Inhoudsopgave
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1. het plan:
het Bestemmingsplan Easterein – Bedrijventerrein Fabrykswei Oost met identificatienummer NL.IMRO.0140.EastereinBdtFabrwO-VA01 van de gemeente Littenseradiel;
2. het bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
3. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
4. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
5. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
6. bebouwingspercentage:
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
7. bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
8. beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
9. bestaand:
die situatie zoals die is op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt;
10. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
11. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
12. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
13. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
14. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
15. bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
16. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
17. bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;
18. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
19. detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van detailhandel in auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen;
20. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
21. hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
22. kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, mits:
-
deze is voorzien van een as-/wielenstelsel en een dissel;
-
deze bestaat uit één geheel (dus geen gekoppelde caravans en geen aangebouwde uitbreidingen);
-
deze is voort te bewegen als aanhanger;
-
deze een maximale hoogte heeft van 3,70 m en een maximale oppervlakte van 50 m²;
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, mits deze een maximale hoogte heeft van 3,70 m en een maximale oppervlakte heeft van 50 m²,
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
23. pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
24. peil:
- voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
-
20 cm boven de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- indien in of op het water wordt gebouwd:
-
het ter plaatse geldende streefpeil;
25. representatie zijde van de bedrijfswoning:
de gevel die in architectonisch en esthetisch opzicht als belangrijkste gevel van een bedrijfswoning moet worden aangemerkt;
26. risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
27. ruimtelijk ondergeschikt:
zowel architectonisch als qua afmeting ondergeschikt;
28. ruimtelijk ondergeschikt gebouw:
een gebouw of onderdeel van een gebouw dat ruimtelijk gezien ondergeschikt is aan de bedrijfswoning/dienstwoning;
29. seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
30. streefpeil:
het niveau van het oppervlaktewater ten opzichte van N.A.P. dat door de waterbeheerder wordt nagestreefd en is vastgelegd in een door Provinciale Staten vastgelegd peilbesluit;
31. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot- c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
e. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
f. afstanden:
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van bouwwerken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij de regels behorende bijlage ‘Staat van Bedrijven’, onder de categorieën 1 en 2;
-
groenvoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “groen” landschappelijke inpassing in de vorm van waterberging, rietoever en afschermende beplanting met een gezamenlijke breedte van ten minste 10 m dient te worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
-
daar waar bedrijfswoningen en voortuinen zijn georiënteerd op het landschap geen afschermende beplanting ter plaatse van de aanduiding “groen” hoeft te worden gerealiseerd;
-
de uitzondering in sub 1 geldt voor de breedte van de bedrijfswoning plus een zone van 3 meter aan weerszijden daarvan;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water,
alsmede voor:
-
bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning.
In de bestemming zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, vuurwerkbedrijven en risicovolle inrichtingen niet begrepen.
Het parkeren ten behoeve van de bestemming dient op eigen erf plaats te vinden.
3.2 Bouwregels
-
Ten aanzien van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage van een bouwperceel bedraagt ten hoogste 80 %;
-
de oppervlakte van een bouwperceel bedraagt ten hoogste 2.500 m²;
-
de oppervlakte van een bedrijfsgebouw bedraagt ten minste 300 m²;
-
de goothoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt ten hoogste 6 m dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is dan 6 m;
-
de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt ten hoogste 10 m dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is dan 10 m;
-
de dakhelling van een bedrijfsgebouw bedraagt ten minste 30°;
-
de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 m.
-
Ten aanzien van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd na de bouw en in gebruik name van bedrijfsgebouwen op het bijbehorende bouwperceel of indien reeds bedrijfsgebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn;
-
het aantal bedrijfswoningen per bouwperceel bedraagt ten hoogste één, met dien verstande dat deze uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” mogen worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding “gevellijn” dienen de bedrijfswoningen met de representatieve zijde van de bedrijfswoning op deze gevellijn georiënteerd te worden;
-
de inhoud van bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 650 m³, waarbij (aanvullend op de 650 m³) tevens 75 m² aan ruimtelijk ondergeschikte gebouwen zoals bedoeld in lid 3.2 onder c is toegestaan;
-
de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 3,5 m;
-
de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 9 m;
-
de dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt ten minste 40°.
-
Ten aanzien van ruimtelijk ondergeschikte gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan ruimtelijk ondergeschikte gebouwen bedraagt ten hoogste 75 m²;
-
de goothoogte van een ruimtelijk ondergeschikte gebouw bedraagt ten hoogste 3,5 m;
-
de bouwhoogte van een ruimtelijk ondergeschikte gebouw bedraagt ten hoogste 5 m.
-
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van walbeschoeiingen mag niet meer bedragen dan 0,5 m boven het ter plaatse geldende streefpeil en uitsluitend bij bouwpercelen aan het water;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
-
de bouwhoogte van luifels mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 7 en worden toegestaan dat de dakhelling geheel of gedeeltelijk wordt verminderd tot 0°, met dien verstande dat geen sprake mag zijn van een onevenredige massavorming in relatie tot het omliggende landschap en het straat- en bebouwingsbeeld;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub b, onder 4 en worden toegestaan dat de inhoud van de bedrijfswoning ten hoogste 900 m³ bedraagt, waarbij (aanvullend op de 900 m³) tevens 75 m² aan ruimtelijk ondergeschikte gebouwen is toegestaan met een goot- en bouwhoogte van niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 5 m, met dien verstande dat uitsluitend van deze afwijkingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt indien de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen groter is dan 500 m²;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub b, onder 5 voor een goothoogte van ten hoogste 6 m;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub d, onder 4 voor een bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijde, tot ten hoogste 10 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor bedrijven en bedrijfswoningen alvorens een landschappelijke inpassing als bedoeld in lid 3.1, sub b is gerealiseerd.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
-
Bij een omgevingsvergunning kan, met inachtneming van de milieusituatie, worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en toegestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage ‘Staat van Bedrijven’ onder de categorieën 1 en 2.
-
Bij een omgevingsvergunning kan, met inachtneming van de milieusituatie, worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en worden toegestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die zijn genoemd in de bij de regels behorende bijlage ‘Staat van Bedrijven’, onder categorie 3.1, mits deze bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage ‘Staat van Bedrijven’ onder de categorieën 1 en 2.
-
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en lid 3.4 ten behoeve de uitoefening van detailhandel die in directe relatie tot de bedrijfsvoering staat.
-
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en lid 3.4 ten behoeve de uitoefening van detailhandel in:
-
goederen, welke ter plaatse zijn vervaardigd, bewerkt of hersteld;
-
goederen in een onderneming waarin een nijverheids- en/of ambachtsbedrijf wordt uitgeoefend, mits de laatstgenoemde uitoefening een wezenlijk bestanddeel van de totale bedrijfsuitoefening in de onderneming uitmaakt en de detailhandel in die goederen, gelet op de aard daarvan, geschiedt zowel ter plaatse waar dat bedrijf wordt uitgeoefend als in rechtstreeks verband met de uitoefening van dat bedrijf.
Artikel 4 Leiding - Riool
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor (een) ondergrondse rioolleiding(en) en de daarbij behorende bouwwerken, met een belemmeringenstrook van 3 meter aan weerszijden van de hartlijn ter plaatse van de aanduiding “hartlijn leiding – riool”.
4.2 Bouwregels
-
In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden voorkomende bestemmingen, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 4.2, sub a en b en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde gebouwen worden gebouwd, mits uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerders is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat;
-
lid 4.2, sub a en c dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerders is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen:
-
het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting;
-
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
-
het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van kabels drainage en leidingen, met uitzondering van rioolleidingen) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
-
diepploegen;
-
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
-
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
-
Het in sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
-
De in sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder(s) is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
6.1 Algemene gebruiksregel
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van seksinrichtingen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van andere gebouwen dan bedrijfswoningen ten behoeve van bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
6.2 Laden en lossen
Ten aanzien van het laden en lossen geldt dat dit ten behoeve van de bestemming ‘Bedrijventerrein’ dient plaats te vinden binnen de als zodanig bestemde gronden.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
-
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 15 m mag bedragen en voor een antenne-installatie ten behoeve van de mobiele telecommunicatie, wanneer deze wordt geplaatst op een bedrijfsgebouw, kantoorgebouw, detailhandelgebouw of sommige gebouwen voor maatschappelijke doeleinden, mits de installatie de bouwhoogte van het gebouw met niet meer dan 5 m overschrijdt;
-
het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat openbare nutsgebouwtjes, kiosken, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
-
de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 50 m³;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt.
-
De in sub a genoemde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend in incidentele gevallen waarbij geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de bouwvorm van karakteristieke bebouwing.
Artikel 8 Overige regels
8.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
-
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
-
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
-
de ruimte tussen bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het Bestemmingsplan Easterein – Bedrijventerrein Fabrykswei Oost”.