale wijken.

Sociale samenhang

Voor de ontwikkeling van het uitbreidingsgebied Oosterdalfsen is "sociale samenhang" een belangrijk uitgangspunt. Uiteindelijk staat de mens en het wonen centraal in deze wijk. Sociale samenhang heeft te maken met hoe mensen met elkaar omgaan. Meer contact kan leiden tot meer betrokkenheid bij elkaar en inzet voor instandhouding en verbetering van de woonomgeving. Daarin hebben bewoners hun eigen verantwoordelijkheid. Ook zullen maatregelen worden voorgesteld om bewoners(organisaties) succesvol te laten samenwerken om de sociale samenhang en het "noaberschap" in hun wijk te versterken. Te denken valt aan een zogenoemd Noaberhuus, waarin verschillende worden activiteiten georganiseerd.

Binnen de bestemming "Bedrijventerrein" is het gebied waar dit mogelijk gemaakt wordt, aangegeven met de aanduiding 'gemengd'.

Verdeling

Op basis van de beleidsnota wonen/woonvisie moet (op uitbreidingslocaties) 50% van het woningbouwvolume worden gerealiseerd in de vrije sector (2^1-kap en vrijstaand) en 50% in de sociale sector (rijenwoningen). Deze 50% sociaal is onderverdeeld in 30% huur en 20% koop.

Stedenbouwkundig plan

Het stedenbouwkundige plan voor Oosterdalfsen moet in spelen op de volgende kwaliteiten en uitgangspunten:

  • kwaliteit van ligging op de flanken van een es met gradiënt, omringende beplantingen en erven benutten (normerende en richtinggevende bepalingen provincie Overijssel);
  • een goede vormgeving van de nieuwe dorpsrand (overgang naar het landelijke gebied) aan de oost- en noordzijde en een inpassingszone naar de bestaande woningen aan de randen van het plangebied;
  • een duidelijke ruimtelijke structuur;
  • een eigen karakter van de wijk. Karakteristieke bebouwing, eigen herkenbare architectuur, bewuste keuzes in kleur- en duurzaam materiaalgebruik, in samenhang met de omgeving;
  • CO2-neutrale wijk ontwikkelen, onder andere mogelijkheden scheppen voor duurzame energie-opwekking en passieve woningen;
  • realiseren van een heldere waterstructuur en wateropgave volledig opnemen in de wijk;
  • realiseren van een optimale, heldere groenstructuur. Het bestaande structurele groen opnemen en de wijk verrijken met nieuw groen;
  • autoluwe wijk bevorderen en overlast sluipverkeer in omgeving voorkomen. Bestaande wegenstructuur (onder andere met de bomenlanen) zo veel mogelijk in tact laten;
  • speelvoorzieningen voor diverse leeftijdscategorieën.

In het stedenbouwkundige plan wordt daarnaast aandacht besteed aan de principes van "duurzaam bouwen", "levensloopbestendigheid" en het "politiekeurmerk veilig wonen".

Verkavelingsplan

Rekening houdend met bovenstaande uitgangspunten is een stedenbouwkundig plan en vervolgens een gedetailleerder verkavelingsplan opgesteld. Zie bijlage 20 Verkavelingsplan Oosterdalfsen. Het plan zal gefaseerd uitgevoerd worden. Daarom heeft bij het opstellen van het plan als uitgangspunt gediend dat iedere deelfase ruimtelijk gezien een afgerond geheel moet vormen, zodat het 'altijd af' is. De exacte fasering is op dit moment nog onbekend.

In de volgende paragraaf is het plan nader beschreven.

4.3 Stedenbouwkundig plan

Oosterdalfsen en omgeving

De uitbreidingswijk Oosterdalfsen is gelegen op de flanken van een es in een waardevol kleinschalig essen- en kampenlandschap. Het landschap wordt gekenmerkt door aangename kleinschaligheid, een veelheid aan functies en een fraaie landschappelijke afwisseling van open en besloten delen, microreliëf, (historische) boerderijen en vele (verschillende) landschapselementen. De historie van de bebouwing, de vele beplantingen, de natuurlijke hoogteverschillen en het microreliëf typeren het gebied. De landbouw is kleinschalig en passend binnen de landschappelijke kaders. Het gebied vormt de overgang van het Vechtdal naar het noordelijker gelegen open agrarische landschap van de veenontginningen. Het is een landschappelijk waardevol overgangsgebied en geliefd als plek om te wonen en te recreëren.

Het essencomplex van Dalfsen begint van west naar oost met de Ankummeres, gaat over in de Gerner es en vervolgens in de Welsemmer es. Oosterdalfsen ligt in de kom ertussen en is dus gelegen op de flanken van de Gerner es en de Welsemmer es. Het noordelijke deel van het plangebied vertoont een oplopende bolling waardoor het op zichzelf een esachtige uitstraling heeft, maar in het bredere perspectief van de hele Gerner es kan dit als een uitloper/flank van de es gezien worden (zie historische kaart hieronder).

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Doosterdalfsen-vs01_0014.jpg"

Afbeelding: Historische kaart (rond 1900)

De flanken van de es worden gekenmerkt door kleinschalige landschapselementen, bosjes, houtwallen (zoals aan de noordzijde van Kiezenbrink en langs de Welsummerweg en Kampmansweg), karakteristieke erven en beeldbepalende open ruimtes daartussen.

Ook zandpaden en oude routes zijn kenmerkend voor het gebied. De oude route die in oost-westrichting door Oosterdalfsen liep, volgde de hogere delen in het landschap en verbond de verschillende essen in de omgeving met elkaar.

Bij de ontwikkeling van het plan voor deze nieuwe woonwijk zijn de waardevolle landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische kwaliteiten van doorslaggevend belang geweest. Het plan bouwt voort op de kwaliteit van de bestaande structuur van het landschap, het groene casco. De lage delen worden benut voor waterberging, bestaande houtsingels, meidoornhagen en bomenrijen worden vrijwel overal gespaard en aangevuld voor de groene inbedding van de nieuwe wijk. Dit geeft een meerwaarde aan de ruimtelijke kwaliteit en het verblijfsklimaat van deze wijk.

Daarnaast is er sprake van versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de provinciale ambities zoals aangegeven in de Catalogus Gebiedskenmerken. De normerende uitspraak over de flanken van de essen is gericht op het in standhouden van het bestaande kleinschalig patroon. In de volgende paragraaf wordt beschreven hoe daaraan wordt voldaan.

Landschappelijke en stedenbouwkundige opbouw

Zoals benoemd in de vorige paragraaf, vormen de bestaande ruimtelijke opbouw en landschappelijke kwaliteit van het landschap de basis van het stedenbouwkundige plan voor Oosterdalfsen. Door middel van een zeer zorgvuldig proces zijn de landschappelijke kwaliteiten van de flanken van de es en omgeving vastgelegd in een kwaliteitskaart (zie afbeelding hieronder). Deze is samen met alle randvoorwaarden die voortkomen uit provinciaal en gemeentelijk beleid en de milieu-aspecten in een uitgangspuntennotitie vastgelegd en door de raad vastgesteld. Dit is gedaan vanuit het besef dat het om een waardevol gebied gaat, waarin de kernkwaliteiten behouden moeten blijven en worden versterkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Doosterdalfsen-vs01_0015.jpg"

Afbeelding: Kwaliteitskaart

De volgende belangrijke bestaande elementen in het gebied zijn in het stedenbouwkundige plan opgenomen:

  • Het huidige kleinschalige patroon en opbouw van het gebied; de 'ruimtes' en 'plekken' in het gebied zijn gehandhaafd.
  • De karakteristieke hoogteverschillen en steilranden; de wateropvanglocaties zijn op de van nature laagste plekken gesitueerd. De steilranden langs de Oosterdalfsersteeg zijn opgenomen als onderdeel van de groenstructuur en in het bestemmingsplan apart beschermd.
  • Al het (vitale) bestaande groen, in de vormen van lanen, houtwallen, meidoornhagen, solitaire bomen en bosjes blijven gehandhaafd. Alleen de rij bomen langs de huidige Kampmansweg (ter hoogte van het deel dat wordt verlegd) verdwijnt. Deze wordt vervangen door een nieuwe rij bomen langs de nieuwe entree van het plan.
  • De bestaande omringende wegenstructuur met bomenlanen blijven bestaan. De Kampmansweg wordt 'omgeleid' zodat een logische ontsluiting ontstaat voor het nieuwe wonen-werken-deel en een autoluwe buurt 'in de coulissen' van de houtwal en meidoornhaag.
  • Structuur van erven op de flanken van de es, waaronder de locatie Kiezenbrink.
  • De bestaande bebouwing langs de weg Gerner Es als kleinschalig bebouwingslint, ligt ruimtelijk 'los' van de nieuwe woonwijk en is als zodanig herkenbaar.

Planopbouw en versterking van elementen:

  • Stedenbouwkundige aanhechting op de huidige oostelijke dorpsrand van Dalfsen met woon-werkgebied, door middel van een 'ruimtelijk afgerond' nieuw woon-werkgebied.
  • In het nieuwe woongebied zijn in het landschappelijk raamwerk, ofwel het robuuste groene casco (bestaand en nieuw groen) kleinschalige buurtjes gepland, die zich goed laten voegen in het bestaande patroon.
  • Het plan speelt in op de opbouw van de flanken van de es, het hoogteverschil wordt ervaarbaar gemaakt door in het plan in zowel noord-zuid als in oost-west richting open groenzones op te nemen. De groenzones in de wijk sluiten daarnaast aan op de groenstructuren in de omgeving, waardoor een versterking van het landschappelijke raamwerk ontstaat en een groene dooradering.
  • Nieuw groen wordt op strategische plekken aangebracht, zodat verjonging plaats vindt. Op de hogere delen in het plangebied is de beplanting opener en in de randen meer verdicht om de ruimtelijke verschillen tussen open en besloten te versterken.
  • Vrijwel al het bestaande groen is opgenomen in het plan voor Oosterdalfsen. Daarnaast wordt geïnvesteerd in een nieuw groen casco, in combinatie met wateropvang. Het groen en de wadi's/watergangen beslaan 37% van de totale oppervlakte. Dit is een relatief hoog percentage. Hiermee wordt een groene en dorpse overgang naar het landelijke gebied bereikt. Oosterdalfsen vormt daarmee ook de nieuwe groene entree naar Dalfsen.
  • De wateropvangvoorzieningen (wadi's) zijn gesitueerd in de lagere delen van het plan, zodat deze op logische plekken liggen in het gebied en een versterking ontstaat tussen hoog en laag.
  • De wadi's worden ingericht als een kruidenrijke zone, die daarmee (mede door de grote oppervlakte) in zowel ecologisch als landschappelijk opzicht een belangrijke waarde voor de nieuwe wijk opleveren.
  • Langs kavelgrenzen worden nieuwe meidoornhagen aangeplant, die bijdragen aan versterking van de groenstructuur en het landelijke beeld. Tevens bieden deze hagen bescherming aan en een habitat voor vogels, egels en andere fauna.
  • Passend in de schaal van het landschap worden kleinschalige woonbuurten toegevoegd, ieder met verschillende woonsferen die inspelen op de identiteit van de plek. In het beeldkwaliteitsplan voor Oosterdalfsen is dat uitgewerkt.
  • Zo veel mogelijk zongeoriënteerde verkaveling, passend in het landschappelijke kader, als basis voor een duurzaam plan / passieve woningen.
  • De Oosterdalfsersteeg met haar fraaie laan met eiken is de groene demarcatielijn (conform structuurvisie). Dit vormt de beëindiging van de dorpsrand en overgang naar het landelijk gebied. Erf Kiezenbrink speelt een rol in deze ruimtelijke en landschappelijke overgang (maakt geen deel uit van dit plangebied).

Uit de archeologische onderzoeken komen een bijzondere geschiedenis en de rijke cultuurhistorische waarden van Oosterdalfsen naar voren. Aan de hand van de gevonden nederzettingen, waterputten, graven en een zandpad is een goed beeld ontstaan hoe het gebied in het verleden bewoond is geweest.

Het cultuurhistorische en landschappelijke 'verhaal' van het gebied gaat een belangrijke rol spelen bij de uitwerking van het plan voor de openbare ruimte. Het idee is om de waarden die tot nu over het gebied bekend zijn te vertellen aan de hand van beelden en verhalen langs de route die door de groene centrale zone loopt. Zo wordt duidelijk hoe er werd geleefd in het gebied, welke gebruiken er waren en welke routes (het oude zandpad) er liepen.

Duurzaamheid staat hoog in het vaandel, de doelstelling is een CO2-neutrale wijk te realiseren. Oosterdalfsen is op dit vlak het paradepaardje van de gemeente. Dit zal deels worden bereikt door de opzet van het stedenbouwkundige plan en de maatregelen die worden genomen, zoals (wellicht) gasloze energievoorzieningen en openbare ledverlichting. Daarnaast wordt ingezet op stimulering van bewoners tot het nemen van duurzame maatregelen (extra woningisolatie, warmtepomp et cetera).

Op de flanken hebben de kleinschalige landschapselementen, zoals houtwallen, bosjes, zandpaden, karakteristieke erven en beeldbepalende open ruimte daartussen, een beschermende bestemmingsregeling gekregen, gericht op instandhouding van dit kleinschalige patroon.

Groen- en waterstructuur

In het stedenbouwkundige plan is een sterke groenstructuur opgenomen die zodanig gesitueerd is dat daarmee de flanken van de es worden benadrukt. In het noordelijke deel 'wonen op de flanken van de es' is het karakter van het groen relatief open (gras) met daarin enkele boomgroepen. In het zuidelijke deel wordt in contrast met de flanken van de es een meer besloten / groen gebied gerealiseerd. De bestaande bossingel en een deel van de bestaande meidoornhaag maken hier deel vanuit, naast nieuwe beplantingen. Hierdoor ontstaan in het zuidelijke deel 'besloten groene kamers' met een woongebied dat daardoor een geheel eigen karakter krijgt.

In een groot deel van de groenstructuur (aan de flanken van de es en in de lagere delen) is sprake van dubbel grondgebruik doordat delen met gras / gazon worden gecombineerd met een wadi.

In het midden van het plangebied is een centrale groene zone met een slingerend verloop gesitueerd. De zone vormt de groene ruggengraat van het plan en heeft als kenmerk een open 'weide' met een enkele solitaire boom. Aan deze zone is de centrale auto-ontsluiting en een voetgangers- en fietsverbinding gekoppeld.

Ontsluiting

De autoroute door de centrale groene zone sluit aan op de Welsummerweg. Vanaf deze route worden de verschillende buurten binnen Oosterdalfsen ontsloten. De voormalige Kampmansweg wordt aan de zuidoostzijde van het plan afgebogen naar het zuiden. Op deze manier ontstaat er een natuurlijke scheiding tussen het zuidoostelijk gelegen wonen-werkendeel en het woongedeelte in het noordoosten. Ter hoogte van het Slingerlaantje veranderd de Kampmansweg in een fietsroute, die doorloopt naar de centrale groene zone. Zo ontstaat een verbinding met de noordelijk gelegen sportaccommodaties en noordelijke routes voor fietsers en voetgangers. Ook het Luciespad maakt onderdeel uit van de nieuwe fiets- en wandelroutestructuur.

Het Slingerlaantje blijft toegankelijk voor bestemmingsverkeer.

In de Oosterdalfsersteeg wordt een knip voor gemotoriseerd verkeer gelegd tussen de twee noordelijke toegangen tot de wijk. Dit is bedoeld om sluipverkeer tegen te gaan en het verkeer te spreiden. De wijk is op drie punten toegankelijk vanaf de Oosterdalfsersteeg.

Bebouwing

Het plangebied heeft een capaciteit van circa 230 woningen. Deze zijn als volgt onderverdeeld:

  • 29 vrijstaande woningen;
  • 94 twee-onder-één-kapwoningen;
  • 107 rijenwoningen.

In de deelgebieden zijn bewust verschillende woningtypen opgenomen. Als het plangebied in fasen wordt gerealiseerd, dan zal in iedere fase een aanbod van verschillende woningen 'op de markt' komen. In het plangebied zal zowel projectmatige als particuliere bouw plaatsvinden. De woningaantallen die zijn aangegeven zijn geen definitieve aantallen. Binnen het plangebied is het mogelijk om woningtypes te veranderen. Dit betekent dat op een plaats waar rijenwoningen zijn aangegeven in de verkaveling er twee-onder-een-kap woningen kunnen komen, maar ook omgekeerd.

Het verkavelingsplan is verder zodanig ontworpen dat nergens sprake is van erg grote eenheden. Wel bestaat de mogelijkheid om de woonsferen zodanig te benadrukken dat hierdoor een zekere verwantschap in de toe te passen architectuuruitstraling mogelijk is. Er wordt daarbij ingespeeld op de ligging in de overgang naar het landelijk gebied. Zeker op plaatsen die vanaf de openbare ruimte direct duidelijk zichtbaar zijn, moet ervoor gewaakt worden dat er een al te "rommelig" beeld ontstaat. In het beeldkwaliteitsplan wordt dit nader uitgewerkt.

Gestreefd wordt naar de realisering van een wijk waarin de toekomstige bewoners hier hun wensen vervuld (kunnen) zien, een wijk die binnen bepaalde grens zoveel mogelijk inspeelt op de wens aan maatwerk en verscheidenheid. Een dergelijke, plezierige woonwijk die bij de mensen past kan ook onnodige verhuisbewegingen voorkomen. Dat maakt ook deel uit van het begrip duurzaamheid.

In het plan zijn alle woningen per auto bereikbaar. Het verkeerssysteem is zodanig fijnmazig dat in de woonclusters niet gevreesd behoefd te worden voor overlast van voor die clusters doorgaand verkeer.

Ook de toegankelijkheid voor hulp- en vuilophaaldiensten is gewaarborgd.

Het verkavelingsplan is flexibel. Binnen bepaalde randvoorwaarden kan worden afgeweken van het verkavelingsplan. In de regels zijn waarborgen opgenomen om de afgesproken en beoogde kwaliteiten te realiseren.

Flexibiliteit (economische duurzaamheid)

Op de verbeelding zijn woningen in de straten aangegeven als bouwvlakken. De woningen zijn daarbinnen niet precies aangegeven. Hierdoor ontstaat enige vrijheid om met de situering van de woningen te schuiven. Het plan krijgt daardoor een zekere mate van flexibiliteit, waardoor het woningbouwprogramma aangepast kan worden aan nieuwe inzichten en/of marktomstandigheden, zonder dat daarvoor het bestemmingsplan moet worden gewijzigd. In de verkaveling is rekening gehouden met de parkeernormering. Bij eventuele verdichting van het plan dient daar ook ruimte voor gereserveerd te worden.

Nieuwe dorpsrand

De oostelijke grens van Oosterdalfsen vormt de nieuwe dorpsrand als overgang naar het landelijke gebied. Een landelijke uitstraling van de dorpsrand is van belang voor een goede en geleidelijke overgang. In het stedenbouwkundige plan zijn daarom voornamelijk vrijstaande en 2/1-kapwoningen met ruime tuinen gepland. Ter hoogte van het erf Kiezenbrink zijn rijwoningen gesitueerd. Deze zouden een 'boerenschuur'- achtige uitstraling moeten krijgen om deze goed in te passen. In het beeldkwaliteitsplan wordt dit nader uitgewerkt.

De locatie Kiezenbrink maakt geen deel uit van het plangebied (met uitzondering van de wadi en sloot/schouwstrook). Het behoud van het landelijke karakter van dit gebied is echter wel van belang voor het vormgeven van de nieuwe dorpsrand, om zo een geleidelijke en groene overgang te creëren gezien vanuit het noordoosten in de richting van Oosterdalfsen. De ontwikkeling van het erf Kiezenbrink tot een woonerf (in een boerenerf opzet, wellicht met een zorgfunctie) is vanuit stedenbouwkundig oogpunt zeer goed denkbaar. Voorwaarde daarbij is wel dat het overige deel een agrarisch karakter blijft houden en de ruimtelijke kwaliteit van de locatie wordt versterkt. In een werkatelier met de gemeente, de externe stedenbouwkundige en ontwerpers van Atelier Overijssel zijn de ruimtelijke randvoorwaarden voor de locatie nader uitgewerkt.

Als buffer tussen het Slingerlaantje en het nieuwe woongebied is een groenzone met wadi gepland. De woningen zijn met de achtertuinen aan deze zijde gelegen en worden begrensd door een landschappelijke haag.

Tussen de nieuwe woonerven en de bestaande woningen aan de noordzijde van het plan zijn nieuwe houtsingels gepland, zodat het boerenerfkarakter wordt versterkt.

Sociale veiligheid

In het kader van de wens om een stedenbouwkundig aantrekkelijk plan te ontwerpen is het aspect sociale veiligheid van groot belang. Daarom is ervoor gekozen om een zo goed mogelijke "controle" te krijgen en een goed zicht vanuit de woningen op de openbare ruimte te bewerkstelligen, door nagenoeg alle woningen op de straat te richten. Verder is het van belang dat het langzaam verkeer (fietsers, voetgangers) veilig door de buurt kan bewegen. Er dient zowel rekening te worden gehouden met de verkeersveiligheid als met het (vanzelfsprekende) toezicht vanuit de woningen.

Ook de verlichting is van groot belang. In de nog te maken inrichtingsplannen zal dit aspect heel duidelijk meegenomen worden. Bijvoorbeeld het verlichten van achterpaden bij de rijenwoningen is van groot belang.

De groenstructuur en waterstructuur in het plangebied zal in het kader van de sociale veiligheid "helder" moeten zijn. De verkaveling van het plangebied geeft hierover een duidelijk beeld.

Verder zal de technische uitwerking en inrichting van het plangebied zodanig zijn dat aan het politiekeurmerk Veilig Wonen wordt voldaan. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat afsluitbare achterpaden worden toegepast.

Archeologie in Oosterdalfsen

De groene zone die centraal door het plangebied loopt, is heel geschikt voor het ontwikkelen van een educatieve / kunstroute door het gebied, die het 'verhaal van Oosterdalfsen' vertelt. Dit kan worden geïnspireerd op de archeologische vondsten en het oorspronkelijke gebruik van het gebied. Het oorspronkelijke 'zandpad', dat midden door het gebied liep, kan ook inspireren tot het zichtbaar maken in de openbare ruimte en het 'vertellen' van het verhaal erbij.

De manier waarop het vertellen van het verhaal en het verbeelden ervan plaats kan vinden, zal in een later stadium worden uitgewerkt.

4.4 Parkeernorm

In het plangebied is de volgende parkeernorm gehanteerd.

Woningtype   Parkeernorm  
Woning duur   2,0 pp/woning  
Woning midden   1,8 pp/woning  
Woning goedkoop   1,4 pp/woning  
(middel)dure woning met parkeren op eigen terrein   2,0 pp/woning  
   
Reductiefactoren parkeren op eigen terrein    
Type parkeervoorziening   Reductiefactor  
Oprit zonder garage (carport)   0,8 pp/woning  
Garage zonder oprit   0,4 pp/woning  
Garage met oprit   1,0 pp/woning  

4.5 Beeldkwaliteit

Voor Oosterdalfsen is een afzonderlijk beeldkwaliteitsplan opgesteld. In het kader van de regels bij het bestemmingsplan zijn de objectieve bepalingen die de maatvoering van de woningen (hoogte, breedte, dakhelling en dergelijke) bepalen geregeld. Het bestemmingsplan is niet het geschikte instrument om de gewenste beeldkwaliteit te regelen. Om die reden is er voor gekozen om naast dit bestemmingsplan een separaat beeldkwaliteitsplan te vervaardigen.

Een beeldkwaliteitsplan heeft een wettelijke status als basis voor welstandsbeleid vanaf het moment dat het door de gemeenteraad is vastgesteld. Het vervangt dan de welstandsnota (voor het plangebied Oosterdalfsen). In het beeldkwaliteitsplan wordt helder aangegeven welke criteria als welstandscriteria bedoeld zijn. De welstandscommissie kan immers slechts vergunningsplichtige bouwwerken toetsen.

Het plan is geïnspireerd op de landschappelijke karakteristiek voor het deelgebied 'Essen- en Kampenlandschap', waarin het plangebied is gelegen.

4.6 Duurzaam bouwen

Algemeen

Duurzaam bouwen is het op zodanige manier bouwen dat gedurende de gehele levensloop van het gebouw en de gebouwde omgeving zo min mogelijk (milieu-)belasting ontstaat. Aandacht voor duurzaamheid betekent expliciete aandacht voor een gezond, leefbaar binnenmilieu van de woningen, beperkingen van de negatieve gevolgen voor mens en milieu en beperkingen van de woonlasten op termijn (energierekening).

Duurzame stedenbouw is een belangrijk en voorwaardenscheppend onderdeel van duurzaam bouwen. Verschillende nieuwe, maar zeker ook al bestaande, initiatieven en/of maatregelen worden in het kader van duurzaam bouwen samengevoegd tot het concept van een plan. Deze initiatieven en maatregelen vormen samen de bouwstenen.

In het voorliggende plangebied is duurzame stedenbouw een belangrijk uitgangspunt geweest. Zo is bijvoorbeeld het aspect "water" een bepalende factor bij de ontwikkeling van de wijk. Daarnaast zal bij het realiseren van de woningen zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van verantwoorde materialen.

De gemeente stelt beleid op voor duurzaam bouwen. Waar kansen liggen voor Oosterdalfsen zullen we die zoveel mogelijk benutten. Voorbeelden zijn bijvoorbeeld het gebruik van hout met een duurzaamheidskenmerk (zoals FSC) en aandacht voor een zuinig en duurzaam energiesysteem. Daarnaast kan bijvoorbeeld gedacht worden om het thema "water" ook binnen de gebouwen uit te werken door extra aandacht voor waterbesparende maatregelen.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. In de planopzet is aansluiting gezocht bij de recente uitgave "Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen", kortweg SVBP.

De planregels

De planregels geven inhoud aan de op de plankaart gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is het aantal regels zo beperkt mogelijk gehouden. Alleen datgene is geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is. Toch kan het in een concrete situatie voorkomen dat een afwijking van de planregels gewenst is. Daarom zijn er in het bestemmingsplan ontheffingen opgenomen. De bevoegdheid om ontheffing van bepaalde regels te verlenen is gebaseerd op artikel 3.6 van de "Wet ruimtelijke ordening" (Wro). De uitvoering berust bij burgemeester en wethouders. Deze ontheffingen maken kleine afwijkingen mogelijk binnen de aan de grond toegekende bestemming.

De bij dit plan behorende planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.

In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de op de plankaart gegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit ontheffing- en specifieke gebruiksregels. De bestemmingsomschrijving is bepalend voor het gebruik van de grond.

De hoofdstukken 3 en 4 bevatten regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen. Uit praktische overwegingen wordt de voorkeur gegeven om deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.

5.2 Nadere toelichting op de regels

Voor zover noodzakelijk wordt in deze paragraaf een nadere toelichting gegeven op de verschillende artikelen.

Bedrijventerrein

De bestemming "Bedrijventerrein" kent een categorie-indeling, gebaseerd op de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering".

In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat de gronden zijn bestemd voor de middels de aanduidingen toegelaten categorieën van bedrijven. Dit betekent dat overal waar de betreffende bedrijfscategorieën zijn toegestaan, de gronden voor die bedrijfsactiviteiten gebruikt mogen worden, ongeacht of er nog andere activiteiten zijn toegestaan.

Er zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen met voorwaarden en een afwegingskader. Indien aan de voorwaarden wordt voldaan, heeft het bevoegd gezag nog steeds de mogelijkheid om op basis van het afwegingskader de vergunning te weigeren. Dit dient dan uiteraard wel gemotiveerd te worden.

Het bebouwingspercentage van een bouwperceel moet tussen 25 en 75% liggen. Een bouwperceel is een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Buiten het bouwvlak kan ook bebouwing (namelijk bouwwerken, geen gebouw zijnde) worden opgericht, zodat een bouwperceel ook de grond buiten het bouwvlak omvat (voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak).

Het bouwperceel moet worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte.

Per bouwperceel is één bedrijfswoning toegestaan.

Tuin

Op de grond met de bestemming "Tuin" mogen slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van 1 meter worden gebouwd.

Verkeer - Verblijfsgebied

Aan de binnen het plangebied voorkomende wegen en paden is een verkeersbestemming toegekend. De wegen hebben in hoofdzaak een erfontsluitingsfunctie.

Binnen deze bestemming zijn ook voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, alsmede parkeer- en groenvoorzieningen realiseerbaar.

Wonen

Een woonhuis is een gebouw (hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd) dat slechts één woning omvat. Een woning is een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat krachtens aard en indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

Een hoofdgebouw mag vrijstaand, halfvrijstaand of in een rij worden gebouwd, waarbij onder een rijenwoning wordt verstaan een woning in een blok van drie woningen. De uitwisseling tussen vrijstaand, halfvrijstaand en rijenwoningen geeft dus maximale flexibiliteit en mogelijkheden om in te spelen op de markt. Er zijn een paar beperkingen:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd. Deze aanduiding komt voor op plaatsen waar dat stedenbouwkundig van belang is.
  • 2. Er moet worden voorzien in voldoende parkeerruimte. Rijenwoningen brengen een hogere parkeerdruk met zich mee. Indien de verkeersbestemming onvoldoende mogelijkheden biedt om in de parkeerruimte te voorzien, kunnen de bestemmingen Wonen en Tuin daarvoor worden ingezet. Daartoe is in de bestemmingsomschrijving van deze bepalingen parkeerruimte apart vermeld. De parkeereis geldt als voorwaardelijke verplichting: als niet wordt voorzien in parkeerruimte, mag niet worden gebouwd.

Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De vrijstaande zijde van een hoofdgebouw moet ten minste 3 meter uit de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd. Voor hoofdgebouwen geldt in eerste instantie een minimale breedte van 5 meter en een dakhelling van 25o tot 60o.

Bijbehorende bouwwerken mogen - met inachtneming van de voorgeschreven afstand tot de voorgevel en de zijdelingse perceelgrens - in het gehele bestemmingsvlak worden opgericht, dus zowel binnen als buiten het bouwvlak. Aan de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken is een maximum verbonden. In beginsel mag die gezamenlijke oppervlakte 50 m2 bij een in een rij aaneengebouwd woonhuis en 70 m2 bij een vrijstaand of halfvrijstaand woonhuis bedragen, echter de gezamenlijke oppervlakte mag niet groter zijn dan 50% van het achter de voorgevel gelegen bouwperceel.

Door voor bijbehorende bouwwerken een lagere maximale bouwhoogte op te nemen wordt visueel onderscheid met de hoofdgebouwen verkregen.

Voorts is met het oog op de na te streven beeldkwaliteit en stedenbouwkundige situering de mogelijkheid opgenomen dat burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.

Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van de gebruiksbepaling is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Bepalend daarvoor is de bestemmingsomschrijving.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal regels opgenomen, om het mogelijk te maken het plan op ondergeschikte punt aan te passen. Dit evenwel met het voorbehoud dat de belangen van derden in redelijkheid niet mogen worden geschaad.

Ook kleine afwijkingen (maximaal 10%) van de in de regels opgenomen, dan wel op de kaart aangeven maten, kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt.

Omdat één en ander zich niet tot één bestemming beperkt, maar bij diverse bestemmingen gewenst dan wel noodzakelijk is, zijn deze regels op alle bestemmingscategorieën van toepassing.

Algemene wijzigingsregels

De mogelijkheid wordt verkend om een woongebouw te realiseren voor de huisvesting van de doelgroep 55+ in combinatie met het aanbieden van zorg op maat. Deze verkenning borduurt voort op de oorspronkelijke wens van de woongroep Dalfsen 50+ (die inmiddels is ontbonden) om hier passende huisvesting te bieden voor deze doelgroep.

Voor de realisatie van een woongebouw zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Op de verbeelding zijn twee gebieden aangegeven waarvoor een wijzigingsbevoegdheid geldt.

Voor het gebied met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' is het mogelijk om de bestemmingen te wijzigen ten behoeve van (half)vrijstaande woningen en een woongebouw. Indien al een deel van de woonbestemmingen in dit wijzigingsgebied is gerealiseerd, kan van de wijzigingsbevoegdheid geen gebruik meer worden gemaakt. Het gebied binnen de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' moet stedenbouwkundig als één geheel worden benaderd.

In het gebied met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' bestaat de mogelijkheid om de bestemmingen te wijzigen ten behoeve van een woongebouw. Ook voor dit gebied geldt dat het stedenbouwkundig als één geheel moet worden benaderd. Indien al een deel van de bedrijfsbestemming is gerealiseerd, kan van de wijzigingsbevoegdheid geen gebruik worden gemaakt.

Gebruik van deze wijzigingsbevoegdheden gaat plaatsvinden onder begeleiding van een kwaliteitsteam.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is gesteld dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan onderzoek moet worden uitgevoerd naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. In de Wet ruimtelijke ordening is opgenomen dat een gemeente de gemaakte kosten op een particuliere grondeigenaar moet verhalen in het geval deze eigenaar tot ontwikkeling van een bouwplan overgaat. Daarnaast kan de gemeente eisen stellen met betrekking tot de te ontwikkelen locatie, zoals kwaliteitseisen van het openbaar gebied of eisen met betrekking tot woningbouwcategorieën (particulier opdrachtgeverschap en sociale woningbouw).

Alle voor de ontwikkelingen benodigde gronden zijn in eigendom van de gemeente. Bij de realisatie van dit bestemmingsplan wordt het kostenverhaal en het stellen van locatie-eisen geregeld door middel van eigen regie door de gemeente. De realisatie van dit plan wordt gedekt vanuit de gemeentelijke grondexploitatie. Daarom hoeft het kostenverhaal niet via derden geregeld te worden. De economische uitvoerbaarheid van dit plan is hiermee gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Inspraak, overleg en zienswijzen

7.1 Overleg

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Het voorontwerpbestemmingsplan "Oosterdalfsen" is aan de daartoe aangewezen instanties toegezonden.

De overlegreacties en de beantwoording daarvan zijn in bijlage 21 van deze toelichting opgenomen. Tevens is vermeld of de overlegreacties aanleiding hebben geven om het voorliggende bestemmingsplan aan te passen.

7.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan "Oosterdalfsen" is op basis van de gemeentelijke inspraakverordening (onder toepassing van afdeling 3.4 Awb) gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd.

De resultaten van deze inspraakprocedure zijn in bijlage 21 van deze toelichting opgenomen. Tevens is vermeld of de inspraakreacties aanleiding hebben geven om het voorliggende bestemmingsplan aan te passen.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 18 december 2014 tot en met 29 januari 2015 voor een ieder ter inzage gelegen. In het kader van de kennisgeving ex artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening is het ontwerpbestemmingsplan aan de daartoe aangewezen instanties digitaal toegezonden.

Binnen deze termijn zijn 4 zienswijzen ingediend.

De zienswijzen zijn in de Nota van Zienswijzen en kennisgeving bijlage 22 samengevat weergegeven en voorzien van een reactie door de gemeente. Daarbij is ook aangegeven of de zienswijze aanleiding heeft gegeven tot het aanpassen van het bestemmingsplan.

Om privacyredenen zijn de ingekomen zienswijzen geanonimiseerd. De zienswijzen zijn in deze nota daarom aangeduid met een nummer. Reclamanten worden hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

juni 2015.