Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan ‘Bûtengebiet’ dat op 29 september 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld.
Conform het vigerende bestemmingsplan kent het plangebied de bestemming ‘Agrarisch’. Het gedeeltelijk dempen van een bestaande sloot vindt overigens deels plaats op gronden die reeds de bestemming ‘Wonen’ kennen. De gronden met de bestemming ‘Agrarisch’ zijn bestemd voor het agrarisch grondgebruik met daaraan ondergeschikt voor water. Voorts is binnen de bestemming ‘Agrarisch’ bepaald dat een omgevingsvergunning is vereist voor het dempen van sloten en daarmee vergelijkbare watergangen.
De beoogde ontwikkeling waarbij een opvaart wordt gerealiseerd naar de Franekervaart, het bestemmingsvlak voor wonen wordt uitgebreid en een bestaande sloot gedeeltelijk wordt gedempt, past derhalve niet rechtstreeks binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan. In het bestemmingsplan zijn een tweetal wijzigingsbevoegdheden opgenomen, die het mogelijk maken om aan voorliggend initiatief medewerking te verlenen:
In artikel 3.7.15 is aan het college van B&W de bevoegdheid gegeven om, onder voorwaarden het bestemmingsvlak voor het wonen te vergroten;
Artikel 54, lid b biedt het college de bevoegdheid om enige bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Water’.
Wijzigingsbevoegdheden
De wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.7.15 luidt als volgt:
Artikel 3.7.15 bestemmingsplan ‘Bûtengebiet’
Voorliggend initiatief voldoet als volgt aan de gestelde voorwaarden:
Bij de uitwerking van de regels van het wijzigingsplan zal worden aangesloten bij de regels uit artikel 35 van het bestemmingplan ‘Bûtengebiet’;
Met de beperkte uitbreiding van het bestemmingsvlak voor het wonen zal de oppervlakte van maximaal 3.000 m2 niet worden overstegen. Het huidige woonperceel kent een oppervlakte van 2.455 m2. Door het voornemen wordt de woonbestemming verruimd naar circa 2.700m2;
Het dichtstbijzijnde agrarisch bedrijf ligt op circa 350 meter waardoor er geen sprake is van beperking van ontwikkelingsmogelijkheden;
De gemeente Littenseradiel heeft aangegeven dat een erfinrichtingsplan in het onderhavige geval niet noodzakelijk is nu een eerdere omissie in het bestemmingsplan wordt hersteld en de contouren van het perceel nagenoeg gelijk blijven. Het betreft een relatief beperkte vergroting van het bestemmingsvlak voor het wonen;
Nu het gaat om een zeer beperkte vergroting van het bestemmingsvlak voor wonen wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Een en ander blijkt ook uit de onderhavige toelichting.
De wijzigingsbevoegdheid in artikel 54, lid b luidt als volgt:
Artikel 54, lid b bestemmingsplan ‘Bûtengebiet’
Voorliggend initiatief voldoet als volgt aan de gestelde voorwaarden:
Bij de uitwerking van de regels van het wijzigingsplan zal worden aangesloten bij de regels uit artikel 34 (‘water’)van het bestemmingplan ‘Bûtengebiet’;
De wijziging ziet op de incidentele aanleg van een opvaart;
Onderhavige toelichting laat zien dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijk en landschappelijke waarden, de bodemkundige, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. Hierbij is van belang dat het slechts gaat om een beperkt stuk agrarisch gebied en met het opnieuw realiseren van een opvaart de cultuurhistorische waarden juist worden hersteld.
Dubbelbestemming Waarde-Archeologie 1
Op de gronden waarop de uitbreiding van het bestemmingsvlak voor het wonen ziet, is tevens de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie 1’ van toepassing. Hierin is bepaald dat voor bouwwerken, waarvoor bodemingrepen nodig zijn met een oppervlakte groter dan 50 m2 en dieper dan 30 cm, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt verleend, door de aanvrager een rapport moet worden overlegd waarin de archeologische waarden in voldoende mate zijn vastgesteld en in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen Burgemeester en Wethouders voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning. In paragraaf 4.2 komt het aspect archeologie nader aan de orde.
Vrijwaringszone – radarverstoringsgebied
Het plangebied is voorts aangeduid als ‘vrijwaringszone – radarverstoringsgebied’. De betreffende gronden zijn daarmee mede bestemd voor het vrijhouden van een goed radarbeeld van het luchtruim. De bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan 70 meter. Met onderhavige ontwikkeling worden geen nieuwe bouwwerken mogelijk gemaakt.
Gebiedsaanduiding luchtvaartverkeerzone – invliegfunnel
Het plangebied is tevens aangeduid als ‘luchtvaartverkeerzone – invliegfunnel’. De betreffende gronden zijn daarmee mede bestemd voor het vrijhouden van een invliegstrook voor de luchtvaart. De bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan 151 meter. Met onderhavige ontwikkeling worden geen nieuwe bouwwerken mogelijk gemaakt.
Vrijwaringszone – vaarweg
De beoogde opvaart is deels gelegen op gronden met de aanduiding ‘vrijwaringszone – vaarweg’. Dit betekent dat deze gronden mede bestemd zijn voor het beschermen van een veilig en doelmatig functioneren van vaarwegen. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en andere bouwwerken, behoudens bestaande gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken, worden gebouwd, anders dan andere bouwwerken ten behoeve van het doelmatig en veilig functioneren van de vaarweg. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, mits vooraf ontheffing wordt verkregen van de betreffende waterwegbeheerder.
De onderhavige ontwikkeling staat een veilig en doelmatig gebruik van de Franekervaart niet in de weg. Door de provincie Fryslân is ontheffing verleend van de Vaarwegenverordening Fryslân 2014 en door het Wetterskip Fryslân is reeds een watervergunning verleend.
Conclusie
De beoogde ontwikkelingen passen niet rechtstreeks binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voorziet wel in een tweetal wijzigingsbevoegdheden waarbij de gewenste ontwikkelingen kunnen voldoen aan de daarin gestelde voorwaarden. Het initiatief kan dan ook mogelijk gemaakt worden op basis van de wijzigingsbevoegdheden.