Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ´Agrarisch´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de uitoefening van zelfstandige niet-grondgebonden agrarische bedrijven en intensieve veehouderij niet is toegestaan;
-
de bestaande bedrijfswoning(en);
-
de versterking van landschapswaarden;
-
maximaal één paardenbak binnen het bouwvlak;
-
een gebruiksgerichte paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
-
bed & breakfast (bestaande uit maximaal vier slaapkamers en één gemeenschappelijke huiskamer met een maximale oppervlakte van 30 m2 per kamer) binnen de bestaande hoofdgebouwen;
-
teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat boogkassen met een bouwhoogte van maximaal 1,20 m uitsluitend zijn toegestaan in de periode van oktober tot en met april;
-
extensieve dagrecreatie;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven en bestaande nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen bedrijfsgebouwen, kassen en bedrijfswoningen worden gebouwd, met inachtnemen van van de volgende bepalingen:
-
de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende voorzieningen met minimale bouwhoogte van 1,20 m en kassen bedraagt maximaal 500 m2;
-
goothoogte van:
-
bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 m;
-
bedrijfswoningen bedraagt maximaal 5 m;
-
-
bouwhoogte van:
-
bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 m;
-
bedrijfswoningen maximaal bedraagt maximaal 9 m;
-
-
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3;
-
de dakhelling van bedrijfsgebouwen bedraagt minimaal 20°.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning bedraagt maximaal 100 m2;
-
de goothoogte bedraagt:
-
bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m;
-
bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning +0,25 m;
-
-
de bouwhoogte bedraagt:
-
bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 m;
-
bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;
-
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
sleufsilo's, silo's, hooibergen, windmolens, paardenbakken en mestopslagplaatsen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van silo's, hooibergen en windmolens bedraagt maximaal 15 m;
-
de bouwhoogte van sleufsilo's en mestopslagplaatsen bedraagt maximaal 4 m;
-
de oppervlakte van een paardenbak bedraagt maximaal 1.000 m2;
-
de bouwhoogte lichtmasten ten behoeve van een paardenbak binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 6 m;
-
de bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 3 m;
-
de bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 3 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken met betrekking tot hoofdgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a voor het overschrijden van de bouwgrenzen, mits:
-
de bouwgrenzen met maximaal 25 m worden overschreden;
-
de overschrijding noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;
-
niet reeds eerder een omgevingsvergunning voor het overschrijden van de bouwgrenzen is verleend;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en
gebruikers van omliggende gronden.
-
-
het bepaalde in artikel 3.2.1 onder d. sub 1 voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot 12 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
3.5.2 Tweede bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder b ten behoeve van het realiseren van een tweede bedrijfswoning, mits:
-
het een agrarisch bedrijf betreft gericht op het houden van dieren;
-
wordt aangetoond dat de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering met twee volwaardige arbeidskrachten;
-
wordt aangetoond dat het gaat om een agrarisch bedrijf met een redelijk zicht op een duurzame voortzetting;
-
de tweede bedrijfswoning wordt gerealiseerd binnen het bouwvlak;
-
voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 3.2.1 en 3.2.2.
3.5.3 Inwoning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder b. voor het gebruik van een woning dan wel de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken voor inwoning, uitsluitend ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
inwoning is toegestaan in maximaal één woning per bouwvlak;
-
de inhoud van de woning mag worden uitgebreid tot maximaal 1.000 m³;
-
het vloeroppervlak van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² mag bedragen;
-
geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.5.4 Teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder g. voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak uitsluitend gedurende de periode 1 september tot en met 30 april, mits:
-
de voorzieningen aansluitend aan het bouwvlak worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte per bedrijf maximaal 500 m2 bedraagt;
-
de bouwhoogte maximaal 1,20 m bedraagt.
3.5.5 Biomassavergistingsinstallaties
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van een nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf in de vorm van een biomassavergistingsinstallatie, mits:
-
de vergistingsinstallatie landschappelijk wordt ingepast;
-
gebouwen ten behoeve van de vergistingsinstallatie binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
ter voorkoming van een onevenredige verkeersaantrekkende werking aan de omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden waarin is opgenomen in welke mate biomassa van derden mag worden verwerkt en in welke mate het digestaat mag worden geleverd aan derden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies
en waarden; -
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.5.6 Recreatieve nevenactiviteiten
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van bij het agrarisch bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte recreatieve nevenactiviteiten, uitsluitend binnen het bouwvlak, in de vorm van:
-
vakantieappartementen, mits:
-
gerealiseerd in de bestaande en met bouwvergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;
-
maximaal drie appartementen worden gerealiseerd met een woonoppervlak van maximaal 150 m2 per woning of appartement;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening, mits:
-
maximaal 450 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van bestaande en met bouwvergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;
-
maximaal 250 m2 van de buitenruimte intensief ten behoeve van de kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening wordt gebruikt en de overige gronden slechts extensief;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
groepsaccommodatie, mits:
-
maximaal 1.000 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van de bestaande en met bouwvergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
trekkershutten, mits:
-
maximaal drie trekkershutten met een maximale oppervlakte van 18 m2 ieder voor maximaal vijf personen per hut worden opgericht;
-
opgericht binnen het bouwvlak met een maximale afstand van 50 m tot overige gebouwen;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
kleinschalig kamperen, mits:
-
maximaal 25 kampeermiddelen per bedrijf worden opgericht;
-
het kampeerterrein binnen dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gesitueerd;
-
buiten de periode van 1 april tot en met 30 september geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
-
maximaal 75 m2 aan bebouwing wordt opgericht ten behoeve van sanitaire voorzieningen binnen het bouwvlak;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
-
-
-
Bij een combinatie van een afwijking voor trekkershutten en een afwijking voor kleinschalig kamperen, wordt het aantal trekkershutten in mindering gebracht op het aantal toegestane kampeermiddelen.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas en het verwijderen van diepwortelende beplanting:
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of perkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulds indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding 100 m2 of meer bedraagt;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
-
het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik.
De vergunning kan slechts verleend worden indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.
3.6.2 Uitzondering op het verbod
Het in 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging vorm en/of vergroting bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor wat betreft het wijzigen van het bouwvlak en/of vergroten van de oppervlakte van het bouwperceel, mits:
-
de wijziging en/of vergroting noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
-
het bouwperceel hierdoor geen groter aaneengesloten oppervlak krijgt dan 2 hectare voor alle agrarische bedrijven niet zijnde intensieve veehouderijbedrijven;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
er een compacte bouwperceelsvorm blijft bestaan;
-
uit een inpassingsplan de ruimtelijke inpassing van het bouwvlak in de omgeving blijkt, waarbij in ieder geval aandacht dient te worden besteed aan de beeldkwaliteit van de totale erfinrichting en de landschappelijke inpassing in de vorm van aanleg van streekeigen erfbeplanting plaatsvindt;
-
er bij een oppervlakte groter dan 1,5 hectare geïnvesteerd wordt in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
3.7.2 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar paardenhouderij
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van een gebruiksgerichte paardenhouderij, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
vergroting van de omvang van het bouwvlak tot 1 hectare is toegestaan, indien wordt aangetroond dat de vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige uitoefening van de bedrijfsactiviteiten;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt
gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt; -
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
3.7.3 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar wonen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Wonen - stadsrand 1', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
voor bewoning mag de bestaande bedrijfswoning(en) worden gebruikt;
-
het aantal woningen dient beperkt te blijven tot één dan wel tot het aantal woningen gelijk aan het aantal bedrijfswoningen zoals aanwezig op het moment van vaststelling van het wijzigingsplan, met dien verstande dat woningsplitsing als volgt is toegestaan:
-
splitsing in twee woningen indien de te splitsen woning met eventueel bestaande inpandige bedrijfsruimten, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, een inhoud heeft van minimaal 1.000 m3;
-
splitsing in drie woningen indien de te splitsen woning met eventueel bestaande inpandige bedrijfsruimten, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, een inhoud heeft van minimaal 1.500 m3;
-
met dien verstande dat:
-
-
-
het gebouw waarin de gesplitste woningen zijn opgenomen niet mag worden gesloopt ten behoeve van de herbouw van de gesplitste woningen op een andere locatie;
-
de gesplitste woningen een inhoud hebben van minimaal 400 m3;
-
de oppervlakte of inhoud van de gesplitste woningen niet wordt vergroot;
-
de bijbehorende bouwwerken zodanig worden gesplitst dat iedere woning maximaal 100 m2 krijgt en het meerdere wordt gesloopt, tenzij het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
-
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
-
3.7.4 Extra woningen bij sloop van bedrijfsbebouwing
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Wonen - stadsrand 1', waarbij de bouw van één of meerdere extra woningen wordt toegestaan, in verband met sloop van voormalige agrarische bebouwing, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
ter compensatie van de sloop van minimaal 850 m2 voormalige bedrijfsbebouwing en/of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, niet zijnde karakteristieke bebouwing en opgericht met een bouwvergunning voor 1 januari 2004, kan één compensatiewoning worden toegestaan;
-
de sloop mag voor een deel plaatsvinden op de locatie van een ander voormalig agrarisch bedrijf, mits op de locatie van dit andere voormalige bedrijf ook alle voormalige bedrijfsbebouwing met uitzondering van karakteristieke bebouwing wordt gesloopt;
-
bij sloop op meerdere locaties wordt de compensatiewoning op één van beide locaties toegestaan;
-
de compensatiewoning mag een inhoud van maximaal 750 m3 hebben met daarbij bijbehorende bouwwerken met een oppervlakte van maximaal 100 m2 per woning;
-
de bebouwing dient te worden gesitueerd op een kavel van minimaal 500 m2 en maximaal 1.000 m2 per woning;
-
alle bebouwing die niet ten behoeve van het wonen wordt gebruikt dient te worden gesloopt met uitzondering van de gebouwen, tot een maximale oppervlakte van 300 m2, welke direct worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
er geïnvesteerd wordt in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een gebruiksgerichte paardenhouderij;
-
de bestaande bedrijfswoning;
-
een paardenbak;
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en
afvoeren van water;
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
goothoogte van:
-
bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 m;
-
bedrijfswoningen bedraagt maximaal 5 m;
-
-
bouwhoogte van:
-
bedrijfsgebouwen bedraagt 10 m;
-
bedrijfswoningen maximaal bedraagt 9 m;
-
-
inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3;
-
dakhelling van bedrijfsgebouwen bedraagt minimaal 20°.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de goothoogte en/of bouwhoogte bedraagt maximaal 3,30 meter;
-
per bouwperceel bedraagt de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak maximaal 75 m2;
-
de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar het hoofdgebouw nog volgens het bepaalde in artikel 4.2.1 onder a. als hoofdgebouw vergroot kan worden, wordt niet gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
tuinen;
-
fiets- en/of voetpaden;
-
sportvoorzieningen, speelvoorzieningen en hierbij passende openbare verblijfsvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
geluidwerende voorzieningen;
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, die voldoen aan de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,30 meter;
-
de inhoud bedraagt maximaal 36 m3 per gebouw.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 10 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten, speelinstallaties en ballenvangers bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 6 Kantoor
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
kantoren;
-
Instellingen op financieel, juridisch, communicatie of (ontwerp)technisch gebied;
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en
afvoeren van water;
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de goothoogte en/of bouwhoogte bedraagt maximaal 3,30 meter;
-
de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 50 m2, met dien verstande dat tenminste 50% van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel onbebouwd en onoverdekt blijft.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 10 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 7 Maatschappelijk
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
religie;
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
-
het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 80%.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,30 meter.
-
de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 75 m2, met dien verstande dat tenminste 50% van het buiten het bouwvlak gelegen bouwverpceel onbebouwd en onoverdekt blijft;
-
de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar het hoofdgebouw nog volgens het bepaalde in artikel 7.2.1 onder a. als hoofdgebouw vergroot kan worden, wordt niet gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 10 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 8 Sport
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ´Sport´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
sportactiviteiten;
-
horeca van categorie 7;
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd
-
de goothoogte maximaal 4 m;
-
de bouwhoogte maximaal 6 m.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,30 meter.
-
de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 75 m2;
-
de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar het hoofdgebouw nog volgens het bepaalde in artikel 8.2.1 onder a. als hoofdgebouw vergroot kan worden, wordt niet gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 10 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggemasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van speelinstallaties en ballenvangers bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 9 Tuin
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, verhardingen, tuinafscheidingen en overige bijbehorende voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1 meter;
-
de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 2 meter.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 10 Verkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, straten en paden;
-
voet- en rijwielpaden;
-
groen- en speelvoorzieningen;
-
voorzieningen ter wering van het verkeerslawaai;
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
bruggen;
-
straatmeubilair zoals lichtmasten en verkeerslichtinstallaties, alsmede abri's, reclame- en informatieobjecten, kunstwerken, vlaggenmasten en dergelijke;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen en overige bijbehorende voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van nutsvoorzieningen, die voldoen aan de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
-
de inhoud bedraagt maximaal 36 m3 per gebouw.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 10 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten, speelinstallaties en ballenvangers bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van bruggen bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4 meter.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 11 Water
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
-
bruggen;
-
fiets- en voetpaden;
-
oever- en onderhoudsstroken;
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
recreatief medegebruik;
-
groenvoorzieningen
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers en andere waterbouwkundige werken.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepaling:
-
de bouwhoogte van bruggen en viaducten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.
11.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.3 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 12 Wonen
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
-
een timmerwerkplaats ter plaatse van de aanduiding 'timmerwerkplaats';
-
tuinen en erven;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
en daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere bijbehorende voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de hoofdgebouwen, uitsluitend grondgebonden woningen, worden binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
-
het aantal woningen binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal binnen een bouwvlak in de bestaande situatie, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal te bouwen wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
-
de afstand aan weerszijden van vrijstaande hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 meter, tenzij door de bebouwingsgrens anders is bepaald;
-
de afstand van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de niet gemeenschappelijke zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 meter, tenzij door de bebouwingsgrens anders is bepaald;
-
bij geschakelde woningen bedraagt de afstand aan één zijde van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 meter, tenzij door de bebouwingsgrens anders is bepaald;
-
afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen worden gehandhaafd, mits gebouwd met vergunning of in overeenstemming met het hiervoor geldende bestemmingsplan.
12.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de goothoogte en/of bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3,30 meter, waarbij de goothoogte van het aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer bedraagt dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
-
de nokhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 5 meter, waarbij de goothoogte maximaal 3,30 meter bedraagt;
-
voor vrijstaande en geschakelde woningen geldt dat aan één zijde van de woning een strook van minimaal 3 meter tot een zijdelingse perceelsgrens vrij blijft van vergunningplichtige bouwwerken;
-
voor bestaande vrijstaande en geschakelde woningen, waarbij in afwijking van het bepaalde in lid c. binnen 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens gebouwen zijn gebouwd, geldt dat bijbehorende bouwwerken in diezelfde lijn achter het gebouw mogen worden gebouwd;
-
bijbehorende bouwwerken worden minstens 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd, dan wel minstens de afstand van de bestaande bijbehorende bouwwerken tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw indien deze minder bedraagt;
-
de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt maximaal:
-
75 m2 voor percelen kleiner dan 500 m2;
-
100 m2 voor percelen groter dan 500 m2;
-
125 m2 voor percelen groter dan 1000 m2.
-
Met dien verstande dat:
-
-
tenminste 50% van het bouwperceel dat buiten het bouwvlak is gelegen onbebouwd en onoverdekt blijft;
-
de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar het hoofdgebouw nog volgens het bepaalde in artikel 12.2.1 onder a. als hoofdgebouw vergroot kan worden, niet wordt gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
-
-
afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen worden gehandhaafd mits gebouwd met vergunning of in overeenstemming met het hiervoor geldende bestemmingsplan.
-
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1 meter;
-
de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 2 meter.
12.3 Nadere eisen
-
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
-
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
-
ter voorkoming van een onevenredige verkeers- en parkeeroverlast;
-
ter waarborging van de ruimtelijke en functionele structuur ter plaatse;
-
ter voorkoming van het plaatsen van een reclamebord/naambord groter dan 0,5 m2.
-
12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Afwijken met betrekking tot bijbehorende bouwwerken
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.2.2:
-
onder a. en toestaan dat een kap op aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt geplaatst, mits de aangebouwde bijbehorende bouwwerken ondergeschikt blijven aan het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
-
de nok van het aangebouwd bijbehorend bouwwerk maximaal 6.60 m bedraagt, waarbij de nok van het aangebouwd bijbehorend bouwwerk minimaal 2 meter onder de nok van het hoofdgebouw blijft;
-
de goothoogte van het aangebouwd bijbehorend bouwwerk maximaal 3.30 m bedraagt, waarbij deze goothoogte niet meer bedraagt dan de goothoogte van het hoofdgebouw.
-
-
onder e. voor de vermindering van de voorgeschreven afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw tot 1 meter;
-
onder e. en toestaan dat aangebouwde bijbehorende bouwwerken die voor de voorgevel van het hoofdgebouw én in het bouwvlak zijn gelegen, voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden uitgebreid, mits binnen het bouwvlak wordt gebouwd.
-
-
De vergunning als bedoeld in lid a. kan slechts verleend worden, wanneer:
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
-
12.4.2 Afwijken met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.2.3 onder b. tot verhoging van de bouwhoogte tot maximaal 3 meter.
-
De vergunning als bedoeld in lid a. kan slechts verleend worden, indien:
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
-
12.5 Specifieke gebruiksregels
-
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van zelfstandige bewoning.
-
Het gebruik van ruimten van de woning en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie blijft behouden;
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en de vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken mag niet bestaan uit detailhandel (met uitzondering van kapsalons) en/of horeca en/of kinderopvang en/of prostitutie;
-
er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag (naar verwachting) geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag er niet toe leiden dat er (naar verwachting) een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
-
er wordt geen blijvende onevenredige afbreuk gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
er ontstaan geen verkeersonveilige situaties.
-
12.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 13 Wonen - Stadsrand 1
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Stadsrand 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
bed & breakfast;
-
maximaal één paardenbak;
-
tuinen en erven;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
en daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere bijbehorende voorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de hoofdgebouwen hebben een inhoud van maximaal 750 m3;
-
de goothoogte bedraagt maximaal 5 meter;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter;
-
het aantal woningen binnen een bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan één;
-
afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen worden gehandhaafd mits gebouwd met vergunning of in overeenstemming met het hiervoor geldende bestemmingsplan.
13.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de goothoogte bedraagt maximaal 3,30 meter, waarbij de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer bedraagt dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
-
de nokhoogte bedraagt maximaal 6,60 meter, waarbij de nok van het aangebouwd bijbehorend bouwwerk minimaal 2 meter onder de nok van het hoofdgebouw blijft;
-
bijbehorende bouwwerken worden minstens 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd, dan wel minstens de afstand van de bestaande bijbehorende bouwwerken tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw indien deze minder bedraagt;
-
de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 150 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 150 m2 bedraagt;
-
indien de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken meer dan 150 m2 bedraagt mag bij vervangende nieuwbouw de maximale oppervlakte niet meer dan de bestaande oppervlakte bedragen tot een maximum bebouwde oppervlakte van 250 m2;
-
de afstand tot het hoofdgebouw bedraagt maximaal 25 meter.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1 meter;
-
de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 2 meter;
-
de oppervlakte van een paardenbak bedraagt maximaal 1.000 m2.
13.3 Nadere eisen
-
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
-
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
-
ter voorkoming van een onevenredige verkeers- en parkeeroverlast;
-
ter waarborging van de ruimtelijke en functionele structuur ter plaatse;
-
ter voorkoming van het plaatsen van een reclamebord/naambord groter dan 0,5 m2.
-
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Afwijken met betrekking tot bijbehorende bouwwerken
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.2.2:
-
onder c. voor de vermindering van de voorgeschreven afstand tot de voorgevel tot 1 meter;
-
onder d. en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken maximaal 250 m2 bedraagt, met dien verstande dat:
-
uitbreiding van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken uitsluitend is toegestaan in geval van sloop bestaande bijbehorende bouwwerken voor zover gelegen buiten de bestemming 'Wonen - Stadsrand 1';
-
de uitbreiding van de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken 100% van de oppervlakte van de gesloopte bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 100 m2;
-
-
-
De vergunning als bedoeld in lid a. kan slechts verleend worden, indien:
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen en gebruikers van omliggende gronden;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
-
13.4.2 Afwijken met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.2.3 onder b. tot verhoging van de bouwhoogte tot maximaal 3 meter.
-
De vergunning als bedoeld in lid a. kan slechts verleend worden, indien:
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
-
13.5 Specifieke gebruiksregels
-
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van zelfstandige bewoning.
-
Het gebruik van ruimten van de woning ten behoeve van een bed & breakfast wordt als een gebruik overeenkomst de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
de activiteit bestaat uit maximaal vier slaapkamers met een maximale oppervlakte van 30 m2 per kamer;
-
er is maximaal één gemeenschappelijke huiskamer toegestaan;
-
de activiteit moet binnen het bestaande hoofdgebouw of karakteristieke vrijstaande bijbehorende bouwwerken uitgeoefend worden;
-
-
Het gebruik van ruimten van de woning en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie blijft behouden;
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en de vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken mag niet bestaan uit detailhandel (met uitzondering van kapsalons) en/of horeca en/of kinderopvang en/of prostitutie;
-
er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag (naar verwachting) geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag er niet toe leiden dat er (naar verwachting) een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast;
-
er wordt geen blijvende onevenredige afbreuk gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
er ontstaan geen verkeersonveilige situaties.
-
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 14 Wonen - Stadsrand 2
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Stadsrand 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de bestaande woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
bed & breakfast;
-
maximaal één paardenbak;
-
tuinen en erven;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
en daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere bijbehorende voorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de hoofdgebouwen hebben een inhoud van maximaal 1250 m3;
-
de goothoogte bedraagt maximaal 5 meter;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter;
-
herbouw van een woning is uitsluitend toegestaan op de bestaande locatie binnen het bestemmingsvlak met inachtneming van het bepaalde onder a., b. en c.;
-
afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen worden gehandhaafd mits gebouwd met vergunning of in overeenstemming met het hiervoor geldende bestemmingsplan.
14.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 meter;
-
de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 150 m2;
-
de afstand tot het hoofdgebouw bedraagt maximaal 25 meter.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1 meter;
-
de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 2 meter;
-
de oppervlakte van een paardenbak bedraagt maximaal 1.000 m2.
14.3 Nadere eisen
-
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
-
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
-
ter voorkoming van een onevenredige verkeers- en parkeeroverlast;
-
ter waarborging van de ruimtelijke en functionele structuur ter plaatse;
-
ter voorkoming van het plaatsen van een reclamebord/naambord groter dan 0,5 m2.
-
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Afwijken met betrekking tot bijbehorende bouwwerken
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.2.2 onder b. en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken maximaal 250 m2 bedraagt, met dien verstande dat:
-
-
-
uitbreiding van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken uitsluitend is toegestaan in geval van sloop bestaande bijbehorende bouwwerken voor zover gelegen buiten de bestemming 'Wonen - Stadsrand 2';
-
de uitbreiding van de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken 100% van de oppervlakte van de gesloopte bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 100 m2;
-
-
-
De vergunning als bedoeld in lid a. kan slechts verleend worden, indien:
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen en gebruikers van omliggende gronden;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
-
14.4.2 Afwijken met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.2.3 onder b. tot verhoging van de bouwhoogte tot maximaal 3 meter.
-
De vergunning als bedoeld in lid a. kan slechts verleend worden, indien:
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
-
14.4.3 Verplaatsing van de woning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.2.1 onder d. ten behoeve van het verplaatsen van de woning, mits:
-
de woning op maximaal 25 meter van de bestaande (voormalige) woning wordt gebouwd;
-
met betrekking tot wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanweizge functies en waarden;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
14.5 Specifieke gebruiksregels
-
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van zelfstandige bewoning.
-
Het gebruik van ruimten van de woning ten behoeve van een bed & breakfast wordt als een gebruik overeenkomst de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
de activiteit bestaat uit maximaal vier slaapkamers met een maximale oppervlakte van 30 m2 per kamer;
-
er is maximaal één gemeenschappelijke huiskamer toegestaan;
-
de activiteit moet binnen het bestaande hoofdgebouw of karakteristieke vrijstaande bijbehorende bouwwerken uitgeoefend worden;
-
-
Het gebruik van ruimten van de woning en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie blijft behouden;
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en de vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken mag niet bestaan uit detailhandel (met uitzondering van kapsalons) en/of horeca en/of kinderopvang en/of prostitutie;
-
er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag (naar verwachting) geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag er niet toe leiden dat er (naar verwachting) een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast;
-
er wordt geen blijvende onevenredige afbreuk gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
er ontstaan geen verkeersonveilige situaties.
-
14.6 Afwijken van de gebruiksregels
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.1 onder a. voor het gebruik van een woning dan wel de daarbij behorende bouwwerken voor inwoning, uitsluitend ten behoeve van mantelzorg, mits
-
het vloeroppervlak van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m2 bedraagt;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
-
Artikel 15 Leiding - Gas
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van (ondergrondse) gasleidingen met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
15.2.1 Gebouwen
Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepaling:
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2.1 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leidingen en de veiligheid daarvan.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
15.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.6.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
-
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding en ophoging;
-
het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringe, kabels, leidingen en drainage) ander dan normaal spit- en ploegwerk;
-
diepploegen;
-
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
-
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
-
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
-
het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem.
15.6.2 Uitzondering op het verbod
Het in artikel 15.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.
De in artikel 15.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de gastransportleiding.
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 15.3 en/of 15.6.1, wordt vooraf advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 16 Leiding - Riool
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van (ondergrondse) hoofdrioleringen met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
16.2.1 Gebouwen
Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2.1 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leidingen en de veiligheid daarvan.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
16.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.6.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en het bebossen en aanplanten van gronden;
-
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op enige andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
-
het ontginnen, ontgronden, verlagen, afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;
-
het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
het aanleggen van wegen, paden en parkeergelegenheden, dan wel het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
het leggen van drainageleidingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
16.6.2 Uitzondering op het verbod
Het in artikel 16.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.
De in artikel 16.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de hoofdriolering.
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 16.3 en/of 16.6.1, wordt vooraf advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 17 Leiding - Water
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van hoofdtransportleidingen met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
17.2.1 Gebouwen
Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepaling:
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.1 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leidingen en de veiligheid daarvan.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
17.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.6.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en het bebossen en aanplanten van gronden;
-
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op enige andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
-
het ontginnen, ontgronden, verlagen, afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;
-
het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
het aanleggen van wegen, paden en parkeergelegenheden, dan wel het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
het leggen van drainageleidingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
17.6.2 Uitzondering op het verbod
Het in artikel 17.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.
De in artikel 17.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de watertransportleiding.
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 17.3 en 17.6.1, wordt vooraf advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 18 Waarde - Archeologische verwachting hoog
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen er geen gebouwen worden gebouwd.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen mogen er geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd.
18.3 Afwijken van de bouwregels
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.2 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
-
Een omgevingsvergunning, zoals in lid a. bedoeld, is niet vereist, indien:
-
op basis van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
-
het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
-
het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 2500 m² of minder diep steekt dan 50cm.
-
-
Alvorens Burgemeester en Wethouders beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Verbod
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm of met een oppervlakte groter dan 5000 m², waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, het aanleggen van straten, parkeerplaatsen en overige infrastructuur alsmede het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
-
het verlagen van het waterpeil;
-
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
-
-
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
18.4.2 Uitzonderingen op het verbod
Het verbod, zoals in 18.4.1 bedoeld, is niet van toepassing, indien:
-
het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
-
op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
-
de werken en werkzaamheden:
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
-
Artikel 19 Waarde - Archeologische verwachting middelhoog
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen er geen gebouwen worden gebouwd.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen mogen er geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd,
19.3 Afwijken van de bouwregels
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.2 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
-
Een omgevingsvergunning, zoals in lid a. bedoeld, is niet vereist, indien:
-
op basis van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
-
het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
-
het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 5000 m² of minder diep steekt dan 50cm.
-
-
Alvorens Burgemeester en Wethouders beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Verbod
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
grondwerkzaamheden dieper dan 50cm of met een oppervlakte groter dan 2500m², waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, het aanleggen van straten, parkeerplaatsen en overige infrastructuur alsmede het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
-
het verlagen van het waterpeil;
-
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
-
-
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
19.4.2 Uitzonderingen op het verbod
Het verbod, zoals in 19.4.1 bedoeld, is niet van toepassing, indien:
-
het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
-
op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
-
de werken en werkzaamheden:
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
-
Artikel 20 Waarde - Waardevolle bomen
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Waardevolle bomen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van waardevolle bomen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen er geen gebouwen worden gebouwd.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen er geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
20.3 Afwijken van de bouwregels
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.2 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, indien wordt aangetoond dat door het bouwen van de gronden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom of bomen niet worden aangetast;
-
Burgemeester en wethouders kunnen tevens bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 20.2 indien geoordeeld is dat de boom of bomen niet meer als waardevol is/zijn aan te merken. Aan het verlenen van de vergunning kan de kap van de boom of bomen met daaraan gekoppeld een herplantplicht worden verbonden;
-
Ten behoeve van het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders een bomen-effect-rapportage verlangen, waaruit blijkt dat de bouw geen onevenredige gevolgen heeft voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke of ecologische betekenis van de boom;
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:
-
de situering van bouwwerken;
-
de afmetingen van bouwwerken;
-
de aard van de verhardingen;
-
de fundering van bouwwerken;
-
de bescherming van de boom of bomen tijdens de bouwfase;
-
het onderhoud van de bomen na de bouwfase.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Verbod
-
Het is verboden op de tot 'Waarde - Waardevolle bomen' bestemde grond, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van boven- en communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het leggen van drainagebuizen;
-
het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte groter dan 100 m2;
-
het verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem en/of gronden;
-
het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze;
-
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze van indrijven van voorwerpen in de grond.
-
-
De werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden of de direct of indirect hieruit voortvloeiende gevolgen, geen onevenredige aantasting van de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom of bomen plaatsvindt, danwel dat er ter plaatse of elders voldoende maatregelen worden getroffen, bijvoorbeeld herplant, om de genoemde aantasting(en) te compenseren.
-
Ten behoeve van het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders een bomen-effect-rapportage verlangen, waaruit blijkt dat de bouw geen onevenredige gevolgen heeft voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke of ecologische betekenis van de boom.
20.4.2 Uitzonderingen op het verbod
Het in artikel 20.4.1 gestelde verbod is niet van toepassing op:
-
normale onderhouds- en beheerswerkzaamheden, gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
-
werken en/of werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het bestemmingsplan onherroepelijk van kracht is, in uitvoering zijn, mits het verrichten van deze handelingen niet de door of ernstige beschadiging of ontsiering van de boom tot gevolg (kunnen) hebben.
20.4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:
-
de situering van bouwwerken;
-
de afmetingen van bouwwerken;
-
de aard van de verhardingen;
-
de fundering van bouwwerken;
-
de bescherming van de boom of bomen tijdens de bouwfase;
-
het onderhoud van de bomen na de bouwfase.
20.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in de zin dat de bestemming 'Waarde - waardevolle bomen' gedeeltelijk of geheel wordt verwijderd indien aangetoond is dat de boom of bomen vanwege conditie, levensverwachting, groeiplaats, (beeld)kwaliteit niet meer waardevol zijn danwel dat er elders voldoende maatregelen, bijvoorbeeld herplant, worden getroffen om het verlies aan waardevolle bomen te compenseren.
-
-