Plan: | Pooksbelten, Almelo |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0141.00149-BP31 |
De locatie van de voormalige camping Pooksbelten, aan de Robbenhaarsweg 11 te Almelo, is in het gemeentelijke grond- en vastgoedbeleid aangemerkt als 'ontwikkellocatie'. De afgelopen jaren zijn er diverse initiatieven geweest om een ontwikkeling tot stand te brengen. Het betrof zowel onderzoeken die door derden zijn uitgevoerd als onderzoeken door de gemeente Almelo. De gemeente Almelo wil de voormalige camping Pooksbelten openstellen als openbaar toegankelijk bosgebied en de voormalige bedrijfswoning verkopen als particuliere burgerwoning, welke na sloop wordt herbouwd op dezelfde locatie.
Onderhavig initiatief past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Om het initiatief uit te kunnen voeren dient er een herziening van het vigerende bestemmingsplan plaats te vinden. Onderhavig document voorziet in de toelichting van de bestemmingsplanherziening.
Het bestemmingsplan 'Pooksbelten, Almelo' bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven. In de regels zijn voorschriften opgenomen die noodzakelijk worden geacht voor een juiste ontwikkeling en beheer van het plangebied. De toelichting vergezelt het plan. Hierin zijn de aan het plan ten grondslag liggende uitgangspunten en onderzoeken weergegeven.
De bijlagen bij de toelichting bestaan uit de volgende stukken:
Voor de ontwikkeling is de vergunningcheck digitale Watertoets uitgevoerd waarbij getoetst is wat de ontwikkeling voor gevolgen heeft voor het aspect water. In de quick scan natuur is onderzocht of de ontwikkeling geen negatieve invloed heeft op beschermde soorten of gebieden en houtopstanden. In het stikstofonderzoek is onderzocht of er geen toename is van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
De bijlagen bij de regels bestaan uit de volgende stukken:
De staat van bedrijfsactiviteiten geeft een overzicht van bedrijven met de bijbehorende milieucategorie en richtafstanden.
Het plangebied is gelegen ten oosten van de stad Almelo. Het betreft de voormalige camping Pooksbelten dat aan de noordelijke zijde wordt ontsloten door de Robbenhaarsweg. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan het Kanaal Almelo-Nordhorn. Aan de westzijde is een agrarisch perceel gelegen en aan de oostzijde grenst het aan bosgebied. Het plangebied is kadastraal bekend als kadastrale gemeente Ambt-Almelo, sectie D, nummers 1910, 2015, 2016 en een klein gedeelte van 1234. In navolgende afbeelding is de locatie weergegeven ten opzichte van Almelo, de locatie is weergegeven met de rode ster.
Planlocatie aangegeven met de rode ster (bron: pdok.nl/viewer)
In navolgende afbeelding is het plangebied weergegeven. Het rode kader geeft het plangebied weer waarbinnen de recreatiebestemming is gelegen, het oranje kader maakt eveneens deel uit van het plangebied alleen hier vinden geen wijzigingen plaats.
Plangebied aangegeven met het rode kader (bron: pdok.nl/viewer)
Op dit moment geldt voor het plangebied bestemmingsplan 'Buitengebied 1984'. Daarnaast zijn de parapluherzieningen 'parkeren' en 'wonen' vastgesteld voor de locatie.
Het bestemmingsplan 'Buitengebied 1984' is op 11 oktober 1984 vastgesteld door de gemeenteraad van Almelo. Op grond van dit bestemmingsplan hebben de gronden de enkelbestemming 'Terrein voor verblijfsrecreatie', 'Bos' en 'Water III'.
Terrein voor verblijfsrecreatie
De bestemming 'Terrein voor verblijfsrecreatie' betreft een nader uit te werken bestemming ten behoeve van verblijfsrecreatie. In de regels van het geldende bestemmingsplan zijn voorschriften gekoppeld aan het uitwerken van het gebied, waaronder het maximaal aantal caravans en de maximale oppervlakte aan bedrijfsbebouwing. Tot op heden is de bestemming nog niet uitgewerkt, waardoor er in feite geen bestemming geldt. Deze bestemming geldt pas als hiervoor een uitwerkingsplan door het college is vastgesteld.
Bos
Op gronden met de bestemming 'Bos' mogen uitsluitend andere bouwwerken zoals terreinomheiningen, verwijsborden, banken en trimtoestellen worden gebouwd met een maximale hoogte van 1,5 meter.
Water III
De gronden met de bestemming 'Water III' zijn bestemd voor waterhuishouding, waterberging alsmede bescherming van natuurwetenschappelijke waarden.
Naast het vigerende bestemmingsplan gelden binnen het plangebied nog een tweetal parapluherzieningen, namelijk 'parkeren' (vastgesteld op 5 juni 2018) en 'wonen' (vastgesteld op 23 maart 2020). De regels welke van toepassing zijn op onderhavig plan binnen deze bestemmingsplannen zullen worden overgenomen in onderhavig bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit acht hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de bestaande situatie en de toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst. Hoofdstuk 4 omvat de toetsing aan de planologische haalbaarheidsaspecten en milieuaspecten waarbij het aspect water apart in hoofdstuk 5 wordt behandeld. Hoofdstuk 6 beschrijft de juridisch bestuurlijke aspecten. De toelichting besluit met hoofdstukken over de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid (Hoofdstuk 7 en 8).
Het gebied betreft een voormalig heideveld dat in de periode 1935-1966 is ontgonnen. Na de ontginning in 1966 en het inrichten van het gebied als bos, is er een weg aangelegd vanaf de Robbenhaarsweg door het plangebied en zijn er twee kleine gebouwtjes aan de ingang gerealiseerd. In 1976 is de camping ingericht en zijn er diverse opstallen, waaronder een zwembad en andere bijbehorende voorzieningen gerealiseerd. De camping heeft twee decennia gefloreerd als gewone camping. Rondom de eeuwwisseling werden er steeds meer mensen geplaatst, die in de stad voor overlast zorgden of om andere redenen niet in een regulier huis konden wonen. Gevolg was dat de overlast werd geconcentreerd en onvoldoende beheersbaar werd voor degenen, die de leiding hadden over de camping. Dit heeft geleid tot aankoop en ontruiming door de gemeente in 2007.
In 2008 heeft de gemeente Almelo opdracht gegeven aan Cruys Consultants om een bedrijfseconomische analyse toekomstvisie Pooksbelten op te stellen. Er zijn drie scenario's onderzocht: een luxe camping, een camping met wellness-centrum en een basis-camping. Het college bij B&W-besluit nr. 506 van 4 maart 2008 heeft een voorkeur uitgesproken voor recreatie, wellness en een theehuis. Hierbij is uitgegaan van horeca met maximaal 160 personen. Daarna is het enige jaren stil geweest rond de ontwikkeling. De reden hiervoor was de economische teruggang. Op 21 januari 2015 is ruimte geboden voor de ontwikkeling van het project Gravenloo. De plannen die aanvankelijk passend waren binnen het besluit van 2008, werden in de loop van de jaren daarna uitgebreid tot een recreatiepark met klimbos, speeltuin, vijver, horeca en diverse overnachtingsmogelijkheden. Ook kwam in die jaren de wijk Almelo Noordoost steeds meer in ontwikkeling. De nieuwe bewoners kwamen op voor hun belangen. In februari 2019 bleken de Gravenloo-plannen niet langer aanvaardbaar. Door het college is aangegeven dat de grootte van de horecavoorziening, met circa 500 personen en gevraagde sluitingstijden na middernacht niet passend werd geacht in de omgeving. Daarop is van verdere planontwikkeling afgezien.
In december 2019 heeft het college besloten (BenW - 1907517) om nader onderzoek te laten doen naar de planontwikkeling van Pooksbelten. Daarbij zijn als kaders meegegeven dat de ontwikkeling minimaal kostendekkend moet zijn, de natuurwaarden versterkt moeten worden binnen een publiekstoegankelijke setting en er een voorkeur is voor een structurele, duurzame invulling. Op basis van deze kaders zijn een drietal scenario's geschetst: 1) Natuur voor de stad 2) Relaxed leven 3) Villa in het groen. Later is aan deze opdracht een verkenning voor de realisatie van woningen (tiny houses) toegevoegd. Bij het onderzoek naar de ontwikkelmogelijkheden is duidelijk geworden, dat de activiteiten van een hondensportvereniging op het naast gelegen terrein zoveel geluidoverlast met zich meebrengt, dat geen aanvaardbaar leefmilieu kan worden verkregen. Het gaat hier om geblaf en geweerschoten als onderdeel van de hondentraining op meerdere dagen in de week, waaronder op zondagmorgen. Door een aantal maatregelen te nemen, zoals het plaatsen van schietschermen, zou de geluidbelasting op een deel van het terrein betreffende het plan voor overdekt kamperen mogelijk te maken zijn. Recreatieve voorzieningen niet zijnde langer verblijf (bijvoorbeeld een sauna) bleken met diverse maatregelen wel mogelijk. Echter is er dan nog steeds sprake van een slechte belevingskwaliteit. Voor een woonfunctie bieden maatregelen als geluidwallen onvoldoende oplossing. Naast de geluidshinder is ook de ontsluiting van dit gebied een belangrijk aandachtspunt. De locatie is slechts bereikbaar via één toegangsweg en niet geschikt voor intensieve verkeersbewegingen. De beperkte bereikbaarheid was ook de reden voor de oorspronkelijke beperking van de horecavoorziening tot maximaal 160 personen. Op 25 november 2020 (CMT - 2003256) heeft de gemeente Almelo ervoor gekozen om de onderzoeken tot herontwikkeling stop te zetten.
De gemeente Almelo is voornemens om over te gaan tot het openbaar verkopen van de voormalige bedrijfswoning plus kavel, gelegen aan de Robbenhaarsweg 11, kadastraal bekend als Ambt-Almelo, sectie D, nummer 2015 (gedeeltelijk) ter grootte van ongeveer 3.000 m2. Om verkoop mogelijk te maken dient deze kavel de enkelbestemming 'Wonen' te krijgen. De huidige woning wordt gesloopt en herbouwd op dezelfde locatie. In navolgende afbeeldingen is de nieuwe situatie en een aantal aanzichten weergegeven van de nieuwe woning.
Situatietekening beoogde nieuwe woning
Aanzicht beoogde nieuwe woning
Aanzicht beoogde nieuwe woning
Aanzicht beoogde nieuwe woning
De gronden binnen het plangebied welke ten behoeve waren voor recreatieve doeleinden met een oppervlakte van ongeveer 53.400 m2, plaatselijk bekend als de voormalige camping Pooksbelten, worden na verwijdering van diverse bouwwerken, opstallen en (resten van) installaties en veiligheidsonderhoud aan het groen, open gesteld als openbaar toegankelijk gebied. Deze gronden krijgen de enkelbestemming 'Bos', met uitzondering van perceel D-2016 waar een nutsvoorziening aanwezig is.
De nutsvoorziening, zoals afgebeeld in navolgende afbeelding krijgt de enkelbestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening'.
Nutsvoorziening aan de noordzijde van het plangebied.
Op de gronden ten zuiden van de voormalige recreatieve doeleinden worden geen wijzigingen toegebracht, de gronden zijn in navolgende afbeelding weergegeven met het oranje kader. Deze gronden blijven zoals ze zijn, alleen wordt hier planologisch en juridisch aansluiting gezocht bij de aangrenzende bestemmingsplannen. Waar in het vigerende bestemmingsplan uit 1984 deze gronden nog de bestemming 'Water III' hebben zal hier aangesloten worden bij de omliggende systematiek en worden de bestemmingen 'Water', 'Verkeer' en 'Bos' toegewezen welke zullen aansluiten op de aangrenzende bestemmingen. Gezien hier geen daadwerkelijke wijzigingen zullen plaats vinden zijn deze gronden ook niet meegenomen in de toetsing in onderliggende toelichting.
Uitsnede van het gedeelte van het plangebied (oranje kader) waar geen fysieke of functionele wijzigingen plaats vinden, ten opzichte van diverse omliggende bestemmingsplannen
De NOVI biedt een duurzaam perspectief voor de leefomgeving met ambities. In deze NOVI worden de nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven beschreven. Er worden vier prioriteiten voor Nederland geformuleerd:
Om beleidskeuzes op een heldere en voorspelbare manier te maken, hanteert de NOVI drie afwegingsprincipes, die helpen bij het prioriteren en afwegen van de verschillende belangen en opgaven:
Toetsing
Het rijk zet in de NOVI voor het landelijk gebied in op een toekomstbestendige ontwikkeling. Dit betekent dat landgebruik in balans wordt gebracht met natuurlijke systemen en ontwikkelingen in het landelijk gebied niet ten koste gaan van landschappelijke kwaliteiten. Met voorliggend plan wordt een voormalige bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning, welke na sloop wordt herbouwd op dezelfde locatie, en worden de overige gronden van de voormalige camping omgezet naar openbaar toegankelijk bos. Deze ontwikkeling past binnen de kenmerken en de identiteit van het gebied. Het plan sluit hiermee aan bij de ambities uit de NOVI.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Natuurnetwerk Nederland (NNN), Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.
Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij Natuurnetwerk Nederland en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Ten aanzien van de begrenzing van de NNN is bepaald dat niet het rijk, maar de provincies die grenzen (nader) bepalen.
In de SVIR is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Toetsing
Het plan valt niet binnen de reikwijdte van onderwerpen uit het SVIR of het Barro. Het plan is hierdoor passend binnen het rijksbeleid.
Vanuit het Rijk wordt een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Hiervoor is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd en als procesvereiste opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het doel dat hiermee wordt beoogd is het stimuleren van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en het bewerkstelligen van een goede ruimtelijke ordening. Onder meer door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, het bevorderen van vraaggerichte programmering en het voorkomen van overprogrammering. Met de ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke besluiten nagestreefd. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet daarom altijd worden afgewogen en gemotiveerd. Daarbij moet een beschrijving worden gegeven van de behoefte aan de betreffende ontwikkeling. Als de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, moet worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt voorzien.
Toetsing
Uit jurisprudentie blijkt dat een woningbouwplan dat voorziet in de ontwikkeling van 12 woningen of meer wordt aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling1. Gelet op jurisprudentie en het feit dat het voorgenomen plan slechts betrekking heeft op het omzetten van een voormalige bedrijfswoning naar burgerwoning, welke na sloop wordt herbouwd op dezelfde locatie, is voorliggende ontwikkeling niet aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Voorliggend plan is niet in strijd met het geldende rijksbeleid.
Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel de (nieuwe) Omgevingsvisie Overijssel 'Beken Kleur' en bijbehorende Omgevingsverordening Overijssel 2017 vastgesteld. De provinciale Omgevingsvisie en de provinciale Omgevingsverordening worden actueel gehouden met een jaarlijkse actualisatieronde. Provinciale Staten van Overijssel hebben de Actualisatie 2021 van de provinciale Omgevingsvisie en de provinciale Omgevingsverordening op 15 december 2021 vastgesteld.
De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoersplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd in een omgevingsvisie. Dit is het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Hiermee heeft de provincie Overijssel voor ogen een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi landschap. De omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene en de stedelijke omgeving. Daarbinnen worden de mogelijkheden geboden voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
De hoofdambitie van de omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op bescherming van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop samen met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. Essentiële gebiedskenmerken zijn het uitgangspunt.
Het beleid is vastgelegd in generieke beleidskeuzes, richtinggevende ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken. De ontwikkelingsperspectieven schetsen de koers van een gebied op provinciaal schaalniveau. Ze bepalen geen functies, maar schetsen een ontwikkelingsrichting voor een combinatie van functies. De grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen. Dit betekent dat gemeenten in hun structuurvisies en bestemmingsplannen hier een nadere invulling aan kunnen geven. Afwijkingen van de ontwikkelingsperspectieven zijn mogelijk als daar op lokaal niveau maatschappelijke en/of sociaaleconomische redenen voor zijn, mits er voldoende verzekerd is dat de ruimtelijke kwaliteit conform gebiedskenmerken wordt versterkt. In de gebiedskenmerken zijn de bestaande en te ontwikkelen gebiedskwaliteiten benoemd.
Toetsing
In de provinciale Omgevingsvisie zijn geen generieke beleidskeuzes genoemd die het beoogde gebruik van het plangebied belemmeren.
De juridische vertaling van de provinciale Omgevingsvisie is opgenomen in de omgevingsverordening, vastgesteld door Provinciale Staten op 12 april 2017. Het gaat om de onderwerpen uit de Omgevingsvisie die de provincie Overijssel zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd. De verordening regelt niet meer dan nodig is voor het belang, zoals dat in de Omgevingsvisie is verwoord. Het uitgangspunt 'decentraal wat kan, centraal wat moet' is toegepast bij de flexibiliteitsbepalingen in deze verordening. Waar mogelijk zijn afwijkingsmogelijkheden toegepast in plaats van ontheffingsbepalingen. Ook is zoveel mogelijk gekozen voor positief geformuleerde voorwaarden. In enkele gevallen was het niet goed mogelijk om een bepaling te formuleren als een 'ja, mits-constructie' en is een bepaling voor de benodigde juridische helderheid toch geformuleerd als een 'nee, tenzij-constructie'. Provinciale Staten van Overijssel hebben de Geconsolideerde Verordening vanaf 2017 van de provinciale Omgevingsverordening op 15 december 2021 vastgesteld.
In de kern stuurt de provinciale Omgevingsverordening op het principe 'Inbreiding gaat voor uitbreiding'. Dit verhoudt zich ook met duurzaam ruimtegebruik. Door middel van de laddertoets is de verplichting om in eerste instantie de mogelijkheden te benutten van gebieden die al een stedelijke functie kennen. Pas hierna mag een claim worden gelegd op gebieden die nu nog een groene functie hebben.
Toetsing
Met voorliggend plan wordt een voormalige bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning, welke na sloop wordt herbouwd op dezelfde locatie, en worden de overige gronden van de voormalige camping omgezet naar openbaar toegankelijk bos. Er is geen sprake van een uitbreiding van een stedelijke functie.
Voorliggend plan is niet in strijd met het geldende provinciaal beleid.
De Omgevingsvisie voor de ideale gemeente Almelo 2020-2040 is op 29 september 2020 vastgesteld door de gemeenteraad van Almelo. In de omgevingsvisie is aangegeven hoe de omgeving tot nu toe is gevormd en wat de gemeente voor de toekomst wil. Het doel van de visie is een omgeving creëren waarin de Almeloër zo goed mogelijk kan wonen, werken, sporten en ontspannen.
In de omgevingsvisie is Almelo verdeeld in vier gebieden: het buitengebied, de bedrijventerreinen, de wijken & dorpen en de binnenstad. Het plangebied is gelegen in het gebied buitengebied.
Buitengebied
De favoriete kleur van Almelo is blauwgroen: water en natuur. De gemeente maakt zich sterk voor elk idee dat meer water en/of natuur oplevert. Zeker in het buitengebied, waar mensen genieten van de rust en stilte en dieren er afhankelijk van zijn. Ontwikkelingen die hier gedaan worden, moeten passen bij de Almelose maat en schaal. Ze tasten de bestaande natuur niet aan. En gaan goed samen met de (agrarische) bedrijvigheid.
Krachtig, maar kwetsbaar
De kracht van de natuur staat volledig tot onze beschikking. Van overvloedige landbouw en biodiversiteit, tot hernieuwbare energie en gezondheidsvoordelen; het zijn flinke vruchten om te plukken. De enige voorwaarde is dat dit met beleid gebeurt.
Duurzame doelen en bewust boeren
Hoe hard er ook aan klimaatdoelen gewerkt wordt in de drie andere gebieden (binnenstad, bedrijventerreinen en wijken & dorpen), het buitengebied is en blijft kampioen. In het buitengebied staan een leger bomen die CO2 uit de lucht halen. Een zee aan ruimte om hemelwater te bergen. En schaduwloze vlaktes om zonne-energie op te vangen.
Buitenaf wonen, huren en verblijven
Het ware Twentse noaberschap is in het buitengebied op z'n best. 'Ons kent ons' en we helpen elkaar, vanzelfsprekend. Natuurlijk is het geen exclusieve kwaliteit van het buitengebied, maar noaberschap gedijt wel bij een kleine(re) groep buren.
Walhalla voor langzaam verkeer
Het buitengebied is onweerstaanbaar voor wie er graag op uit trekt. De gemeente heeft bijna vierduizend hectare onbebouwd buitengebied, vol wandelroutes en fietstrajecten. Voorzien van goede paden en bewegwijzering. En verder niets dan vrije natuur. Prachtig voor de doelgroep wandelaars en fietsers.
Toetsing
Met voorliggend plan wordt een voormalige bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning, welke na sloop wordt herbouwd op dezelfde locatie, en worden de overige gronden van de voormalige camping omgezet naar openbaar toegankelijk bos. Door de voormalige camping te bestemmen als 'Bos' komt dit terrein ter beschikking van de natuur. Hiermee sluit het initiatief aan bij de uitgangspunten van de omgevingsvisie.
Voorliggend plan is niet in strijd met het geldende gemeentelijk beleid.
Algemeen
Voor plannen en activiteiten, die mogelijk belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu, kan het noodzakelijk zijn dat een milieueffectrapport wordt opgesteld. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is dit geregeld. Er is een m.e.r.-plicht voor plannen (planMER) en een m.e.r.-plicht voor besluiten. Een plan is plan-m.e.r.-plichtig als het plan kaders stelt voor m.e.r.-plichtige activiteiten.
Toetsing
Met voorliggend plan wordt een voormalige bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning, welke na sloop wordt herbouwd op dezelfde locatie en worden de overige gronden van de voormalige camping omgezet naar openbaar toegankelijk bos. Deze activiteiten komen niet voor in de C of D lijst van het Besluit milieueffectrapportage.
Conclusie
Een nadere beoordeling in een (vormvrije) m.e.r-beoordeling of plan-m.e.r. is niet noodzakelijk.
Algemeen
In het kader van de bestemmingsplanprocedure moet zijn aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Hiertoe is het uitvoeren van een verkennend milieukundig bodem- en grondwateronderzoek noodzakelijk.
Toetsing
Voor de planlocatie ter plaatse van de voormalige camping zijn in een eerder stadium een verkennend en nader bodemonderzoek in 2013 (INK-49824) uitgevoerd en is een raamsaneringsplan in 2014 (INK 49824) opgesteld. Uit deze onderzoeken komt naar voren dat de bodem plaatselijk sterk is verontreinigd met asbest, PAK's, PCB's en zware metalen. De oppervlakte van de sterke verontreiniging is 1.500 m2 en tot een diepte van 1,5 m. Naar schatting is 26.500 m3 grond verontreinigd boven de streefwaarde en 1.500 m3 boven de interventiewaarde. Op grond hiervan is geconcludeerd dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Op meer dan 13 plekken is sprake van een stortlocatie met afval. In het grondwater zijn geen ernstige verhogingen gemeten maar maximaal lichte verhogingen met barium, zink, cadmium, kwik, aromaten en PER.
De risico's bij het gebruik als bos worden als aanvaardbaar ingeschat. Om die reden is de sanering beoordeeld als niet-urgent. Dit betekent dat een sanering verplicht is (en blijft), echter het tijdstip waarop deze uitgevoerd moet worden mag een 'zogenaamd' natuurlijk moment zijn. Met andere woorden, als de bodem niet wordt geroerd, zijn er bij het huidige gebruik geen risico's en hoeft er nu niet gesaneerd te worden.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Algemeen
De mate waarin het geluid onder andere het gevoelige functies mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In het bestemmingsplan moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Wegen met een maximale snelheid van 30 km/uur zijn formeel uitgesloten van akoestisch onderzoek.
Toetsing
Met voorliggend plan wordt een voormalige bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning, welke na sloop wordt herbouwd op dezelfde locatie. De bedrijfswoning was al reeds een geluidgevoelig object en hiervoor hoeft geen nieuwe toetsing plaats te vinden. Daarnaast veroorzaakt voorliggend plan geen geluidbelasting op omliggende geluidgevoelige objecten.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Algemeen
Eisen met betrekking tot luchtkwaliteit zijn verankerd in de Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2 en vormen een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De derogatiebeschikking van de EU is in 2015 verlopen. De NSL is na 2015 twee maal verlengd en betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Doordat de derogatiebeschikking van de EU na 2015 niet is verlengd, dient Nederland overigens op dit moment te voldoen aan de Europese luchtkwaliteitsnormen.
Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 µg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.
Toetsing
Met voorliggend plan wordt een voormalige bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning, welke na sloop wordt herbouwd op dezelfde locatie. Het plan draagt daarom 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Raadpleging van de NSL-monitoringstool heeft aangetoond dat er geen sprake is van (dreigende) grenswaarde-overschrijdingen. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's. Vanuit zowel de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt het plan op het gebied van luchtkwaliteit geen belemmering.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Algemeen
Indien door middel van een ruimtelijke ontwikkeling nieuwe, gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu mogelijk kan worden gemaakt. Hierbij moet rekening worden gehouden met omliggende functies met een milieuzone. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van een nieuwe gevoelige functie. Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies is de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009) als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat onder andere om de volgende omgevings- en gebiedstypen: 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'.
In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningenhoreca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf het op de verbeelding aangeduide deel voor de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande gevoelige functies gelegen buiten betreffend perceel.
Toetsing
Met voorliggend plan wordt een voormalige bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning, welke na sloop wordt herbouwd op dezelfde locatie en worden de overige gronden van de voormalige camping omgezet naar openbaar toegankelijk bos. Het omzetten van een bedrijfswoning naar burgerwoning zorgt niet voor een meer beperkende werking ten opzichte van omliggende bedrijvigheid. Een toetsing van richtafstanden kan zodoende achterwegen blijven.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Algemeen
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijk besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.
Toetsing
Om de haalbaarheid van het plan aan te kunnen tonen is onderzoek verricht naar de aanwezigheid van stationaire en mobiele bronnen in de omgeving van het plangebied. De navolgende afbeelding bevat een fragment van de digitale risicokaart. De ligging van het plangebied is aangeduid met het blauwe kader, de ster geeft de woning aan.
Uitsnede risicokaart met het plangebied weergegeven met het blauwe kader (bron: Risciokaart.nl)
Op geruime afstand is gasontvangstation Almelo De Pook gelegen. Het plangebied is niet in het invloedgebied gelegen van de aanwezige bron in de omgeving.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.
Algemeen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om het plangebied. Vanaf 1 januari 2017 geldt hiervoor de Wet natuurbescherming. Deze wet beschermt bepaalde plant- en diersoorten, natuurgebieden en bossen. Voordat ontwikkelingen mogen plaatsvinden, moet worden aangetoond dat in het kader van de huidige natuurwet- en regelgeving van een negatief effect geen sprake is, dan wel dat daarvoor respectievelijk een vergunning of ontheffing kan worden verkregen.
Toetsing
Met voorliggend plan wordt een voormalige bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning, welke na sloop wordt herbouwd op dezelfde locatie en worden de overige gronden van de voormalige camping omgezet naar openbaar toegankelijk bos. De campinginfrastructuur wordt verwijderd en hiervoor is een natuurtoets doorlopen.
Op 8 november 2022 heeft een natuurtoets2 plaatsgevonden op de voormalige camping Pooksbelten. Dit onderzoek is uitgevoerd door Ecogroen. Conclusies uit dit onderzoek:
Conclusie
Gelet op de uitkomsten van de Natuurtoets vormt de planologische wijziging geen belemmering voor wat betreft de natuurwaarden.
Algemeen
Door ondertekening van het verdrag van Valletta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet-zichtbare deel van cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. In de Erfgoedwet is geregeld hoe met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij het plan te betrekken. Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast.
Toetsing
De gemeente Almelo heeft een archeologische waardenkaart opgesteld. Binnen deze waardenkaart is het plangebied onderverdeeld in een 'Lage archeologische verwachtingswaarde' en een 'Middelhoge archeologische verwachtingswaarde', daarnaast is een groot gedeelte aangeduid als 'Uitgevoerd archeologisch onderzoek met onderzoeksnummer'.
Bij een lage verwachting is er onderzoek nodig bij bodemingrepen dieper dan 40 cm en meer dan 50.000 m2, bij een middelhoge verwachting dieper dan 40 cm en meer dan 5.000 m2 en waar al reeds onderzoek is uitgevoerd moet bij middelhoge verwachting de onderzoeksrapportages opnieuw worden beoordeeld.
Met onderhavig plan worden er geen bodemingrepen gedaan waarvoor sprake is van een onderzoeksplicht. Wel wordt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting middelhoog' opgenomen in de planregels.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Algemeen
Op grond van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen.
Toetsing
Er bevinden zich, op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Overijssel, binnen het plangebied zelf geen rijks- dan wel gemeentelijke monumenten. Met onderhavig plan worden geen fysieke ingrepen gedaan, met uitzondering van het verwijderen van de infrastructuur van de voormalige camping en de herbouw van de woning. Nader cultuurhistorisch onderzoek is niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Algemeen
De verkeersgeneratie en de benodigde parkeergelegenheid van een ruimtelijke ontwikkeling wordt in veel gevallen berekend aan de hand van vastgestelde normen. Voor de parkeernormen hanteert de gemeente Almelo de vastgestelde beleidsnota Parkeerbeleidsplan Gemeente Almelo 'Parkeren Optimaliseren 2013-2018'. De verkeersgeneratie wordt berekend aan de hand van de CROW, waarvan de meest recente publicatie versie 381 is.
Toetsing
Met voorliggend plan wordt een voormalige bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning, welke na sloop wordt herbouwd op dezelfde locatie en de overige gronden van de voormalige camping omgezet naar openbaar toegankelijk bos. De parkeer- en verkeerscijfers voor een bedrijfswoning en burgerwoning zijn hetzelfde en doordat met onderhavig plan de mogelijkheid verdwijnt voor het exploiteren van een camping zullen de parkeerbehoefte en verkeersbewegingen alleen maar afnemen.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. In deze waterparagraaf worden de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling afgewogen.
Rijksbeleid - Het Nationaal Waterprogramma 2022-2027
Het Nationaal Waterprogramma 2022-2027 is op 18 maart 2022 vastgesteld. Het Nationaal Waterprogramma (NWP) geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2022-2027, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen.
In het Nationaal Waterprogramma 2022-2027 worden allereerst de nationale belangen opgesomd:
Deze nationale belangen worden aangevuld met drie hoofdambities:
De wateropgaven staan niet op zichzelf; een integrale aanpak met andere opgaven in de fysieke leefomgeving, zoals de energietransitie, de woningbouw, herstel natuur en de landbouwtransitie is noodzakelijk.
Daarnaast hebben de vijf volgende thema's een centrale rol in dit waterprogramma:
Een integrale aanpak van samenhangende nationale en regionale opgaven vereist een gebiedsgerichte aanpak. Daarom zijn voor de rijkswateren in dit Nationaal Waterprogramma gebiedsgerichte uitwerkingen opgenomen. Het gaat om de Noordzee, de Zuidwestelijke Delta, de RijnMaasmonding, de grote rivieren, het IJsselmeergebied, de Waddenzee en Eems-Dollard en de Kanalen in het beheer van het Rijk. Deze zijn verbonden met de diverse gebiedsgerichte programma's en uitwerkingen onder het Nationaal Waterprogramma, zoals de Gebiedsagenda's Grote Wateren. Voor de overige wateren van Nederland wordt in andere programma's de gebiedsgerichte uitwerking van het waterbeleid meegenomen. In de eerste plaats in de Omgevingsagenda's onder de Nationale Omgevingsvisie (NOVI).
In het coalitieakkoord van eind 2021 is aangegeven dat de komende jaren structureel meer budget wordt uitgetrokken voor instandhouding van wegen, spoor, hoofdwatersysteem en vaarwegen. Het structureel extra budget loopt op via een geleidelijk ingroeimodel. De budgettaire kaders voor instandhouding zijn daarmee verruimd. Voor het Hoofdwatersysteem en het Hoofdvaarwegennet zal het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat binnen deze budgettaire kaders nog aanvullende keuzes moeten maken om de instandhoudingsopgaven op termijn beheersbaar te houden.
Regionaal Waterprogramma Overijssel 2022-2027
Het Regionaal Waterprogramma Overijssel 2022-2027 (RWP) is op 15 december 2021 vastgesteld door de provincie Overijssel. In het Provinciaal Waterprogramma 2022-2027 zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Overijssel.
De provincie heeft vier ambities:
De nadruk wordt verder gelegd op specifieke gebieden die meer aandacht nodig hebben bij een ruimtelijk project:
In het plan zijn deze programma's verder uitgewerkt in maatregelen, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit heeft geleid tot een integrale visie op de ontwikkeling van de provincie Overijssel.
In de Omgevingsverordening is onder andere regelgeving opgenomen voor de drinkwatervoorziening en grondwaterbeschermingsgebieden. Voor bestemmingsplannen c.q. wijzigingsplannen zijn randvoorwaarden opgenomen die een onbelemmerde werking, instandhouding en het onderhoud van de primaire en regionale waterkeringen mogelijk maken. Dit geldt voor de beschermingszone en de kernzone die hoort bij deze gebieden zoals opgenomen in de vastgestelde leggers van de waterschappen.
Waterschapsbeleid - Waterbeheerprogramma Vechtstromen 2022-2027
Op 15 december 2021 is het waterbeheerprogramma van waterschap Vechtstromen vastgesteld. Het Waterschap Vechtstromen laat in het waterbeheerprogramma zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke (bestuurlijke) accenten het waterschap in de samenwerking met de partners willen leggen. Van daar uit wordt vervolgens het beleid voor de planperiode 2022-2027 beschreven inclusief de primaire doelen van het waterschap:
Tot slot wordt de geplande koers vertaald in concrete tactische doelstellingen per beleidsonderdeel.
Met voorliggend plan wordt een voormalige bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning, welke na sloop wordt herbouwd op dezelfde locatie en worden de overige gronden van de voormalige camping omgezet naar openbaar toegankelijk bos. Er wordt geen verharding toegevoegd en er vinden geen werkzaamheden plaats in de nabijheid van watergangen.
Om de waterhuishoudkundige gevolgen van voorliggend plan in beeld te brengen is de digitale watertoets3 doorlopen. Uit de watertoets blijkt dat er geen waterschapsbelangen worden geraakt.
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Het bestemmingsplan 'Pooksbelten, Almelo' bestaat uit een verbeelding (plankaart), planregels en deze plantoelichting. De verbeelding en planregels vormen tezamen het juridische deel van het bestemmingsplan. Deze vormen het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van gronden en bebouwing. In de regels worden de mogelijkheden in artikelen vastgelegd. Op de verbeelding worden de bestemmingen, bouw- en gebruiksmogelijkheden per locatie aangeduid. Het bestemmingsplan is opgesteld in aansluiting op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.
In dit hoofdstuk zal de juridische systematiek van het bestemmingsplan worden toegelicht. Ook wordt een beschrijving per bestemming en een toelichting op de algemene bepalingen en de overgangs- en slotbepalingen gegeven.
Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat:
Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden' (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ).
Een bestemmingsplan regelt derhalve:
en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Erfgoedwet, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hiervoor is beschreven.
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water met de daarbij behorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken, overige bouwwerken, verhardingen en groenvoorzieningen.
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen. De maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter en de maximale inhoud bedraagt 36 m3.
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor bos en bebossing, houtproductie, de bescherming van natuurwaarden, extensieve dagrecreatie, water en voorzieningen voor de waterhuishouding. Daarnaast zijn de aangewezen gronden bestemd voor bijbehorende overige bouwwerken, wegen en verhardingen, parkeervoorzieningen, geluidswerende voorzieningen en met inachtneming van de keur van het waterschap.
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Voor overige bouwwerken geldt dat de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen maximaal 6 meter bedraagt en de bouwhoogte in de overige gevallen maximaal 3 meter bedraagt.
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden, groen- en speelvoorzieningen, voorzieningen ter wering van het verkeerslawaai, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, bruggen, straatmeubilair zoals lichtmasten en verkeerslichtinstallaties, alsmede abri's, reclame- en informatieobjecten, kunstwerken, vlaggenmasten en dergelijke en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water met de daarbij behorende gebouwen, overige bouwwerken, verhardingen en overige bijbehorende voorzieningen.
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen. De maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter en de maximale inhoud bedraagt 36 m3.
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen, bruggen, fiets- en voetpaden, oever- en onderhoudsstroken, verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer, recreatief medegebruik en groenvoorzieningen met de daarbij behorende bouwwerken, overige bouwwerken, waaronder bruggen, dammen en/of duikers en andere waterbouwkundige werken.
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
De voor 'Wonen - Stadsrand 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor de bestaande woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, bed & breakfast, maximaal één paardenbak, tuinen en erven, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water en daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere bijbehorende voorzieningen.
De woning heeft maximaal een inhoud van 1.350 m3, een bouwhoogte van 9 meter en een goothoogte van 5 meter.
Waarde - Archeologische verwachting middelhoog
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
Binnen de bestemming mag niet gebouwd worden tenzij er met een archeologisch rapport kan worden aangetoond dat archeologisch waarden niet worden geschaad of het nieuw te bouwen oppervlak kleiner is dan 5.000 m2 en minder diep steekt dan 0,4 meter.
Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden naar de financiële uitvoerbaarheid van het plan. Doorgaans is de vraag of er gemeentelijke kosten zijn en hoe deze verhaald worden. Deze vraag omhelst tevens eventuele planschade.
Sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 is het onder omstandigheden verplicht om aan het opstellen van een bestemmingsplan een exploitatieplan te koppelen. Er is sprake van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, lid 1 van de Wro als onderdeel van afdeling 6.4 inzake de grondexploitatie. Een exploitatieplan is niet verplicht indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie van de in het plan opgenomen gronden op een andere wijze is verzekerd (artikel 6.12, lid 2 sub a Wro).
Het wijzigen van de bestemming is door de gemeente Almelo geïnitieerd. De bijbehorende kosten zullen zodoende ook de gemeente Almelo worden gedragen.
Conform artikel 3.1.1. van het Bro dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In dit kader is het bestemmingsplan voor advies toegezonden aan betrokken instanties.
Op de bestemmingsplanprocedure is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing. In navolging hiervan heeft het ontwerpbestemmingsplan Pooksbelten, Almelo van 19 juli 2023 tot en met 29 augustus 2023 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen kenbaar te maken aan de gemeenteraad. Er zijn geen zienswijzen naar voren gebracht.