Plan: | Buitengebied Borne, herziening bosaanleg Hoge Horst, Dashorsterweg en Hertmerweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0147.BpBG2014hz022-vg01 |
Initiatiefnemer is voornemens om op verschillende plekken binnen de gemeente Borne bomen te planten om nieuwe bosgebieden te creëren. De gebieden zijn in de huidige situatie bestemd als agrarische grond met waarden. Het aanleggen van bospercelen komt voort uit de landelijke bossenstrategie uit 2020 en de regeling "Meer bos in Overijssel".
Op basis van het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Borne" geldt ter plaatse van het plangebied een andere bestemming dan de bestemming "Bos". Voorliggend plan voorziet in het vervangen van de huidige bestemming(en) naar de bestemming "Bos". Een herziening van het bestemmingsplan is dan ook noodzakelijk.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de gewenste juridisch planologische kaders. Aangetoond wordt dat het voornemen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is.
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op verschillende (delen van) percelen in het buitengebied van de Gemeente Borne. In afbeelding 1.1 is globaal weergegeven welke locaties het betreft. Specifiek gaat het om de percelen die kadastraal bekend staan onder de gemeentenaam Borne sectie A nummers 1284 en 1285 (Dashorsterweg), sectie A nummers 212, 213, 214, 259, 262, 1532, 1654, 2080 (Hertmerweg) en sectie B nummer 3073 (Hoge Horst).
Afbeelding 1.1 Globale ligging plangebied (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Borne". Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Borne gewijzigd vastgesteld op 3 oktober 2017.
In afbeelding 1.2 is een uitsnede van de verbeelding behorend bij het geldende bestemmingsplan opgenomen. Met de rode sterren omlijning is het plangebied globaal aangegeven.
Afbeelding 1.2 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Buitengebied Borne" (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl) |
De diverse gebieden behorende tot het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden'
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf, in de vorm van een grondgebonden agrarische bedrijf en/of een niet grondgebonden agrarisch bedrijf, al dan iet in combinatie met dien verstande dat:
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn ter plaatse slechts toelaatbaar, indien het een bouwwerk betreft van minder dan 2.500 m². Indien het een bouwwerk betreft waarvan de oppervlakte meer dan 2.500 m² bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 cm, is deze eveneens toelaatbaar.
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn ter plaatse slechts toelaatbaar, indien het een bouwwerk betreft van minder dan 5.000 m². Indien het een bouwwerk betreft waarvan de oppervlakte meer dan 5.000 m² bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 cm, is deze eveneens toelaatbaar.
Initiatiefnemer is voornemens om verschillende percelen in het buitengebied van Borne met de bestemming 'Agrarisch met waarden' te veranderen naar 'Bos'.
In de huidige situatie zijn de gronden voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor de instandhouding en versterking van de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorisch en/of abiotische waarden. Het aanleggen van bos, kan vallen onder deze bestemming wanneer dit landschappelijk gewenst is. Het aanleggen en behouden van bos valt binnen deze bestemming echter niet onder het hoofdgebruik.
In de beoogde situatie bestaat het hoofdgebruik van de gronden uit het planten en behouden van bos. Het veranderen van de bestemming 'Agrarisch met waarden' naar 'Bos', sluit daarom beter aan bij het toekomstige hoofdgebruik van de gronden. Voor het veranderen van de bestemming moet het bestemmingsplan worden herzien.
Hoofdstuk 2 betreft een beschrijving en analyse van de bestaande situatie. Hoofdstuk 3 bevat de planbeschrijving van de voorgenomen ontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt het relevante beleid dat als basis dient voor dit bestemmingsplan besproken. De verschillende milieuaspecten die van belang zijn voor elk bestemmingsplan worden besproken in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt aandacht besteed aan de juridische planbeschrijving. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 en respectievelijk 8 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.
Het plangebied bestaat uit verschillende (delen van) percelen met een agrarische bestemming in het buitengebied van Borne. Het plangebied is in voorliggend geval in de bestaande situatie daarom ingericht als agrarische cultuurgrond. In het inrichtingsplan voor de Hoge Horst en de Dashorsterweg staat informatie over de verschillende percelen. Hieronder wordt kort ingegaan op de informatie uit dit inrichtingsplan met betrekking tot de afzonderlijke locaties. Voor het volledige inrichtingsplan wordt verwezen naar bijlage 1. Voor de Hertmerweg is nog geen volledig inrichtingsplan opgesteld, wel is bekend welke soorten hier geplant worden, dit wordt tevens hieronder benoemd.
Hoge Horst
Het perceel aan de Hoge Horst sectie B perceelnummer 3073 is bestemd als agrarische grond. In de huidige situatie wordt het gebruikt als grasland/wei. In afbeeldingen 2.1 en 2.2 is met een situatietekening en een foto de bestaande situatie weergegeven. In het perceel zijn bodemboringen uitgevoerd en is de pH gemeten. Het perceel heeft een indicatieve pH tussen de 5 & 5,5. Het perceel is gelegen op bekeerdgronden, het perceel bevat tevens lemig zand.
Afbeelding 2.1 Bodemboring perceel 3073 aan de Hoge horst (Bron: Initiatiefnemer)
Afbeelding 2.2 Luchtfoto locatie aan de Hoge Horst (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Dashorsterweg
De percelen aan de Dashorsterweg sectie A perceelnummers 1284 en 1285 zijn tevens bestemd als agrarische grond en worden gebruikt als weiland. In afbeeldingen 2.3 en 2.4 is met een situatietekening en een foto de bestaande situatie weergegeven. Voor deze locatie geldt tevens een pH-waarde tussen de 5 & 5,5. Daarnaast zijn de percelen gelegen op de beekeerdgronden. In de boring van deze percelen is een kleiige structuur vanaf 100 cm diepte aangetroffen die ten minste 20 cm dik is. Deze opvallende bodemlaag is mogelijk een oude (tertiaire) afzetting met glauconiet (ijzerrijk mineraal), óf het is keileem. Dit kleiige karakter komt overeen met de beschrijving van de beekeerdgronden afkomstig uit Dinoloket. Het aanwezige leem maakt de bodem voedselrijk. Ook heeft de bodem hierdoor een redelijke capaciteit om vocht vast te houden. Dit betekent dat er gekozen kan worden uit een breed palet aan loofboomsoorten.
Afbeelding 2.3 Bodemboring perceel 1284 en 1285 aan de Dashorsterweg (Bron: Initiatiefnemer)
Afbeelding 2.4 Luchtfoto locatie aan de Dashorsterweg (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Hertmerweg
De percelen aan de Hertmerweg sectie A perceelnummers 212, 213, 214, 259, 262, 1532, 1654, 2080 1284 en 1285 zijn tevens bestemd als agrarische grond en worden gebruikt als weiland. Specifiek zijn de percelen momenteel in gebruik als grasland en een (maïs)akker. De graslanden bestaan momenteel voornamelijk uit Engels raaigras. Tegen een aantal percelen grenst momenteel deels bos of een houtwal/houtsingel. In afbeelding 2.5 zijn foto's van de bestaande situatie weergegeven. In afbeelding 2.6 is met een situatietekening de bestaande situatie weergegeven.
Afbeelding 2.5 Foto's bestaande situatie van de percelen aan de Hertmerweg (Initiatiefnemer)
Afbeelding 2.6 Luchtfoto locatie aan de Hertmerweg (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Initiatiefnemer is voornemens verspreid over het buitengebied van Borne een aantal bospercelen te realiseren. Dit naar aanleiding van de strategie "Meer bos in Overijssel". Op de verschillende percelen wordt bosplantsoen geplant bestaande uit kleinere (jonge) bomen. Bij de aanplant wordt gekozen voor een menging van inheemse loofboomsoorten in het opgaand bos en struiksoorten in de bosrand. Daarnaast wordt er gewerkt naar een multifunctioneel bos waar ruimte is voor natuur, recreatie en houtoogst. Op iedere locatie wordt er gewerkt met een plantmachine. Hierbij worden de boomsoorten zowel groepsgewijs als individueel gemengd. Er worden zeer jonge bomen en struiken geplant waardoor enkel de bovenste laag van de bodem, de aanwezige graszode, gefreesd hoeft te worden. De onderliggende bodemlagen worden niet verstoord door de aanplant. Hieronder wordt kort ingegaan op de ingrepen per locatie.
Op het perceel aan de Hoge Horst wordt 0,48 hectare beplant. Hiervan wordt 0,36 ha bos en 0,12 hectare wordt bosrand. Beide elementen sluiten in het zuiden aan op het bestaande bos. Voor het volledige inrichtingsplan wordt verwezen naar bijlage 1. Het perceel zal worden beplant met de volgende soorten:
Op afbeelding 3.1 is de situatieschets uit het inrichtingsplan voor de locaties aan de Dashorsterweg en de Hoge Horst weergegeven.
Afbeelding 3.1 Situatieschets inrichtingsplan Dashorsterweg en Hoge Horst (Bron: Initiatiefnemer)
Op de percelen aan de Dashorsterweg wordt 0,50 hectare beplant. Daarvan bestaat 0,36 hectare uit bos en wordt er zuidelijk georiënteerd een struweel gecreëerd van 0,14 hectare. voor het volledige inrichtingsplan wordt verwezen naar bijlage 1. Het perceel zal worden beplant met de volgende soorten:
Op afbeelding 3.1 is de situatieschets uit het inrichtingsplan weergegeven.
Op de percelen aan de Dashorsterweg wordt circa 3,5 hectare beplant. De percelen worden beplant met de volgende soorten:
Op afbeelding 3.2 is de situatieschets weergegeven.
Afbeelding 3.2 Situatieschets Hertmerweg (Bron: Initiatiefnemer)
Het CROW heeft parkeerkencijfers en verkeersgeneratie cijfers geformuleerd en opgenomen in de publicatie 381 “Toekomstbestendig parkeren” (CROW, december 2018). Dit betreffen ervaringscijfers die als hulpmiddel dienen om tijdens een ontwerpproces rekening te houden met een indicatie van het aantal benodigde parkeerplaatsen en de verkeersgeneratie binnen een ontwerp.
Het is van belang dat de gemeente Borne, al dan niet met behulp van deze parkeerkencijfers, eigen parkeernormen heeft om te gebruiken bij de parkeerbehoefte-indicatie binnen ruimtelijke ontwerpen. De gemeente Borne beschikt dan ook over eigen parkeerbeleid, beschreven in de nota 'Parkeernormen Gemeente Borne' uit 2018. In de nota 'Parkeernormen Gemeente Borne' wordt aangesloten bij de cijfers van CROW.
De gemeente Borne valt in de categorie 'matig stedelijk’. Het plangebied behoort tot het 'buitengebied'.
Voorliggende ontwikkeling voorziet in het aanleggen van bos op gronden die in de huidige situatie in gebruik zijn voor agrarische doeleinden. Om deze reden heeft de beoogde ontwikkeling geen invloed op het aspect 'verkeer en parkeren'.
In de Bossenstrategie geven het Rijk en de provincies aan wat het streefbeeld is voor het bos in Nederland tot 2030. Begin 2020 zijn de ambities en doelen voor de Bossenstrategie geformuleerd. Een van de doelstellingen is de uitbreiding van het bosareaal door het aanleggen van nieuw bos, waaronder een deel compensatie voor de kap in Natura 2000-gebieden. De doelen en ambities zijn verder uitgewerkt in acties ter ondersteuning van de doelen.
Bos zal voor toekomstige generaties relevanter zijn dan ooit tevoren. Het bos is belangrijk voor het behalen van natuurdoelen en klimaatdoelen en de betekenis van bos voor mensen is groot. Aan het begin van de 20ste eeuw vonden we bos vooral belangrijk vanwege de productie van hout voor de mijnbouwindustrie of om in te jagen op wild. In de verdere toekomst zal er misschien ook ander gekeken worden naar de functies van het bos. Deze wensen zijn nu nog niet bekend. Daarom bestaat de wens om het bos op zo'n manier door te geven zodat toekomstige generaties daar eigen keuzes in kunnen maken.
Bossenstrategie
Bomen zijn een belangrijk onderdeel van de leefomgeving en de natuur. Veel planten en dieren leven in en rondom bomen. Het Rijk en de provincies hebben in 2020 een bossenstrategie gemaakt. Daarin is de ambitie opgenomen dat er in 10 jaar 37.000 hectare bos bij komt in Nederland; dat is 10% extra bos. Met meer bomen wordt er meer CO2 vastgelegd en wordt de biodiversiteit bevorderd. Onderdeel van de bossenstrategie is ook dat er voor de bomen die gekapt worden in Natura 2000-gebieden ergens anders nieuwe bomen geplant worden. Bomen of delen van een bos kappen is soms nodig voor bijzondere planten en dieren die alleen in open gebieden leven, zoals heidevelden of hoogveen. Door het kappen van bomen wordt het leefgebied voor deze soorten versterkt en vergroot.
De Provincie Overijssel heeft in 2022 de Overijsselse Bossenstrategie vastgesteld. Onze ambities tot 2030 zijn:
Om die doelen te bereiken gebruikt de Provincie eigen grond en zijn er voor particulieren en organisaties verschillende subsidies aan te vragen. De uitvoering van de bossenstrategie valt voor een deel onder het Provinciaal Programma Landelijk Gebied.
Meer bos in Overijssel
Bomen horen bij veel van de Overijsselse landschappen, zoals het coulissenlandschap in Twente en Salland of de historische landgoederen. Daarnaast hebben we graag bomen om ons heen op de plekken waar wordt gewoond en gewerkt. Voor grondeigenaren die grond willen omvormen naar bos is er een subsidieregeling bij de provincie. Die geldt voor de afwaardering van de grond en de kosten voor aanleg van het bos. De subsidie regeling 'Meer bos in Overijssel' is voor het realiseren van bos, houtwallen of erfbos. Dit is inclusief het opstellen van een inrichtingsplan, beplantingsplan en een beheerplan. Specifiek kunnen de volgende activiteiten in aanmerking komen voor een subsidie:
A: de realisatie van bos, inclusief het opstellen van een inrichtingsplan, beplantingsplan en een beheerplan;
B: de realisatie van houtwallen of erfbos, inclusief het opstellen van een inrichtingsplan, beplantingsplan en een beheerplan;
C: functieverandering, waarbij bos of houtwal gerealiseerd wordt op grond die de bestemming natuur, houtwal of bos krijgt. Functieverandering komt niet voor subsidie in aanmerking als er sprake is van gronden gelegen binnen Natura 2000 of Natuurnetwerk Nederland.
De omgevingsvisie is het centrale provinciale beleidsplan voor het fysieke beleidsplan voor het fysieke leefmilieu in Overijssel. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele centrale ambities van de provincie:
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied.
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie Overijssel, wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de volgende stappen centraal:
Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.
De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.
Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.
In afbeelding 4.1 is het Uitvoeringsmodel weergegeven.
Afbeelding 4.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) |
Maatschappelijke opgaven zijn leidend in het handelen. Allereerst is het dan ook de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk hierbij aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantorenlocaties – en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten – te voorkomen. In de omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes hieromtrent vastgelegd.
De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de omgevingsverordening.
Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de omgevingsvisie op de toekomst van Overijssel onderscheidt de provincie zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.
De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging: een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Die dient dan wel te passen binnen de – voor dat ontwikkelingsperspectief – geldende kwaliteitsambities. Daarbij dienen de nieuwe ontwikkelingen verbonden te worden met de bestaande kenmerken van het gebied, conform de Catalogus Gebiedskenmerken (de derde stap in het uitvoeringsmodel). Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.
Ten slotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden verstaan de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Voor alle gebiedstypen in Overijssel is in de Catalogus Gebiedskenmerken beschreven welke kwaliteiten en kenmerken van provinciaal zijn en behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden.
De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. Voor de normerende uitspraken geldt dat deze opgevolgd dienen te worden; ze zijn dan ook in de omgevingsverordening geregeld. De richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden waarmee in principe rekening gehouden moet worden. Hier kan gemotiveerd van worden afgeweken mits aannemelijk is gemaakt dat met het alternatief de kwaliteitsambities even goed of zelfs beter gerealiseerd kunnen worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. Initiatiefnemers kunnen zich hierdoor laten inspireren, maar dit hoeft niet.
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
Bij de afwegingen in de eerste fase 'Of – generieke beleidskeuzes' zijn vooral artikel 2.8.2 (Bos en Natuurgebieden buiten het NNN) en artikel 4.5.1 (Legger waterstaatswerken) uit de Omgevingsverordening Overijssel van belang. Hierna wordt nader op deze artikelen ingegaan.
Artikel 2.8.2 Bos en Natuurgebieden buiten het NNN
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.8.2
Voorliggende ontwikkeling betreft een functiewijziging van 'Agrarisch met waarden' naar 'Bos'. Gezien het eerste lid van artikel 2.8.2 is voorliggende ontwikkeling in overeenstemming met het artikel. De beoogde ontwikkeling ziet toe op de ontwikkeling van natuur door het aanplanten van jong bos. Er wordt geconcludeerd dat in voldoende mate rekening is gehouden met het gestelde in artikel 2.8.2.
Artikel 4.5.1 Legger waterstaatswerken
Toetsing van het initiatief aan artikel 4.5.1
De beoogde ontwikkeling valt binnen gebieden die zijn aangewezen als Legger. Binnen en/of in de omgeving van het plangebied liggen primaire en secundaire waterkeringen. Het waterschap is door middel van de digitale watertoets geïnformeerd over de gewenste ontwikkeling. Uit het contact is gebleken dat er een strook van vijf meter langs de leggers vrij gehouden moet worden van beplanting en andere obstakels. Er zijn geen overige verplichtingen gesteld. Hiermee wordt geconcludeerd dat er in voldoende mate rekening is gehouden met het gesteld in artikel 4.5.1.
Het plangebied behoort tot de ontwikkelingsperspectieven 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap', 'Bijzondere gebiedscondities benutten: landgoederen' en 'Zone Ondernemen met Natuur en Water Buiten het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Hierna wordt nader ingegaan op de desbetreffende ontwikkelingsperspectieven. In afbeeldingen 4.2 tot en met 4.4 zijn uitsneden van de perspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie opgenomen.
Afbeelding 4.2 Uitsnede ontwikkelingsperspectievenkaart Dashorsterweg Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)
Afbeelding 4.3 Uitsnede ontwikkelingsperspectievenkaart Hertmerweg Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)
Afbeelding 4.4 Uitsnede ontwikkelingsperspectievenkaart Hoge Horst Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)
"Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap"
Van de ruimtelijke kwaliteitsambities staat in dit ontwikkelingsperspectief de ambitie Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen voorop. Daarnaast gelden – net als voor alle andere ontwikkelingsperspectieven – de ruimtelijke kwaliteitsambities:
Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
"Bijzondere gebiedscondities benutten: landgoederen"
Een landgoed is een ruimtelijke eenheid van terreinen en elementen die architectonisch, cultuurhistorisch, economisch en functioneel met elkaar zijn verbonden. De kern van een landgoed wordt gevormd door een (soms verdwenen) hoofdhuis, andere woningen en (bij)gebouwen, tuin, park en/of parkbos. Daarnaast bestaat een landgoed vaak uit bos, landbouwgrond, water en/of natuurterrein.
Initiatieven in de Groene Omgeving wil de provincie Overijssel verbinden aan versterking van de bestaande landgoederenstructuur in Overijssel. Met name in de stadsrandgebieden en in en aan de randen van de Zone Ondernemen met Natuur en Water is ruimte voor nieuwe landgoederen en/of de landgoedaanpak; (restanten van) verdwenen landgoederen kunnen hierbij een bron van inspiratie zijn.
De provincie wil landgoederen ondersteunen in het duurzaam versterken van bestaande en ontwikkelen van nieuwe (groene) kwaliteiten door ruimte te bieden voor maatschappelijk ondernemerschap (de landgoedaanpak).
De landgoedaanpak
Landgoedeigenaren zetten zich in voor het voortbestaan van hun bijzondere (familie- of stichting)bezit. Ze beheren het landgoed als een eenheid en zijn steeds op zoek naar een optimale combinatie van functies en waarden. Geld dat op het landgoed wordt verdiend met rendabele functies als landbouw en wonen, wordt weer geïnvesteerd om de kwaliteit van onrendabele functies als natuur, cultuur en landschap overeind te houden en waar mogelijk verder te ontwikkelen.
"Zone Ondernemen met Natuur en Water buiten het Natuur Netwerk Nederland (NNN)"
Rond het Natuurnetwerk Nederland (NNN) zijn er goede kansen de kwaliteit van natuur, landschap en water te versterken door ontwikkeling van bestaande en nieuwe functies. Daarmee wordt enerzijds het natuurnetwerk versterkt en anderzijds de regionale economie.
Rond het Natuurnetwerk Nederland (NNN) zijn er goede kansen de kwaliteit van natuur, landschap en water te versterken door ontwikkeling van bestaande en nieuwe functies. Daarmee wordt enerzijds het natuurnetwerk versterkt en anderzijds de regionale economie.
Toetsing van het initiatief aan het Ontwikkelingsperspectief
Voorliggende ontwikkeling gaat uit van het aanplanten van bomen en struikgewassen om bosgebieden te creëren. In alle drie de ontwikkelingsperspectieven wordt de aanleg, behoudt en versterking van de natuur benoemd als belangrijke waarde. De voorgenomen ontwikkeling is daarom in overeenstemming met de ter plekke geldende ontwikkelingsperspectieven.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Aangezien voorliggende ontwikkeling plaatsvindt in het buitengebied van Borne, kan de 'Stedelijke laag' buiten beschouwing worden gelaten.
Toetsing van het initiatief aan de gebiedskenmerken
De natuurlijke laag
De natuurlijke laag is de laag van de bodem, het reliëf, het watersysteem en de natuur die zich hier ‘van nature’ op vestigt. Deze natuurlijke laag is het resultaat van de wisselwerking tussen abiotische (fysische) en biotische factoren en processen. Zo zorgden ijs-, wind- en waterstromen in Overijssel voor het ontstaan van een afwisselend landschap van stuwwallen, dekzandgronden, beekdalen en natte laagtes en bepaalden de stroomsnelheden van IJssel, Vecht, Regge of Dinkel waar het fijne (komgronden) en waar het grovere sediment (oeverwallen) werd afgezet. En ontwikkelde veen zich daar, waar het water maar moeilijk weg kon.
De ruimtelijke kwaliteitsambities in de natuurlijke laag zijn:
In afbeelding 4.5 is een uitsnede van de natuurlijke laag opgenomen. Het plangebied is hierin aangegeven met rode sterren. Het plangebied is hierin aangeduid met de gebiedstypen "Beekdalen en natte laagtes", "Dekzandvlakte en ruggen en "Stuwwallen".
Afbeelding 4.5 Uitsnede van 'de natuurlijke laag' (Bron: Provincie Overijssel)
'Beekdalen en natte laagtes'
Het Overijsselse zandlandschap is van oorsprong kletsnat. In de laagtes van het zandgebied verzamelde zich het water. Hier ontwikkelden zich moerassen en broekbossen, waar het water in de loop van het seizoen geleidelijk uit weg sijpelde naar de lager gelegen delen, naar de beken en rivieren. Beeld van de beken: zomers kleine stroom met droge geulen, ’s winters bredere stroomdraad met meestromende geulen. De dynamiek (water, wind) bepaalt de verschijningsvorm; de gedaante wisselt. Dynamisch landschap, open karakter met hogere randen.
De ambitie is de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Ruimte voor water, continuïteit van het systeem zijn leidend. Tevens is de ambitie afwenteling van wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden te voorkomen door het beeksysteem als eenheid te beschouwen en het vasthouden van water te bevorderen. Tot slot zijn beekdalen belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier.
'Dekzandvlakte en ruggen'
De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/ nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd.
De ambitie is de natuurlijke verschillentussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met ‘natuurlijke’ soorten. En door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.
'Stuwwallen'
De stuwwallen zijn tijdens de ijstijd opgestuwde aardlagen. Door de vaak grote hoogteverschillen zijn ze nu nog steeds goed zichtbaar. Op een aantal plekken zijn de ruggen al van verre zichtbaar; bovenop staand bieden ze spectaculaire zichten over de provincie. De stuwwalen hebben als regionale inzijggebieden een belangrijke functie in het watersysteem. Het zijn de ‘ingangen’ van regionale en lokale stelsels van grondwaterstromen.
Lagen met diverse bodemsamenstelling zijn scheef gesteld, waardoor er voedselrijker en armere, waterdoorlatende en ondoorlatende lagen direct naast elkaar kunnen liggen. Zo bestaan de Twentse stuwallen voor een groot deel uit tertiare (zee)klei en keileem. Hierdoor zijn ze overwegend nat en komen er talrijke brongebieden voor.
De ambitie is het eigen karakter van de afzonderlijke stuwwalen te behouden en versterken. De inzet is het reliëf daarbij ruimtelijk beeldbepalend te laten zijn. Door bijvoorbeeld de overgangen naar andere landschappen te accenturen en door de zichten erop én er vanaf te versterken.
Toetsing van het initiatief aan 'de natuurlijke laag'
In voorliggend geval worden er jonge bomen en struiken geplant om bosgebieden te creëren. De bomen worden geplant met een plantmachine. Hiervoor dient de bodem voorbereidt te worden. Dit bestaat uit een ondiepe bodembewerking om de aanwezige graszode te doorbreken, de aanwezige zode wordt gefreesd en losgespit. Aangezien het enkel gaat om zeer ondiepe bodemwerkzaamheden heeft de voorliggende ontwikkeling geen negatieve effecten op de onderliggende natuurlijke lagen. Daarnaast is bij de totstandkoming van de voorgenomen plannen rekening gehouden met de natuurlijke kenmerken in de deelgebieden. Er worden tevens inheemse bomen en struiken geplant. De ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met de aanwezige waarden uit 'de natuurlijke laag'.
De laag van het agrarisch-cultuurlandschap
Het agrarisch cultuurlandschap is bij uitstek een gebruikslandschap. Bij de ontwikkeling ervan hebben nooit ideeën over schoonheid een rol gespeeld. Wel zijn we het agrarisch cultuurlandschap in de loop van de tijd gaan waarderen. Het heeft als ‘consumptielandschap’ voor bewoners, recreanten en toeristen nieuwe betekenis gekregen. Veel mensen hechten aan de rust, de ruimte, de mogelijkheden om te fietsen, wandelen, etcetera. En aan de kwaliteit: vooral de herkenbaarheid, de contrasten en de afwisseling van verschillende landschapstypen worden gewaardeerd. De landschappelijke structuren zijn belangrijke dragers van de biodiversiteit en beleving van het landschap.
De ruimtelijke kwaliteitsambitie in de laag van het agrarisch cultuurlandschap is:
In afbeelding 4.6 is een uitsnede van de natuurlijke laag opgenomen. Het plangebied is hierin aangegeven met rode sterren. Het plangebied is hierin aangeduid met de gebiedstypen "Oude hoevenlandschap", "Maten en flierenlandschap" en "Essenlandschap".
Afbeelding 4.7 Uitsnede van de 'Laag van het agrarisch-cultuurlandschap' (Bron: Provincie Overijssel)
'Oude hoevenlandschap'
Landschap met verspreide erven. Het werd ontwikkeld nadat de complexen met de grote essen ‘bezet’ waren en een volgende generatie boeren nieuwe ontwikkelingsruimte zocht. Die vonden ze bij kleine dekzandkopjes die individueel werden ontgonnen. Dit leidde tot een landschap dat de zelfde opbouw kent als het essenlandschap, alleen in een meer kleinschalige, meer individuele en jongere variant. Deze kleinere maat en schaal is tevens de reflectie van de natuurlijke ondergrond.
De ambitie is het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken, recreatie, mits er wordt voortgebouwd aan kenmerkende structuren van het landschap: de open esjes, de routes over de erven, de erf- en landschapsbeplantingen. Binnen deze structuren zijn er vol op mogelijkheden om een functioneel grootschalige landbouw in een kleinschalig landschap te ontwikkelen. Het oude hoevenlandschap is in principe geschikt voor het plaatsen van kleine clusters windturbines, met uitzondering van de essen en flanken die slecht geschikt zijn voor het plaatsen van windturbines. De clusters staan op voldoende afstand van elkaar.
'Maten en flierenlandschap'
Laaggelegen kleinschalig landschap dat zich langs de beken, in de natuurlijke laagten heeft ontwikkeld. Langs de ontwateringssloten haaks op de beek werd vaak hakhout aangeplant. Dit diende tevens als perceelsafscheiding – daar, waar de ontwateringssloot niet altijd watervoerend – was in geval van beweiding. Rond de beek ontstond een lineair landschap, met daaromheen in de natte laagtes een matenlandschap. Kleinschalig landschap langs beken en in laagten met veel variatie in ruimtelijke opbouw: de open ruimte van de watergang, de coulissen van hakhoutstruweel, de open kamers van de hooien weilanden, met hier en daar een broekbos op de nattere plekken. Vloeivelden maakten onderdeel uit van het bemestingssysteem.
De ambitie is dit landschapstype weer herkenbaar te maken, en de samenhang met de esdorpen en erven weer betekenis te geven. De nog gave delen verdienen een intensief op cultuurhistorische waarden gerichte inrichting en beheer. Voor de andere delen is het aanzetten van de randen, het beleefbaar maken van het waterrijke karakter, de continuïteit van het landschap het uitgangspunt. Nieuwe dragers als biomassateelt, (es)dorpsontwikkeling in de nabijheid, water(voorraad)berging, particulier natuurbeheer zijn voor dit landschap aan de orde. Het maten- en flierenlandschap is slecht geschikt voor het plaatsen van windturbines.
'Essenlandschap'
Het essenlandschap bestaat uit een samenhangend systeem van essen, flanken, lager gelegen maten en fliergronden, – voormalige – heidevelden en kenmerkende bebouwing rond de es (esdorpen en verspreide erven. Het landschap is geordend vanuit de erven en de essen, de eeuwenoude akkercomplexen die op de hogere dekzandkoppen en flanken van stuwwallen werden aangelegd. Eeuwenlange bemesting - met heideplaggen en stalmest - heeft geleidt tot een karakteristiek reliëf met soms hoge stijlranden. Onder en in de es heeft zich op deze wijze een waardevol archeologisch archief opgebouwd. De dorpen en erven lagen op de flanken van de es, op overgang naar het lager gelegen maten- en flierenlanden. Zo lagen ze droog en werden tegelijkertijd de werklijnen zo kort mogelijk gehouden. De zandpaden volgen steeds de lange ‘luie’ lijnen van het landschap, Zo ontstond vanuit de dorpen een organische spinragstructuur naar de omliggende gronden en de dorpen in de omgeving. Het landschapsbeeld is afwisselend en contrastrijk, volgend aan de organische patronen van het natuurlijke landschap. Typerend zijn de losse hoeven rond de es en de esdorpen met hun karakteristieke boerderijen en herkenbaar dorpssilhouet met vaak de kerktoren als markant element.
De ambitie is het behouden van de es als ruimtelijke eenheid en het versterken van de contrasten tussen de verschillende landschapsonderdelen: grote open maat van de essen, het mozaïek van de flank van de es, de open beekdalen en vroegere heidevelden. De samenhang hiertussen krijgt opnieuw vorm en inhoud door accentuering van de verschillende onderdelen en overgangen. De flank van de es biedt eventueel ruimte voor ontwikkelingen, mits de karakteristieke structuur van erven, beplantingen, routes en open ruimtes wordt versterkt. Dit betekent dat de es en de flanken slecht geschikt zijn voor het plaatsen van windturbines.
Toetsing van het initiatief aan 'de laag van het agrarisch-cultuurlandschap'
De beoogde ontwikkeling ziet toe op het planten van zeer jonge bomen en struiken om zo bos te creëren. Voor de verschillende locaties zijn inrichtingsplannen opgesteld, binnen deze plannen is rekening gehouden met de verschillende landschapstypen. Zo is er gekozen voor bomen en struiken die passen binnen het bijbehorende landschapstype. Verder wordt er aangesloten bij de bestaande landschappelijke en natuurlijke structuren. Gezien het bovenstaande is de beoogde ontwikkeling in overeenstemming met het bepaalde van 'De laag van het agrarisch-cultuurlandschap'.
De laag van de beleving
In de laag van de beleving komen de natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar. Dit is de laag die gaat over de beleefbaarheid van ruimtelijke kwaliteit, identiteit en tijdsdiepte van recreatieve gebruiksmogelijkheden die een belangrijke rol spelen bij de waardering van de leefomgeving. De laag van de beleving is de laag van de verbinding en het netwerk; tussen het stedelijke en het landelijke , de cultuur en de natuur, snel en traag, oud en nieuw, tussen nut en schoonheid.
De ruimtelijke kwaliteitsambities in de laag van de beleving zijn:
In afbeelding 4.7 is een uitsnede van de laag van de beleving opgenomen. Het plangebied is hierin aangegeven met rode sterren. Het plangebied is hierin aangeduid met de gebiedstypen "Landgoederen en buitenplaatsen" en “Donkerte”.
Afbeelding 4.7 Uitsnede van de 'Laag van de beleving' (Bron: Provincie Overijssel)
'Donkerte'
Donkerte wordt een te koesteren kwaliteit. De ambitie is de huidige 'donkere' gebieden, ten minste zo donker te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken. Dit betekent op praktisch niveau terughoudend zijn met verlichting van wegen, bedrijventerreinen e.d. en verkennen waar deze 's nachts uit kan of anders lichtbronnen selectiever richten.
'Landgoederen en buitenplaatsen'
Op landschappelijk of strategisch interessante plekken liggen buitenplaatsen en landgoederen. De landgoederen en buitenplaatsen vertellen een herkenbaar verhaal over hun plek in het landschappelijk patroon en in de tijd waarin ze zijn gebouwd. Veel landgoederen en buitenplaatsen zijn nu open gesteld voor publiek, waardoor ze een belangrijke recreatieve rol vervullen. Overijsselse landgoederen onderscheiden zich van landgoederen elders in Nederland door het grote aandeel particulier eigendom en bewoning.
De ambitie is het in stand houden en herstel van bestaande landgoederen. De groene raamwerken, de parkbossen, de tuinen, open ruimtes met solitaire bomen worden daarbij als deel van het culturele erfgoed beschouwd. Ze bieden ruimte voor nieuwe functionele toevoegingen, zoals recreatieve functies, publieke voorzieningen, eventueel woningen, als deze de kwaliteit versterken. Bij dit alles mag een natuurgericht beheer niet ten koste gaan van monumentaliteit en het behoud van het erfgoed. De ambitie is de kwaliteiten van gebieden waar veel landgoederen bij elkaar zitten te versterken en verder uit te bouwen. Dit vooral door op eigentijdse wijze voort te bouwen op de kwaliteiten en landgoedtradities en landgoederen te verbinden door een samenhangende lanen-, wegenen padenstructuur.
Toetsing van het initiatief aan 'De laag van de beleving'
Voorliggende ontwikkeling gaat uit van het planten van zeer jonge bomen en struikgewas. Er wordt geen verlichting gerealiseerd, waardoor de waarden uit het gebiedstype 'Donkerte' gewaarborgd blijven. Het plangebied valt tevens voor een deel in het gebiedstype 'Landgoederen en buitenplaatsen'. Binnen deze gronden staat het in stand houden en het herstel van bestaande landgoederen voorop. Het creëren van bos op een klein deel van dit gebiedstype valt onder het in stand houden en herstellen van landgoederen. Het creëren van bos gaat gezien de omvang van voorliggend plan niet ten koste van monumentaliteit en het behoud van het erfgoed. De ontwikkeling is daarom in overeenstemming met 'De laag van de beleving'.
In voorliggend geval wordt er aangesloten bij de nationale bossenstrategie en Meer bos in Overijssel. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van functieverandering. De gronden hebben in de huidige situatie de bestemming 'Agrarisch met waarden' dit zal worden omgezet naar 'Bos'. De geprojecteerde locaties vallen niet onder Natura 2000 of Natuurnetwerk Nederland. Daarnaast is gelet op de toetsingen in paragraaf 4.1.5 aangetoond dat de ontwikkeling past binnen de Omgevingsvisie Overijssel en de bijbehorende Omgevingsverordening. Een en ander brengt met zich mee dat de voorgenomen ontwikkeling niet in strijd is met het geldende rijks- en provinciale beleid.
Geconcludeerd wordt dat geen sprake is van strijd met het rijks- en provinciaal beleid.
Geconcludeerd wordt dat het relevante ruimtelijke ordeningsbeleid op rijks- en provinciaal niveau de in voorliggend bestemmingsplan besloten ontwikkeling niet in de weg staat.
Gezien de aard en omvang is in voorliggend geval alleen getoetst aan de 'Structuurvisie Borne 2030'.
De gemeente Borne heeft op 23 juni 2015 de Structuurvisie Borne 2030 vastgesteld voor het totale grondgebied van de gemeente. Deze structuurvisie heeft betrekking op de periode 2010-2030.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening is elke gemeente verplicht één of meerdere structuurvisies op te stellen voor het gehele grondgebied. Daarnaast maken nieuwe inzichten en, diverse grootschalige plannen en ontwikkelingen in en rond Borne een actueel ruimtelijk sturingsmiddel noodzakelijk.
In de structuurvisie zijn onder meer keuzes gemaakt over de wijze waarop Borne zich binnen de Netwerkstad wil profileren én via welke strategie zij deze keuze concreet wil verwerkelijken. Hiertoe is ingegaan op het imago dat de gemeente Borne wil uitstralen, het profiel dat de gemeente nastreeft en de vraag hoe aan het stedelijk gebied, de bedrijventerreinen en het landelijk gebied een 'Borns' karakter kan worden gegeven.
In de onderstaande afbeelding 4.8 is een uitsnede van de structuurvisiekaart opgenomen. Het plangebied (rode sterren) ligt in De Groene Poort.
Afbeelding 4.8 Uitsnede structuurvisiekaart (Bron: Gemeente Borne)
De Groene Poort wordt gezien als het kruispunt van de stedelijke en landschappelijke as, die een schakel vormt tussen de landschappelijk en ecologisch waardevolle gebieden van zuidwest en noordoost Twente. Het voorkomt een landschappelijke tweedeling van Twente en een volledige verstedelijking van de Twentse stedenband. De Groene Poort is als prioriteit opgenomen in de ruimtelijk-economische ontwikkelingsagenda van Netwerkstad Twente. Het versterkt de ruimtelijke structuur en de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van Netwerkstad Twente en draagt daarmee substantieel bij aan de ambitie om Netwerkstad Twente te ontwikkelen als “Europees stedelijk netwerk in het groen”
Binnen de Groene Poort zijn drie samenhangende opgaven benoemd:
In voorliggend geval is vooral de laatste opgave 'Ontsnipperen en Verbinden' van belang. Hieronder wordt op deze opgave ingegaan.
Ontsnipperen en Verbinden
Hoofddoel is de samenhang in het gebied zelf en tussen zuidwest en noordoost Twente te versterken. Het gaat hierbij om het versterken en verbinden van de recreatieve en landschappelijke functies op een manier dat bewoners, bezoekers en de natuurwaarden van het Twentse landschap ervan profiteren. Onderdeel hiervan is het realiseren van een aantrekkelijke overgang tussen het landelijk gebied en het dorp Borne.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in het aanplanten van bomen en struikgewas om bosgebied te creëren op drie verschillende locaties in het buitengebied van Borne. Het plangebied behoort tot De Groene Poort. Voorliggend plan sluit aan bij de opgave 'Ontsnipperen en Verbinden', door het creëren van bosgebieden worden verschillende bosgebieden versterkt en meer met elkaar verbonden. Het Twentse landschap profiteert hiervan. Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met de Structuurvisie Borne 2030.
Geconcludeerd wordt dat het relevante ruimtelijke ordeningsbeleid op gemeentelijk niveau de in voorliggend bestemmingsplan besloten ontwikkeling niet in de weg staat.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bedrijven en milieuzonering, bodem, archeologie & cultuurhistorie, water, ecologie, luchtkwaliteit, externe veiligheid, geur en belemmeringen/leidingen.
In voorliggend geval zijn de thema's geluid, bedrijven en milieuzonering, bodem, water, luchtkwaliteit, externe veiligheid, geur en belemmeringen/leidingen minder van belang. Dit vanwege het feit dat:
Voor archeologie geldt de Erfgoedwet op rijksniveau als wettelijke basis. In de Erfgoedwet zijn de uitgangspunten opgenomen in het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer, voorafgaand aan bodemingrepen, archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
In voorliggend geval gaat het om een aantal percelen verspreidt over het buitengebied van Borne. Voor elke locatie is gekeken naar de onderliggende archeologische waarde op basis van het bestemmingsplan "Buitengebied Borne".
De gemeente Borne heeft binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied Borne' archeologische dubbelbestemmingen vastgelegd. In de volgende paragrafen worden de relevante archeologische dubbelbestemmingen benoemd en wordt er gekeken naar de mogelijke gevolgen door de beoogde ontwikkeling. Binnen het plangebied zijn de volgende archeologische waarden aanwezig:
Archeologische verwachting 1
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Bouwwerken ten behoeve van andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn slechts toelaatbaar indien het een bouwwerk betreft waarvan de oppervlakte meer dan 2.500 m² bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 cm.
Archeologische verwachting 2
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Bouwwerken ten behoeve van andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn slechts toelaatbaar indien het een bouwwerk betreft waarvan de oppervlakte meer dan 5.000 m² bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 cm.
De beoogde ontwikkeling ziet toe op het toevoegen van bosplantsoen op verschillende (delen van) percelen gelegen in het buitengebied van Borne. Het gaat in voorliggend geval om het planten van jonge bomen en struiken. De bodemingrepen die gepaard gaan met het planten zijn gezien de aard en omvang van de te planten bomen daarom zeer gering. De ingrepen zullen de maximale diepte van 40 cm daarom niet overschrijden. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
In het plangebied zelf en in de directe omgeving zijn geen monumenten of karakteristieke gebouwen, die als gevolg van het voornemen worden aangetast, aanwezig. Gesteld wordt dat cultuurhistorie geen belemmering vormt voor dit plan.
Geconcludeerd kan worden dat geen archeologisch onderzoek benodigd is en geen sprake is van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden.
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en het Natuur Netwerk Nederland (voorheen EHS). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.
Wat betreft de soortbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
In voorliggend geval gaat het om het aanleggen van bos door het planten van zeer jonge bomen en struiken. Op voorhand kan niet worden uitgesloten dat de werkzaamheden negatieve effecten hebben op de aanwezige natuurwaarden. Hierom is door Bosgroep Noord-Oost Nederland op 22 november 2023 een quickscan Flora en Fauna uitgevoerd. De belangrijkste resultaten worden hieronder kort benoemd. Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar bijlage 2.
Uit de toetsing blijkt dat als gevolg van de plannen geen verblijfplaatsen of essentieel leefgebied van beschermde soorten verloren gaan. Dit komt door het ontbreken van waarnemingen van beschermde soorten uit de omgeving of op basis van het ontbreken van geschikt biotoop in het werkgebied of directe omgeving. Voor onderstaande soorten is het van belang om een specifieke werkwijze aan te houden om negatieve effecten op de soorten te voorkomen.
Vleermuizen
Om verstoring te voorkomen, geldt voor vleermuizen dat de werkzaamheden niet tussen zonsondergang en zonsopkomst mogen worden uitgevoerd.
Zorgplicht
In het kader van de zorgplicht moeten negatieve effecten op de voorkomende soorten worden vermeden.
Broedvogels
Tijdens de werkzaamheden moet buiten het broedseizoen worden gewerkt; buiten de periode half maart tot half juli. Wanneer de werkzaamheden in het broedseizoen worden opgestart, dan moet de planlocatie voorafgaand aan de start worden onderzocht op aanwezigheid van broedende vogels of nesten met jongen. Als op dat moment jongen in een nest zitten, kunnen de werkzaamheden pas starten als de jongen zijn uitgevlogen.
Algemene werkwijze
Bij grondwerkzaamheden moet één richting op worden gewerkt. Eventueel aanwezige diersoorten hebben dan de kans om buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden te vluchten.
Gebiedsbescherming
Als gevolg van de plannen zijn geen negatieve effecten op in het kader van de Wnb beschermde gebieden en NNN te verwachten. Een nadere analyse is niet nodig.
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij' - principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
Natura 2000-gebieden
Het plangebied is niet gelegen binnen een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied “Lemselermaten” ligt op een afstand van circa 7,6 kilometer.
In voorliggend geval wordt bosplantsoen aangelegd. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de ruime afstand tot de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden worden er geen negatieve effecten met betrekking tot de Natura 2000-gebieden verwacht. Er wordt daarom geconcludeerd dat het project in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, niet vergunningsplichtig is.
Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur)
Het plangebied valt niet onder en grenst niet direct aan gebied dat is aangewezen als NNN. Aangezien het plangebied niet valt onder het NNN wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling geen negatieve effecten heeft op het Natuurnetwerk Nederland en kan worden gesteld dat er geen aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN als gevolg van voorliggende ontwikkeling.
Er hoeft geen vergunning Wet natuurbescherming of ontheffing aangevraagd te worden. Nader onderzoek naar gebieds- en soortenbescherming is dan ook niet noodzakelijk.
De in deze toelichting beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die (digitaal) bindend is voor overheid en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.
De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet.
De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012.
Navolgend wordt de systematiek, opbouw en indeling van de regels kort toegelicht.
Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Wijze van meten:
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
In het tweede hoofdstuk komen bestemmingen aan de orde. Het onderhavige bestemmingsplan bevat evenals op basis van het geldende bestemmingsplan bestemmingen, te weten; 'Bos', 'Waarde - Archeologische verwachting 1' en 'Waarde - Archeologische verwachting 2'.
De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:
In voorliggend bestemmingsplan wordt aangesloten bij de regels van de bestemmingen 'Bos', 'Waarde - Archeologische verwachting 1' en 'Waarde - Archeologische verwachting 2' uit het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Borne'.
Hieronder wordt kort ingegaan op de bestemmingen in voorliggend bestemmingsplan.
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor bos/bebossing, groenvoorzieningen, het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden en landschapswaarden, houtproductie, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en extensieve recreatie.
Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Daarnaast geldt er een maximale bouwhoogte van een hoogzit of een uitkijktoren ten behoeve van natuurbeleving en faunabeheer van maximaal 7 m.
Waarde - Archeologische verwachting 1 (Artikel 4)
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.
Binnen deze bestemming worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn zonder archeologisch onderzoek toelaatbaar, indien het een bodemingreep betreft van minder dan 2.500 m², indien het een bodemingreep betreft waarvan de oppervlakte meer dan 2.500 m² bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 centimeter en indien het de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft en de bestaande fundering wordt benut.
Waarde - Archeologische verwachting 2 (Artikel 5)
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.
Binnen deze bestemming worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn zonder archeologisch onderzoek toelaatbaar, indien het een bodemingreep betreft van minder dan 5.000 m², indien het een bodemingreep betreft waarvan de oppervlakte meer dan 5.000 m² bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 centimeter en indien het de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft en de bestaande fundering wordt benut.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In voorliggend geval is er een overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente. Hierin is verzekerd dat het risico van planschade voor rekening van de initiatiefnemer komt. De gemeentelijke kosten worden verhaald middels de legesverordening, waardoor het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties, waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke plannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Het plan is besproken met de Provincie Overijssel. De Provincie Overijssel staat positief tegenover de voorgenomen ontwikkeling.
Er zijn watertoetsen uitgevoerd. Hieruit bleek de noodzaak tot het vrijhouden van de legger van de waterloop met een strook van vijf meter. Op deze strook mag geen beplanting en/of andere obstakels. Met deze voorwaarde is rekening gehouden in de inrichtingsplannen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 21 december 2023 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.