Plan: | Buitengebied Borne, herziening Zwartkotteweg 1 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0147.BpBG2014hz020-vg01 |
Aan de Zwartkotteweg 1 in Hertme - in het buitengebied van de gemeente Borne - bevindt zich een leegstaande tenniskantine en twee niet tot nauwelijks gebruikte tennisbanen. De huidige tennisbanen zijn sterk verouderd. Het voornemen van initiatiefnemers ziet toe om de recreatieve overnachtingsmogelijkheden bij Hotel Restaurant Jachtlust duurzaam en innovatief uit te breiden op het terrein van de tennisbanen. Het voornemen bestaat om de tennisbanen te verwijderen en hier zes kleinschalige recreatiewoningen te realiseren. De recreatiewoningen zullen bedrijfsmatig worden geëxploiteerd door Hotel Restaurant Jachtlust. Het terrein van de recreatiewoningen wordt ingepast en het terrein bij Hotel Restaurant Jachtlust voorzien van extra kwaliteitsimpuls.
Deze ontwikkeling past echter niet binnen het huidige bestemmingsplan. Op het voornemen heeft het college van de gemeente Borne (d.d. 15 maart 2022) onder voorwaarden een positief besluit heeft genomen.
Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk om realisatie van voorliggende ontwikkeling mogelijk te maken. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin. Aangetoond wordt dat de herziening van de bestemming in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is.
Het plangebied bestaat uit het terrein van de tennisbanen en -kantine aan de Zwartkotteweg 1 te Hertme en het terrein bij Hotel Restaurant Jachtlust in het buitengebied van de gemeente Borne. De locatie Zwartkotteweg 1 bestaat uit het kadastrale perceel bekend als gemeente Borne, sectie M, nummer 168. Het deel van het plangebied bij Hotel Restaurant Jachtlust betreft een groot deel van het kadastrale perceel bekend als gemeente Borne, sectie M, nummer 174.
Hieronder is de ligging van de locatie ten opzichte van de kern Borne en Hertme weergegeven met een rode ster. Met rode omlijning is globaal de ligging van het plangebied tot de directe omgeving weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt hier en in het vervolg van dit plan verwezen naar de bij dit plan behorende verbeelding.
Afbeelding 1.1: Ligging van de locatie ten opzichte van de omgeving (Bron: Plattekaart.nl) |
In de volgende subparagrafen wordt per locatie ingegaan op het geldende planologische regime en wordt tevens de strijdigheid met betrekking tot het planvoornemen beschreven.
Het plangebied aan de Zwartkotteweg 1 is gelegen binnen het bestemmingsplan “Buitengebied Borne”. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Borne vastgesteld op 24 mei 2016. Naar aanleiding van de tussenuitspraak van de Raad van State is het bestemmingsplan op 3 oktober 2017 gewijzigd vastgesteld. Op basis van dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen en aanduidingen van toepassing.
In afbeelding 1.2 is een uitsnede van de verbeelding behorend bij het geldende bestemmingsplan opgenomen. Met de rode omlijning is het plangebied aangegeven.
Afbeelding 1.2 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Buitengebied Borne" (Bron: ruimtelijkeplannen.nl) |
Geldende bestemmingen
In het geldende bestemmingsplan beschikt het plangebied over de enkelbestemming 'Sport' met de functieaanduiding 'tennisbaan'. Verder is er een bouwvlak opgenomen waarvoor een maximum bouwhoogte geldt van 4,5 meter, goothoogte van 3 meter en de maatvoeringsvereiste 'maximum oppervlakte: 90 m²'.
Verder is het plangebied gedeeltelijk voorzien van de enkelbestemming 'Groen' en 'Verkeer'.
Tevens is het plangebied gedeeltelijk voorzien van de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – beplantingselementen', 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - bijzondere waterhuishoudkundige situatie' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- hoogteverschillen'.
Sport
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bedoeld voor sportactiviteiten. Ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan' is een tennisbaan toegestaan. Tevens zijn de bij de bestemming behorende wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
Groen
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor onder andere groenvoorzieningen, wandel- en of fietspaden en perceelsontsluitingswegen, inritten en uitwegen. Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd
Verkeer
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, wandel- en of fietspaden, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
Agrarisch met waarden
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf, in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf en/of een niet grondgebonden agrarisch bedrijf. Daarnaast zijn de gronden bedoeld voor de bestaande wandl- en fietspaden en erfontsluitingswegen en uitsluitend de bestaande schuil- en/of melkstallen buiten het bouwvlak. Verder is er hobbymatige weidegang van vee toegestaan en mogen er zonnepanelen binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.
Het plangebied aan de Weerselosestraat 306 is eveneens gelegen binnen het bestemmingsplan “Buitengebied Borne”. Op basis van dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen, aanduidingen etc. van toepassing. In afbeelding 1.3 is een uitsnede van de verbeelding behorend bij het geldende bestemmingsplan opgenomen. Met de rode omlijning is het plangebied aangegeven.
Afbeelding 1.3 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Buitengebied Borne" (Bron: ruimtelijkeplannen.nl) |
Geldende bestemminge
In het geldende bestemmingsplan beschikt het plangebied over de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden' met de functieaanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch met waarden - beplantingselementen', 'Specifieke vorm van agrarische waarden - bijzonder waterhuishoudkundige situatie' en Specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen'.
Verder valt het plangebied binnen de enkelbestemming 'Horeca'. Hier gelden de functieaanduidingen 'hotel' en 'specifieke vorm van horeca - hotelappartement'. Tevens is er een bouwvlak opgenomen met de maatvoering 'maximum bouwhoogte: 10 m' en 'maximum goothoogte: 6 m'.
Tenslotte is het gebied deels voorzien van de bestemming 'Verkeer'.
Agrarisch met waarden
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf, in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf en/of een niet grondgebonden agrarisch bedrijf. Daarnaast zijn de gronden bedoeld voor de bestaande wandel- en fietspaden en erfontsluitingswegen en uitsluitend de bestaande schuil- en/of melkstallen buiten het bouwvlak. Verder is er hobbymatige weidegang van vee toegestaan en mogen er zonnepanelen binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.
Horeca
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor horeca waarbij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca – hotelappartement' maximaal 44 hotelappartementen zijn toegestaan. Verder zijn onder andere daarbij behorende terrassen, wegen en paden en parkeervoorzieningen toegestaan.
Verkeer
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, wandel- en of fietspaden, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
Het realiseren van zes kleinschalige recreatiewoningen is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Er zijn geen binnenplanse wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de ontwikkeling mogelijk te maken. Voor deze ontwikkeling dient het bestemmingsplan dan ook te worden herzien.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een passend juridisch-planologisch kader en toont aan dat de ontwikkeling vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is.
Hoofdstuk 2 betreft een beschrijving en analyse van de bestaande situatie. Hoofdstuk 3 bevat de planbeschrijving van de voorgenomen ontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt het relevante beleid dat als basis dient voor dit bestemmingsplan besproken. De verschillende milieuaspecten die van belang zijn voor elk bestemmingsplan worden besproken in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt aandacht besteed aan de juridische planbeschrijving. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 en respectievelijk 8 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.
Het plangebied
Het plangebied bestaat uit het terrein waar de recreatiewoningen zijn beoogd en het terrein bij Hotel Restaurant Jachtlust.
Het gebied waar de recreatiewoningen zijn beoogd, bevindt zich aan de Zwartkotteweg 1 te Hertme, in het buitengebied van de gemeente Borne. Het gebied bevindt zich ten zuidoosten van de kern van Hertme en ten noordoosten van de bebouwde kom van Borne. Het is gelegen in een overwegend agrarisch landschap, waarin verspreid diverse woonpercelen en ook agrarische erven voorkomen.
Aan de Zwartkotteweg 1 bevindt zich een leegstaande tenniskantine met twee tennisbanen. De huidige tennisbanen maakten voorheen onderdeel uit van het nabijgelegen Hotel Restaurant Jachtlust aan de Weerselosestraat. De tennisbanen worden niet tot nauwelijks gebruikt en ook de kantine is niet meer in gebruik.
Het plangebied voor de recreatiewoningen is gelegen bij de hoek Zwartkotteweg en Wetering. Het plangebied is omgeven door bos. Het bos bestaat uit eiken, dennen, berken en een struweellaag met inheemse heesters. Aan de zijde van de Wetering staat een rij met gebiedsvreemde coniferen. Rondom het terrein van de tennisbanen staan nog enkele gebiedsvreemde solitaire conifeer-achtigen.
Naast het gebied waar de recreatiewoningen zijn beoogd wordt ook het deel van het perceel ten zuidwesten van de beoogde recreatiewoningen en het terrein achter Hotel Restaurant Jachtlust meegenomen in de ontwikkeling. Het parkeerterrein bij Jachtlust zeer groot. Het is enkel steen (verharding) en een enkele haag. Ten slotte bestaat uit terrein bij Jachtlust uit onbebouwd grasland.
De omgeving
In het bosperceel rondom de beoogde recreatiewoningen zijn twee bestaande recreatiewoningen gelegen. Tevens staat er een reguliere woning.
Het gebied ligt op loopafstand van de wijk Stroom Esch te Borne. Verder ligt het nabij Saasveld en maakt het onderdeel uit van de dorpskern Hertme. Vooral aan de zijde van Hertme zijn veel wandelpaden gelegen. Rondom het plangebied zijn diverse fietsroutes gelegen.
In afbeelding 2.1 is het volledige plangebied weergegeven (rode omlijning). In afbeelding 2.2 is het gebied waar de recreatiewoningen zijn beoogd (rode omlijning) ten opzichte van de directe omgeving weergegeven. In afbeelding 2.3 is een luchtfoto weergegeven van de huidige situatie en in afbeelding 2.4 is een straatbeeld van het bosperceel opgenomen waar de recreatiewoningen zijn beoogd.
Afbeelding 2.1 Volledig plangebied (Bron: ruimtelijkeplannen.nl) |
Afbeelding 2.2 Deel van het plangebied waar de recreatiewoningen zijn beoogd (Bron: ruimtelijkeplannen.nl) |
Afbeelding 2.3 Luchtfoto huidige situatie (Bron: Gemeente Borne) |
Afbeelding 2.4 Bosperceel nabij grens Zwartkotteweg en Wetering in de huidige situatie (Bron: Te Kiefte Architecten) |
Aan de Zwartkotteweg 1 in Hertme - in het buitengebied van de gemeente Borne - bevindt zich een leegstaande tenniskantine en twee niet tot nauwelijks gebruikte tennisbanen. De huidige tennisbanen zijn sterk verouderd. Het voornemen van initiatiefnemers ziet toe om het nabijgelegen Hotel Restaurant Jachtlust (Weerselosestraat 306) duurzaam en innovatief uit te breiden op het terrein van de tennisbanen. Het voornemen bestaat om de tennisbanen te verwijderen en hier zes kleinschalige (duurzame en innovatieve) recreatiewoningen te realiseren, die bedrijfsmatig geëxploiteerd zullen worden door Hotel Restaurant Jachtlust.
Om een innovatief concept voor de overnachting te kunnen realiseren, is ervoor gekozen om geen reguliere recreatiewoningen te realiseren. Overnachting vindt plaats in een bos- of boomhuis (bijzonder architectonisch ontwerp). Concreet wordt er ruimte geboden aan twee nieuwe ecologische grondgebonden boshuizen en drie bijzondere boomhuizen (op palen). De bestaande kantine wordt getransformeerd tot het type boshuis en zal in sfeer veel weghebben van een traditionele cottage
De bos- en boomhuizen hebben een inhoud kleiner dan 250 m3. Voor wat betreft de duurzaamheid worden de recreatiewoningen gemaakt van hernieuwbare-, ecologische en hergebruikte bouwmaterialen. Daarnaast zijn de recreatiewoningen zelfvoorzienend in de energieopwekking. In Bijlage 1 is een sfeerimpressie opgenomen.
Nabij de hoofdentree van de recreatiewoningen worden parkeerplaatsen aangelegd. Ook zijn er grondgebonden zonnepanelen voorzien zodat het voornemen in totaliteit energieneutraal is. Aangezien er geen plek voor zonnepanelen op de daken van de woningen is, is het noodzakelijk om de zonnepanelen op de grond te plaatsen.
Achter het terrein van de recreatiewoningen ligt een reguliere woning. De woning blijft bereikbaar via het recreatieterrein. Het is mogelijk om met de auto bij de woning te komen maar het is niet de bedoeling dat deze daar geparkeerd wordt. De paden bestaan uit halfverharding en zijn smal, net breed genoeg voor een auto. Autogebruik op het park wordt beperkt tot wellicht maximaal laden en lossen.
Ten aanzien van de beeldkwaliteit is in Bijlage 2 het beeldkwaliteitsplan opgenomen.
In afbeelding 3.1 is een impressie van de gewenste situering weergegeven.
Afbeelding 3.1 Gewenste situering terrein recreatiewoningen (Bron: Te Kiefte Architecten) |
Het perceel in het bos waar de recreatiewoningen zijn beoogd, wordt omgevormd naar natuur; de recreant is te gast in de natuur. Per huisje komt er dus geen tuintje (dus geen afbakening met hekwerken of schutting). Ter vergroting van beleving en het afkoppelen van hemelwater komt er een plek met natuurlijk water. Rondom de huisjes wordt het land ingezaaid met een meerjarig bloemrijk mengsel. Pleksgewijs worden er enkele solitaire bomen en heesters aangeplant. Hierbij wordt gekozen voor soorten die passend zijn bij het Twentse landschap en de identiteit van de plek. Om bij de recreatiewoningen te komen, wordt er over het terrein een houten wandelpad aangelegd. Bij de hoofdentree van de recreatiewoningen wordt een picknickplek en informatiebord geplaatst.
Het terrein nabij Hotel Restaurant Jachtlust wordt ook meegenomen in de ontwikkeling. Op dit terrein wordt een wandelpad aangelegd tussen Jachtlust en de recreatiewoningen. Het terrein krijgt een kwaliteitsimpuls. In afbeelding 3.2 is een impressie opgenomen van het eindbeeld. In Bijlage 3 wordt het beplantingsplan nader uitgewerkt.
Het onbebouwde weiland wordt omgevormd naar een bloemrijk grasland. Verder worden er inheemse bomen langs de wegen en het wandelpad tussen Hotel Restaurant Jachtlust en de nieuwe recreatiewoningen aangeplant. Tevens worden er heesters aangeplant om de randen te vergroenen en de biodiversiteit te versterken. Op het perceel wordt daarnaast een poel aangelegd. De entree en het parkeerterrein worden vergroend en ten oosten van Jachtlust wordt er een Twents hekwerk geplaatst.
In afbeelding 3.2 is een impressie van het landschappelijk ontwerp opgenomen.
Afbeelding 3.2 Gewenste kwaliteitsimpuls terrein Hotel Restaurant Jachtlust (Bron: Te Kiefte Architecten) |
Het CROW heeft parkeerkencijfers en verkeersgeneratie cijfers geformuleerd en opgenomen in de publicatie 381 “Toekomstbestendig parkeren” (CROW, december 2018). Dit betreffen ervaringscijfers die als hulpmiddel dienen om tijdens een ontwerpproces rekening te houden met een indicatie van het aantal benodigde parkeerplaatsen en de verkeersgeneratie binnen een ontwerp.
Het is van belang dat de gemeente Borne, al dan niet met behulp van deze parkeerkencijfers, eigen parkeernormen heeft om te gebruiken bij de parkeerbehoefte-indicatie binnen ruimtelijke ontwerpen. De gemeente Borne beschikt dan ook over eigen parkeerbeleid, beschreven in de nota 'Parkeernormen Gemeente Borne' uit 2018. In de nota 'Parkeernormen Gemeente Borne' wordt aangesloten bij de cijfers van CROW.
De gemeente Borne is opgedeeld in verschillende stedelijke zones. Het plangebied behoort tot het 'buitengebied' en valt hiermee in de categorie 'niet stedelijk’. De recreatiewoningen zijn niet in te delen bij een categorie uit de nota Parkeernormen, daarom wordt aangesloten bij de kencijfers van het CROW (publicatie 381 “Toekomstbestendig parkeren”). De recreatiewoningen vallen in de categorie 'bungalowpark (huisjescomplex)'.
Concreet bestaat het planvoornemen uit het realiseren van zes recreatiewoningen. Per recreatiewoning geldt op basis van bovenstaande uitgangspunten, op basis van de CROW, een verkeersgeneratie van gemiddeld 2,7 verkeersbewegingen per weekdagetmaal per recreatiewoning. Dit komt voor het gehele plan neer op een verkeersgeneratie van (2,7 * 6) 16,2 verkeersbewegingen per weekdagetmaal.
De locatie wordt ontsloten via een bestaande inrit via de Zwartkotteweg. De omliggende wegen zijn in voldoende mate ingericht om de verkeersbewegingen veilig en eenvoudig af te wikkelen.
Per recreatiewoning geldt, op basis van het CROW, een parkeerbehoefte van gemiddeld 2,1 parkeerplaats. Er moeten voor deze ontwikkeling dus (2,1 * 6) afgerond 13 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Bij de entree van de recreatiewoningen worden 6 parkeerplaatsen gerealiseerd. Per recreatiewoning is er dus plek voor één auto. In de recreatiewoningen is er plek voor 2 tot 4 recreanten (3 woningen voor maximaal 2 personen en 3 woningen voor maximaal 4 personen). Het is aannemelijk dat per woning de recreanten gezamenlijk met één auto de locatie bereiken. In dat geval zijn er voldoende parkeerplaatsen bij de recreatiewoningen. In het geval de recreanten per woning twee of meer auto's meenemen, is er op de grote parkeerplaats bij het Hotel Restaurant Jachtlust voldoende parkeergelegenheid om te parkeren. De recreatiewoningen zijn vervolgens goed bereikbaar via het aan te leggen wandelpad tussen Jachtlust en de recreatiewoningen.
Hotel Restaurant Jachtlust heeft op dit moment 16 hotelkamers. Volgens de CROW-norm is er voor een 3-sterren hotel gemiddeld 6,7 parkeerplaats nodig per 10 kamers. Dit betekent dat er voor 16 kamers afgerond 24 parkeerplaatsen nodig zijn. Volgens het geldende bestemmingsplan mag het hotel uitbreiden met maximaal 44 hotelappartementen. Hiervoor zijn afgerond 30 parkeerplaatsen nodig. Het bestaande hotel inclusief mogelijke uitbreiding voorziet dus in een parkeerbehoefte van 54 parkeerplaatsen. De parkeerplaats bij Jachtlust telt op dit moment 76 parkeerplaatsen. De parkeerplaats is dus van voldoende capaciteit om te voorzien in de 7 parkeerplaatsen die nodig zijn voor de recreatiewoningen.
Vanuit oogpunt van parkeren bestaat dan ook geen bezwaar tegen het in voorliggend bestemmingsplan besloten voornemen.
De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. De NOVI komt als structuurvisie uit onder de bestaande Wet ruimtelijke ordening (WRO). Het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4, 2001) en de Rijksnatuurvisie 2014 gaan op in en worden vervangen door de NOVI en het bijbehorende Nationaal Milieubeleidskader. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervalt geheel, behalve paragraaf 4.9 Caribisch Nederland en Caribische Exclusieve Economische Zone. De NOVI geldt verder als wijziging van enkele onderdelen van het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP) op grond van de Waterwet. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als een omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten.
In de SVIR (voorganger NOVI) is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.
In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:
Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van ruimtelijke plannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.
In de NOVI wordt een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau gegeven. In de NOVI wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.
De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over ruimtelijke plannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.
De NOVI laat zich niet specifiek uit over deze lokale ontwikkelingen. In de NOVI wordt wel ingegaan op de aspecten 'toerisme en recreatie'. Toerisme en recreatie zijn van toenemend economisch belang voor Nederland, maar zorgen ook voor grote druk op onze hoofdstad en enkele andere (historische en kust)locaties, natuurgebieden en de lokale infrastructuur. Om het toerisme en de recreatie in goede banen te leiden is spreiding over het land nodig, door gerichte marketing en samenwerking van regionale en lokale overheden. Daarnaast dragen alle verbeteringen van de ruimtelijke inrichting en kwaliteit van Nederland bij aan de toeristische mogelijkheden. Voorliggend initiatief draagt bij aan verbetering van de ruimtelijke inrichting door niet gebruikte tennisbanen om te zetten naar recreatieve woningen. Deze ontwikkeling is daarnaast positief voor toerisme en recreatie en zorgt voor spreiding over het land gezien de landelijke ligging van voorliggend initiatief. Gesteld wordt, dat het voornemen in overeenstemming is met de rijksbelangen zoals opgenomen in de NOVI.
In de overzichtsuitspraak van de Ladder voor duurzame verstedelijking is beschreven dat wanneer een bestemmingsplan voorziet in een van de andere in artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro genoemde stedelijke voorzieningen (nietzijnde woningbouw) in de vorm van een terrein met een ruimtebeslag van minder dan 500 m2, deze ontwikkeling in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt.
Verder heeft de Afdeling in de overzichtsuitspraak onder 7 overwogen dat bij de beantwoording van de vraag of een stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt een nieuwe stedelijke ontwikkeling behelst, in onderlinge samenhang moet worden beoordeeld in hoeverre het plan, in vergelijking met het voorgaande bestemmingsplan, voorziet in een functiewijziging en welk planologische beslag op de ruimte het nieuwe plan mogelijk maakt in vergelijking met het voorgaande bestemmingsplan (uitspraken van 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:915 (Oldenzaal), en van 20 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1064 (Waalre)).
Aangezien dit bestemmingsplan een functiewijziging mogelijk maakt ten opzichte van het huidige bestemmingsplan, dient de behoefte wel aangetoond te worden.
De behoefte kan aangetoond worden op basis van de Visie Vrijetijdseconomie van Borne en het visiedocument 'Toeristisch Borne 2020-2025'.
De doelgroep voor de recreatieve verblijfsvoorzieningen is op zoek naar rust, comfort, ruimte en natuurlijke schoonheid en de beleving hiervan. Dit past binnen het visiedocument van de stichting Beleef Boeiend Borne/Visit Borne (visiedocument) ‘Toeristisch Borne 2020-2025' waarin wordt aangegeven dat de doelgroepen 'Rustig groen' en 'stijlvol luxe' het beste bij Borne passen.
In 2020 heeft de stichting Beleef Boeiend Borne (opererend via www.visitBorne.nl) het visiedocument ‘Toeristisch Borne 2020-2025’ opgesteld. In dit visiedocument wordt aangegeven dat de doelgroepen ‘rustig groen’ en ‘stijlvol luxe’ (doelgroepen op basis van RECRON Leefstijlen) het beste bij Borne passen. De vele wandel- en fietsroutes (o.a. Kloosterpad) in de gemeente Borne, het (cultuur)historische Oud-Borne en het landgoed Weleveld zijn elementen die aantrekkelijk zijn voor de ‘Rustig groene’ doelgroep. Het compacte winkelcentrum met diverse kwalitatieve modezaken, de hoogwaardige horeca en bijvoorbeeld golfbaan Weleveld zijn bij uitstek geschikt voor de doelgroep ‘stijlvol luxe’. Door de toevoeging van de zes kleinschalige, duurzame en innovatieve recreatiewoningen worden in feite beide doelgroepen bediend. Er is immers sprake van een luxueuze en innovatieve opzet (doelgroep ‘stijlvol luxe’). Maar door de ligging in het landschap zal met name de ‘Rustig groene’ doelgroep bediend worden. Deze doelgroep heeft behoefte aan rust en ruimte en wil voorzien worden van mooie wandelroutes en fietsroutes (o.a. Kloosterpad). Het plan van de initiatiefnemer sluit aan bij de behoefte van deze doelgroep.
Geconcludeerd wordt dat er behoefte is aan voorliggend voornemen en dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.
Geconcludeerd wordt dat het relevante ruimtelijke ordeningsbeleid op rijksniveau de in voorliggend bestemmingsplan besloten ontwikkeling niet in de weg staat.
De Omgevingsvisie schetst de visie op de fysieke leefomgeving met het vizier op 2030 en met een doorkijk naar 2050.
De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze worden benaderd vanuit de – overkoepelende – rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit, waarvoor – themaoverstijgende – kwaliteitsambities zijn geformuleerd. Enkele belangrijke ambities zijn:
Ten aanzien van verblijfsrecreatie is het volgende in de omgevingsvisie opgenomen: Mogelijkheden voor ontwikkeling van nieuwe verblijfsaccommodaties zien we alleen in Noordwest Overijssel. Daarbuiten is er alleen ruimte voor nieuwe recreatiewoningen indien er sprake is van een innovatief concept of als de realisatie van nieuwe recreatiewoningen onderdeel uitmaakt van een kwaliteitsimpuls voor een bestaand recreatiepark.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een drietal criteria; functioneren vitale coalitie en positie burger, effectiviteit en doelmatigheid. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het principe 'Zorgvuldig ruimtegebruik' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt. Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Afbeelding 4.1 geeft dit schematisch weer.
Afbeelding 4.1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) |
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
In het voorliggende geval dienen bij de afweging in de eerste fase, de 'generieke beleidskeuzes' de volgende artikelen te worden getoetst:
Hierna worden de artikelen nader getoetst.
Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip “groene omgeving” nader gedefinieerd als: de gronden die niet vallen onder bestaand bebouwd gebied.
In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip “bestaand bebouwd gebied” nader gedefinieerd als: de gronden binnen steden en dorpen die benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro.
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel
In voorliggend bestemmingsplan worden twee niet tot nauwelijks gebruikte tennisbanen en een tenniskantine getransformeerd naar een gebied met zes recreatiewoningen. Hierbij is uiteindelijk geen sprake van een uitbreiding van bebouwing aangezien de locatie al bebouwd is. Door deze ontwikkeling, neemt de hoeveelheid landschapsontsierende/vervallen bebouwing in het buitengebied juist af en worden er zes kleinschalige, duurzame en innovatieve recreatiewoningen teruggebouwd. Per saldo is geen sprake van extra ruimtebeslag door bouwen en verharden op de groene omgeving, maar juist een afname doordat er extra natuurelementen worden geïntroduceerd.
Samenvattend wordt geconcludeerd dat in voldoende mate rekening is gehouden met de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.
Artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit
Lid 1: In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.
Lid 2: In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan het Uitvoeringsmodel (OF-, WAAR- en HOE-benadering) die in de Omgevingsvisie Overijssel is neergelegd.
Lid 3: In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt gemotiveerd dat de nieuwe ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief die in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd.
Lid 5: In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan de vier-lagenbenadering die onderdeel uitmaakt van het Uitvoeringsmodel en op welke wijze de Catalogus Gebiedskenmerken is gebruikt bij de ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.
Artikel 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene omgeving (lid 1)
Bestemmingsplannen voor de Groene omgeving kunnen – met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3. en het bepaalde in artikel 2.1.5. – voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene omgeving, uitsluitend indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologisch en/of landschappelijk waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.
Toetsing van het initiatief aan artikelen 2.1.5 en 2.1.6 van de Omgevingsverordening Overijssel
Zoals blijkt uit Hoofdstuk 3 wordt het plangebied aan de Zwartkotteweg landschappelijk ingepast conform de ter plaatse aanwezige gebiedskenmerken. Het voornemen gaat daarmee gepaard met een kwaliteitsimpuls. De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan het sociaal en economisch vitaal houden van het buitengebied. Tevens is de ontwikkeling in overeenstemming met het ontwikkelingsperspectief en de vier-lagenbenadering die onderdeel uitmaakt van het Uitvoeringsmodel. Het voorliggende plan leidt tot een kwaliteitsimpuls in de groene omgeving (buitengebied) van de gemeente Borne. Deze meerwaarde vertaalt zich in onder andere in:
Hiermee wordt voldaan aan het beleid van de Provincie Overijssel met betrekking tot de impuls in de groene omgeving. Voor een nadere uitwerking wordt verwezen naar paragraaf 3.2, waar uitgebreid op de KGO is ingegaan. Het project past binnen de geldende ontwikkelingsperspectieven, zie de toetsing hieraan in navolgende paragraaf. Daarnaast wordt er een beeldkwaliteitsplan vastgesteld waarin onder meer de materiaalkeuze en afmetingen wordt vastgelegd.
Gelet hierop wordt geconcludeerd dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met artikel 2.1.5, lid 1, 2, 3 en 5 en artikel 2.1.6 van de Omgevingsverordening Overijssel.
Artikel 2.12.2 Nieuwe recreatiewoningen (lid 1)
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in de bouw van nieuwe recreatiewoningen als:
De van belang zijnde begrippen in het kader van artikel 2.12.2 zijn hierna opgenomen:
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.12.2 van de Omgevingsverordening Overijssel
Voorliggende ontwikkeling betreft de realisatie van zes kleinschalige, duurzame en innovatieve recreatiewoningen. Er is sprake van een innovatief concept aangezien overnachting niet plaatsvindt in een reguliere recreatiewoning maar in een bos- of boomhuis met een bijzonder architectonisch ontwerp.
Het terrein wordt ingericht als een kleinschalig ecosysteem waar men kan verblijven in bijzondere bos- en boomhuizen. Het terrein kan ruimte bieden aan drie nieuwe ecologische grondgebonden boshuizen (waarvan één betrekking heeft op het omvormen van de kantine) en drie bijzondere boomhuizen (op palen, in de lucht). Voor wat betreft de duurzaamheid worden de recreatiewoningen gemaakt van hernieuwbare-, ecologische en hergebruikte bouwmaterialen. Daarnaast is het plan in totaliteit zelfvoorzienend in de energieopwekking.
De doelgroep voor deze recreatieve verblijfsvoorzieningen is op zoek naar rust, comfort, ruimte en natuurlijke schoonheid en de beleving hiervan. Dit past binnen het beleid van de gemeente Borne.
Het betreffen kleinschalige recreatieve verblijfsvoorzieningen die bedrijfsmatig worden geëxploiteerd en verhuurd door Hotel Restaurant Jachtlust. Dit is in overeenstemming met hetgeen wordt gevraagd in lid 1 van artikel 2.12.2.
Geconcludeerd wordt dat dit plan in overeenstemming is met artikel 2.12.2 van de Omgevingsverordening Overijssel.
In dit geval zijn vooral de ontwikkelingsperspectieven voor de Groene Omgeving van belang. In de Groene Omgeving gaat het vooral om: behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap, het realiseren van een samenhangend netwerk van gebieden met natuur- en waterkwaliteit, ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, het toerisme en andere economische dragers, realisatie van waterkwaliteitsdoelen, het duurzaam beheer van drinkwatervoorraden én het opwekken van hernieuwbare energie. In de Groene Omgeving onderscheidt de provincie de volgende drie ontwikkelingsperspectieven:
In afbeelding 4.2 is een uitsnede van de perspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie opgenomen. Het plangebied bevindt zich ter plaatse van de rode ster, in het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalig mixlandschap'.
Afbeelding 4.2 Ontwikkelingsperspectievenkaart (Bron: Provincie Overijssel) |
“Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap”
Het ontwikkelingsperspectief ‘Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap’ richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
Binnen dit ontwikkelingsperspectief kunnen nieuwe functies een plek krijgen op bestaande vrijkomende erven waar dit tevens maatschappelijke opgaven als behoud en ontwikkeling van cultuurhistorie, natuur en landschap ondersteunt. Zo worden vitaliteit en omgevingskwaliteit in samenhang versterkt. Het verbinden van de ontwikkelingsmogelijkheden van economische en maatschappelijke functies met het behoud en de versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen draagt bij aan het behoud van de specifieke kwaliteiten van het kleinschalige mixlandschap in Overijssel.
Toetsing van het initiatief aan het 'Ontwikkelingsperspectief'
In voorliggend geval worden niet tot nauwelijks gebruikte tennisbanen en een leegstaande tenniskantine in het buitengebied van de gemeente Borne herontwikkeld tot zes recreatiewoningen. Kleinschalig recreatie en toerisme krijgt op deze manier een functie in het buitengebied. Het initiatief versterkt de landschappelijke en natuurlijke elementen en draagt bij aan het behoud van de specifieke kwaliteiten van het kleinschalig mixlandschap. Deze functie is ter plaatse passend en heeft een positieve invloed op de ruimtelijke kwaliteit (zie ook hoofdstuk 3 bij deze toelichting). Hierdoor wordt tevens bijgedragen aan het verhogen de kwaliteit en aantrekkelijkheid van de stads- en dorpsrandgebieden.
Geconcludeerd wordt dat de ontwikkelingsperspectieven zich niet verzetten tegen de voorgenomen ontwikkeling.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. De toetsing aan de 'Stedelijke laag' en de 'Laag van beleving' wordt in voorliggend geval achterwege gelaten, aangezien hiervoor geen gebiedskenmerken gelden ter plaatse van het plangebied.
1. De "Natuurlijke laag”
De natuurlijke laag is de laag van de bodem, het reliëf, het watersysteem en de natuur die zich hier 'van nature' op vestigt. Deze natuurlijke laag is het resultaat en de wisselwerking tussen abiotische (fysische) en biotische factoren en processen. Zo zorgden ijs-, wind- en waterstromen in Overijssel voor het ontstaan van een afwisselend landschap van stuwwallen, dekzandgronden, beekdalen en natte laagtes en bepaalden de stroomsnelheden van IJssel, Vecht, Regge of Dinkel waar het fijne (komgronden) en waar het grovere sediment (oeverwallen) werd afgezet. En ontwikkelde veen zich daar, waar het water maar moeilijk weg kon.
In afbeelding 4.3 is een uitsnede van de kaart met betrekking tot de natuurlijke laag opgenomen. Het plangebied is met de rode ster indicatief weergegeven met het gebiedstype ‘Dekzandvlakte en ruggen’.
Afbeelding 4.3 Natuurlijke laag en Laag van het agrarisch cultuurlandschap (Bron: Provincie Overijssel) |
“Dekzandvlakte en ruggen”
De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebied.
Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beiden zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting. Bij ontwikkelingen is de (strekkings)richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.
Toetsing van het initiatief aan de "Natuurlijke laag”
Rondom de bestaande erven is in loop der jaren geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit. De omliggende gronden nabij het plangebied zijn in cultuur gebracht ten behoeve van de landbouw. De van oorsprong voorkomende 'natuurlijke laag' is daarom niet of nauwelijks meer aanwezig. Het nog aanwezige natuurlijke reliëf wordt gezien de aard en omvang van dit plan niet (verder) aangetast. Met de landschapsmaatregelen wordt ingezet op beplanting die past bij de natuurlijke ondergrond. De ontwikkeling is in overstemming met het gestelde in de 'Natuurlijke laag'.
2. De "Laag van het agrarische cultuurlandschap”
In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Hierbij hebben ideeën over schoonheid nooit een rol gespeeld. Wel zijn we ze in de loop van de tijd gaan waarderen om hun ruimtelijke kwaliteiten. Vooral herkenbaarheid, contrast en afwisseling worden gewaardeerd. De ambitie is gericht op het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen door óf versterking óf behoud óf ontwikkeling of een combinatie hiervan.
In afbeelding 4.3 is een uitsnede van de kaart met betrekking tot de laag van het agrarisch cultuurlandschap opgenomen. Het plangebied is met een rode ster indicatief weergegeven met het gebiedstype 'Jong heide- en broekontginningslandschap'.
"Jong heide- en broekontginningslandschap"
Het Jong heide- en broekontginningslandschap betreft een landschap met relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door boscomplex. Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. Wegen zijn lanen met lange rechtstanden. Vaak zijn het ‘inbreidings’landschappen met en rommelige driehoekstructuren als resultaat. Als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.
Toetsing van het initiatief aan de "Laag van het agrarische cultuurlandschap”
In hoofdstuk 3 is een beschrijving gegeven van de gewenste inrichting en de investeringen in landschappelijke inpassingen. De recreatiewoningen worden gesitueerd in een bestaand boscomplex. Door landschappelijke inpassingen met onder andere streekeigen beplanting wordt het oorspronkelijke landschap en de directe omgeving behouden en versterkt.
Geconcludeerd wordt dat het voornemen in overeenstemming is met de ter plaatse geldende 'Laag van het agrarische cultuurlandschap'.
Geconcludeerd wordt dat de geplande ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel beschreven en het in de Omgevingsverordening Overijssel verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
De gemeente Borne heeft op 23 juni 2015 de Structuurvisie Borne 2030 vastgesteld voor het totale grondgebied van de gemeente. Deze structuurvisie heeft betrekking op de periode 2010-2030.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening is elke gemeente verplicht één of meerdere structuurvisies op te stellen voor het gehele grondgebied. Daarnaast maken nieuwe inzichten en, diverse grootschalige plannen en ontwikkelingen in en rond Borne een actueel ruimtelijk sturingsmiddel noodzakelijk.
In de structuurvisie zijn ondermeer keuzes gemaakt over de wijze waarop Borne zich binnen de Netwerkstad wil profileren én via welke strategie zij deze keuze concreet wil verwerkelijken. Hiertoe is ingegaan op het imago dat de gemeente Borne wil uitstralen, het profiel dat de gemeente nastreeft en de vraag hoe aan het stedelijk gebied, de bedrijventerreinen en het landelijk gebied een 'Borns' karakter kan worden gegeven.
Het plangebied ligt in het buitengebied, namelijk daar waar de 'stad' overgaat in het 'land'.
Het plangebied aan de Zwartkotteweg ligt in het buitengebied. Het plangebied maakt onderdeel uit van de Groene Poort. Dit gebied (Groene Poort) speelt een belangrijke rol als schakel tussen ecologisch en landschappelijk waardevolle gebieden en ter voorkoming van het aaneengroeien van de Twentse stedenband.
In het buitengebied is aandacht voor het creëren van aantrekkelijke dorpsranden, die voortbouwen op de ter plekke aanwezige landschapsstructuren. Het plangebied ligt in het Jong heide- en broekontginningslandschap. Als er ontwikkelingen plaatsvinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken, waterlopen, ontginningslinten met erven en aan de kenmerkende ruimtematen.
In de Structuurvisie wordt benadrukt dat de omgeving van Borne recreatief gezien heel aantrekkelijk is. Het is een kleinschalig landschap met essen, bosjes, lanen en beken. Daarnaast heeft het veel historische elementen zoals dorpskernen, oude erven en kloosters. Bovendien is er een fijnmazig recreatief routenetwerk aanwezig. Verblijfsrecreatie is relatief weinig aanwezig, maar er zijn wel attracties. Hierbij valt te denken aan de Kloostergaarde, het openluchttheater Hertme en het landgoed Weleveld. De gemeente wil recreatie en toerisme bevorderen, nieuwe vormen van ondernemerschap mogelijk maken en invullen geven aan kwaliteitsverbetering. Hiervoor is het visiedocument ‘Toeristisch Borne 2020-2025’ richtinggevend. Voor wat betreft de voorzieningen op het gebied van verblijf- en dagrecreatie, wil de gemeente zich juist richten op kleine landschappelijk georiënteerde recreatieve voorzieningen. In verband met de intrinsieke waarde van het gebied zelf en de aanwezigheid van direct aansluitende grote ecologisch en landschappelijk waardevolle gebieden, leent het buitengebied van de gemeente Borne zich bij uitstek voor korte verblijfsrecreatie.
De recreatiewoningen worden ingepast in een bestaand bosperceel. Daarbij worden bestaande landschappelijke structuren behouden en versterkt. Verrommeling en verpaupering van het buitengebied wordt voorkomen. Aangezien de omgeving van Borne recreatief gezien heel aantrekkelijk is, past kleinschalige, landschappelijke georiënteerde verblijfsrecreatie goed in het buitengebied van Borne. Geconcludeerd wordt het initiatief in overeenstemming is met de Structuurvisie Borne. De toekomstige situatie is ter plaatse passend en heeft een positieve invloed op de ruimtelijke kwaliteit (zie ook hoofdstuk 3 bij deze toelichting). Hiermee wordt bijgedragen aan het verhogen van de kwaliteit en aantrekkelijkheid van de stads- en dorpsrandgebieden en het versterken van de landschappelijke structuur in deze gebieden.
Het buitengebied is een plek om te leven, wonen, te werken en te genieten. Het is dynamisch, ontwikkelt zich en is voor iedereen belangrijk vanwege het bijzondere karakter. In het buitengebied is echter ook een ware transformatie gaande. De variatie binnen de verschillende Twentse gemeenten op diverse thema’s bemoeilijkt de uitleg van het beleid aan initiatiefnemers en veroorzaakt dat de kwaliteitsinvesteringen in de verschillende gemeenten niet in evenwicht zijn. Daarom is er bij de gemeenten in Zuidwest-Twente behoefte om het beleid op deze onderwerpen waar mogelijk te harmoniseren. Daarvoor worden in het beleidsdocument 'Regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente' de kaders en spelregels beschreven.
Overige onderwerpen die binnen KGO vallen zijn bijvoorbeeld de uitbreiding niet-agrarisch bedrijf, uitbreiding agrarisch bouwvlak en nieuwe recreatieve verblijven en complexen. De regelgeving rondom deze onderwerpen leent zich minder voor harmonisatie tussen de deelnemende gemeenten.
De mogelijkheden voor het harmoniseren van beleidskaders op regionaal niveau zijn vertaald naar ontwikkelruimte passend bij de gemeenten in Zuidwest-Twente. Binnen deze regionale uitgangspunten blijft er op gemeentelijk niveau ruimte voor eigen invulling en maatwerk, maar gezamenlijk streven de gemeenten in dit gebied de volgende doelstellingen na:
Het beleid voor het buitengebied was altijd primair gericht op behoud en doorontwikkeling van agrarische bedrijvigheid, rekening houdend met de drie kwaliteitsaspecten. Door de steeds verder veranderende agrarische sector zijn er echter de laatste jaren steeds meer nieuwe functies ontstaan in het buitengebied. Het ontstaan van een nevenfunctie bij agrarische bedrijven, het omvormen van agrarische bedrijven naar andersoortige bedrijvigheid of bijvoorbeeld het toepassen van Rood voor Rood, heeft geleid tot een meer divers buitengebied. Deze mix van functies lijkt ook nodig om het gebied vitaal en levendig te houden. Dit beleidsdocument is dus niet enkel gericht op het doorontwikkelen van de agrarische sector, maar is bedoeld voor ontwikkelingen in de breedste zin van het woord. Alles passend binnen het gebied en gericht op de kwaliteiten in datzelfde gebied. De kwaliteiten in een gebied kunnen op de volgende manier worden versterkt:
De provincie Overijssel geeft in de Omgevingsvisie ruimte voor nieuwe functies en grootschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied onder voorwaarde van toepassing van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO). De gemeente Borne heeft het KGO-beleid vertaald naar een eigen beleidskader. Het gemeentelijke KGO-beleid is opgenomen in de Regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest Twente’. Bij elke ontwikkeling van niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied hoort op grond van de KGO in ieder geval een basisinspanning in de vorm van een goede ruimtelijke (landschappelijke) inpassing. Deze basisinspanning dient te worden aangetoond door middel van een erfinrichtingsplan.
Zodra er sprake is van een grootschalige ontwikkeling (o.a. nieuw of uitbreiding van het bestaande bestemmingsplan of een partiële herziening) dient er, naast de basisinspanning, aanvullend worden geïnvesteerd in de ruimtelijke omgevingskwaliteit. Het ruimtelijke kwaliteitsplan zal duidelijk moeten maken hoe deze aanvullende ruimtelijke of landschappelijke kwaliteit wordt gewaarborgd waarbij ook het financiële aspect van de aanvullende investering in beeld dient te worden gebracht.
Voorliggend initiatief wordt aangemerkt als ontwikkeling van niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied, het bovenstaande is derhalve van toepassing. Dit is een innovatief concept waar overnachting plaatsvindt in een bos- of boomhuis. Dit kan niet in stedelijk gebied en daarom is gekozen voor deze locatie in het buitengebied.
Balans
Er is in voorliggend plan een basis gevonden voor het bereiken en meten van het evenwicht tussen ontwikkelingsruimte en kwaliteitsprestaties. Bij elke ontwikkeling hoort een basisinspanning in de vorm van een goede ruimtelijke (landschappelijke) inpassing: vorm en situering van gebouwen, erfbeplantingen. Daarin voorziet voorliggend plan. Voor het bepalen van de hoogte van de aanvullende kwaliteitsprestaties zijn twee variabelen te hanteren:
Als er sprake is van een niet functioneel aan het buitengebied gebonden grootschalige ontwikkeling, dient 100% van de waardevermeerdering (van de gronden als gevolg van aanpassing van de bestemming) te worden geïnvesteerd (naast de basisinspanning).
Als er sprake is van een functioneel aan het buitengebied gebonden grootschalige ontwikkeling zal er naast de basisinspanning 25% van de waardevermeerdering moeten worden geïnvesteerd in ruimtelijke kwaliteit.
Voor de gewenste ontwikkeling is een bestemmingsplanprocedure noodzakelijk, er is dan sprake van een ontwikkeling met een grootschalige impact. De realisatie van voorliggende recreatiewoningen wordt gezien als een aan het buitengebied gebonden ontwikkeling en is daarmee ook passend op deze locatie. Dit betekent dat in de basis 25% van de waardevermeerdering moet worden geïnvesteerd in ruimtelijke kwaliteit.
Op basis van het gemeentelijke beleid dient € 31.250,- te worden geïnvesteerd in ruimtelijke kwaliteit. Er is een raming gemaakt van de stichtingskosten. Hierbij komen de totale aanlegkosten uit op € 85.970,55,-. Voor de uitwerking van de raming van de stichtingskosten wordt verwezen naar Bijlage 1.
Op basis van bovenstaande wordt er aanzienlijk meer geïnvesteerd in ruimtelijke kwaliteit dan noodzakelijk. Hierdoor kan worden gesteld dat de ontwikkeling voorziet in een versterking van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse van de recreatiewonignen en haar omgeving. Het plan voldoet aan het KGO-beleid van de gemeente Borne.
Geconcludeerd wordt dat het voornemen mogelijk is op basis van het 'Ontwikkeling niet-agrarische bedrijvigheid'.
De 'Visie Vrijetijdseconomie 2022-2032' voor Borne, Hertme en Zenderen bevat de gezamenlijke ambities van de gemeente en toeristisch-recreatieve sector. Met betrekking tot verblijfsaccommodaties wordt opgemerkt dat het aantal overnachtingen en gasten in Nederland en Twente groeit. Op dit moment is er een beperkt verblijfsaanbod in Borne, waardoor hier weinig van geprofiteerd kan worden. Uit het vitaliteitsonderzoek naar de verblijfsrecreatie in Overijssel (2022) blijkt dat er in Twente positieve marktruimte voor o.a. hotels en groepsaccommodaties en een negatieve marktruimte voor campings. Het is kansrijk om meer aanbod te ontwikkelen dat onderscheidend is, met name voor Stijlzoekers. Denk hierbij aan accommodaties die bijzonder, verrassend, inspirerend of juist back-to-basic zijn. Het aanbod stijlvolle en luxe accommodaties in de regio is beperkt, en vanwege de doelgroepenfocus kansrijk voor Borne.
Voor de ontwikkeling van toeristisch-recreatief aanbod in gemeente Borne worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De identiteit van Borne kan worden omschreven als: levendig, authentiek, noaberschap, dorps met stadse ambities, kleinschaligheid, betrokken gemeenschap en Groene Poort (het buitengebied), natuur en landschap. Zoals vermeld wordt in voorliggend geval zes kleinschalige, duurzame en innovatie recreatiewoningen gerealiseerd. Deze accommodaties zijn bijzonder en verrassend en onderscheidend ten opzichte van bestaande accommodaties in de gemeente. Dit sluit aan bij authenticiteit van Borne. Aangezien het gaat om een kleinschalig recreatieterrein past dit binnen de kleinschaligheid die Borne kenmerkt.
Er is sprake van een luxueuze en innovatieve opzet wat de doelgroep Stijlzoekers bediend. Door de ligging in het landschap zal ook de doelgroep Rustzoeker worden bediend. Deze doelgroep heeft behoefte aan rust en ruimte en wil voorzien worden van mooie wandelroutes en fietsroutes. Het voorliggend plan sluit aan bij de behoeftes van beide doelgroepen.
Tevens wordt de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied van de gemeente Borne versterkt, als gevolg van de verwijdering van niet gebruikte tennisbanen en de landschappelijke inpassing van de locatie.
Uit de Visie Vrijetijdseconomie 2022-2032 blijkt dat er marktruimte is voor onderscheidende concepten. Het is kansrijk om meer aanbod te ontwikkelen dat onderscheidend is, met name voor Stijlzoekers . Denk hierbij aan accommodaties die bijzonder, verrassend, inspirerend of juist back to basic zijn. Het aanbod stijlvolle en luxe accommodaties in de regio is beperkt, en vanwege de in de regio is beperkt, en vanwege de doelgroepenfocus kansrijk voor Borne.
De recreatiewoningen worden bedrijfsmatig geëxploiteerd door Hotel Jachtlust.
Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling aansluit bij de beleidsambities en doelstellingen zoals deze staan beschreven in de 'Visie Vrijetijdseconomie 2022-2032'.
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het voorliggend bestemmingsplan in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bedrijven en milieuzonering, bodem, archeologie & cultuurhistorie, water, ecologie, luchtkwaliteit, externe veiligheid en geur.
Opgemerkt wordt dat met name voor het perceel waar de recreatiewoningen zijn voorzien de relevante milieuaspecten gelden. Uitsluitend daar waar relevant wordt op het terrein bij Hotel Restaurant Jachtlust ingegaan.
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidsnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidsniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidsgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.
Een onderzoek naar wegverkeerslawaai is niet noodzakelijk. Het project ziet niet toe op het toevoegen van een geluidgevoelig object. Een recreatiewoning wordt namelijk niet als geluidgevoelig object gezien in de zin van de Wet geluidhinder. Desalniettemin moet er ter plaatse van de recreatiewoningen sprake zijn van een 'goede ruimtelijke ordening'. De wegen rondom het plangebied zijn rustige wegen in het buitengebied van de gemeente Borne. Hierdoor kan worden aangenomen dat ter plaatse van de recreatiewoningen wordt voldaan aan de voorkeurswaarde uit de Wgh en zodoende voldoende bescherming genieten tegen geluid afkomstig van wegverkeer.
De dichtstbijzijnde spoorweg bevindt zich op circa 2,6 kilometer ten zuidwesten van het plangebied. Dit is een dusdanig grote afstand van het plangebied dat een nadere beschouwing ten aanzien van railverkeerlawaai achterwege kan blijven.
Daarnaast ligt het plangebied niet binnen of nabij een geluidszone van een gezoneerd bedrijventerrein, als bedoeld in de Wet geluidhinder, waardoor ook een nadere beschouwing ten aanzien van dit aspect niet noodzakelijk is. Voor wat betreft de invloed van individuele bedrijven op de nieuwe functie wordt verwezen naar de paragraaf 5.2, waar nader op het aspect milieuzonering wordt ingegaan.
De Wet geluidhinder geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Verwacht wordt dat ter plaatse van de recreatiewoningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wat betreft het aspect wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kunnen de richtlijnen in de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) gehanteerd worden om de afstand te bepalen tussen woningen en de verschillende bedrijfscategorieën. Deze afstemming beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering is een tweetal gebiedstypen onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer.
Het omgevingstype 'gemengd gebied' wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' omschreven als een gebied met een matige tot sterke functiemenging waarbij bijvoorbeeld direct naast woningen andere functies voor kunnen komen zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.
De locatie ligt in een gebied waar geen sprake is van sterke menging van functies. Daarom wordt in dit geval uitgegaan van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Hierna zijn de richtafstanden behorende bij de gebiedstypen aangegeven.
Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. Hierbij spelen twee vragen een rol:
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.
De beoogde recreatiewoningen zijn gezien de aard en omvang voor wat betreft milieubelasting vergelijkbaar met reguliere woonfuncties. Hiermee zijn ze niet milieubelastend voor de omgeving. Er is geen sprake van een aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden.
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie binnen het plangebied hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving of dat de ontwikkeling leidt tot belemmeringen in de bedrijfsvoering van de bestaande functies.
Op een afstand van circa 5 meter en 15 meter tot het plangebied liggen twee bestaande recreatiewoningen. Op een afstand van circa 28 meter staat een reguliere woning. Voor deze (recreatieve) woningen geldt geen richtafstand.
Hotel Restaurant Jachtlust aan de Weerselosestraat 304 grenst en valt deels binnen het plangebied. Voor een Hotel Restaurant geldt een maximale richtafstand van 10 meter voor de aspecten geluid, geur en gevaar. De gronden die grenzen aan Jachtlust kennen geen bouwmogelijkheden. Het terrein waar de recreatiewoningen zijn voorzien ligt ten westen van Jachtlust op een afstand van minimaal 190 meter. Aan de richtafstanden wordt ruimschoots voldaan, waardoor het Hotel Restaurant niet belemmerd wordt door de realisatie van de nieuwe recreatiewoningen. Andersom vormt Hotel Restaurant Jachtlust ook geen belemmering voor de voorgestelde ontwikkeling. Bovendien zijn de recreatiewoningen onderdeel van Jachtlust en worden bedrijfsmatig geëxploiteerd door de eigenaar van Jachtlust.
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich enkele agrarische bedrijven. Opgemerkt wordt dat bij veehouderijen niet de adviesafstanden, maar de wettelijk aan te houden afstanden of de berekende geuremissiecontouren voor vergunningplichtige veebedrijven bepalend zijn. Indien het aspect geur buiten beschouwing wordt gelaten geldt voor een veehouderij een daarop volgende grootste richtafstand van 50 meter (stof en geluid) en voor een agrarisch bedrijf een richtafstand van 30 meter (stof en geluid).
In voorliggend geval ligt circa 120 meter ten noorden van het perceel waar de recreatiewoningen zijn voorzien een agrarisch bedrijf. Andere agrarische bedrijven liggen op grotere afstand van het plangebied. Er wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstanden van de agrarische bedrijven in de nabije omgeving. Gezien de afstand tot omliggende milieubelastende functies mag er van uit worden gegaan dat ter plaatse van de recreatiewoningen sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat. Omgekeerd levert de ontwikkeling geen belemmering op voor de betreffende agrarische bedrijven.
Gesteld wordt dan ook dat aan alle richtafstanden wordt voldaan, van hinder van omliggende bedrijven/functies is dan ook geen sprake. Daarnaast leidt de ontwikkeling eveneens niet tot belemmeringen in de bedrijfsvoering/exploitatiemogelijkheden van de omliggende bestaande functies.
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.
In het kader van het voornemen is door Lycens ter plaatse van het plangebied aan de Zwartkotteweg een verkennend bodemonderzoek (NEN 5740 en NEN 5707) uitgevoerd, zie hiervoor bijlage 4 bij deze toelichting. Hierna wordt kort ingegaan op de resultaten.
Op de onderzoekslocatie zijn met asfalt(puin) verharde tennisbanen aanwezig die niet meer in gebruik zijn. Verder is een leegstaand clubgebouw aanwezig. Een deel van de locatie is onverhard.
Voorafgaande aan het bodemonderzoek heeft een standaard vooronderzoek plaatsgevonden op basis van norm NEN 5725. Uit de resultaten van dit vooronderzoek is gebleken dat de onderzoekslocatie ten aanzien van chemische parameters als onverdacht is te beschouwen. Ten aanzien van asbest is de locatie als verdacht te beschouwen.
Tijdens het veldwerk zijn grondmengmonsters genomen. In zowel de boven- als ondergrond zijn geen parameters in een verhoogd gehalte gemeten. Er bestaat ten aanzien van de chemische kwaliteit van de grond derhalve geen belemmering voor de planologische procedure en de herinrichting van de locatie.
Uit de analyseresultaten van de asbestanalyses blijkt dat in de beide mengmonsters van de fijne fractie van de bovengrond geen asbest is aangetoond.
Uit de analyseresultaten blijkt dat het grondwater een licht verhoogde concentratie naftaleen bevat. Er is niet direct een oorzaak aan te wijzen voor dit zeer licht verhoogde gehalte. De gemeten concentratie overschrijdt de streefwaarde in geringe mate en vormt geen belemmering voor de planologische procedure en de herinrichting van de locatie. Het uitvoeren van nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Uit de resultaten kan worden geconcludeerd dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen ontwikkeling.
Vanuit milieukundig oogpunt zijn ten aanzien van de bodemkwaliteit geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Voor archeologie geldt de Erfgoedwet op rijksniveau als wettelijke basis. In de Erfgoedwet zijn de uitgangspunten opgenomen in het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer, voorafgaand aan bodemingrepen, archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
De gemeente Borne heeft de gemeentelijke verwachtings- en advieskaart doorvertaald in dubbelbestemmingen van het geldende bestemmingsplan. Het plangebied aan de Zwartkotteweg is op basis van het geldende bestemmingsplan niet voorzien van een archeologische dubbelbestemming. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2024 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
In het plangebied zelf aan de Zwartkotteweg en in de directe omgeving zijn geen monumenten of karakteristieke gebouwen, die als gevolg van het voornemen worden aangetast, aanwezig. Gesteld wordt dat cultuurhistorie geen belemmering vormt voor dit plan.
Geconcludeerd kan worden dat geen archeologisch onderzoek benodigd is en geen sprake is van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden.
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.
Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 (vastgesteld 17 december 2015). Met de vaststelling van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is het NWP 2016-2021 op enkele onderdelen gewijzigd. Tezamen geven beide documenten op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009). In relatie tot de NOVI wordt de doorwerking geregeld in de Omgevingswet.
In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.
Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vier deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Rijn en IJssel, Vechtstromen, Vallei en Veluwe, Drents Overijsselse Delta en Zuiderzeeland. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen een Waterbeheerplan opgesteld.
Het algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen heeft in de vergadering van 15 december 2021 het 'waterbeheerprogramma 2022-2027' vastgesteld.
Het waterbeheerprogramma volgt inhoudelijk op de Watervisie 2050, die op 14 april 2021 door het algemeen bestuur is vastgesteld. Het waterbeheerprogramma beschrijft welke maatregelen Vechtstromen wil nemen in de planperiode 2022-2027 om te werken aan de ambities uit de Watervisie.
De gemeenteraad van Borne heeft op 16 november 2021 het "Watertakenplan Borne 2022-2026" vastgesteld. Het Watertakenplan beschrijft de wateropgaven en wat er op korte en lange termijn gerealiseerd gaat worden. De gemeente Borne wil samen met haar inwoners en andere belanghebbenden werken aan een veilig, gezond, robuust en klimaatbestendig gemeentelijk afvalwatersysteem. Dit wil de gemeente doen tegen de laagst maatschappelijke kosten.
Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).
Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Het waterschap Vechtstromen is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Hieruit volgde een 'normale procedure'. Nader contact met het waterschap heeft er toe geleid dat de zogenaamde "standaard waterparagraaf" van toepassing is. De bij het plan behorende watertoetsresultaat is opgenomen in bijlage 5 bij deze toelichting.
Hieronder wordt nader ingegaan op de wateraspecten in het plangebied.
Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. Er is geen sprake van toename van het verhard oppervlak. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.
Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer
In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via een gescheiden stelsel: hemelwater wordt geïnfiltreerd.
Aanleghoogte van de bebouwing
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.
Reactie Waterschap
Het waterschap is positief over de ontwikkeling. Wel werd de vraag gesteld hoe er wordt omgegaan met afvalwater. In principe worden de recreatiewoningen aangesloten op het riool.
Reactie Gemeente
Koppeling van de aanwezige sloot in relatie tot aanleg verlaagde natuurlijke vijver
Sloot met nieuwe aanleg van natuurlijke vijver is zeker mogelijk, wel met overloop. Bij regenval dient de sloot voor afvoer van overtollig water. Advies om hemelwater vallend op de daken (en terrein) af te voeren op de vijver. Dit om water in de vijver regelmatig te verversen en bij langdurige droogte water in de vijver te behouden. Diepte vijver afhankelijk van functie. Voor beter zuiveringsproces en waterkwaliteit is het raadzaam om voor deel van de vijver te bedekken met een rietkraag. Om een concreter mededeling inzake functie nieuwe vijver is het realistisch dat op meerdere plaatsen van de toekomstige vijver grondboringen wordt uitgevoerd, naar de hoogte van de grondwaterstanden en de doorlatendheid van de bodem. Eventueel bekleden met ondoorlatende grondlaag (bv klei), om water vast te houden.
Er wordt door de gemeente geadviseerd om gebruik te maken van het aanbod om een ecoloog in te huren. De initiatiefnemer heeft aangegeven hiervan gebruik te willen maken.
Vijver / park naast hotel Jachlust
Het ontwikkelterrein is hoog gelegen ten opzichte van de omliggende percelen. Bij extreme bui lopen de omliggende percelen onder water en ligt het ontwikkelgebied op voldoende hoogte om niet onder water te komen staan. De huidige panden zijn niet kwetsbaar tot inpandig wateroverlast. Indien toekomstige recreatiewoningen met minimaal dezelfde vloerpeilhoogte werken is het prima.
De gemiddeld laagste grondwaterstand bedraagt tussen 0,8 tot 1,0 meter -maaiveld. Dat is onder normale begrippen zeer hoog. Dat betekent in de winterperiode nog hogere grondwaterstanden. Bij langdurige droogte kan het grondwater wegzakken naar 1,0 tot 1,5 meter -maaiveld. In het veld aantal grondwaterpeilingen uitvoeren om meer exacte gegevens voorhanden te hebben voor het ontwerp van de vijver.
Ten noorden van het gebied (op circa 275 meter hemelsbreed) is de Gammelkerbeek gelegen. De waterloop staat op de legger van waterschap Vechtstromen en ontvangt mede water van de Deurningerbeek, de waterparel in de regio. Het is aannemelijk dat maaiveldhoogte richting Gammelkerbeek (beekdalgebied) afloopt.
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en het Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.
Wat betreft de soortbescherming is de Wet Natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
Lycens heeft een quickscan uitgevoerd. In de volgende subparagrafen worden de resultaten uit dit onderzoek behandeld. Voor de volledige quickscan wordt verwezen naar bijlage 6 van deze toelichting.
Resultaten veldonderzoek
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde planten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Beschermde diersoorten benutten het onderzoeksgebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk bezet een beschermd grondgebonden zoogdier er een vaste rust- en/of voortplantingsplaats, bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats en nestelen er vogels. Vleermuizen bezetten mogelijk vaste rust- en of voortplantingsplaats in het onderzoekgebied en amfibieën bezetten er geen voortplantingsplaats.
Van de in het onderzoeksgebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Werkzaamheden die kunnen leiden tot het verstoren/vernielen van bezette vogelnesten dienen buiten de voortplantingsperiode van vogels uitgevoerd te worden. De meest geschikte periode om de voorgenomen activiteiten uit te voeren is september-februari. Voorgenomen werkzaamheden mogen juridisch beschouwd wel plaats vinden tijdens het broedseizoen van vogels, mits geen bezette vogelnesten beschadigd/vernield worden. Indien de voorgenomen activiteiten uitgevoerd worden tijdens de voortplantingsperiode, dient een broedvogelscan uitgevoerd te worden om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te sluiten.
De egel en de vaste rust- en voortplantingsplaats van de egel is beschermd. De egel mag niet gedood worden en de vaste rust- en/of voortplantingsplaats mag niet zonder ontheffing beschadigd of vernield worden of er dient gewerkt te worden volgens een door de minister goedgekeurde en toepasbare Gedragscode. Voor het mogen uitvoeren van activiteiten, met negatieve effecten voor de egel, dient een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Wet Natuurbescherming verkregen te zijn of dient gewerkt te worden conform een toepasbare Gedragscode.
Overige grondgebonden zoogdieren en amfibieën mogen niet (opzettelijk) gedood worden. Om te voorkomen dat grondgebonden zoogdieren of amfibieën gedood worden, mogen ze weggevangen of verjaagd worden. Indien niet voorkomen kan worden dat beschermde dieren gedood worden, dient een ontheffing van de verbodsbepalingen (doden) aangevraagd te worden of dient gewerkt te worden volgens een Gedragscode. Indien gekozen wordt om te werken volgens een Gedragscode, dient voldaan te worden aan de gestelde eisen en voorwaarden. Eén van de voorwaarden is, dat gewerkt moet worden buiten de kwetsbare periode.
Het terrein bij Jachtlust is een goed onderhouden grasland. Dit maakt het gebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde planten en ook niet tot een geschikt leefgebied voor dieren.
In het kader van de zorgplicht moet rekening worden gehouden met alle in het onderzoeksgebied aanwezige planten en dieren en moet er gekozen worden voor een werkmethode en/of planning in de tijd, waardoor planten en dieren zo min mogelijk schade ondervinden als gevolg van de voorgenomen activiteiten. Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten, wordt de functie van het onderzoeksgebied als foerageergebied, voor de in het onderzoeksgebied foeragerende diersoorten, niet aangetast.
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet Natuurbescherming beschermd.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het 'nee, tenzij' - principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten
Natura 2000-gebieden
Het plangebied is niet gelegen binnen een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied “Lonnekermeer” ligt op een afstand van circa 6,4 kilometer.
Het voornemen heeft stikstofuitstoot tot gevolg, hetgeen effect kan hebben op Natura 2000-gebieden. In het kader hiervan is door BJZ.nu een AERIUS berekening (naar zowel de aanlegfase als ook de gebruiksfase) uitgevoerd, om inzicht te verkrijgen in de effecten als gevolg van stikstofuitstoot op nabij gelegen Natura 2000-gebieden. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 7 bij deze toelichting. In onderstaande tekst worden de resultaten kort beschreven.
Uit de rekenresultaten aangaande de aanleg- als ook de gebruiksfase blijkt dat er geen sprake is van rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jr. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van een stikstofdepositie met een significant negatief effect op Natura 2000-gebieden. Het plan is in het kader van de Wet Natuurbescherming, met betrekking tot het onderdeel stikstof op Natura 2000-gebieden, niet vergunningsplichtig. Er is daarmee als gevolg van het voornemen geen sprake van een stikstofdepositie met significant negatief effect op Natura 2000-gebieden.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied ligt op minimaal 680 meter afstand van gebied dat is aangewezen als NNN. De invloedsfeer van de voorgenomen activiteiten is lokaal. De voorgenomen activiteiten hebben geen negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland in de omgeving van het plangebied.
Gezien de afstand van het plangebied tot het NNN en de aard en omvang van de ontwikkeling wordt geconcludeerd dat er geen aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN.
Nationaal landschap
Het plangebied ligt op minimaal 250 meter afstand van het gebied dat is aangewezen als Nationaal landschap. De bescherming van het Nationaal landschap kent geen externe werking. Vanwege de ligging buiten het Nationaal landschap hoeft er niet getoetst te worden aan provinciaal beleid.
Om bosareaal in stand te houden zijn regels opgenomen in de Wet Natuurbescherming ten aanzien van houtopstanden (hoofdstuk 4). Meldplicht, herplantplicht en mogelijke oplegging van een kapverbod vormen hierbij de kern. Deze regels zijn in het belang van zowel nationale als internationale natuur-, landschaps- en milieudoelstellingen.
In het plangebied moeten er bomen worden gerooid. De te rooien bomen zijn beschermd op grond van de Wet Natuurbescherming. Er dient een (omgevings-)vergunning te worden aangevraagd en de voorgenomen activiteiten leiden mogelijk tot wettelijke consequenties in het kader van houtopstanden.
In het kader van gebiedsbescherming is een stikstofberekening uitgevoerd. Geconcludeerd wordt dat voor zowel de aanlegfase als de gebruiksfase geen sprake is van rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Er is daarmee geen sprake van een stikstofdepositie met significant negatief effect op Natura 2000-gebieden. Het plan is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, niet vergunningsplichtig.
Ter bescherming van grondgebonden zoogdieren en amfibieën wordt gewerkt conform de Gedragscode. In het geval er bomen moeten worden gerooid, zal hier een vergunning voor worden aangevraagd.
Volgens de Wet milieubeheer is het nodig een planontwikkeling te toetsen aan luchtkwaliteitseisen. Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden, met als doel om alle overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen op te lossen. Het NSL omvat een omvangrijk pakket maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.
Alleen projecten die 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project draagt niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging wanneer aannemelijk is (door berekening of motivering) dat de 3% grens niet wordt overschreden. Deze grens is 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Dit criterium is een 'of-benadering', wanneer een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit.
De 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:
De Wet luchtkwaliteit stelt grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In 2011 moet aan de grenswaarden (jaargemiddelde en 24-uursgemiddelde concentratie) voor PM10 worden voldaan. Het jaargemiddelde concentratie mag maximaal 40 µg/m3 zijn en maximaal 35 dagen overschrijding van de 24 uurs gemiddelde concentratie PM10.
Voor NO2 geldt dat vanaf 2015 moet worden voldaan aan de (jaargemiddelde en uurgemiddelde) grenswaarden. Het jaargemiddelde concentratie mag maximaal 40 µg/m3 zijn en maximaal 35 dagen overschrijding van de 24 uurs gemiddelde concentratie NO2.
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit gevoelige bestemmingen legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Gelet op de aard en omvang van dit project, in verhouding tot categorieën van gevallen zoals reeds beschreven kan worden gesteld dat voorliggend project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging.
Tot slot wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling niet wordt aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen'.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de ‘Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen’ (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:
Voor transport van gevaarlijke stoffen per buisleiding geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is het tot een minimum beperken van risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
Aan hand van de Risicokaart (geraadpleegd via de Atlas Leefomgeving) is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In afbeelding 5.1 is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied (indicatief aangegeven met de rode ster) en de omgeving weergegeven.
Afbeelding 5.1 Uitsnede risicokaart (Bron: Atlas Leefomgeving) |
Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor voorliggend voornemen.
Wet geurhinder en veehouderij en lokaal geurbeleid
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt primair het toetsingskader bij vergunningverlening voor geur veroorzaakt door dierenverblijven van veehouderijen. Tevens moet bij de realisatie van nieuwe geurgevoelige objecten (zoals woningen) worden getoetst aan de normen zoals die gelden in de Wgv. De Wgv beschermt de burger tegen geurhinder afkomstig van veehouderijen.
De Wgv biedt de mogelijkheid aan gemeenten om andere dan de wettelijke normen te stellen, mits dit gewenst is vanwege de geursituatie. Wanneer er afwijkende normen worden vastgesteld moet dit gebeuren in een gemeentelijke geurverordening. Bij het opstellen van deze geurverordening worden de uitbreidingsmogelijkheden van de veehouderijen en de mogelijkheid om op relatief korte afstand van deze bedrijven woningen en andere geurgevoelige objecten te kunnen realiseren, afgewogen tegen de geurhinder voor geurgevoelige objecten.
De gemeente Borne heeft er voor gekozen uitsluitend voor melkveehouderijen een geurverordening vast te stellen. Het doel van deze gemeentelijke geurverordening is om op een verantwoorde wijze zowel ruimte voor groei te bieden voor melkrundveebedrijven en voor de inpassing van nieuwe gevoelige functies, als voldoende bescherming te garanderen tegen geurhinder voor de huidige en toekomstige geurgevoelige objecten.
Aan de Zwartkotteweg 2 en 2a ligt een agrarisch bedrijf waar vleeskalveren worden gehouden. Het bedrijf ligt circa 120 meter ten noordwesten van de beoogde recreatiewoningen. Voor vleeskalveren geldt een geuremissiefactor. Middels het rekenprogramma V-stacks gebied is door Buro Blauw de geurbelasting ter hoogte van het plangebied berekend. In Bijlage 8 is het rapport bijgevoegd.
De geurgevoelige objecten liggen buiten de bebouwde kom. De gemeente Borne bevindt zich in een concentratiegebied. Er wordt daarom getoetst aan de norm van 14 ouw/m3. De geuremissie van de nabijgelegen veehouderij is berekend op basis van het vergund aantal dieren binnen de diercategorieën met emissiefactoren. Uit de berekening volgt dat de geurbelasting op de kavel tussen de 9,3 en 13,9 ouw/m3 bedraagt. Dit is minder dan de norm van 14 ouw/m3. Hiermee wordt voldaan aan het acceptabel geurhinderniveau voor woningen buiten de bebouwde kom in een concentratiegebied.
Vanuit het aspect van milieuhinder van agrarische bedrijven is geen sprake van belemmeringen voor het uitvoeren van het voorgenomen initiatief.
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).
Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r., is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Het plangebied ligt niet binnen of nabij een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Lonnekermeer' ligt op een afstand van circa 6,4 kilometer. Daarnaast omvat het voorliggend initiatief enkel de bouw van zes recreatiewoningen. Er is geen sprake van grootschalige sloop- en bouwwerkzaamheden of het dempen van watergangen. Voor het kappen van bomen of het rooien van (opgaande) beplanting en overige zaken wordt opgemerkt dat rekening wordt gehouden met de in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming opgenomen zorgplichtbepaling.
De voorgenomen ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt door het partieel herzien van het geldende bestemmingsplan. Dit betekent dat voorliggende ontwikkeling m.e.r.-(beoordelings)plichtig is, indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.
In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r. en is daarom niet direct m.e.r.-plichtig. Het plan komt wel voor in onderdeel D, 10, sub c in die zin dat het moet worden aangemerkt als een project zijnde 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject'.
Voor de m.e.r. drempelwaarden van de mer-beoordeling moet aansluiting gezocht worden bij onderdeel D, 10, sub c: de aanleg, wijziging of uitbreiding van vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen. En m.e.r.-plicht geldt in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
Het plan valt ruimschoots onder de drempelwaarden. Derhalve is een milieueffectrapportage niet verplicht. Gelet op de kleinschaligheid van het plan, zijnde het realiseren van 6 recreatiewoningen, met een natuurinclusieve inrichting kan worden gesteld dat het plan niet leidt tot nadelige effecten op het milieu. Daarnaast is er geen sprake van een toename van bebouwd oppervlak aangezien in de huidige situatie er tennisbanen liggen. De tennisbanen worden verwijderd en er komt minder bebouwd oppervlak voor in de plaats.
In dit geval is er sprake van 'slechts' 6 recreatiewoningen in een landelijk gebied. Er hoeft geen (vormvrije) m.e.r.(beoordelings)-procedure doorlopen te worden en er hoeft dus ook geen m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen te worden. Ook hoeft gelet op stikstof geen passende beoordeling gemaakt te worden waardoor er eveneens geen mer-plicht geldt.
Gelet op de kenmerken van het project (zoals het karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden. Eén en ander is en wordt tevens bevestigd in de in dit hoofdstuk opgenomen milieu- en omgevingsaspecten en de daarvoor, indien van toepassing, uitgevoerde onderzoeken. Hoewel een vormvrij m.e.r.-beoordeling wettelijk niet verplicht is, kan deze paragraaf in dit geval beschouwd worden als de vormvrije m.e.r.-toets. Dit is enkel ten behoeve van extra zorgvuldigheid gedaan.
Dit project is niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. Tevens zijn geen negatieve effecten te verwachten als gevolg van dit project.
De in deze toelichting beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die (digitaal) bindend is voor overheid en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.
De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet.
De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012.
Navolgend wordt de systematiek, opbouw en indeling van de regels kort toegelicht.
Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Wijze van meten
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
In het tweede hoofdstuk komen bestemmingen aan de orde. Het onderhavige bestemmingsplan bevat evenals op basis van het geldende bestemmingsplan bestemmingen 'Agrarisch met waarden' en 'Recreatie'.
De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:
In voorliggend bestemmingsplan is de bestemming aangepast in verband met de gewenste ontwikkeling en ter verduidelijking van hetgeen ter plaatse is toegestaan.
Hieronder wordt kort ingegaan op de bestemming in voorliggend bestemmingsplan.
De bestemming 'Agrarisch met waarden' is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Ook de geldende aanduidingen zijn overgenomen, te weten: 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen', 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - beplantingselementen' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - bijzondere waterhuishoudkundige situatie'.
De bestemming 'Horeca' is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Ook de geldende aanduidingen zijn overgenomen, te weten: 'functieaanduiding hotel' en 'specifieke vorm van horeca - hotelappartement'. Verder geldt er een bouwvlak met de maatvoering 'maximum bouwhoogte: 10 m' en 'maximum goothoogte: 6 m'.
De bestemming 'Recreatie' is toegekend aan het plangebied. Elke recreatiewoning is met een functieaanduiding op de verbeelding vastgelegd. Per aanduiding mag maximaal 1 recreatiewoning komen. De bouwhoogte per recreatiewoning bedraagt maximaal 6,5 meter en de maximale inhoud bedraagt 250 m3 per recreatiewoning. Verder zijn de gronden bedoeld voor wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, parkeer- en groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
In de specifieke gebruiksregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de landschappelijke inpassing van het plangebied. Hiermee is geborgd dat de beoogde landschapsmaatregelen worden gerealiseerd en in stand worden gehouden.
Binnen de bestemming 'Recreatie' zijn tevens grondgebonden zonnepanelen voorzien. De zonnepanelen zijn aangeduid als 'specifieke vorm van recreatie - zonnepanelen'. De zonnepanelen mogen maximaal 1 meter boven het maaiveld worden gerealiseerd. Ook is een biomeiler voorzien welke ook met een aanduiding - 'specifieke vorm van recreatie - biomeiler' - is vastgelegd. Het is niet gewenst dat er auto's worden geparkeerd bij de recreatiewoningen. Daarom is er voor de ingang een parkeerterrein voorzien. Het parkeerterrein is aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - parkeerterrein'.
De bestemming 'Verkeer' is 1-op-1 overgenomen uit het geldende bestemmingsplan.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In voorliggend geval is er een overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente. Hierin is verzekerd dat het risico van planschade voor rekening van de initiatiefnemer komt. De gemeentelijke kosten worden verhaald middels de legesverordening, waardoor het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties, waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke plannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Het plan wordt in het kader van het vooroverleg naar de provincie worden toegezonden.
Het waterschap is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Het waterschap heeft een positief wateradvies afgegeven (zie ook bijlage 5 bij deze toelichting).
Tijdens de planvorming is gesproken met de eigenaren van de twee bestaande recreatiewoningen in het bosperceel aan de Zwartkotteweg 1. De eigenaren zijn positief over de ontwikkeling. Aandachtspunten zijn verwerkt in het plan. Ook de eigenaar van de bestaande woning in het bosperceel is positief over de ontwikkeling.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon eenieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen.
Wel zijn er een relatief beperkt aantal ambtelijke aanpassingen verricht. Dit heeft met name betrekking op de aanduidingen van de recreatiewoningen zodat deze beter aansluiten op de situering in het beeldkwaliteitsplan.