Plannaam: Stadsrandgebied Almelo Noord-Oost
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00063-0601
Type Plan: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk

Regels

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan:

het bestemmingsplan Stadsrandgebied Almelo Noord-Oost van de gemeente Almelo;

 

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0141.BP00063-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen;

 

1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

 

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.6 aaneengebouwde woning:

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen;

 

1.7 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een op zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar tegenaan gebouwd gebouw;

 

1.8 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

 

1.9 agrarisch verwant bedrijf

een bedrijf dat qua aard van de bedrijfsuitoefening vergelijkbaar is met het agrarische bedrijf;

 

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.11 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden;

 

1.12 bed & breakfast:

Het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

 

1.13 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

 

1.14 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):

 

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.17 bijbehorend bouwwerk

aangebouwde bijbehorende bouwwerken en vrijstaande bijbehorende bouwwerken;

 

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

1.20 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

 

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.22 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

 

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

1.24 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.25 bruto-vloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van hoofdgebouwen en aangebouwde- en vrijstaande bijbehorende bouwwerken, zowel op de begane grond als op de verdieping;

 

1.26 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.28 erf:

de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming;

 

1.29 extensieve dagrecreatie:

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen;

 

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.31 gebruiksgerichte paardenhouderij

een agrarisch aanverwant bedriijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.32 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volldig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel;

 

1.33 (groot)handel:

de handel tussen de producent en de detailhandel. Bij groothandel gaat het om de verkoop van goederen in grote aantallen en hoeveelheden;

 

1.34 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

 

1.35 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken in de volgende te onderscheiden categorieën:

 

1.36 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m2 bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden, of dieren 'biologisch' en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;

 

1.37 kantoor met baliefunctie:

een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals een bank, postkantoor, gemeentehuis, reisbureau en dergelijke;

 

1.38 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;

 

1.39 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

 

1.40 karakteristieke vrijstaande bijbehorende bouwwerken:

gebouwen met een typisch Twentse bouwstijl of schuren die deel uitmaken van een beeldbepalend ensemble;

 

1.41 kinderopvang:

het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint;

 

1.42 landschappelijke waarde:

waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin;

 

1.43 maatvoeringsvlak:

een op de verbeelding aangegeven vlak dat binnen een bestemmingsvlak de grens aangeeft tussen bijvoorbeeld gebruik, maximale bouwhoogten, maximaal bebouwingspercentage, maximum aantal wooneenheden, etc.;

 

1.44 niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

de agrarische bedrijfsvoering die niet geheel of hoofdzakelijk van de open grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is, maar waarvan de productie geheel of overwegend in gebouwen plaatsvindt, zoals varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij en champignonkwekerij;

 

1.45 nok:

het snijpunt van twee hellende vlakken, of, indien voorgaande niet van toepassing is, het hoogste punt van het dak;

 

1.46 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 25% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

 

1.47 paardenbak

een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;

 

1.48 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

1.49 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.50 teeltondersteunende voorzieningen

constructies bedoeld ter tijdelijke ondersteuning van open grondteelt, zoals kweektunnels, regenkappen, tunnel-, boog en rolkassen;

 

1.51 vakantieappartement

een ruimte dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

 

1.52 verbeelding:

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan (onder tek.nr. NL.IMRO.0141.BP00063-0601) conform het gestelde in de Regeling Standaarden Ruimtelijke Ordening 2008. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;

 

1.53 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op de begane grond;

 

1.54 voorerf:

gedeelte van het erf dat voor de voorgevel van het gebouw is gelegen;

 

1.55 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één nar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanigdiende te worden aangemerkt;

 

1.56 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:

een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar niet tegenaan gebouwd gebouw;

 

1.57 vrijstaande woning:

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

 

1.58 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

 

1.59 wooneenheid:

woning;

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden. Indien het bouwvlak bestaat uit meerdere bouwpercelen, geldt het bebouwingspercentage per bouwperceel;

 

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.4 de nokhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

2.7 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

 

2.8 peil:

  1. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;

  2. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Agrarisch´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de uitoefening van zelfstandige niet-grondgebonden agrarische bedrijven en intensieve veehouderij niet is toegestaan;

  2. de bestaande bedrijfswoning(en);

  3. de versterking van landschapswaarden;

  4. maximaal één paardenbak binnen het bouwvlak;

  5. een gebruiksgerichte paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';

  6. bed & breakfast (bestaande uit maximaal vier slaapkamers en één gemeenschappelijke huiskamer met een maximale oppervlakte van 30 m2 per kamer) binnen de bestaande hoofdgebouwen;

  7. teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat boogkassen met een bouwhoogte van maximaal 1,20 m uitsluitend zijn toegestaan in de periode van oktober tot en met april;

  8. extensieve dagrecreatie;

  9. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven en bestaande nutsvoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Hoofdgebouwen

Binnen deze bestemming mogen bedrijfsgebouwen, kassen en bedrijfswoningen worden gebouwd, met inachtnemen van van de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende voorzieningen met minimale bouwhoogte van 1,20 m en kassen bedraagt maximaal 500 m2;

  3. goothoogte van:

    1. bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 m;

    2. bedrijfswoningen bedraagt maximaal 5 m;

  4. bouwhoogte van:

    1. bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 m;

    2. bedrijfswoningen maximaal bedraagt maximaal 9 m;

  5. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3;

  6. de dakhelling van bedrijfsgebouwen bedraagt minimaal 20°.

 

3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning bedraagt maximaal 100 m2;

  2. de goothoogte bedraagt:

    1. bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m;

    2. bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning +0,25 m;

  3. de bouwhoogte bedraagt:

    1. bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 m;

    2. bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. sleufsilo's, silo's, hooibergen, windmolens, paardenbakken en mestopslagplaatsen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van silo's, hooibergen en windmolens bedraagt maximaal 15 m;

  3. de bouwhoogte van sleufsilo's en mestopslagplaatsen bedraagt maximaal 4 m;

  4. de oppervlakte van een paardenbak bedraagt maximaal 1.000 m2;

  5. de bouwhoogte lichtmasten ten behoeve van een paardenbak binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 6 m;

  6. de bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 3 m;

  7. de bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 3 m.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Afwijken met betrekking tot hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a voor het overschrijden van de bouwgrenzen, mits:

    1. de bouwgrenzen met maximaal 25 m worden overschreden;

    2. de overschrijding noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;

    3. niet reeds eerder een omgevingsvergunning voor het overschrijden van de bouwgrenzen is verleend;

    4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

    5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en
      gebruikers van omliggende gronden.

  2. het bepaalde in artikel 3.2.1 onder d. sub 1 voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot 12 m.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

3.5.2 Tweede bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder b ten behoeve van het realiseren van een tweede bedrijfswoning, mits:

  1. het een agrarisch bedrijf betreft gericht op het houden van dieren;

  2. wordt aangetoond dat de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering met twee volwaardige arbeidskrachten;

  3. wordt aangetoond dat het gaat om een agrarisch bedrijf met een redelijk zicht op een duurzame voortzetting;

  4. de tweede bedrijfswoning wordt gerealiseerd binnen het bouwvlak;

  5. voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 3.2.1 en 3.2.2.

 

3.5.3 Inwoning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder b. voor het gebruik van een woning dan wel de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken voor inwoning, uitsluitend ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. inwoning is toegestaan in maximaal één woning per bouwvlak;

  2. de inhoud van de woning mag worden uitgebreid tot maximaal 1.000 m³;

  3. het vloeroppervlak van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² mag bedragen;

  4. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

 

3.5.4 Teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder g. voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak uitsluitend gedurende de periode 1 september tot en met 30 april, mits:

  1. de voorzieningen aansluitend aan het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de gezamenlijke oppervlakte per bedrijf maximaal 500 m2 bedraagt;

  3. de bouwhoogte maximaal 1,20 m bedraagt.

 

3.5.5 Biomassavergistingsinstallaties

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van een nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf in de vorm van een biomassavergistingsinstallatie, mits:

  1. de vergistingsinstallatie landschappelijk wordt ingepast;

  2. gebouwen ten behoeve van de vergistingsinstallatie binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  3. ter voorkoming van een onevenredige verkeersaantrekkende werking aan de omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden waarin is opgenomen in welke mate biomassa van derden mag worden verwerkt en in welke mate het digestaat mag worden geleverd aan derden;

  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies
    en waarden;

  5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

 

3.5.6 Recreatieve nevenactiviteiten

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van bij het agrarisch bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte recreatieve nevenactiviteiten, uitsluitend binnen het bouwvlak, in de vorm van:

    1. vakantieappartementen, mits:

      1. gerealiseerd in de bestaande en met bouwvergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;

      2. maximaal drie appartementen worden gerealiseerd met een woonoppervlak van maximaal 150 m2 per woning of appartement;

      3. er een inpassingsplan wordt overlegd;

      4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

      5. opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

      6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

      7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

    2. kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening, mits:

      1. maximaal 450 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van bestaande en met bouwvergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;

      2. maximaal 250 m2 van de buitenruimte intensief ten behoeve van de kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening wordt gebruikt en de overige gronden slechts extensief;

      3. er een inpassingsplan wordt overlegd;

      4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

      5. opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

      6. er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;

      7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

      8. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

    3. groepsaccommodatie, mits:

      1. maximaal 1.000 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van de bestaande en met bouwvergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;

      2. er een inpassingsplan wordt overlegd;

      3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

      4. opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

      5. er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;

      6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

      7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

    4. trekkershutten, mits:

      1. maximaal drie trekkershutten met een maximale oppervlakte van 18 m2 ieder voor maximaal vijf personen per hut worden opgericht;

      2. opgericht binnen het bouwvlak met een maximale afstand van 50 m tot overige gebouwen;

      3. er een inpassingsplan wordt overlegd;

      4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

      5. opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

      6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

      7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

    5. kleinschalig kamperen, mits:

      1. maximaal 25 kampeermiddelen per bedrijf worden opgericht;

      2. het kampeerterrein binnen dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gesitueerd;

      3. buiten de periode van 1 april tot en met 30 september geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;

      4. maximaal 75 m2 aan bebouwing wordt opgericht ten behoeve van sanitaire voorzieningen binnen het bouwvlak;

      5. er een inpassingsplan wordt overlegd;

      6. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

      7. er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;

      8. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

      9. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

  2. Bij een combinatie van een afwijking voor trekkershutten en een afwijking voor kleinschalig kamperen, wordt het aantal trekkershutten in mindering gebracht op het aantal toegestane kampeermiddelen.

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas en het verwijderen van diepwortelende beplanting:

  2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of perkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulds indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding 100 m2 of meer bedraagt;

  3. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  4. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  5. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;

  6. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik.

 

De vergunning kan slechts verleend worden indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.

 

3.6.2 Uitzondering op het verbod

Het in 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.7.1 Wijziging vorm en/of vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor wat betreft het wijzigen van het bouwvlak en/of vergroten van de oppervlakte van het bouwperceel, mits:

  1. de wijziging en/of vergroting noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;

  2. het bouwperceel hierdoor geen groter aaneengesloten oppervlak krijgt dan 2 hectare voor alle agrarische bedrijven niet zijnde intensieve veehouderijbedrijven;

  3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

  5. er een compacte bouwperceelsvorm blijft bestaan;

  6. uit een inpassingsplan de ruimtelijke inpassing van het bouwvlak in de omgeving blijkt, waarbij in ieder geval aandacht dient te worden besteed aan de beeldkwaliteit van de totale erfinrichting en de landschappelijke inpassing in de vorm van aanleg van streekeigen erfbeplanting plaatsvindt;

  7. er bij een oppervlakte groter dan 1,5 hectare geïnvesteerd wordt in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving;

  8. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:

    1. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;

    2. geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;

    3. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;

    4. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;

    5. met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;

    6. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;

    7. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.

 

3.7.2 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar paardenhouderij

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van een gebruiksgerichte paardenhouderij, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. vergroting van de omvang van het bouwvlak tot 1 hectare is toegestaan, indien wordt aangetroond dat de vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige uitoefening van de bedrijfsactiviteiten;

  2. er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;

  3. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;

  4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

  5. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;

  6. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

  7. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:

    1. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;

    2. geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;

    3. in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;

    4. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;

    5. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt
      gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;

    6. met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;

    7. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;

    8. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.

 

3.7.3 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Wonen - stadsrand 1', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. voor bewoning mag de bestaande bedrijfswoning(en) worden gebruikt;

  2. het aantal woningen dient beperkt te blijven tot één dan wel tot het aantal woningen gelijk aan het aantal bedrijfswoningen zoals aanwezig op het moment van vaststelling van het wijzigingsplan, met dien verstande dat woningsplitsing als volgt is toegestaan:

    1. splitsing in twee woningen indien de te splitsen woning met eventueel bestaande inpandige bedrijfsruimten, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, een inhoud heeft van minimaal 1.000 m3;

    2. splitsing in drie woningen indien de te splitsen woning met eventueel bestaande inpandige bedrijfsruimten, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, een inhoud heeft van minimaal 1.500 m3;

met dien verstande dat: