Plan: | Buitengebied Borne, parapluplan erfmolens |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0147.BpBGprperfmolens-vg01 |
Op 3 oktober 2017 is het bestemmingsplan 'Buitengebied Borne' vastgesteld, na de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1517). In dit bestemmingsplan zit een afwijkingsbevoegheid voor het bouwen van één kleine windturbine (erfmolen). Hiervoor geldt een tiphoogte van maximaal 15 meter en deze mag gebouwd worden binnen het bouwvlak van de bestemming 'Agrarisch met waarden' (artikel 3.4.8) en de bestemming 'Gemengd' (artikel 7.4.3).
Conform de Nota van Uitgangspunten behorend bij het bestemmingsplan 'Buitengebied Borne' was het oorspronkelijk de bedoeling om de plaatsing van (maximaal) één kleine windturbine (erfmolen) op of aansluitend aan het agrarisch bouwvlak mogelijk te maken. Deze zouden een maximale ashoogte van 15 meter mogen hebben.
Geconcludeerd is dat in de regels van het vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied Borne' in vergelijking met de Nota van Uitgangspunten per abuis een onjuiste maatvoering (maximale tiphoogte in plaats van ashoogte) voor erfmolens zijn opgenomen. Deze omissie wordt middels dit parapluplan hersteld. Daarbij wordt nadrukkelijk vermeld dat het bouwen van windturbines conform de afwijkingsbevoegdheid enkel binnen het bouwvlak geldt. Middels dit parapluplan wordt het niet mogelijk gemaakt om windturbines ook aansluitend aan het bouwvlak mogelijk te maken.
Om de gewenste aanpassing voor erfmolens en de voorwaarden integraal door te voeren moet het bestenmingsplan voor het buitengebied aangepast worden. Het is mogelijk om meerdere bestemmingsplannen tegelijkertijd op één of meerdere thema's of onderdelen te wijzigen, zodat deze weer zijn voorzien van een juiste regeling. Dit kan in de vorm van een zogenaamd paraplubestemmingsplan, waarbij de desbetreffende regeling overkoepelend kan gelden voor meerdere bestemmingsplannen.
Voorliggend paraplubestemmingsplan is een aanvullende regeling voor het erfmolens op (agrarische) bouwpercelen en herziet de bestaande bestemmingsplannen uitsluitend op dit onderdeel.
Het paraplubestemmingsplan voorziet in de wijziging van de maximale bouwhoogte van windturbines en staat deze toe zowel binnen het (agrarisch) bouwvlak. Als gevolg van deze wijziging mag de ashoogte maximaal 15 meter bedragen (in plaats van de tiphoogte). Hiermee wordt een omissie uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Borne' herstelt conform de Nota van Uitgangspunten behorende bij dat bestemmingsplan. Daarbij wordt nadrukkelijk vermeld dat het bouwen van windturbines conform de afwijkingsbevoegdheid enkel binnen het bouwvlak geldt. Middels dit parapluplan wordt het niet mogelijk gemaakt om windturbines ook aansluitend aan het bouwvlak mogelijk te maken.
Het paraplubestemmingsplan heeft betrekking op alle gronden binnen de geldende bestemmingsplannen in het buitengebied waar agrarische bouwvlakken aanwezig zijn. Het plangebied behelst derhalve een groot deel van het buitengebied van de gemeente Borne. De juridisch-planologische basis voor het plangebied wordt gevormd door het bestemmingsplan 'Buitengebied Borne, vastgesteld op 3 oktober 2017, het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen', vastgesteld op 16 juni 2020 en het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen, herziening Bornsche Maten' (vastgesteld op 14 juli 2023). Het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen' en 'Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen, herziening Bornsche Maten' hebben enkele gronden (met name bij de Bornsche Maten) in het plangebied opgenomen, waardoor deze niet meer tot het bestemmingsplan 'Buitengebied Borne' behoren.
Verder wordt opgemerkt dat de volgende partiële herzieningen geen onderdeel uitmaken van het parapluplan, aangezien die vastgestelde plannen geen betrekking hebben op gronden waar een agrarisch bouwvlak aanwezig is:
Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding (plancontour).
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op relevant ruimtelijk beleid van het Rijk, provincie Overijssel en gemeente Borne dat betrekking heeft op dit onderwerp. Hoofdstuk 3 gaat over belangrijke omgevingsaspecten die in ogenschouw genomen dienen te worden. Hoofdstuk 4 gaat over de juridische opzet van het parapluplan. Het laatste hoofdstuk 5 gaat in op de uitvoerbaarheid van het plan vanuit economisch en maatschappelijk oogpunt.
Nederland staat voor grote uitdagingen die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. Complexe opgaven zoals verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie zijn nauw met elkaar verweven. Dat vraagt een nieuwe, integrale manier van werken waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zorgt voor een gezamenlijke aanpak die leidt tot een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Dit is nodig om onze doelen te halen en is een zaak van overheid en samenleving.
Binnen de NOVI is een richtinggevend kader opgenomen voor de productie van de duurzame energie. Hierbij is sprake van een voorkeur voor grootschalige clustering van de productie van duurzame energie (door windmolens, eventueel in combinatie met zonnevelden) omdat dit de ruimtelijke afwenteling vermindert en bijdraagt aan kostenreductie. Hier ligt echter wel een expliciete afweging tegenover andere waarden, zoals landschappelijke kenmerken, nationale veiligheid, natuur, cultureel erfgoed, water en bodem en maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak. Voorwaarde voor het toestaan van de productie van duurzame energie is dat omwonenden en inwoners van een gemeente goed betrokken zijn, invloed hebben op het gebruik van en, waar dat kan, meeprofiteren in de opbrengsten. Het is van belang aandacht te besteden aan natuurinclusief ontwerp en beheer bij duurzame energieprojecten om verstoring of aantasting van natuur en biodiversiteit zoveel mogelijk te voorkomen. Daarnaast zijn er ook mogelijkheden natuur te versterken, door bijvoorbeeld onderwaternatuur te realiseren bij windprojecten op water.
De energie-infrastructuur moet geschikt zijn voor duurzame energiebronnen en daarvoor moet ruimte gereserveerd worden. De transitie naar hernieuwbare energie vraagt meer ruimte voor transport, distributie en opslag van energie, zowel boven- als ondergronds. In plaats van enkele relatief grote ‘puntbronnen’ (centrales) en transport van energie in één richting zal sprake zijn van meerdere, vaak decentrale en sterk in grootte verschillende bronnen (zon-, wind- en bodemenergie) en tweerichtingsverkeer (gebruik en productie) van energie. Ook wordt opslag/conversie van energie belangrijker en zal daar meer (en ook meer verspreide) ruimte voor nodig zijn.
Geconcludeerd kan worden dat er met onderhavig paraplubestemmingsplan voor kleine erfwindmolens op of aangrenzend aan bouwvlakken geen strijdigheden optreden met het Rijksbeleid. Plaatsing van molens voor eigen gebruik levert een (kleine) bijdrage aan de landelijke doelstellingen.
Toets
Geconcludeerd wordt dat met onderhavig paraplubestemmingsplan voor kleine erfwindmolens (windturbines) op agrarische bouwvlakken geen strijdigheden optreden met het Rijksbeleid. Plaatsing van erfmolens (windturbines) voor eigen gebruik levert een (kleine) bijdrage aan de landelijke doelstellingen.
Richtinggevend beleid van de provincie is vastgelegd in de Omgevingsvisie en uitgewerkt in de Omgevingsverordening. In de Omgevingsvisie (2017) wordt de provinciale ambitie beschreven van een betrouwbare, duurzame en betaalbare energievoorziening met beperking van uitstoot van broeikasgassen. Daarbij zet de provincie in op een transitie waarin aan de ene kant bespaard wordt op energie door het terugdringen van het energieverbruik en het efficiënter gebruik van energie. Aan de andere kant zal er in de opwekking van energie een omslag gemaakt moeten worden van afhankelijkheid van fossiele brandstoffen naar het steeds verder vergroten van het aandeel hernieuwbare energie in de energievoorziening.
In de Omgevingsvisie wordt voor hernieuwbare energie met name gekeken naar grootschalige opwek door middel van windturbines. De verantwoordelijkheid om planologisch ruimte te maken voor windturbines wordt door de provincie in eerste instantie bij de gemeente gelegd. De provincie stelt het kader voor locatiekeuze en ontwerp. Voor alle initiatieven voor windenergie geldt dat locatiekeuze en ontwerp passend moeten zijn bij de gebiedskenmerken. Daarbij wordt aangegeven dat binnen de Nationale landschappen geen ruimte is voor de plaatsing van windturbines. In andere uitsluitingsgebieden zijn geen grote windturbines toegestaan vanwege de hoge cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden (en daarmee samenhangende recreatieve en toeristische waarde) van deze gebieden.
In de Omgevingsvisie roept de provincie inwoners, bedrijven en gemeenten op om:
Over kleinschalige vormen van energieopwek, zoals erfwindmolens, wordt niet specifiek beleid gevoerd door de provincie. In algemene zin geldt clustering van functies bij voorkeur ook voor energie-opwek.
Toets
Geconcludeerd wordt dat het parapluplan past binnen de uitgangspunten van het provinciaal beleid. Voorliggend plan gaat niet over grootschalige opwek van windenergie, maar biedt agrarische bedrijven de gelegenheid om op eigen erf met kleine molens te voorzien in de energiebehoefte. In de Nota van Uitgangspunten behorend bij het bestemmingsplan Buitengebied Borne was deze mogelijkheid opgenomen, echter zijn deze onjuist in de regels verwerkt. Middels voorliggend plan wordt deze omissie hersteld.
Voorafgaand aan het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied is een Nota van Uitgangspunten (hierna: NvU) opgesteld en vastgesteld door de gemeenteraad. In de NvU zijn (juridische) keuzes gemaakt en zijn de uitgangspunten voor diverse thema’s nader geconcretiseerd. In de NvU werd aangegeven wat de gemeente in het bestemmingsplan wou gaan regelen: het mag niet, het mag wel, onder voorwaarden of met behulp van maatwerk. In het bestemmingsplan 'Buitengebied Borne' ging het niet alleen om het al dan niet toestaan van functies, maar ook om de voorwaarden waaronder nieuwe ontwikkelingen kunnen worden toegestaan. Op deze manier wordt enerzijds ruimte geboden aan nieuwe ontwikkelingen en anderzijds wordt tevens een kwaliteitsdoelstelling behaald. De gemeente houdt daarmee regie op de kwaliteit voor het buitengebied.
In de NvU is gelet op duurzame energie het volgende opgenomen:
Toets
Hoewel in de NvU is aangegeven dat een ashoogte van 15 m zou worden opgenomen is dit in de planregels onjuist verwerkt. De planregel geeft immers aan dat de tiphoogte maximaal 15 meter mag bedragen.
Middels voorliggend parapluplan wordt deze omissie, gelet op de behoefte aan de opwekking van duurzame energie voor de eigen energiebehoefte van het agrarisch bedrijf, hersteld.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening mag een bestemmingsplan niet in strijd zijn met een aantal milieu- en omgevingsaspecten. Dit betreft de milieu- en omgevingsaspecten water, bodem, archeologie, cultuurhistorie, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, kabels en leidingen en ecologie.
In het kader van het bestemmingsplan 'Buitengebied Borne' heeft zowel een milieueffectrapportage plaatsgevonden als een toets aan de milieu- en omgevingsaspecten. Daarin heeft een planmaximalisatie ten aanzien van de afwijkingsbevoegdheden plaatsgevonden en is aangetoond dat het plan niet leidt tot belangrijke nadelige effecten op het milieu en de omgeving.
In de milieueffectrapportageis onderzocht of de afwijkingsbevoegdheid voor windmolens belangrijke negatieve effecten heeft op het milieu. De conclusie is dat de afwijkingsbevoegdheid voor het plaatsen van één windturbine in een agrarisch bouwvlak geen belangrijke nadelige effecten heeft op het milieu en Natura 2000-gebieden.
Daarbij wordt nog opgemerkt dat voorliggend paraplubestemmingsplan niet voorziet in de mogelijkheid voor de realisatie van een windturbinepark. Op grond van het Besluit milieueffectrapportage is sprake van een windturbinepark in het geval van ten minste drie windturbines. Het mogelijk maken van individuele kleine windturbines op agrarische bouwvlakken (erfmolens) valt niet onder de activiteiten die zijn genoemd in het Besluit milieueffectrapportage:
Op grond van de bouwmogelijkheid die dit paraplubestemmingsplan biedt, is het in theorie mogelijk dat verspreid over het buitengebied van de gemeente Borne op verschillende agrarische erven in totaal meer dan 20 erfwindmolens geplaatst worden. Ze vormen echter geen afzonderlijke inrichtingen. De erfwindmolen (windturbine) staat binnen het bouwvlak, ze voorzien aantoonbaar in de stroomvoorziening van het betreffende agrarische bedrijf, ze functioneren technisch zelfstandig per locatie en er is geen sprake van een organisatorische binding. Daarbij ligt het, ook gelet op de ligging van de agrarische bouwvlakken, niet voor de hand dat de kleine erfwindmolens een gecoördineerde eenheid gaan vormen door bijvoorbeeld onderlinge gelijkmatige afstand, type, hoogte of afstand.
Op dit moment is het plaatsen van windturbines met een tiphoogte van 15 tevens al mogelijk door middel van een afwijking op het bestemmingsplan. Met het voorliggende parapluplan worden enkel beperkte omissies in de planregels hersteld conform de Nota van Uitgangspunten van het bestemmingsplan Buitengebied Borne. Een individuele erfmolen vormt geen windturbinepark in de zin van het Besluit milieueffectrapportage en valt daarom per definitie buiten de m.e.r.-(beoordelings)plicht. Daarmee is er dus ook geen verplichting om een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling of een milieueffectrapportage op te stellen. Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning zal per geval beoordeeld worden of wordt voldaan aan de relevante toetsingskaders.
Het paraplubestemmingsplan is gebaseerd op het behouden van de juridisch-planologische ruimte zoals deze is opgenomen in de geldende bestemmingsplannen. Het paraplubestemmingsplan vormt het juridisch-planologische regime voor het onder voorwaarden mogelijk maken van één windturbine (erfwindmolen) binnen een agrarisch bouwvlak met een ashoogte van 15 meter. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de afwijkingsregels zoals deze zijn opgenomen in artikel 3.4.8 en 7.4.3 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Borne'.
Er is gekozen voor de vorm van een herziening die wordt toegevoegd aan het bestaande bestemmingsplan 'Buitengebied Borne'.
De verbeelding bevat de plancontour van het bestemmingsplan 'Buitengebied Borne', met uitzondering van partiële herzieningen die na inwerkingtreding van het bestemmingslpan 'Buitengebied Borne' zijn vastgesteld. Daarbij wordt de plancontour ook aangepast aangezien het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen' en het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen, herziening Bornsche Maten' in werking zijn getreden.
De plangebieden van de volgende vastgestelde plannen maken geen onderdeel uit van het plangebied van dit parapluplan, aangezien op die percelen geen agrarisch bouwvlak aanwezig is:
Artikel 3.4.8, sub c en artikel 7.4.3, sub c van het huidige bestemmingsplan Buitengebied Borne worden aangepast. Voor het overige blijven de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Borne, vastgesteld op 3 oktober 2017 van kracht.
De aanpassing in het parapluplan zijn zodanig opgesteld dat deze - als ze aan de oorspronkelijke regels worden toegevoegd - integraal kunnen worden gelezen.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Als er sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, moeten deze kosten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. De kosten die worden gemaakt voor het opstellen van voorliggende paraplubestemmingsplan worden gefinancierd uit de gemeentelijke middelen.
De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeenten om bij ontwikkelplannen een exploitatieplan op te stellen, tenzij het kostenverhaal anderzijds is verzekerd. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente. Het oprichten van windturbines (erfwindmolens) op het erf is alleen toegestaan na het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bestemmingsregels (concreet van de bouwregels van de bestemming Agrarisch met waarden of Gemengd). De kosten voor de gemeente betreffen het beoordelen van deze aanvragen. Deze kosten worden door middel van leges gedekt. De economische uitvoerbaarheid ligt in de handen van initiatiefnemers. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet aan de orde.
Vooroverleg
In artikel 3.1.1. Bro is bepaald dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg wordt gepleegd met de voor het onderwerp betrokken overheden of instanties. Voor dit plan is dat alleen de provincie Overijssel. In het kader van vooroverleg is het plan voorgelegd aan de provincie Overijssel.
Omdat er geen waterbelangen bij dit parapluplan betrokken zijn, is afgezien van vooroverleg met het Waterschap Vechtstromen. Het betreft immers een beperkte aanpassing van de regels van het vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied Borne, waarbij concreet de volgende aanpassing wordt doorgevoerd:
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode heeft een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit parapluplan kenbaar kunnen maken. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Wel is een ambtshalve wijziging doorgevoerd in de verbeelding, aangezien deze niet overeen kwam met het plangebied zoals genoemd in paragraaf 1.3 van deze toelichting. Als gevolg van deze wijziging is het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld.