Plan: | Hoek Kerkhofsweg_Ootmarsumsestraat |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0141.BP00032-0601 |
Het provinciaal beleid behelst een doorvertaling van rijksbeleid en is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste betreffen de Omgevingsvisie Overijssel 2009 en de Omgevingsverordening Overijssel 2009.
De Omgevingsvisie Overijssel 2009 betreft een integrale visie die het voorheen geldende Streekplan Overijssel 2000+, het Verkeer- en vervoerplan, het Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan samen brengt in één document. Hiermee is de Omgevingsvisie het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden.
Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:
Deze thema's zijn in de Omgevingsverordening in definities verankerd. De definitie van duurzaamheid luidt: “duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien”. Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.
De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: “het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is". Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat (bedoeld en onbedoeld) van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, ook vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij uitgangspunt.
De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel 2009. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. ‘SER-ladder’ gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag ‘hoe’ een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Figuur 4.1. geeft dit schematisch weer.
Figuur 4.1. Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)
Indien het concrete initiatief, de realisatie van maximaal 16 woningen op het voormalige plus-supermarkt terrein wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
Algemeen
Bij de afwegingen in de eerste fase “generieke beleidskeuzes” wordt het volgende opgemerkt. Er is sprake van een woningbouwontwikkeling in bestaand stedelijk gebied (artikel 2.2.2. Omgevingsverordening Overijssel 2009).
Nieuwe woningbouwlocatie
Artikel 2.2.2. van de Omgevingsverordening Overijssel 2009 luidt als volgt:
2.2.2 Nieuwe woningbouwlocaties
Zoals uit het bovenstaande artikel blijkt mogen bestemmingsplannen enkel voorzien in nieuwe woningbouwlocaties indien deze nieuwe woningbouwlocatie in overeenstemming is met een gemeentelijke woonvisie waarover overeenstemming is bereikt met de buurgemeenten en met Gedeputeerde Staten van Overijssel.
Op 28 januari 2010 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo en Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel overeenstemming bereikt over de "Prestatieafspraken wonen gemeente Almelo 2010-2015" welke zijn gemaakt op basis van de Woonvisie Almelo 2005 - 2009. De belangrijkste beleidskaders voor deze afspraken waren de Omgevingsvisie Overijssel 2009 en het bijbehorende juridische kader, de Omgevingsverordening Overijssel 2009 en de Woonvisie Almelo 2005 - 2009. De prestatieafspraken benadrukken de gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente en provincie ten aanzien van het woonbeleid. De prestatieafspraken zijn gebaseerd op de afspraken die de gemeenten, deeluitmakend van Netwerkstad Twente, afgestemd hebben.
De in 2010 gemaakte afspraken met de provincie omvatten voor de gemeente Almelo een programma van 372 woningen gemiddeld per jaar tot 2015. Dat is bruto, dus inclusief vervanging door sloop. Hierop is in de gemeentelijke planning geanticipeerd in de zogeheten Marsroute 1. Op basis hiervan is een gefaseerde aanpak van Waterrijk tot stand gekomen met een jaarlijkse fasering die hoofdzakelijk uitgaat van de eigen woningbehoefte. Daarbij is een aanzuigende werking op de rest van de regio in verband met het bijzondere woonmilieu uiteraard welkom, mede in verband met kwalitatieve doelstellingen inzake de migratie zoals aangeduid in het Masterplan Almelo. Vanuit kwantitatief oogpunt is dit echter niet noodzakelijk.
De gemeente Almelo heeft recent het gemeentelijk woningbouwprogramma opnieuw onder de loep genomen op basis van een bestuurlijke opdracht gedaan in het collegeakkoord 2010-2014. Het resultaat hiervan, Marsroute 2 genaamd, is opgenomen in de voorjaarsnota 2011. Mede gelet op de economische omstandigheden nu en in de nabije toekomst heeft het bestuur voor wat betreft woningbouw, maar ook voor wat betreft het bedrijventerreinprogramma gekozen voor een zeer behoedzaam scenario als strategie. Het woningbouwprogramma is daarbij voor de periode tot 2020 teruggebracht tot netto 170 woningen per jaar (bruto 270 bij een sloopprogramma van gemiddeld 100 woningen per jaar). Een dergelijk programma is net voldoende om de uitbreiding van de woningvoorraad kwantitatief in de pas te laten lopen met de toename van het aantal huishoudens.
Woningbehoefte tot 2020 | Plancapaciteit tot 2030 | Overcapaciteit tot 2020 | |
Binnenstad | 1060 | 1082 | 22 |
Binnenstedelijk | 1040 | 1883 | 801 |
Suburbaan | 1400 | 2475 | 1075 |
De gemeente Almelo richt haar beleid op een toename van de woningvoorraad voor de hele gemeente van 1 januari 2010 tot 1 januari 2015 met circa 1.210 woningen. In deze aantallen zijn de woningen voor bijzondere doelgroepen en de ontwikkeling als gevolg van extramulering niet meegenomen. Voor Almelo gaat om circa 150 woningen voor bijzondere doelgroepen. Voor Almelo geldt tot 2015 een opgave van 500 woningen in het kader van sloop en vervangende nieuwbouw.
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening Overijssel 2009
Voorliggend bestemmingplan voorziet in de realisatie van maximaal 16 grondgebonden woningen op een locatie waar voorheen een supermarkt aanwezig was. De realisatie van deze grondgebonden woningen past binnen de 'Marsroute 2'. Verder past het bestemmingsplan binnen de prestatieafspraken van de provincie. Geconcludeerd wordt derhalve dat het voorliggende bestemmingsplan in overeenstemming is met artikel 2.2.2. van de Omgevingsverordening Overijssel 2009.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke omgeving van belang.
In figuur 4.2. is een uitsnede van de perspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie opgenomen.
Figuur 4.2. Uittreksel Perspectievenkaart Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)
Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief "Woonwijk". Zoals reeds gebleken uit 4.2.4.1 past deze ontwikkeling binnen de 'Marsroute 2' en de "Prestatieafspraken wonen gemeente Almelo 2010-2015" welke zijn gemaakt op basis van de Woonvisie Almelo 2005 - 2009. Derhalve wordt geconcludeerd dat de in voorliggend bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met het ter plekke geldende ontwikkelingsperspectief.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Bij toetsing van het ruimtelijke initiatief aan de gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) is van belang dat de locatie is gelegen in stedelijk gebied. Dit betekent dat de 'natuurlijke laag' en 'de laag van het agrarisch cultuurlandschap' buiten beschouwing kunnen blijven aangezien deze oorspronkelijke waarden niet meer voorkomen in het plangebied.
1. De stedelijke laag
De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart de "Stedelijke laag" deels aangeduid met het gebiedstype "Woonwijken 1955-nu". In figuur 4.3 is dat aangegeven.
Figuur 4.3. De "Stedelijke laag: Woonwijken 1955-nu (Bron: Provincie Overijssel)
Woonwijken 1955-nu
De woonwijken van 1955 tot nu zijn plan matig opgezette uitbreidingswijken op basis van een collectief idee en grotere bouwstromen. De functies (wonen, werken, voorzieningencentra) zijn uiteengelegd en de wijken zijn opgedeeld in buurten met een homogeen bebouwingskarakter: buurten met eengezinswoningen, flatwijken, villawijken,wijk(winkel)centra. Er is sprake van een tijdsgebonden verkavelingsstructuur op basis van verschillende ordeningsprincipes. Er is aandacht voor de aansluiting op de binnenstad en het hoofdwegennetwerk, maar vaak minder op fietsaansluitingen naar het buitengebied.
Als ontwikkelingen plaats vinden dan voegt nieuwe bebouwing zich in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel (patroon van o.a. wooneenheden en parken), maar is als onderdeel daarvan wel herkenbaar. De groenstructuur is onderdeel van het wijkontwerp.
Toetsing van het initiatief aan het de "Stedelijke laag"
In het voorliggende geval wordt een binnenstedelijk gebied herontwikkeld. Voorheen was hier een supermarkt gevestigd. Bij deze herontwikkeling is sprake van een aanzienlijke opwaardering van de omgevingskwaliteiten waarbij de nieuwe bebouwing qua maat, schaal en karakter een bijdrage zal leveren aan de kwaliteit van de stad Almelo. Gezien het feit dat de herontwikkeling bijdraagt aan de gewenste vitaliteit en opwaardering van het beeld en de uitstraling van het terrein wordt geconcludeerd dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met het gebiedskenmerk van de 'Stedelijke laag'
2. De lust- en leisurelaag
De locatie heeft op de gebiedskenmerkenkaart 'de lust- en leisurelaag' geen bijzondere eigenschappen. Deze gebiedskenmerken kunnen derhalve feitelijk buiten beschouwing worden gelaten.
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ontwikkeling van maximaal 16 grondgebonden woningen in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.