Regels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Westelijke Groene Long van de gemeente Almelo;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0141.BP00101-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar tegenaan gebouwd gebouw;
1.6 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.8 agrarisch verwant bedrijf:
een bedrijf dat qua aard van de bedrijfsuitoefening vergelijkbaar is met het agrarisch bedrijf;
1.9 archeologische verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;
1.10 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden;
1.13 bed & breakfast:
Het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.14 bijbehorende bouwwerken:
aangebouwde bijbehorende bouwwerken en vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
1.15 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.16 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.17 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.18 beperkt kwetsbaar object:
een object ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen van 27 mei 2004, staatsblad 2004, nr 250;
1.19 besluit externe veiligheid inrichtingen:
Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen zoals deze luidde op 27 mei 2004, staatsblad 2004, nr. 250;
1.20 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):
-
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
-
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.21 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.22 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.23 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.24 bouwgrens:
1.25 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;
1.26 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.27 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.28 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.29 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.30 bruto-vloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van hoofdgebouwen en aangebouwde- en vrijstaande bijbehorende bouwwerken, zowel op de begane grond als op de verdieping;
1.31 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.32 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, onder te verdelen in maatschappelijke, openbare, persoonlijke en zakelijke dienstverlening, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf, detailhandel, een seksinrichting en (kinder)opvang;
1.33 extensieve dagrecreatie:
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen;
1.34 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.35 gebruiksgerichte paardenhouderij:
een agrarisch aanverwant bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.36 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel;
1.37 handelsgerichte paardenhouderij:
een bedrijf, niet zijnde een agrarisch bedrijf, gericht op de stalling en handel van paarden;
1.38 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;
1.39 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken in de volgende te onderscheiden categorieën:
-
Horecacategorie 1: fastfoodzaken (afhaalrestaurants, cafetaria snackbars, e.d.);
-
Horecacategorie 2: sociëteiten, zaalverhuurbedrijven, partycentra;
-
Horecacategorie 3: cafés;
-
Horecacategorie 4: restaurants, koffiehuizen, ijssalons, tearooms;
-
Horecacategorie 5: discotheken;
-
Horecacategorie 6: alle horeca als ondergeschikte functie binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte of ruimtes specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn gelijkgesteld aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
-
Horecacategorie 7: Niet-zelfstandige horeca als ondergeschikte functie die wordt uitgeoefend binnen een andere hoofdfunctie, daar in ruimtelijke en/of functionele zin ondergeschikt aan is en voortvloeit uit en ten dienste staat aan de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn gelijkgesteld aan de openingstijden van de hoofdfunctie. Het betreft de horeca bij hoofdfuncties van onder andere recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard.
1.40 houtsingel:
een zelfstandig liggend lijnvormig landschapselement bestaande uit beplanting van (streekeigen) bomen en struiken;
1.41 intensieve veehouderij:
een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m2 bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden, of dieren 'biologisch' en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;
1.42 inwoning:
twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;
1.43 kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 van de Wabo een omgevingsvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.44 kantoor:
een ruimte of complex van ruimten, welke dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.45 karakteristieke vrijstaande bijbehorende bouwwerken:
gebouwen of een ensemble van gebouwen met een typisch Twentse bouwstijl;
1.46 kas:
een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, bloemen en/of planten;
1.47 kweektunnel:
een halfrond of nagenoeg halfrond verplaatsbaar bouwwerk overtrokken met lichtdoorlatend materiaal en bestemd voor de kweek van gewassen en de bescherming van gewassen tegen neerslag;
1.48 kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint;
1.49 landschappelijke waarde:
waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin;
1.50 maatschappelijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten in de medische, sociale en culturele sfeer, die een min of meer openbaar karakter hebben, met uitzondering van een seksinrichting, (kinder)opvang en detailhandel;
1.51 mantelzorg:
het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.52 natuurwaarden:
de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van planten en dieren die zichzelf onder invloed van klimaat, geomorfologie, bodemkundige en waterhuishoudkundige gesteldheid en al dan niet beïnvloed door menselijke aanwezigheid, in stand houden;
1.53 Nge:
Nederlandse grootte-eenheden; zijnde een maat waarmee de economische productieomvang van agrarische activiteiten wordt weergegeven;
1.54 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
de agrarische bedrijfsvoering die niet geheel of hoofdzakelijk van de open grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is, maar waarvan de productie geheel of overwegend in gebouwen plaatsvindt, zoals varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij en champignonkwekerij;
1.55 paardenbak:
een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;
1.56 regenkap:
een bouwwerk met een hoogte van maximaal 4 m en bestemd voor de bescherming van gewassen tegen neerslag;
1.57 rolkas:
een kas waarbij kenmerkend is, dat deze over een zekere afstand over rails kan worden verplaatst;
1.58 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.59 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.60 teeltondersteunende voorzieningen:
constructies bedoeld ter tijdelijke ondersteuning van open grondteelt, zoals kweektunnels, regenkappen, tunnel-, boog- en rolkassen;
1.61 vakantieappartement:
een ruimte die naar aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;
1.62 verbeelding:
de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan (onder tek.nr. NL.IMRO.0141.BP00101-0401) conform het gestelde in de Regeling Standaarden Ruimtelijke Ordening 2008. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;
1.63 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op de begane grond;
1.64 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waar sprake is van een bedrijfsomvang van minimaal 70 Nederlandse grootte-eenheden (Nge);
1.65 voorerf:
gedeelte van het erf dat voor de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen;
1.66 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
1.67 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:
een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar niet tegenaan gebouwd gebouw;
1.68 vrijstaande woning:
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;
1.69 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwingspercentage:
het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden, indien een bouwvlak bestaat uit meerdere bouwpercelen, geldt het bebouwingspercentage per bouwperceel;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de nokhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 peil:
-
voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
-
voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de uitoefening van:
-
zelfstandige niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet is toegestaan;
-
een intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
-
-
een gebruiksgerichte paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
-
de bestaande bedrijfswoning(en);
-
het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- houtopstanden';
-
maximaal één paardenbak binnen het bouwvlak;
-
bed & breakfast;
-
wegen en paden;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
-
extensieve dagrecreatie;
-
teeltondersteunende voorzieningen;
-
het hobbymatig houden van vee;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven en bestaande nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen bedrijfsgebouwen, kassen en bedrijfswoningen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende voorzieningen met minimale bouwhoogte van 1,20 m en kassen bedraagt maximaal 500 m2;
-
de goothoogte van
-
bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 m;
-
bedrijfswoningen bedraagt maximaal 5 m;
-
-
de bouwhoogte van
-
bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 m;
-
bedrijfswoningen bedraagt maximaal 9 m;
-
-
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3;
-
de dakhelling van bedrijfsgebouwen bedraagt minimaal 20°;
-
de afstand tot de eigendomsgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen;
-
een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het huisvesten van vee wordt slechts verleend, indien vaststaat dat daarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet, hetzij niet nodig is, hetzij is of zal worden verleend.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning bedraagt maximaal 100 m2;
-
de goothoogte bedraagt:
-
bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m;
-
bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning +0,25 m;
-
-
de bouwhoogte bedraagt:
-
bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 m;
-
bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
-
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
-
sleufsilo's, silo's, hooibergen, windmolens en mestopslagplaatsen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van silo's, hooibergen en windmolens bedraagt maximaal 15 m;
-
de bouwhoogte sleufsilo's en mestopslagplaatsen bedraagt maximaal 4 m;
-
de oppervlakte van een paardenbak bedraagt maximaal 1.000 m2 ;
-
de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van de paardenbak binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 6 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 3 m;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 3 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Overschrijding bouwgrens
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a voor het overschrijden van de bouwgrenzen, mits:
-
de bouwgrenzen met maximaal 25 m worden overschreden;
-
de overschrijding noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;
-
niet reeds eerder een omgevingsvergunning voor het overschrijden van de bouwgrenzen is verleend;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en
gebruikers van omliggende gronden.
3.3.2 Bouwhoogte bedrijfsgebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder d sub 1 voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 12 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Bed & breakfast
Het gebruik van ruimten ten behoeve van een bed & breakfast wordt als een gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie als bedoeld in artikel 3.1 onder a en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
de activiteit bestaat uit maximaal vier slaapkamers met een maximale oppervlakte van 30 m2 per kamer;
-
er is maximaal één gemeenschappelijke huiskamer;
-
de activiteit moet binnen het bestaande hoofdgebouw of karakteristieke vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden uitgeoefend.
3.4.2 Teeltondersteunende voorzieningen
Teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
de bouwhoogte van boogkassen mag niet meer bedragen dan 1,20 m;
-
boogkassen zijn uitsluitend toegestaan in de periode van oktober tot en met april.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Eerste bedrijfswoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder c ten behoeve van het realiseren van een bedrijfswoning daar waar geen bestaande bedrijfswoning aanwezig is, mits:
-
wordt aangetoond dat de bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;
-
de bedrijfswoning wordt gerealiseerd binnen het bouwvlak;
-
voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 3.2.1 en 3.2.2.
3.5.2 Tweede bedrijfswoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder c ten behoeve van het realiseren van een tweede bedrijfswoning, mits:
-
het een agrarisch bedrijf betreft gericht op het houden van dieren;
-
wordt aangetoond dat de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering met twee volwaardige arbeidskrachten;
-
wordt aangetoond dat het gaat om een agrarisch bedrijf met een redelijk zicht op een duurzame voortzetting;
-
de tweede bedrijfswoning wordt gerealiseerd binnen het bouwvlak;
-
voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 3.2.1 en 3.2.2.
3.5.3 Inwoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder c voor het gebruik van een woning dan wel de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken voor inwoning, uitsluitend ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
inwoning is toegestaan in maximaal één woning per bouwvlak;
-
de inhoud van de woning mag worden uitgebreid tot maximaal 1.000 m³;
-
het vloeroppervlak van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² mag bedragen;
-
geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.5.4 Teeltondersteunende voorzieningen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4.2 voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak uitsluitend gedurende de periode 1 september tot en met 30 april, mits:
-
de voorzieningen aansluitend aan het bouwvlak worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte per bedrijf maximaal 500 m2 bedraagt;
-
de bouwhoogte maximaal 1,20 m bedraagt.
3.5.5 Nevenactiviteiten
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toelaten van bij het agrarisch bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte nevenactiviteiten met bijbehorende voorzieningen, mits:
-
het de vestiging van een bedrijf betreft als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaken daaraan gelijk kunnen worden gesteld, met dien verstande dat het milieu niet extra mag worden belast ten opzichte van de milieubelasting van het agrarische bedrijf;
-
er geen sprake is van detailhandel anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde artikelen;
-
maximaal 30% van de oppervlakte van de bestaande en met vergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, hiervoor wordt gebruikt en geen nieuwbouw ten behoeve hiervan plaatsvindt;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies
en waarden; -
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.5.6 Recreatieve nevenactiviteiten
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van bij het agrarisch bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte recreatieve nevenactiviteiten, uitsluitend binnen het bouwvlak, in de vorm van:
-
vakantieappartementen, mits:
-
gerealiseerd in de bestaande en met vergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;
-
maximaal drie appartementen worden gerealiseerd met een woonoppervlak van maximaal 150 m2 per woning of appartement;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening, mits:
-
maximaal 450 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van bestaande en met vergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;
-
maximaal 250 m2 van de buitenruimte intensief ten behoeve van de kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening wordt gebruikt en de overige gronden slechts extensief;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
groepsaccommodatie, mits:
-
maximaal 1.000 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van de bestaande en met vergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
trekkershutten, mits:
-
maximaal drie trekkershutten met een maximale oppervlakte van 18 m2 ieder voor maximaal vijf personen per hut worden opgericht;
-
opgericht binnen het bouwvlak met een maximale afstand van 50 m tot overige gebouwen;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
kleinschalig kamperen, mits:
-
maximaal 25 kampeermiddelen per bedrijf worden opgericht;
-
het kampeerterrein binnen dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gesitueerd;
-
buiten de periode van 1 april tot en met 30 september geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
-
maximaal 75 m2 aan bebouwing wordt opgericht ten behoeve van sanitaire voorzieningen binnen het bouwvlak;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
-
3.5.7 Stapeling van afwijkingen uit artikel 3.5.6
Bij een combinatie van een afwijking voor trekkershutten en een afwijking voor kleinschalig kamperen, wordt het aantal trekkershutten in mindering gebracht op het aantal toegestane kampeermiddelen.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 3.1 bedoelde gronden uit te voeren:
-
op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarde- houtopstanden': het kappen en/of rooien van houtopstanden.
3.6.2 Uitzondering op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak.
3.6.3 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging vorm en/of vergroting bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor wat betreft het wijzigen van het bouwvlak en/of vergroten van de oppervlakte van het bouwperceel, mits:
-
de wijziging en/of vergroting noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
-
het bouwperceel hierdoor geen groter aaneengesloten oppervlak krijgt dan:
-
-
-
1,5 ha voor zover het een intensieve veehouderijbedrijf betreft ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied';
-
2 ha voor alle agrarische bedrijven niet zijnde intensieve veehouderijbedrijven;
-
-
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
er een compacte bouwperceelsvorm blijft bestaan;
-
uit een inpassingsplan de ruimtelijke inpassing van het bouwvlak in de omgeving blijkt, waarbij in ieder geval aandacht dient te worden besteed aan de beeldkwaliteit van de totale erfinrichting en de landschappelijke inpassing in de vorm van aanleg van streekeigen erfbeplanting plaatsvindt;
-
er bij een oppervlakte groter dan 1,5 hectare geïnvesteerd wordt in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
3.7.2 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar niet-agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Bedrijf - 2, mits:
-
het de vestiging van een bedrijf betreft als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaken daaraan gelijk kunnen worden gesteld, met dien verstande dat het milieu niet extra mag worden belast ten opzichte van de milieubelasting van het gestopte agrarische bedrijf;
-
er geen sprake is van detailhandel anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde artikelen;
-
uitsluitend de bestaande met vergunning gebouwde bedrijfsgebouwen, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, worden gebruikt ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten;
-
alle bedrijfsgebouwen die niet worden hergebruikt en niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt worden gesloopt;
-
vervangende nieuwbouw uitsluitend mogelijk is, indien er een substantiële reductie van het bouwvolume plaatsvindt;
-
opslag en stalling uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
3.7.3 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar paardenhouderij
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Bedrijf - 2' met de aanduiding 'paardenhouderij' ten behoeve van een gebruiksgerichte paardenhouderij, mits:
-
vergroting van de omvang van het bouwvlak tot 1 hectare is toegestaan, indien wordt aangetroond dat de vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige uitoefening van de bedrijfsactiviteiten;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt
gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt; -
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
3.7.4 Omschakelen van agrarisch bedrijf naar wonen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Wonen - Stadsrand', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
voor bewoning mag worden gebruikt de bestaande bedrijfswoning(en);
-
het aantal woningen beperkt dient te blijven tot één dan wel tot het aantal woningen gelijk aan het aantal bedrijfswoningen zoals aanwezig op het moment van vaststelling van het wijzigingsplan, met dien verstande dat woningsplitsing als volgt is toegestaan:
-
splitsing in twee woningen indien de te splitsen woning met eventueel bestaande inpandige bedrijfsruimten, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, een inhoud heeft van minimaal 1.000 m3;
-
splitsing in drie woningen indien de te splitsen woning met eventueel bestaande inpandige bedrijfsruimten, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, een inhoud heeft van minimaal 1.500 m3;
-
met dien verstande dat:
-
-
-
het gebouw waarin de gesplitste woningen zijn opgenomen niet mag worden gesloopt ten behoeve van de herbouw van de gesplitste woningen op een andere locatie;
-
de gesplitste woningen een inhoud hebben van minimaal 400 m3;
-
de oppervlakte of inhoud van de gesplitste woningen niet wordt vergroot;
-
de bijbehorende bouwwerken zodanig worden gesplitst dat iedere woning maximaal 100 m2 krijgt en het meerdere wordt gesloopt, tenzij het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
-
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
-
één landhuis mag worden gebouwd met dien verstande dat:
-
de inhoud van het landhuis maximaal 2.000 m³ bedraagt ;
-
het aantal woningen bedraagt maximaal 1;
-
inwoning is toegestaan;
-
-
alle bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen die niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt worden gesloopt met dien verstande dat minimaal 800 m² aan bedrijfsgebouwen moet worden gesloopt;
-
de bestaande bijbehorende bouwwerken worden gesloopt met dien verstande dat:
-
maximaal 150 m² aan bestaande bijbehorende bouwwerken wordt behouden;
-
bijbehorende bouwwerken worden niet gesloopt, voor zover het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft;
-
-
minimaal 1,5 ha van het aansluitend gebied wordt ingezet voor het versterken van de landschappelijke waarden van het gebied;
-
de instandhouding alsmede ontwikkeling van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, waaronder begrepen geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, ecologische en biologische waarden, wordt gegarandeerd;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
-
deze wijzigingsbevoegdheid is alleen van toepassing op karakteristieke bebouwing, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, met uitzondering van voor bewoning ongeschikt gemaakte woningen;
-
maximaal drie woningen zijn toegestaan inclusief de voormalige bedrijfswoning;
-
elke woning een inhoud heeft van minimaal 400 m3;
-
de oppervlakte of inhoud van de gebouwen mag niet worden vergroot;
-
bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m2;
-
alle bedrijfsgebouwen die niet worden hergebruikt en niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt worden gesloopt;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is;
-
in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van externe veiligheid voor wat betreft het groepsrisico;
-
geen strijdigheid mag optreden met het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
-
-
ter compensatie van de sloop van minimaal 850 m2 voormalige bedrijfsbebouwing en/of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, niet zijnde karakteristieke bebouwing en opgericht met een vergunning voor 1 januari 2004, kan één compensatiewoning worden toegestaan;
-
de sloop mag voor een deel plaatsvinden op de locatie van een ander voormalig agrarisch bedrijf, mits op de locatie van dit andere voormalige bedrijf ook alle voormalige bedrijfsbebouwing met uitzondering van karakteristieke bebouwing wordt gesloopt;
-
bij sloop op meerdere locaties wordt de compensatiewoning op één van beide locaties toegestaan;
-
de compensatiewoning mag een inhoud van maximaal 750 m3 hebben met daarbij bijbehorende bouwwerken met een oppervlakte van maximaal 100 m2 per woning;
-
de bebouwing dient te worden gesitueerd op een kavel van minimaal 500 m2 en maximaal 1.000 m2 per woning;
-
alle bebouwing die niet ten behoeve van het wonen wordt gebruikt dient te worden gesloopt met uitzondering van de gebouwen, tot een maximale oppervlakte van 300 m2, welke direct worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
er geïnvesteerd wordt in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is;
-
in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van externe veiligheid voor wat betreft het groepsrisico;
-
geen strijdigheid mag optreden met het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
-
-
de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de uitoefening van:
-
zelfstandige niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet is toegestaan;
-
een intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
-
-
de bestaande bedrijfswoning(en);
-
het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarde- houtopstanden';
-
het behoud en het herstel van de aanwezige hoogteverschillen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarde- hoogteverschillen';
-
maximaal één paardenbak binnen het bouwvlak;
-
bed & breakfast;
-
wegen en paden;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
-
extensieve dagrecreatie;
-
teeltondersteunende voorzieningen;
-
het hobbymatig houden van vee;
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
de goothoogte van
-
bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 m;
-
bedrijfswoningen bedraagt maximaal 5 m;
-
-
de bouwhoogte van
-
bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 m;
-
bedrijfswoningen bedraagt maximaal 9 m;
-
-
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3;
-
de dakhelling van bedrijfsgebouwen bedraagt minimaal 20°;
-
de afstand tot de eigendomsgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen;
-
een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het huisvesten van vee wordt slechts verleend, indien vaststaat dat daarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet, hetzij niet nodig is, hetzij is of zal worden verleend.
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning bedraagt maximaal 100 m2;
-
de goothoogte bedraagt:
-
bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m;
-
bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning +0,25 m;
-
-
de bouwhoogte bedraagt:
-
bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 m;
-
bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
-
-
sleufsilo's, silo's, hooibergen, windmolens en mestopslagplaatsen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van silo's, hooibergen en windmolens bedraagt maximaal 15 m;
-
de bouwhoogte sleufsilo's en mestopslagplaatsen bedraagt maximaal 4 m;
-
de oppervlakte van een paardenbak bedraagt maximaal 1.000 m2 ;
-
de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van de paardenbak binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 6 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 3 m;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 3 m.
-
de bouwgrenzen met maximaal 25 m worden overschreden;
-
de overschrijding noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;
-
niet reeds eerder een omgevingsvergunning voor het overschrijden van de bouwgrenzen is verleend;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en
gebruikers van omliggende gronden. -
de activiteit bestaat uit maximaal vier slaapkamers met een maximale oppervlakte van 30 m2 per kamer;
-
er is maximaal één gemeenschappelijke huiskamer;
-
de activiteit moet binnen het bestaande hoofdgebouw of karakteristieke vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden uitgeoefend.
-
de bouwhoogte van boogkassen mag niet meer bedragen dan 1,20 m;
-
boogkassen zijn uitsluitend toegestaan in de periode van oktober tot en met april.
-
wordt aangetoond dat de bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;
-
de bedrijfswoning wordt gerealiseerd binnen het bouwvlak;
-
voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 4.2.1 en 4.2.3.
-
het een agrarisch bedrijf betreft gericht op het houden van dieren;
-
wordt aangetoond dat de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering met twee volwaardige arbeidskrachten;
-
wordt aangetoond dat het gaat om een agrarisch bedrijf met een redelijk zicht op een duurzame voortzetting;
-
de tweede bedrijfswoning wordt gerealiseerd binnen het bouwvlak;
-
voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 4.2.1 en 4.2.2.
-
inwoning is toegestaan in maximaal één woning per bouwvlak;
-
de inhoud van de woning mag worden uitgebreid tot maximaal 1.000 m³;
-
het vloeroppervlak van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² mag bedragen;
-
geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
-
de voorzieningen aansluitend aan het bouwvlak worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte per bedrijf maximaal 500 m2 bedraagt;
-
de bouwhoogte maximaal 1,20 m bedraagt.
-
het de vestiging van een bedrijf betreft als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaken daaraan gelijk kunnen worden gesteld, met dien verstande dat het milieu niet extra mag worden belast ten opzichte van de milieubelasting van het agrarische bedrijf;
-
er geen sprake is van detailhandel anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde artikelen;
-
maximaal 30% van de oppervlakte van de bestaande en met vergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, hiervoor wordt gebruikt en geen nieuwbouw ten behoeve hiervan plaatsvindt;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies
en waarden; -
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
-
vakantieappartementen, mits:
-
gerealiseerd in de bestaande en met vergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;
-
maximaal drie appartementen worden gerealiseerd met een woonoppervlak van maximaal 150 m2 per woning of appartement;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening, mits:
-
maximaal 450 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van bestaande en met vergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;
-
maximaal 250 m2 van de buitenruimte intensief ten behoeve van de kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening wordt gebruikt en de overige gronden slechts extensief;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
groepsaccommodatie, mits:
-
maximaal 1.000 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van de bestaande en met vergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
trekkershutten, mits:
-
maximaal drie trekkershutten met een maximale oppervlakte van 18 m2 ieder voor maximaal vijf personen per hut worden opgericht;
-
opgericht binnen het bouwvlak met een maximale afstand van 50 m tot overige gebouwen;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
kleinschalig kamperen, mits:
-
maximaal 25 kampeermiddelen per bedrijf worden opgericht;
-
het kampeerterrein binnen dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gesitueerd;
-
buiten de periode van 1 april tot en met 30 september geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
-
maximaal 75 m2 aan bebouwing wordt opgericht ten behoeve van sanitaire voorzieningen binnen het bouwvlak;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
-
-
op alle gronden:
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding 100 m2 of meer bedraagt;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden.
-
-
op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - houtopstanden': het kappen en/of rooien van houtopstanden.
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak.
-
de wijziging en/of vergroting noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
-
het bouwperceel hierdoor geen groter aaneengesloten oppervlak krijgt dan:
-
-
-
1,5 ha voor zover het een intensieve veehouderijbedrijf betreft ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied';
-
2 ha voor alle agrarische bedrijven niet zijnde intensieve veehouderijbedrijven;
-
-
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
er een compacte bouwperceelsvorm blijft bestaan;
-
uit een inpassingsplan de ruimtelijke inpassing van het bouwvlak in de omgeving blijkt, waarbij in ieder geval aandacht dient te worden besteed aan de beeldkwaliteit van de totale erfinrichting en de landschappelijke inpassing in de vorm van aanleg van streekeigen erfbeplanting plaatsvindt;
-
er bij een oppervlakte groter dan 1,5 hectare geïnvesteerd wordt in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
-
het de vestiging van een bedrijf betreft als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaken daaraan gelijk kunnen worden gesteld, met dien verstande dat het milieu niet extra mag worden belast ten opzichte van de milieubelasting van het gestopte agrarische bedrijf;
-
er geen sprake is van detailhandel anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde artikelen;
-
uitsluitend de bestaande met vergunning gebouwde bedrijfsgebouwen, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, worden gebruikt ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten;
-
alle bedrijfsgebouwen die niet worden hergebruikt en niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt worden gesloopt;
-
vervangende nieuwbouw uitsluitend mogelijk is, indien er een substantiële reductie van het bouwvolume plaatsvindt;
-
opslag en stalling uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
-
vergroting van de omvang van het bouwvlak tot 1 hectare is toegestaan, indien wordt aangetroond dat de vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige uitoefening van de bedrijfsactiviteiten;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt
gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt; -
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
-
voor bewoning mag worden gebruikt de bestaande bedrijfswoning(en);
-
het aantal woningen beperkt dient te blijven tot één dan wel tot het aantal woningen gelijk aan het aantal bedrijfswoningen zoals aanwezig op het moment van vaststelling van het wijzigingsplan, met dien verstande dat woningsplitsing als volgt is toegestaan:
-
splitsing in twee woningen indien de te splitsen woning met eventueel bestaande inpandige bedrijfsruimten, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, een inhoud heeft van minimaal 1.000 m3;
-
splitsing in drie woningen indien de te splitsen woning met eventueel bestaande inpandige bedrijfsruimten, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, een inhoud heeft van minimaal 1.500 m3;
-
-
-
-
het gebouw waarin de gesplitste woningen zijn opgenomen niet mag worden gesloopt ten behoeve van de herbouw van de gesplitste woningen op een andere locatie;
-
de gesplitste woningen een inhoud hebben van minimaal 400 m3;
-
de oppervlakte of inhoud van de gesplitste woningen niet wordt vergroot;
-
de bijbehorende bouwwerken zodanig worden gesplitst dat iedere woning maximaal 100 m2 krijgt en het meerdere wordt gesloopt, tenzij het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
-
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
-
één landhuis mag worden gebouwd met dien verstande dat:
-
de inhoud van het landhuis maximaal 2.000 m³ bedraagt ;
-
het aantal woningen bedraagt maximaal 1;
-
inwoning is toegestaan;
-
-
alle bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen die niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt worden gesloopt met dien verstande dat minimaal 800 m² aan bedrijfsgebouwen moet worden gesloopt;
-
de bestaande bijbehorende bouwwerken worden gesloopt met dien verstande dat:
-
maximaal 150 m² aan bestaande bijbehorende bouwwerken wordt behouden;
-
bijbehorende bouwwerken worden niet gesloopt, voor zover het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft;
-
-
minimaal 1,5 ha van het aansluitend gebied wordt ingezet voor het versterken van de landschappelijke waarden van het gebied;
-
de instandhouding alsmede ontwikkeling van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, waaronder begrepen geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, ecologische en biologische waarden, wordt gegarandeerd;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
-
deze wijzigingsbevoegdheid is alleen van toepassing op karakteristieke bebouwing, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, met uitzondering van voor bewoning ongeschikt gemaakte woningen;
-
maximaal drie woningen zijn toegestaan inclusief de voormalige bedrijfswoning;
-
elke woning een inhoud heeft van minimaal 400 m3;
-
de oppervlakte of inhoud van de gebouwen mag niet worden vergroot;
-
bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m2;
-
alle bedrijfsgebouwen die niet worden hergebruikt en niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt worden gesloopt;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is;
-
in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van externe veiligheid voor wat betreft het groepsrisico;
-
geen strijdigheid mag optreden met het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
-
-
ter compensatie van de sloop van minimaal 850 m2 voormalige bedrijfsbebouwing en/of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, niet zijnde karakteristieke bebouwing en opgericht met een vergunning voor 1 januari 2004, kan één compensatiewoning worden toegestaan;
-
de sloop mag voor een deel plaatsvinden op de locatie van een ander voormalig agrarisch bedrijf, mits op de locatie van dit andere voormalige bedrijf ook alle voormalige bedrijfsbebouwing met uitzondering van karakteristieke bebouwing wordt gesloopt;
-
bij sloop op meerdere locaties wordt de compensatiewoning op één van beide locaties toegestaan;
-
de compensatiewoning mag een inhoud van maximaal 750 m3 hebben met daarbij bijbehorende bouwwerken met een oppervlakte van maximaal 100 m2 per woning;
-
de bebouwing dient te worden gesitueerd op een kavel van minimaal 500 m2 en maximaal 1.000 m2 per woning;
-
alle bebouwing die niet ten behoeve van het wonen wordt gebruikt dient te worden gesloopt met uitzondering van de gebouwen, tot een maximale oppervlakte van 300 m2, welke direct worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
er geïnvesteerd wordt in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is;
-
in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van externe veiligheid voor wat betreft het groepsrisico;
-
geen strijdigheid mag optreden met het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
-
-
bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1) in de categorie 1 en 2;
-
(groot)handel zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1) in de categorie 1 en 2;
-
kantoren, mits wordt voldaan aan de parkeerbehoefte volgens de vigerende parkeerkencijfers van het landelijke kennisinstituut CROW en er geparkeerd wordt op eigen terrein of op daarvoor gereserveerde parkeerruimte buiten de rijbaan;
-
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
-
de bedrijfsgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
het bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt maximaal 60%;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 meter;
-
de afstand van de hoofdgebouwen tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter, tenzij door de bebouwingsgrens anders is bepaald;
-
in afwijking van het bepaalden onder a tot en met d gelden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' de volgende regels:
-
het aantal bedrijfswoningen bedraagt maximaal 1 per aanduidingsvlak;
-
de bedrijfswoning wordt binnen het aanduidingsvlak gebouwd, waarbij het aanduidingsvlak als bouwvlak wordt gezien;
-
de goothoogte bedraagt maximaal 5 meter;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter;
-
de inhoud bedraagt maximaal 750 m3;
-
afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen worden gehandhaafd mits gebouwd met vergunning of in overeenstemming met het hiervoor geldende bestemmingsplan.
-
-
de goothoogte en/of bouwhoogte bedraagt maximaal 3.30 m;
-
per bouwperceel bedraagt de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning maximaal 75 m², met dien verstande dat tenminste 50% van het bestemmingsvlak onbebouwd en onoverdekt blijft;
-
de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 25 m;
-
de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar de bedrijfswoning nog volgens het bepaalde in artikel 5.2.1 onder e. als hoofdgebouw vergroot kan worden, wordt niet gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
-
de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter.
-
de afwijking noodzakelijk is uit oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;
-
op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is;
-
de verkeersveiligheid, brandveiligheid en een adequate brand- en rampenbestrijding gewaarborgd is;
-
het verlenen van de vergunning uit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied.
-
het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan en het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;
-
het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen op de onbebouwde gronden, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;
-
detailhandel, prostitutie en horeca;
-
lid 5.1 ten behoeve van het gebruik van gronden voor bedrijven die naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 tot en met 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1), maar in deze bijlage niet staan vermeld.
-
de vergunning als bedoeld in lid a. kan slechts verleend worden, indien:
-
op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is;
-
de verkeersveiligheid, brandveiligheid en een adequate brand- en rampenbestrijding gewaarborgd is;
-
het verlenen van de vergunning uit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de
-
aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied.
-
-
bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1) onder de categorieën 1 tot en met 3.1;
-
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
-
de bedrijfsgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
het bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt maximaal 60%;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 meter;
-
de afstand van de hoofdgebouwen tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter, tenzij door de bebouwingsgrens anders is bepaald;
-
in afwijking van het bepaalden onder a tot en met d gelden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' de volgende regels:
-
het aantal bedrijfswoningen bedraagt maximaal 1 per aanduidingsvlak;
-
de bedrijfswoning wordt binnen het aanduidingsvlak gebouwd, waarbij het aanduidingsvlak als bouwvlak wordt gezien;
-
de goothoogte bedraagt maximaal 5 meter;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter;
-
de inhoud bedraagt maximaal 750 m3;
-
afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen worden gehandhaafd mits gebouwd met vergunning of in overeenstemming met het hiervoor geldende bestemmingsplan.
-
-
de goothoogte en/of bouwhoogte bedraagt maximaal 3.30 m;
-
per bouwperceel bedraagt de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning maximaal 75 m², met dien verstande dat tenminste 50% van het bestemmingsvlak onbebouwd en onoverdekt blijft;
-
de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 25 m;
-
de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar de bedrijfswoning nog volgens het bepaalde in artikel 6.2.1 onder e. als hoofdgebouw vergroot kan worden, wordt niet gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
-
de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter.
-
lid 6.2.1 onder a. tot de oprichting van bebouwing buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
-
lid 6.2.1 onder c. ten behoeve van een vermindering van de voorgeschreven afstand tot de perceelsgrenzen, mits hier uit oogpunt van brandbeheersing en brandbestrijding geen bezwaar bestaat;
-
de vergunning als bedoeld in lid a. en b. kan slechts verleend worden, indien:
-
de afwijking noodzakelijk is uit oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;
-
op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is;
-
de verkeersveiligheid, brandveiligheid en een adequate brand- en rampenbestrijding gewaarborgd is;
-
het verlenen van een omgevingsvergunning uit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
-
er geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
-
de functionele en ruimtelijke structuur;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
-
-
het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan en het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;
-
het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen op de onbebouwde gronden, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;
-
detailhandel, prostitutie en horeca;
-
lid 6.1 ten behoeve van het gebruik van gronden voor bedrijven die naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1), maar in deze bijlage niet staan vermeld.
-
de vergunning als bedoeld in lid a. kan slechts verleend worden, indien:
-
op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is;
-
de verkeersveiligheid, brandveiligheid en een adequate brand- en rampenbestrijding gewaarborgd is;
-
het verlenen van de vergunning uit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de
-
aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied.
-
-
bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1) in de categorie 1 en 3.2;
-
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
-
de bedrijfsgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
het bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt maximaal 60%;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 meter;
-
de afstand van de hoofdgebouwen tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter, tenzij door de bebouwingsgrens anders is bepaald;
-
in afwijking van het bepaalden onder a tot en met d gelden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' de volgende regels:
-
het aantal bedrijfswoningen bedraagt maximaal 1 per aanduidingsvlak;
-
de bedrijfswoning wordt binnen het aanduidingsvlak gebouwd, waarbij het aanduidingsvlak als bouwvlak wordt gezien;
-
de goothoogte bedraagt maximaal 5 meter;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter;
-
de inhoud bedraagt maximaal 750 m3;
-
afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen worden gehandhaafd mits gebouwd met vergunning of in overeenstemming met het hiervoor geldende bestemmingsplan.
-
-
de goothoogte en/of bouwhoogte bedraagt maximaal 3.30 m;
-
per bouwperceel bedraagt de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning maximaal 75 m², met dien verstande dat tenminste 50% van het bestemmingsvlak onbebouwd en onoverdekt blijft;
-
de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 25 m;
-
de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar de bedrijfswoning nog volgens het bepaalde in artikel 7.2.1 onder e. als hoofdgebouw vergroot kan worden, wordt niet gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
-
de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter.
-
lid 7.2.1 onder a. tot de oprichting van bebouwing buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
-
lid 7.2.1 onder c. ten behoeve van een vermindering van de voorgeschreven afstand tot de perceelsgrenzen, mits hier uit oogpunt van brandbeheersing en brandbestrijding geen bezwaar bestaat;
-
de vergunning als bedoeld in lid a. en b. kan slechts verleend worden, indien:
-
de afwijking noodzakelijk is uit oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;
-
op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is;
-
de verkeersveiligheid, brandveiligheid en een adequate brand- en rampenbestrijding gewaarborgd is;
-
het verlenen van een omgevingsvergunning uit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
-
er geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
-
de functionele en ruimtelijke structuur;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
-
-
het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan en het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;
-
het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen op de onbebouwde gronden, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;
-
detailhandel, prostitutie en horeca;
-
lid 7.1 ten behoeve van het gebruik van gronden voor bedrijven die naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1), maar in deze bijlage niet staan vermeld.
-
de vergunning als bedoeld in lid a. kan slechts verleend worden, indien:
-
op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is;
-
de verkeersveiligheid, brandveiligheid en een adequate brand- en rampenbestrijding gewaarborgd is;
-
het verlenen van de vergunning uit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de
-
aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied.
-
-
bos en bebossing;
-
de bescherming van natuurwaarden;
-
extensieve dagrecreatie;
-
een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'recreactiewoning';
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
-
-
de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 6,5 meter;
-
het bebouwde oppervlak bedraagt maximaal 60 m2 .
-
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 1,5 m.
-
het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding 100 m2 of meer bedraagt;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden.
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
-
groenvoorzieningen;
-
tuinen;
-
fiets- en/of voetpaden;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
-
sportvoorzieningen, speelvoorzieningen en hierbij passende openbare verblijfsvoorzieningen;
-
mobiele verkooppunten;
-
nutsvoorzieningen;
-
een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
-
een bostuin ter plaatse van de aanduiding 'tuin';
-
geluidwerende voorzieningen;
-
bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut;
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
-
gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, die voldoen aan de volgende bepalingen:
-
-
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
-
de inhoud bedraagt maximaal 36 m3.
-
-
-
een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', waarbij deze moet voldoen
aan de volgende bepalingen: -
-
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 7 meter;
-
de inhoud bedraagt maximaal 400 m3 .
-
-
-
de bouwhoogte van kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 10 meter;
-
de bouwhoogte van speelinstallaties en ballenvangers bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen bedraagt maximaal 5 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.
-
groenvoorzieningen;
-
tuinen;
-
fiets- en/of voetpaden;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
-
sportvoorzieningen, speelvoorzieningen en hierbij passende openbare verblijfsvoorzieningen;
-
mobiele verkooppunten;
-
nutsvoorzieningen;
-
geluidwerende voorzieningen;
-
bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut;
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
-
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
-
de inhoud bedraagt maximaal 36 m3.
-
-
de bouwhoogte van kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 10 meter;
-
de bouwhoogte van speelinstallaties en ballenvangers bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen bedraagt maximaal 5 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.
-
het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding 100 m2 of meer bedraagt;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden.
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
-
een begraafplaats met de daarbij behorende voorzieningen;
-
de bestaande bedrijfswoning(en), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
-
gebouwd binnen het bestemmingsvlak;
-
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak niet meer dan het aangegeven percentage bedragen;
-
de goothoogte bedraagt maximaal 4 m;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
-
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m;
-
bouwhoogte maximaal 3 m;
-
inhoud maximaal 36 m3.
-
het aantal bedrijfswoningen bedraagt maximaal 1 per aanduidingsvlak;
-
de bedrijfswoning wordt binnen het aanduidingsvlak gebouwd, waarbij het aanduidingsvlak als bouwvlak wordt gezien;
-
de goothoogte bedraagt maximaal 5 meter;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter;
-
de inhoud bedraagt maximaal 750 m3;
-
afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen worden gehandhaafd mits gebouwd met vergunning of in overeenstemming met het hiervoor geldende bestemmingsplan.
-
de goothoogte en/of bouwhoogte bedraagt maximaal 3.30 m;
-
per bouwperceel bedraagt de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning maximaal 75 m², met dien verstande dat tenminste 50% van het bestemmingsvlak onbebouwd en onoverdekt blijft;
-
de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 25 m;
-
de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar de bedrijfswoning nog volgens het bepaalde in artikel 11.2.2 als hoofdgebouw vergroot kan worden, wordt niet gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
-
de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter.
-
een crematorium met de daarbij behorende voorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
-
bouwhoogte maximaal 3 m;
-
inhoud maximaal 36 m3.
-
de goothoogte en/of bouwhoogte bedraagt maximaal 3.30 meter;
-
de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 75 m2, met dien verstande dat tenminste 50% van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel onbebouwd en onoverdekt blijft;
-
de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar het hoofdgebouw nog volgens het bepaalde in artikel 12.2.1 onder a. als hoofdgebouw vergroot kan worden, wordt niet gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
-
de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter.
-
maatschappelijke dienstverlening en wonen;
-
horeca van categorie 7;
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
-
de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
de oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;
-
de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 meter;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter;
-
het aantal woningen bedraagt maximaal het bestaande aantal.
-
de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter.
-
het gebruik dient beperkt te blijven tot, exclusief de bewoners van het woonhuis, maximaal 50 personen;
-
de uitoefening van de activiteiten mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
-
het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken mag niet onevenredig worden aangetast.
-
dagrecreatieve activiteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - scoutingterrein' een scoutingterrein met de daarbij behorende voorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' een jachthaven met de daarbij behorende voorzieningen;
-
horeca van categorie 7;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
de goothoogte bedraagt maximaal 5 m;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 7 m.
-
de goothoogte en/of bouwhoogte bedraagt maximaal 3,30 meter;
-
per bouwperceel bedraagt de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak maximaal 75 m²;
-
de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar het hoofdgebouw nog volgens het bepaalde in artikel 14.2.1 onder a. als hoofdgebouw vergroot kan worden, wordt niet gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
-
de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van een klimwand bedraagt maximaal 12 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter.
-
sportvoorzieningen;
-
horeca van categorie 7;
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
-
de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' bedraagt het bebouwingspercentage niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
-
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven.
-
de goothoogte en/of bouwhoogte bedraagt maximaal 3.30 meter;
-
de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 75 m2, met dien verstande dat tenminste 50% van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel onbebouwd en onoverdekt blijft;
-
de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar het hoofdgebouw nog volgens het bepaalde in artikel 15.2.1 onder a. als hoofdgebouw vergroot kan worden, wordt niet gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
-
de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van sportvelden bedraagt maximaal 16 meter;
-
de bouwhoogte van overige lichtmasten bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten, speelinstallaties en ballenvangers bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;
-
tuinen en erven;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
-
de bouwhoogte voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1 meter;
-
de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 2 meter.
-
tuinen;
-
bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
de bestaande gebouwen, met dien verstande dat het oprichten van kassen ten behoeve van het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden tot een maximum bouwhoogte van 5 meter is toegestaan.
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
-
het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding 100 m2 of meer bedraagt;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden.
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige cultuurhistorische waarden en de daarbij behorende gebouwen;
-
de cultuurhistorische waarden niet langer aanwezig zijn en niet zonder ingrijpende wijzigingen kunnen worden hersteld;
-
de cultuurhistorische waarden in redelijkheid niet te handhaven zijn;
-
het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als cultuurhistorisch vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden plaatsvindt.
-
wegen, straten en paden;
-
voet- en rijwielpaden;
-
het behoud van de landschappelijke waarde van onverharde wegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverharde wegen';
-
groen- en speelvoorzieningen;
-
voorzieningen ter wering van het verkeerslawaai;
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
standplaatsen;
-
straatmeubilair zoals lichtmasten en verkeerslichtinstallaties, alsmede abri's, reclame- en informatieobjecten, kunstwerken, vlaggenmasten en dergelijke;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
-
de inhoud bedraagt maximaal 36 m3.
-
de bouwhoogte van kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 10 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten, speelinstallaties en ballenvangers bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen bedraagt maximaal 5 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.
-
de verharding geen onevenredige afbreuk doet aan de landschappelijke waarde van de onverharde weg;
-
de noodzaak van de onverharde weg is aangetoond;
-
is aangetoond dat is voldaan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
-
wegen en paden;
-
fiets en voetpaden;
-
groenvoorzieningen;
-
geluidswerende voorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
viaducten en geleiderails;
-
nutsvoorzieningen;
-
straatmeubilair zoals lichtmasten en verkeerslichtinstallaties, alsmede abri's, reclame- en informatieobjecten, kunstwerken, vlaggenmasten en dergelijke;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
-
de inhoud bedraagt maximaal 36 m3.
-
de bouwhoogte van voorzieningen ter wering van het verkeerslawaai bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 12 meter;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
-
beeldende kunstwerken uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - beeldende kunst';
-
agrarisch medegebruik ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
-
het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
-
fiets- en voetpaden, wegen en straten;
-
recreatief medegebruik;
-
oever- en onderhoudsstroken;
-
de bouwhoogte van bruggen en viaducten bedraagt maximaal 8 m;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van beeldende kunstwerken bedraagt maximaal 3,5 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.
-
de bouwhoogte van bruggen en viaducten bedraagt maximaal 12 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.
-
wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
tuinen en erven;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
-
de hoofdgebouwen, uitsluitend grondgebonden woningen, worden binnen de op de verbeelding aangeven bouwvlakken gebouwd;
-
het aantal woningen binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal binnen een bouwvlak;
-
de afstand aan weerszijden van vrijstaande hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter bedraagt, tenzij door de bebouwingsgrens anders is bepaald;
-
de afstand van twee of meer aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de niet gemeenschappelijke zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter bedraagt, tenzij door de bebouwingsgrens anders is bepaald;
-
bij geschakelde woningen bedraagt de afstand aan één zijde van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens minimaal 3 meter, tenzij door de bebouwingsgrens anders is bepaald;
-
voor de goothoogte en/of bouwhoogte geldt de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goot- en bouwhoogte.
-
de goothoogte en/of bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3.30 meter, waarbij de goothoogte van het aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer bedraagt dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
-
de nokhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 5 meter, waarbij de goothoogte maximaal 3.30 meter bedraagt;
-
voor vrijstaande en geschakelde woningen geldt dat aan één zijde van de woning een strook van minimaal 3 meter tot een zijdelingse perceelsgrens vrij blijft van vergunningplichtige bouwwerken;
-
voor bestaande vrijstaande en geschakelde woningen, waarbij in afwijking van artikel 22.2.2 onder c binnen 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens gebouwen zijn gebouwd, geldt dat bijbehorende bouwwerken in diezelfde lijn achter het gebouw mogen worden gebouwd;
-
bijbehorende bouwwerken worden minstens 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd, dan wel minstens de afstand van de bestaande bijbehorende bouwwerken tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw indien deze minder bedraagt;
-
de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt maximaal:
-
75 m²;
-
100 m² voor percelen groter dan 500 m²;
-
125 m² voor percelen groter dan 1000 m²;
-
-
-
-
tenminste 50% van het bouwperceel dat buiten het bouwvlak is gelegen onbebouwd en onoverdekt blijft;
-
de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar het hoofdgebouw nog volgens het bepaalde in artikel 19.2.1 onder a als hoofdgebouw vergroot kan worden, niet wordt gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
-
-
-
de bouwhoogte van voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwde bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1 m;
-
in de overige gevallen 2 meter.
-
onder a. en toestaan dat een kap op aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt geplaatst, mits de aangebouwde bijbehorende bouwwerken ondergeschikt blijven aan het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
-
de nok van het aangebouwd bijbehorend bouwwerk maximaal 6.60 m bedraagt, waarbij de nok van het aangebouwd bijbehorend bouwwerk minimaal 2 meter onder de nok van het hoofdgebouw blijft;
-
de goothoogte van het aangebouwd bijbehorend bouwwerk maximaal 3.30 m bedraagt, waarbij deze goothoogte niet meer bedraagt dan de goothoogte van het hoofdgebouw.
-
-
onder e voor de vermindering van de voorgeschreven afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw tot 1 meter;
-
onder e en toestaan dat aangebouwde bijbehorende bouwwerken die voor de voorgevel van het hoofdgebouw én in het bouwvlak zijn gelegen, voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden uitgebreid, mits binnen het bouwvlak wordt gebouwd.
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
-
de woonfunctie blijft behouden;
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en de vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken mag niet bestaan uit detailhandel (met uitzondering van kapsalons) en/of horeca en/of kinderopvang en/of prostitutie;
-
er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag (naar verwachting) geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag er niet toe leiden dat er (naar verwachting) een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast;
-
er wordt geen blijvende onevenredige afbreuk gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
er ontstaan geen verkeersonveilige situaties.
-
de bestaande woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit en/of sociaal-culturele doeleinden;
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden op het landgoed en de daarbij behorende gebouwen;
-
bed & breakfast;
-
tuinen en erven;
-
fiets- en/of voetpaden;
-
dagrecreatief medegebruik;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterbergingen en waterlopen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
-
de gebouwen worden binnen de op de verbeelding aangeven bouwvlakken gebouwd;
-
het aantal woningen binnen een bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal;
-
de oppervlakte, goot- en bouwhoogte en de dakhelling van de gebouwen mag ten hoogste de bestaande bedragen.
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
-
de bouwhoogte van lantaarnpalen bedraagt maximaal 6 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige cultuurhistorische waarden en de daarbij behorende gebouwen;
-
de cultuurhistorische waarden niet langer aanwezig zijn en niet zonder ingrijpende wijzigingen kunnen worden hersteld;
-
de cultuurhistorische waarden in redelijkheid niet te handhaven zijn;
-
het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als cultuurhistorisch vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden plaatsvindt.
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
-
de woonfunctie blijft behouden;
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en de vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken mag niet bestaan uit detailhandel (met uitzondering van kapsalons) en/of horeca en/of kinderopvang en/of prostitutie;
-
er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag (naar verwachting) geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag er niet toe leiden dat er (naar verwachting) een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast;
-
er wordt geen blijvende onevenredige afbreuk gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
er ontstaan geen verkeersonveilige situaties.
-
de activiteit bestaat uit maximaal vier slaapkamers met een maximale oppervlakte van 30 m2 per kamer;
-
er is maximaal één gemeenschappelijke huiskamer;
-
de activiteit moet binnen het bestaande hoofdgebouw of karakteristieke vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden uitgeoefend.
-
wonen, met dien verstande dat:
-
dit gecombineerd mag worden met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
inwoning binnen de bestaande woning is toegestaan;
-
-
bed & breakfast;
-
een moestuinwoning ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - moestuinwoning’;
-
maximaal één paardenbak;
-
tuinen en erven;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
-
de hoofdgebouwen hebben een inhoud van maximaal 750 m3;
-
de goothoogte bedraagt maximaal 5 meter;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter;
-
het aantal woningen binnen een bestemmingsvlak bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
-
ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' is uitsluitend een twee-aaneengebouwde woning toegestaan;
-
afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen worden gehandhaafd mits gebouwd met vergunning of in overeenstemming met het hiervoor geldende bestemmingsplan.
-
de goothoogte bedraagt maximaal 3,30 meter, waarbij de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer bedraagt dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 6,60 meter, waarbij de nok van het aangebouwd bijbehorend bouwwerk minimaal 2 meter onder de nok van het hoofdgebouw blijft;
-
bijbehorende bouwwerken worden minstens 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd, dan wel minstens de afstand van de bestaande bijbehorende bouwwerken tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw indien deze minder bedraagt;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 150 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien die meer dan 150 m2 bedraagt;
-
indien de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken meer dan 150 m2 bedraagt mag bij vervangende nieuwbouw de maximale oppervlakte niet meer dan het bestaande oppervlakte bedragen tot een maximum bebouwd oppervlakte van 250 m2;
-
de afstand van bijbehorende bouwwerken tot het hoofdgebouw bedraagt maximaal 25 meter;
-
in afwijking van 24.2.2 onder c is ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' een vrijstaand bijbehorend bouwwerk toegestaan.
-
de bouwhoogte voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1 meter;
-
de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 2 meter;
-
de oppervlakte van een paardenbak bedraagt maximaal 1.000 m2.
-
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
-
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
-
ter voorkoming van een onevenredige verkeers- en parkeeroverlast;
-
ter waarborging van de ruimtelijke en functionele structuur ter plaatse;
-
ter voorkoming van het plaatsen van een reclamebord/naambord groter dan 0,5 m2.
-
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen en gebruikers van omliggende gronden;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied.
-
uitbreiding van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken uitsluitend is toegestaan in geval van sloop van bestaande bijbehorende bouwwerken gelegen op gronden binnen de bestemmingen 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden', voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
-
de uitbreiding van de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken 100% van de oppervlakte van de gesloopte bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 150 m²;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen en gebruikers van omliggende gronden;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
-
de woonfunctie blijft behouden;
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en de vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken mag niet bestaan uit detailhandel (met uitzondering van kapsalons) en/of horeca en/of kinderopvang en/of prostitutie;
-
er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag (naar verwachting) geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag er niet toe leiden dat er (naar verwachting) een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast;
-
er wordt geen blijvende onevenredige afbreuk gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
er ontstaan geen verkeersonveilige situaties.
-
de activiteit bestaat uit maximaal vier slaapkamers met een maximale oppervlakte van 30 m2 per kamer;
-
er is maximaal één gemeenschappelijke huiskamer;
-
de activiteit moet binnen het bestaande hoofdgebouw of karakteristieke vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden uitgeoefend.
-
de te splitsen woning een inhoud heeft van minimaal 1.000 m3;
-
de gesplitste woning een inhoud heeft van minimaal 400 m3;
-
na splitsing geen verdere vergroting van de gesplitste woningen plaatsvindt;
-
de bijbehorende bouwwerken zodanig worden gesplitst dat iedere woning maximaal 100 m2 krijgt en het meerdere wordt gesloopt, tenzij het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
-
het vloeroppervlak van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² mag bedragen;
-
geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
-
ter compensatie van de sloop van minimaal 850 m2 voormalige bedrijfsbebouwing en/of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, niet zijnde karakteristieke bebouwing en opgericht met een bouwvergunning voor 1 januari 2004, kan één compensatiewoning worden toegestaan;
-
de sloop mag voor een deel plaatsvinden op de locatie van een ander voormalig agrarisch bedrijf, mits op de locatie van dit andere voormalige bedrijf ook alle voormalige bedrijfsbebouwing met uitzondering van karakteristieke bebouwing wordt gesloopt;
-
bij sloop op twee locaties wordt de compensatiewoning op één van beide locaties toegestaan;
-
de compensatiewoning mag een inhoud van maximaal 750 m3 hebben met daarbij bijbehorende bouwwerken met een oppervlakte van maximaal 100 m2 per woning;
-
de bebouwing dient te worden gesitueerd op een kavel van minimaal 500 m2 en maximaal 1.000 m2 per woning;
-
alle bebouwing die niet ten behoeve van het wonen wordt gebruikt dient te worden gesloopt met uitzondering van de gebouwen, tot een maximale oppervlakte van 300 m2, welke direct worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
er geïnvesteerd wordt in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt
gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt; -
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden
geschaad; -
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is;
-
in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van externe veiligheid voor wat betreft het groepsrisico;
-
geen strijdigheid mag optreden met het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
-
-
één landhuis mag worden gebouwd met dien verstande dat:
-
de inhoud van het landhuis bedraagt maximaal 2.000 m³;
-
het aantal woningen bedraagt maximaal 1;
-
inwoning is toegestaan;
-
-
de bestaande bijbehorende bouwwerken worden gesloopt met dien verstande dat:
-
maximaal 150 m² aan bestaande bijbehorende bouwwerken worden behouden;
-
bijbehorende bouwwerken worden niet gesloopt, voor zover het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft;
-
-
minimaal 1,5 ha van het aansluitend gebied wordt ingezet voor het versterken van de landschappelijke waarden van het gebied;
-
de instandhouding alsmede ontwikkeling van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, waaronder begrepen geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, ecologische en biologische waarden, wordt gegarandeerd;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
-
het de vestiging van een bedrijf betreft als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1), dan wel bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaken daaraan gelijk kunnen worden gesteld, met dien verstande dat het milieu niet extra mag worden belast ten opzichte van de milieubelasting van het gestopte agrarische bedrijf;
-
er geen sprake is van detailhandel anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde artikelen;
-
maximaal 30% van de oppervlakte van de bestaande en met bouwvergunning gebouwde voormalige bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, hiervoor wordt gebruikt en geen nieuwbouw ten behoeve hiervan plaatsvindt;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies
en waarden; -
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
-
vakantieappartementen, mits:
-
gerealiseerd in de bestaande en met bouwvergunning gebouwde voormalige bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;
-
maximaal drie appartementen worden gerealiseerd met een woonoppervlak van maximaal 150 m2 per woning of appartement;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening, mits:
-
maximaal 450 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van de bestaande en met bouwvergunning gebouwde voormalige bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;
-
maximaal 250 m2 van de buitenruimte intensief ten behoeve van de kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening wordt gebruikt en de overige gronden slechts extensief;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bestemmingsvlak noodzakelijk is;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
groepsaccommodatie, mits:
-
maximaal 1.000 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van de bestaande en met bouwvergunning gebouwde voormalige bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bestemmingsvlak noodzakelijk is;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
trekkershutten, mits:
-
maximaal drie trekkershutten met een maximale oppervlakte van 18 m2 ieder voor maximaal vijf personen per hut worden opgericht;
-
opgericht binnen het bestemmingsvlak met een maximale afstand van 50 m tot overige gebouwen;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
kleinschalig kamperen, mits:
-
maximaal 25 kampeermiddelen per bedrijf worden opgericht;
-
het kampeerterrein binnen dan wel direct aansluitend aan het bestemmingsvlak wordt gesitueerd;
-
buiten de periode van 1 april tot en met 30 september geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
-
maximaal 75 m2 aan bebouwing wordt opgericht ten behoeve van sanitaire voorzieningen binnen het bestemmingsvlak;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bestemmingsvlak noodzakelijk is;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
-
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leidingen;
-
de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen nieuwe kwetsbare objecten worden toegelaten;
-
het bevoegd gezag, alvorens te beslissen op een aanvraag om omgevingsvergunning, schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de leidingbeheerder in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
-
het aanbrengen of verwijderen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
-
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding en ophoging;
-
het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) ander dan normaal spit- en ploegwerk;
-
diepploegen;
-
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
-
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
-
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen en andere wateren;
-
het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem.
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
-
de aanleg, instandhouding en bescherming van een bovengrondse hoogspanningsverbinding (110 kV) ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding';
-
het beheer en onderhoud van de verbinding;
-
de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
-
de bouwhoogte van hoogspanningsmasten bedraagt maximaal 30 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter.
-
artikel 26.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder en de lokale brandweer;
-
artikel 26.2.2 onder a voor het bouwen van hoogspanningsmasten met een maximale bouwhoogte van 40 m, mits advies verkregen van de leidingbeheerder en de lokale brandweer.
-
het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bebossing;
-
het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2.5 meter;
-
het opslaan van materialen of stoffen die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
-
het ophogen, egaliseren, verlagen of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte.
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
-
de aanleg, instandhouding en bescherming van een bovengrondse hoogspanningsverbinding (380 kV) ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding';
-
het beheer en onderhoud van de verbinding;
-
de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
-
de bouwhoogte van hoogspanningsmasten bedraagt maximaal 60 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter.
-
het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bebossing;
-
het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2.5 meter;
-
het opslaan van materialen of stoffen die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
-
het ophogen, egaliseren, verlagen of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte.
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
-
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en het bebossen en aanplanten van gronden;
-
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op enige andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
-
het ontginnen, ontgronden, verlagen, afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;
-
het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
het aanleggen van wegen, paden en parkeergelegenheden, dan wel het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
het leggen van drainageleidingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
-
het normale onderhoud en beheer betreffen met dien verstande dat indien onderhoudswerkzaamheden nabij de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' plaatsvinden, vooraf contact opgenomen wordt met de beheerder van de gasleiding;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.
-
door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de hoofdriolering;
-
indien die werken en werkzaamheden nabij de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' plaatsvinden, vooraf contact opgenomen wordt met de beheerder van de gasleiding.
-
een ondergrondse waterleiding ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - water;
-
het beheer en onderhoud van de leiding;
-
de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
-
het bouwwerk uitsluitend wordt gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek, of;
-
op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn, of;
-
het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, of;
-
het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 100 m² of minder diep steekt dan 0,50 m ten opzichte van het ter plaatse aanwezige maaiveld.
-
grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 m ten opzichte van het ter plaatse aanwezige maaiveld of met een oppervlakte groter dan 100 m², waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
-
het verlagen van het waterpeil;
-
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
locaties waarvoor op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.
-
het toevoegen van de bestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk is;
-
het verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 31.2 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
-
Een omgevingsvergunning, zoals in lid a bedoeld, is niet vereist, indien:
-
Op basis van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
-
Het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
-
Het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 2500 m² of minder diep steekt dan 0,50 meter.
-
-
Alvorens Burgemeester en Wethouders beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter of met een oppervlakte groter dan 2500 m², waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, het aanleggen van straten, parkeerplaatsen en overige infrastructuur alsmede het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
-
het verlagen van het waterpeil;
-
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
-
-
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
-
het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
-
op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
-
de werken en werkzaamheden:
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
-
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 32.2 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
-
Een omgevingsvergunning, zoals in lid a bedoeld, is niet vereist, indien:
-
Op basis van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
-
Het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
-
Het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 5000 m² of minder diep steekt dan 0,50 meter.
-
-
Alvorens Burgemeester en Wethouders beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter of met een oppervlakte groter dan 5000 m², waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, het aanleggen van straten, parkeerplaatsen en overige infrastructuur alsmede het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
-
het verlagen van het waterpeil;
-
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
-
-
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
-
het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
-
op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
-
de werken en werkzaamheden:
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
-
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 33.2 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, indien wordt aangetoond dat door het bouwen van de gronden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom of bomen niet worden aangetast;
-
Burgemeester en wethouders kunnen tevens bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 33.2 indien geoordeeld is dat de boom of bomen niet meer als waardevol is/zijn aan te merken. Aan het verlenen van de vergunning kan de kap van de boom of bomen met daaraan gekoppeld een herplantplicht worden verbonden;
-
Ten behoeve van het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders een bomen-effect-rapportage verlangen, waaruit blijkt dat de bouw geen onevenredige gevolgen heeft voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke of ecologische betekenis van de boom;
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:
-
de situering van bouwwerken;
-
de afmetingen van bouwwerken;
-
de aard van de verhardingen;
-
de fundering van bouwwerken;
-
de bescherming van de boom of bomen tijdens de bouwfase;
-
het onderhoud van de bomen na de bouwfase.
-
de situering van bouwwerken;
-
de afmetingen van bouwwerken;
-
de aard van de verhardingen;
-
de fundering van bouwwerken;
-
de bescherming van de boom of bomen tijdens de bouwfase;
-
het onderhoud van de bomen na de bouwfase.
-
het aanbrengen van boven- en communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het leggen van drainagebuizen;
-
het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte groter dan 100 m²;
-
het verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem en/of gronden;
-
het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze;
-
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze van indrijven van voorwerpen in de grond.
-
normale onderhouds- en beheerswerkzaamheden, gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
-
werken en/of werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het bestemmingsplan onherroepelijk van kracht is, in uitvoering zijn, mits het verrichten van deze handelingen niet de door of ernstige beschadiging of ontsiering van de boom tot gevolg (kunnen) hebben.
-
de situering van bouwwerken;
-
de afmetingen van bouwwerken;
-
de aard van de verhardingen;
-
de fundering van bouwwerken;
-
de bescherming van de boom of bomen tijdens de bouwfase;
-
het onderhoud van de bomen na de bouwfase.
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
-
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en het bebossen en aanplanten van gronden;
-
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op enige andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
-
het ontginnen, ontgronden, verlagen, afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;
-
het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
het aanleggen van wegen, paden en parkeergelegenheden, dan wel het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
het leggen van drainageleidingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
-
een goede landschappelijke inpassing;
-
een goede woonsituatie;
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
-
de sociale veiligheid;
-
een goede milieusituatie;
-
de bescherming van de groenstructuur;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
-
een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
-
een gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van horeca, detailhandel, de opslag en verkoop van motorbrandstoffen, prostitutie en/of als seksinrichting, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik van opstallen en gronden;
-
met betrekking tot de bestemming 'Bedrijf - 2', 'Bedrijf - 3.1' en 'Bedrijf - 3.2': een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige bedrijven en bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo) met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
-
met betrekking tot de bestemming 'Sport': een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van sporten die veel omgevingslawaai tot gevolg hebben, zoals (model)vliegsport en motorcross;
-
met betrekking tot de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden', 'Bos', 'Maatschappelijk - 3' 'Recreatie', 'Wonen', 'Wonen - Landgoed', en 'Wonen - Stadsrand': een gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, vakantieappartementen, trekkershutten, groepsaccommodaties, bed & breakfastaccommodaties of enige andere recreatieobjecten ten behoeve van permanente bewoning.
-
Agrarisch in lid 3.7;
-
Agrarisch met waarden in lid 4.7.
-
voor afwijkingen ten aanzien van de in het bestemmingsplan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere hoogte dan 3,5 meter hebben en geen grotere inhoud hebben dan 60 m³;
-
ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein en aan het beloop van bepaalde gegevenheden, met dien verstande dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast, dat belangen van derden niet in redelijkheid worden geschaad en de vergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het bestemmingsplan;
-
ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van (hoofd)gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bebouwingsvlak en/of bestemmingsvlak worden overschreden door erkers over maximaal tweederde gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bebouwingsgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden en er vóór de uitbreiding tenminste 3,5 meter resteert van het voorerf;
-
voor het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van telecommunicatiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 meter voor antennes voor privégebruik en maximaal 40 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik.
-
voor de vestiging van kinderopvang, indien de kinderopvang de primaire activiteit betreft:
-
het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
-
de verkeersveiligheid (naar redelijke verwachting) niet onevenredig wordt aangetast, met in het bijzonder mogelijke verkeersblokkades door het haal- en brengverkeer en/of onveilige (verkeers)situaties voor omwonenden/doorgaand verkeer;
-
de uitoefening van een kinderopvang er niet toe leidt dat er (naar verwachting) een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat of gaat ontstaan;
-
de kinderopvang niet in een doodlopende straat of in een woonstraat/woonerf met een doodlopend karakter is gelegen;
-
de stedenbouwkundige/ruimtelijke structuur/samenhang van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast, waarbij onder andere nadrukkelijk rekening wordt gehouden met beschermde stadsgezichten en/of (nabijgelegen) mogelijk anderszins waardevolle panden;
-
de kinderopvang op een industrieterrein of een kantoorterrein mag worden gevestigd, mits de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan of beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven en andersom;
-
de kinderopvang voldoet aan het meest recente gemeentelijke beleid voor de externe veiligheid;
-
aannemelijk is dat de Gemeentelijke Gezondheids Dienst (GGD) of een daaraan gelijk te stellen instelling geen ruimtelijke bezwaren heeft tegen de huisvesting.
-
-
voor de vestiging van kinderopvang, indien de kinderopvang ondergeschikt is aan het primaire gebruik:
-
voor zover sprake is van een woonfunctie van het pand, deze behouden blijft;
-
het ondergeschikte medegebruik van het pand en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken beperkt blijft tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van het pand en de vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
-
er een directe relatie bestaat tussen de exploitant van de primaire activiteiten of bewoner en de ondergeschikte kinderopvang binnen hetzelfde pand en/of bijgebouwen;
-
de kinderopvang voldoet aan het meest recente gemeentelijke beleid voor de externe veiligheid;
-
de uitoefening van kinderopvang (naar verwachting) geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert of afbreuk doet aan de beleving van de woonomgeving;
-
de uitoefening van kinderopvang er niet toe leidt dat er (naar verwachting) een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat.
-
-
bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
-
het ontwerpbesluit ligt gedurende twee weken ter inzage;
-
burgemeester en wethouders geven tevoren kennis van de terinzagelegging in een of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
-
de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het schriftelijk kenbaar maken van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit, gedurende de hiervoor onder a. genoemde termijn;
-
indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen kenbaar zijn gemaakt, wordt het besluit met redenen omkleed;
-
burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijze kenbaar hebben gemaakt de beslissing daaromtrent mede.
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
3.7.5 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar landhuis
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Wonen - Stadsrand' ten behoeve van de realisatie van een landhuis, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
3.7.6 Wonen in vrijstaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toestaan van woningen in vrijstaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
3.7.7 Extra woningen bij sloop van bedrijfsbebouwing
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Wonen - Stadsrand', waarbij de bouw van één of meerdere extra woningen wordt toegestaan, in verband met sloop van voormalige agrarische bebouwing, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Artikel 4 Agrarisch met waarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven en bestaande nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen bedrijfsgebouwen, kassen en bedrijfswoningen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
4.2.2 Kassen
Kassen mogen binnen deze bestemming niet worden gebouwd.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Overschrijding bouwgrens
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder a voor het overschrijden van de bouwgrenzen, mits:
4.3.2 Bouwhoogte bedrijfsgebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder c sub 1 voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 12 m.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Bed & breakfast
Het gebruik van ruimten ten behoeve van een bed & breakfast wordt als een gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie als bedoeld in artikel 4.1 onder a en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
4.4.2 Teeltondersteunende voorzieningen
Teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Eerste bedrijfswoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 onder b ten behoeve van het realiseren van een bedrijfswoning daar waar geen bestaande bedrijfswoning aanwezig is, mits:
4.5.2 Tweede bedrijfswoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 onder b ten behoeve van het realiseren van een tweede bedrijfswoning, mits:
4.5.3 Inwoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 onder b voor het gebruik van een woning dan wel de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken voor inwoning, uitsluitend ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
4.5.4 Teeltondersteunende voorzieningen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.4.2 voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak uitsluitend gedurende de periode 1 september tot en met 30 april, mits:
4.5.5 Nevenactiviteiten
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toelaten van bij het agrarisch bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte nevenactiviteiten met bijbehorende voorzieningen, mits:
4.5.6 Recreatieve nevenactiviteiten
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van bij het agrarisch bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte recreatieve nevenactiviteiten, uitsluitend binnen het bouwvlak, in de vorm van:
4.5.7 Stapeling van afwijkingen uit artikel 4.5.6
Bij een combinatie van een afwijking voor trekkershutten en een afwijking voor kleinschalig kamperen, wordt het aantal trekkershutten in mindering gebracht op het aantal toegestane kampeermiddelen.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 4.1 bedoelde gronden uit te voeren:
4.6.2 Uitzondering op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
4.6.3 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging vorm en/of vergroting bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor wat betreft het wijzigen van het bouwvlak en/of vergroten van de oppervlakte van het bouwperceel, mits:
4.7.2 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar niet-agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Bedrijf - 2', mits:
4.7.3 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar paardenhouderij
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Bedrijf - 2' met de aanduiding 'paardenhouderij' ten behoeve van een gebruiksgerichte paardenhouderij, mits:
4.7.4 Omschakelen van agrarisch bedrijf naar wonen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Wonen - Stadsrand', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
met dien verstande dat:
4.7.5 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar landhuis
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Wonen - Stadsrand' ten behoeve van de realisatie van een landhuis, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
4.7.6 Wonen in vrijstaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toestaan van woningen in vrijstaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
4.7.7 Extra woningen bij sloop van bedrijfsbebouwing
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Wonen - Stadsrand', waarbij de bouw van één of meerdere extra woningen wordt toegestaan, in verband met sloop van voormalige agrarische bebouwing, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Artikel 5 Bedrijf - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken met betrekking tot hoofdgebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder d voor een vermindering van de voorgeschreven afstand tot de perceelsgrenzen.
5.3.2 Afwegingskader
De vergunning als bedoeld in lid 5.3.1 wordt slechts verleend, indien:
5.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik binnen deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:
Dit is een test tekst.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
Artikel 6 Bedrijf - 3.1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 3.1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut, verhardingen en parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
6.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
6.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik binnen deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
Artikel 7 Bedrijf - 3.2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 3.2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
7.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
7.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik binnen deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
Artikel 8 Bos
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van één recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', waarbij deze moet voldoen aan de volgende bepalingen:
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 8.1 bedoelde gronden uit te voeren:
8.3.2 Uitzondering op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
8.3.3 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend inbreuk wordt gedaan aan de instandhouding van het bos en natuurwaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van:
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 10 Groen - Landgoed
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, die voldoen aan de volgende bepalingen:
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 10.1 bedoelde gronden uit te voeren:
10.3.2 Uitzonderingen op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
10.3.3 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend inbreuk wordt gedaan aan de instandhouding van de landschappelijke en/of natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
Artikel 11 Maatschappelijk - 1
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen
Gebouwen voldoen aan de volgende regels:
met dien verstande dat gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen voldoen aan de volgende regels:
11.2.2 Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen voldoen aan de volgende regels:
11.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
Artikel 12 Maatschappelijk - 2
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen
Gebouwen voldoen aan de volgende regels:
met dien verstande dat gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen voldoen aan de volgende regels:
12.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
Artikel 13 Maatschappelijk - 3
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
13.3 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van opstallen -of delen ervan- en gronden ten behoeve van hetgeen genoemd in lid 13.1 onder a en b wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Artikel 14 Recreatie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, detailhandel, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, tuinen en erven.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen
Gebouwen voldoen aan de volgende regels:
14.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
Artikel 15 Sport
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
15.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 16 Tuin - 1
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, verhardingen, tuinafscheidingen en overige bijbehorende voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 17 Tuin - 2
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, verhardingen, tuinafscheidingen en overige bijbehorende voorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen
Gebouwen voldoen aan de volgende regels:
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
17.3.2 Uitzondering op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
17.3.3 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend inbreuk wordt gedaan aan de instandhouding van de landschappelijke en/of natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
17.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
17.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen.
17.4.2 Uitzondering op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is nodig voor:
17.4.3 Afwegingskader
De omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan slechts worden verleend, indien:
Artikel 18 Verkeer - 1
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen en overige bijbehorende voorzieningen waaronder bruggen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van nutsvoorzieningen, die voldoen aan de volgende bepalingen:
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
18.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verharden van wegen, mits:
Artikel 19 Verkeer - 2
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen en overige bijbehorende voorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van nutsvoorzieningen, die voldoen aan de volgende bepalingen:
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 20 Water
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers en andere waterbouwkundige werken.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
20.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 20.2.2 onder b en toestaan dat de maximale bouwhoogte van beeldende kunstwerken maximaal 15 m bedraagt.
Artikel 21 Water - Waterweg
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Waterweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de scheep- en recreatievaart, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
Artikel 22 Wonen
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, verhardingen, tuinafscheidingen en overige bijbehorende voorzieningen.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
22.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken voldoen aan de volgende regels:
Met dien verstande dat:
22.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Afwijken met betrekking tot bijbehorende bouwwerken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 22.2.2:
22.3.2 Afwijken met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 22.2.3 onder b tot verhoging van de bouwhoogte tot maximaal 3 meter.
22.3.3 Afwegingskader
De vergunning als bedoeld in artikel 22.3.1 en artikel 22.3.2 kan slechts verleend worden, indien:
22.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van ruimten van de woning en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Artikel 23 Wonen - Landgoed
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere bijbehorende voorzieningen.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
23.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
23.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
23.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen.
23.3.2 Afwegingskader
De omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan slechts worden verleend, indien:
23.3.3 Uitzonderingen op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is nodig voor:
23.4 Specifieke gebruiksregels
23.4.1 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
Het gebruik van ruimten van de woning en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
23.4.2 Bed & breakfast
Het gebruik van ruimten van de woning ten behoeve van een bed & breakfast wordt als een gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Artikel 24 Wonen - Stadsrand
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Stadsrand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde groenvoorzieningen, verhardingen en andere bijbehorende voorzieningen.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen hoofdgebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
24.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
24.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
24.3 Nadere eisen
24.4 Afwijken van de bouwregels
24.4.1 Vermindering afstand tot de voorgevel
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.2.2 onder c voor de vermindering van de voorgeschreven afstand tot de voorgevel tot 1 meter, met dien verstande dat:
24.4.2 Vergroting oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij sloop
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.2.2 onder d ten behoeve van het toestaan van een gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken van maximaal 250 m², met dien verstande dat:
24.4.3 Afwijken met betrekking tot bijbehorende bouwwerken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.2.3 onder b. tot verhoging van de bouwhoogte tot maximaal 3 meter, met dien verstande dat:
24.5 Specifieke gebruiksregels
24.5.1 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
Het gebruik van ruimten van de woning en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
24.5.2 Bed & breakfast
Het gebruik van ruimten van de woning ten behoeve van een bed & breakfast wordt als een gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
24.5.3 Moestuinwoning
De (hoofd)bewoner van de woning ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen -moestuinwoning’ dient een directe relatie te hebben met de naastgelegen moestuin. De (hoofd)bewoner dient (in persoon) zorg te dragen voor het beheer en onderhoud van de moestuin.
24.6 Afwijken van de gebruiksregels
24.6.1 Woningsplitsing
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.2.1 onder d voor het splitsen van woningen in meerdere woningen, mits:
24.6.2 Mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.1 onder a voor het gebruik van een bij de woning bijbehorende bouwwerk voor inwoning, uitsluitend ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
24.7 Wijzigingsbevoegdheid
24.7.1 Extra woningen bij sloop van bedrijfsbebouwing
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor de bouw van één of meerdere extra woningen, in verband met sloop van voormalige agrarische bebouwing, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
24.7.2 Omschakeling naar landhuis
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de realisatie van een landhuis, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
24.7.3 Nevenactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toelaten van bij de woning behorende en daaraan ondergeschikte nevenactiviteiten met bijbehorende voorzieningen, mits:
24.7.4 Recreatieve nevenactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toestaan van bij de woning behorende en daaraan ondergeschikte recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van:
24.7.5 Stapeling van activiteiten uit artikel 24.7.4
Bij een combinatie van een wijziging voor trekkershutten en een wijziging voor kleinschalig kamperen, wordt het aantal trekkershutten in mindering gebracht op het aantal toegestane kampeermiddelen.
Artikel 25 Leiding - Gas
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van (ondergrondse) gasleidingen met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
25.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
25.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen binnen deze bestemming niet worden gebouwd.
25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
25.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 25.2 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, mits:
25.4 Specifieke gebruiksregels
In geval van strijdigheid van regels van andere artikelen (basisbestemmingen) met de regels van dit artikel 'Leiding - Gas', gaan de regels van dit artikel vóór de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.
25.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.5.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 25.1 bedoelde gronden uit te voeren:
25.5.2 Uitzondering op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
25.5.3 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
25.5.4 Advies
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.
Artikel 26 Leiding - Hoogspanningsverbinding 1
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
26.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
26.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen binnen deze bestemming niet worden gebouwd.
26.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
26.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 26.1 bedoelde gronden uit te voeren:
26.4.2 Uitzondering op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
26.4.3 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen
26.4.4 Advies
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.
Artikel 27 Leiding - Hoogspanningsverbinding 2
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
27.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
27.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen binnen deze bestemming niet worden gebouwd.
27.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
27.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 27.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder en de lokale brandweer.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 27.1 bedoelde gronden uit te voeren:
27.4.2 Uitzondering op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
27.4.3 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
27.4.4 Advies
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.
Artikel 28 Leiding - Riool
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van (ondergrondse) hoofdrioleringen met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
28.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
28.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen binnen deze bestemming niet worden gebouwd.
28.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
28.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 28.2 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leidingen en de veiligheid daarvan.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
28.4.2 Uitzondering op het verbod
Het in artikel 28.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
28.4.3 Afwegingskader
De in artikel 28.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
28.4.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 28.4.1, wordt vooraf advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 29 Leiding - Water
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
29.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
29.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen binnen deze bestemming niet worden gebouwd.
29.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
29.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 29.2 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leidingen en de veiligheid daarvan.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 29.1 bedoelde gronden uit te voeren:
29.4.2 Uitzondering op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
29.4.3 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 29.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
29.4.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 29.4.1, wordt vooraf advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 30 Waarde - Archeologie
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
30.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende (basis)bestemmingen mag op deze gronden niet worden gebouwd, tenzij:
30.3 Afwijken van de bouwregels
30.3.1 Bouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 30.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.
30.3.2 Advies
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 30.3.1, winnen zij schriftelijk advies in bij de archeologische deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 30.1 bedoelde gronden uit te voeren:
30.4.2 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
30.4.3 Uitzonderingen op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
30.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan en de daarvan onderdeel uitmakende kaart Archeologie wijzigen voor:
Artikel 31 Waarde - Archeologische verwachting hoog
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
31.2 Bouwregels
31.2.1 Gebouwen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen gebouwen worden gebouwd.
31.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd.
31.3 Afwijken van de bouwregels
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 Verbod
31.4.2 Uitzonderingen op het verbod
Het verbod, zoals in 31.4.1 bedoeld, is niet van toepassing, indien:
Artikel 32 Waarde - Archeologische verwachting middelhoog
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
32.2 Bouwregels
32.2.1 Gebouwen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen gebouwen worden gebouwd.
32.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd,
32.3 Afwijken van de bouwregels
32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Verbod
32.4.2 Uitzonderingen op het verbod
Het verbod, zoals in 32.4.1 bedoeld, is niet van toepassing, indien:
Artikel 33 Waarde - Waardevolle bomen
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Waardevolle bomen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van waardevolle bomen.
33.2 Bouwregels
33.2.1 Gebouwen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen gebouwen worden gebouwd.
33.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd.
33.3 Afwijken van de bouwregels
33.3.1 Bouwen
33.3.2 Advies
Ten behoeve van het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders een bomen-effect-rapportage verlangen, waaruit blijkt dat de bouw geen onevenredige gevolgen heeft voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke of ecologische betekenis van de boom.
33.3.3 Nadere eisen
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van:
33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 33.1 bedoelde gronden uit te voeren:
33.4.2 Afwegingskader
De werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden of de direct of indirect hieruit voortvloeiende gevolgen, geen onevenredige aantasting van de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom of bomen plaatsvindt, danwel dat er ter plaatse of elders voldoende maatregelen worden getroffen, bijvoorbeeld herplant, om de genoemde aantasting(en) te compenseren.
33.4.3 Advies
Ten behoeve van het verlenen van de omgevingsvergunning kan een bomen-effect-rapportage worden verlangd, waaruit blijkt dat de bouw geen onevenredige gevolgen heeft voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke of ecologische betekenis van de boom.
33.4.4 Uitzonderingen op het verbod
Het in artikel 33.4.1 gestelde verbod is niet van toepassing op:
33.4.5 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:
33.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in de zin dat de bestemming 'Waarde - Waardevolle bomen' gedeeltelijk of geheel wordt verwijderd indien aangetoond is dat de boom of bomen vanwege conditie, levensverwachting, groeiplaats, (beeld)kwaliteit niet meer waardevol zijn danwel dat er elders voldoende maatregelen, bijvoorbeeld herplant, worden getroffen om het verlies aan waardevolle bomen te compenseren.
Artikel 34 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: de bescherming en het beheer van de watergang, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en met inachtneming van de keur van het waterschap.
34.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
34.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen binnen deze bestemming niet worden gebouwd.
34.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
34.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 34.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de watergang.
34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
34.4.2 Uitzondering op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
34.4.3 Advies
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de watergang.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 35 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 36 Algemene bouwregels
36.1 Bestaande maatvoering
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de kaart aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
36.2 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen, en (technische) voorzieningen van de, krachtens dit plan toegestane, bebouwing, ten behoeve van:
Artikel 37 Algemene gebruiksregels
37.1 Gebruiksverbod
Het is verboden opstallen – of delen ervan – en gronden te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).
37.2 Strijdig gebruik
Onder een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wabo wordt in elk geval verstaan:
37.3 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 37.1 en 37.2, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 38 Algemene aanduidingsregels
38.1 Geluidzone - industrie
38.1.1 Aanduidingomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - Industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.
38.1.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag geen nieuw geluidsgevoelig gebouw worden gebouwd.
38.1.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 38.1.2 voor het bouwen van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
38.2 Milieuzone
Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone' geldt dat die gronden - naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) en aanduidingen - tevens bestemd zijn voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de kwaliteit van het grondwaterbeschermingsgebied.
38.3 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij:
Artikel 39 Algemene afwijkingsregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afgeweken worden van de regels van het bestemmingsplan:
Artikel 40 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Artikel 41 Algemene procedureregels
Bij het stellen van nadere eisen die onderdeel uitmaken van de regels van dit bestemmingsplan worden de navolgende procedureregels in acht genomen:
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 42 Overgangsrecht
42.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
42.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 42.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 42.1 met maximaal 10%.
42.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 42.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
42.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
42.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 42.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
42.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 42.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
42.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 42.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 43 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Westelijke Groene Long.
Bijlage bij de regels 1