direct naar inhoud van 5.9 Externe veiligheid (inrichtingen en vervoer gevaarlijke stoffen)
Plan: Woongebied Borne Midden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpWBM2012-vg01

5.9 Externe veiligheid (inrichtingen en vervoer gevaarlijke stoffen)

5.9.1 Beleidskader

Bij ruimtelijke projecten dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

  • Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas.
  • Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Het bestemmingsplan is getoetst aan de wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid en de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Bij de toetsing zijn ondermeer de volgende documenten betrokken:

  • 1. Het 'Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen' (BEVI) en de 'Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen' (REVI) voor bedrijven die gevaarlijke stoffen op-, overslaan en/of be-/verwerken, gewijzigd in 2009;
  • 2. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);
  • 3. De 'circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (cRNVGS) voor transportroutes van gevaarlijke stoffen over de weg, water en het spoor, gewijzigd en verlengd in 2008;
  • 4. Het 'Besluit Risico's Zware Ongevallen 1999' (BRZO).
5.9.2 Situatie plangebied
5.9.2.1 Besluit externe veiligheid inrichtingen

Op het adres Bekenhorst 35 is een LPG-tankstation gesitueerd. Een LPG-tankstation is een inrichting waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is. De doorzet van het tankstation is begrensd tot 1000 m3 per jaar. Conform de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) ligt hierbij de 10-6-contour voor het PR op een afstand van 45 meter vanaf het vulpunt, zie afbeelding 5.2. Binnen deze afstand zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan. Er zijn binnen deze contour geen gevoelige bestemmingen gelegen. Verder geldt dat er geen overschrijding plaats vindt van de oriënterende waarde van het groepsrisico, waardoor de situatie bestuurlijk aanvaardbaar kan worden beschouwd. Door de brandweer is een rampenbestrijdingsplan opgesteld voor deze inrichting. Zowel in de huidige als in de toekomstige situatie wordt voldaan aan de geldende norm. Er vinden bovendien geen nieuwe ontwikkelingen plaats binnen het invloedsgebied van dit LPG-tankstation.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpWBM2012-vg01_0009.jpg"

Figuur 5.2) Uitsnede risicokaart

Verantwoording

Bestrijdbaarheid

De bron (het LPG-tankstation) en de belaste omgeving (invloedsgebied) zijn vanaf de Bekenhorst, Von Bönninghausenstraat goed bereikbaar voor hulpverleningsdiensten. Er is een rampenbestrijdingsplan voor deze inrichting aanwezig. Ten aanzien van de bereikbaarheid zijn geen aanvullende maatregelen nodig.

Zelfredzaamheid

In het invloedsgebied bevindt zich het Trivium, een zorginrichting met personen met een lage zelfredzaamheid. Er zijn goede ontvluchtingswegen aanwezig. Hier is in het rampenbestrijdingsplan rekening mee gehouden.

Bluswatervoorzieningen

In de directe nabijheid van de risicobron in het plangebied dienen voldoende effectieve bluswatervoorzieningen aanwezig te zijn.

Nabij het LPG tankstation is een brandkraan aanwezig. Ook aan de Von Bönninghausenstraat en bij het Trivium zijn brandkranen aanwezig.

Een primaire bluswatervoorziening is een bluswatervoorziening die na aansluiting direct en onafgebroken voldoende water uit de bluswatervoorziening kan leveren. De benodigde bluswatercapaciteit van de primaire bluswatervoorziening zal minimaal 30m3 /h conform de door de brandweer gestelde voorwaarden. De Stroomesch vijver voldoet aan de normen. Echter, een goede opstelplaats voor brandweerauto ontbreekt.

Waarschuwingsinstallatie

Het plangebied ligt binnen het dekkingsgebied van een waarschuwing- en alarmeringsinstallatie. Dit kan worden gebruikt om de bevolking te waarschuwen.

Advies brandweer

De brandweer wordt in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de bovenstaande tekst over het groepsrisico.

5.9.2.2 Buisleidingen

In het plangebied is een hoge druk aardgasleiding aanwezig. De 6" Inch leiding met een werkdruk van 40 bar is voor dit bestemmingsplan maatgevend. Deze leiding kent, overeenkomstig het Bevb, een inventarisatieafstand (IA) van 70 meter, dit aan weerszijden van de leiding. De ligging hiervan is weergegeven in afbeelding 5.2. Deze leiding is opgenomen op de planverbeelding. De plaatsgebonden risico contour bedraagt bij deze leiding 4 meter aan weerszijden.

De Gasunie heeft op 30 mei 2012 per brief laten weten dat er een aantal knelpunten zijn ten aanzien van het Plaatsgebonden Risico (PR). Dit betreft de locaties "Station", "Van Galenstraat" en "Oude Hengelosestraat". Degasunie heeft aangegeven dat bestaande bouwwerken binnen de belemmeringenstrook onder voorwaarden worden gedoogd. Op grond van Bevb artikel 14 heeft de Gasunie aangegeven dat zij tegen toekomstige ruimtelijke plannnen die het oprichten van nieuwe bouwwerken binnen de belemmeringenstrook mogelijk gaan maken bezwaar zal aantekenen. Dit opdat de situatie er qua beheersmogelijkheden niet verder op achteruit gaat (standstill principe).

De Gasunie heeft voor de genoemde PR knelpunten per 1 januari 2012 de maatregel "Strikte begeleiding van werkzaamheden", als beschreven in de Handleiding risicoberekeningen Bevb, toegepast. Hiermee wordt het plaatsgebonden risico met een factor 2,5 verlaagd. Op locaties waar de bestaande PR knelpunten met de maatregel Strikte begeleiding van werkzaamheden nog niet geheel zijn opgelost, zal Gasunie er naar streven om uiterlijk 31 december 2013 aanvullende risicoreducerende maatregelen te treffen. Nadat de maatregelen zijn toegepast zullen deze worden verwerkt in het leidingenbestand van Gasunie. Bij nieuwe CAROLA berekeningen wordt dan rekening gehouden met de toegepaste maatregelen. De maatregelen zullen na enige tijd indirect via het Risicoregister zichtbaar worden doordat de 10-6 per jaar contouren van het plaatsgebonden risico bij de voormalige PR knelpunten kleiner zullen worden of zullen verdwijnen.

De ontwikkelingen die middels dit plan worden mogelijk gemaakt liggen ver buiten de inventarisatieafstand van 70 meter. Binnen het deel van het plangebied dat wel binnen de IA is gelegen worden middels deze bestemmingsplanprocedure geen bebouwingsmogelijkheden mogelijk gemaakt. Het Bevb vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

5.9.2.3 Vervoer gevaarlijke stoffen

Modaliteit weg

Door de gemeenteraad is op 21 september 2006 een routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld. Hiervoor is de A1/A35 aangewezen, dit houdt in dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze route moet plaats vinden. Op overige wegen is voor het vervoer van gevaarlijke stoffen een ontheffing nodig (bijvoorbeeld ten behoeve van bevoorrading LPG, vuurwerk, etc.). In de externe veiligheidsvisie van de gemeente Borne is aangegeven dat er nergens een knelpunt optreedt ten aanzien van PR en GR.

Modaliteit spoor

Uit de externe veiligheidsvisie gemeente Borne blijkt dat er geen PR-contour langs het spoor aanwezig is en dat ten aanzien van het GR geen belemmeringen aanwezig zijn in de huidige situatie.

5.9.3 Casimirlocatie

Voor de Casimirlocatie is de externe veiligheid onderzocht. De resultaten zijn opgenomen in een memo van 22 januari 2013 en is opgenomen in bijlage 6.

Uit een inventarisatie blijkt dat:

  • de locatie van de voormalige Casimirschool zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi-, of RRGS- inrichtingen, danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico).
  • De locatie zich bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is.
  • de locatie is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen.
  • de locatie is niet gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
5.9.3.1 Spoorlijn Almelo-Enschede

Op ruime afstand (195 meter) van het plangebied bevindt zich de spoorlijn Almelo-Enschede. Deze spoorlijn wordt gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Despoorlijn kent geen plaatsgebonden risicocontour waardooor nadere verantwoording van het plaatsgebonden risico niet noodzakelijk is. Het aspect groepsrisico is wel van belang.

Met betrekking tot het groepsrisico en de verantwoording daarvan is de zone van 200 meter (groepsrisico aandachtsgebied) vanaf het spoor een belangrijke afstand. Dit gebied omvat het 100% letaliteitspercentage (op circa 150 meter) van een BLEVE. Vanaf 200 meter is ersprake van een significant lager letaliteitspercentage. Vanaf die afstand zijn mensen binnenshuis in pincipe voldoende veilig.

Bij ruimtelijke plannen die geheel of deels binnen de 200 meter van detransportbron zijn gelegen dient aandacht gegeven te worden aan de verantwoordingsplicht groepsrisico. De woningen in herontwikkelingslocatie bevinden zch op minimaal 195 meter afstand van de spoorlijn. Feitelijk ligt 1 woning voor een beperkt deel (maximaal 5 meter) binnen de 200 meter zonde van het doorgaand spoor.

Bij de berekening van het groepsrisico is het van belang dat de ontwikkeling niet leidt tot een onevenredige toename van het groepsrisico ter plaatse. Vergeleken met de voormalige functie van de basisschool zal in de nieuwe situatie het aantal personen die ter plaatse verblijven fors afnemen. Er was sprake van een leerlingenpopulatie van ongeveer 88 leerlingen, ten behoeve van de 10 te realiseren woningen wordt uitgegaan van 24 die ter plaatse verblijven. Er is wel een wijziging van debezettingsgraad van de gebouwen/ woningen in het gebied. De bezettingsgraad overdag zal fors afnemen, maar de bezettingsgraad 's nachts zal beperkt toenemen.

In verband met het wijzigen van de functie van het gebied is de ontwikkeling getoetst op de aspecten: bereikbaarheid van de hulpdiensten ter plaatse, vluchtmogelijkheden en de (zelf)redzaamheid van de aanwezige personen. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling geen onevenredige risico's met zich meebrengt. Een zeer kwestbaar object wordt vervangen door minder kwetsbare objecten en er is sprake van een aanzienlijke afname van het aantal aanwezige personen in de dagperiode. In de nachtperiode is er sprake van een toename van het aantal peronen, maar dit brengt gezien de afstand van de herontwikkelingslocatie tot aan de spoorlijn alsmede het feit dat verhoudingsgewijs de zelfredzaamheid in het gebied toeneemt, geen onevenredige toename van het groepsrisico met zich mee.

5.9.4 Conclusie

Binnen het plangebied zijn een aantal risicobronnen aanwezig. De aardgasleiding kent een aantal knelpunten ten aanzien van het Plaatsgebonden Risico (PR). DeGasunie heeft hiervoor echter maatregelen getroffen waarmee het PR verlaagd kan worden. Op locaties waar de bestaande PR knelpunten met de maatregel Strikte begeleiding van werkzaamheden nog niet geheel zijn opgelost, zal Gasunie er naar streven om uiterlijk 31 december 2013 aanvullende risicoreducerende maatregelen te treffen.

Voor de ontwikkeling van de Casimirlocatie worden geen knelpunten op het gebied van externe veiligheid verwacht.

Geconcludeerd kan worden dan het bestemmingsplan op het gebied van externe veiligheid uitvoerbaar is.