Inhoudsopgave
Artikel 3 Gebruiks- en bouwregels
Artikel 4 Regels in verband met archeologische waarden
Artikel 5 Regels in verband met de leidingenstrook
Artikel 6 Regels in verband met bebouwingsbepalingen bedrijfswoningen
Artikel 7 Regels in verband met detailhandel in volumineuze goederen
Artikel 8 Regels in verband met de "veiligheidszone - lpg"
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
plan:
de Beheersverordening bedrijventerrein Winsum, bedrijventerrein Wommels en woonlocatie Baard van de gemeente Littenseradiel met identificatienummer NL.IMRO.0140.BvbdrWinWomwlBrd-VA01;
-
beheersverordening:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
-
ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;
-
archeologische waarden:
waarden van in de bodem aanwezige voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die door hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische betekenis van algemeen belang zijn;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
-
bestaand gebruik / bestaande bouwwerken:
het gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening vergund dan wel toegestaan is op grond van de bestemmingsplannen zoals die zijn opgenomen als bijlage 1 en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is krachtens een bouwvergunning (aangevraagd vóór 1 oktober 2010) / omgevingsvergunning voor het bouwen (aangevraagd ná 1 oktober 2010), dan wel toegestaan is op grond van de bestemmingsplannen zoals die zijn opgenomen als bijlage 1 bij deze regels;
-
bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
-
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
-
landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en visuele waarden van het landschap;
-
maatvoering:
de regels met betrekking tot de toegestane goothoogte en/of bouwhoogte en/of dakhelling en/of het bebouwingspercentage;
-
meetverschil:
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
-
milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
-
peil:
-
voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: 20 cm boven de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
indien in of op het water wordt gebouwd: het ter plaatse geldende streefpeil;
-
risicovolle inrichting:
een inrichting, waarbij ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
ruimtelijk ondergeschikt:
zowel architectonisch als qua afmeting ondergeschikt;
-
ruimtelijk ondergeschikt gebouw:
een gebouw of onderdeel van een gebouw dat ruimtelijk gezien ondergeschikt is aan de bedrijfswoning / dienstwoning;
-
straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
-
verkeersveiligheid:
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
-
woonsituatie:
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van bouwwerken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Gebiedsregels
Artikel 3 Gebruiks- en bouwregels
3.1 Toepassingsbereik
Deze beheersverordening is van toepassing op alle bestemmingen uit de genoemde bestemmingsplannen die in de onderstaande tabel zijn weergegeven:
Tabel 1
Ruimtelijk plan |
Vastgesteld |
Bestemmingsplan bedrijfsterrein Winsum |
08-09-1997 |
Bestemmingsplan bedrijfsterrein Winsum, partiële herziening 2001, met uitzondering van de bestemming ‘Agrarisch gebied’. |
12-11-2001 |
Bestemmingsplan Wommels bedrijfsterrein Walperterwei 1999 |
21-02-2000 |
Bestemmingsplan Wommels bedrijfsterrein Walperterwei 1999, partiële herziening 2007 |
09-06-2008 |
Bestemmingsplan Baard - Baerdersleat |
19-04-1999 |
Uitwerkingsplan Baard - Baerdersleat |
07-10-2008 |
Onder de in bovenstaande tabel 1 genoemde bestemmingsplannen zijn ook de op basis van die bestemmingsplannen gevoerde vrijstellings-, ontheffings- en afwijkingsprocedures begrepen.
Voor zover van toepassing is op de in bovenstaande tabel 1 genoemde bestemmingsplannen ook het Thematisch bestemmingsplan ‘ruimtelijk ondergeschikte gebouwen regeling 2002’ opgenomen als bijlage 3 bij deze regels, vastgesteld op 31 maart 2003, begrepen.
Onder de in bovenstaande tabel 1 genoemde bestemmingsplannen zijn de
mogelijkheden als opgenomen in wijzigingsbevoegdheden en/of uitwerkingsplichten van de planvoorschriften niet begrepen.
De beheersverordening is niet van toepassing op percelen waarvan de bestemming in de loop der tijd gewijzigd is naar een andere bestemming niet passend binnen de in tabel 1 genoemde bestemmingsplannen, maar wel op wijzigingsplannen waarbij de bestemming gewijzigd is in een bestemming passend binnen de in tabel 1 genoemde bestemmingsplannen.
De beheersverordening is niet van toepassing op de in tabel 2 genoemde bestemmingsplannen.
Tabel 2
Bestemmingsplan |
Vastgesteld |
Bestemmingsplan Wommels, Bedrijfsterrein Walperterwei – herziening Walperterwei 47b |
06-06-2011 |
Bestemmingsplan “Baard-Baerdersleat, Herziening Menistefjouwere 2” |
20-04-2009 |
3.2 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken
-
De in het beheersverordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik.
-
Op of in de in het beheersverordeningsgebied gelegen gronden zijn uitsluitend bestaande bouwwerken toegestaan. Zoals aangegeven in artikel 1 onder 7 betreft dit de vergunde bouwwerken en datgene wat is toegestaan op grond van de bestemmingsplannen zoals die zijn opgenomen als bijlage 1 bij deze regels.
Artikel 4 Regels in verband met archeologische waarden
4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
-
Het is verboden op of in de gronden die op de kaart in bijlage 2 zijn aangegeven als “archeologisch waardevol terrein” en die deel uitmaken van het beheersverordeningsgebied zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 30 cm;
-
het graven of dempen van watergangen;
-
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- of communicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
-
het verlagen van het waterpeil.
-
Een vergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend indien:
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
-
indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden kunnen worden verstoord, de volgende voorwaarde aan de vergunning worden verbonden:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, en/of;
-
een verplichting tot het doen van opgravingen, en/of;
-
een verplichting tot het laten begeleiden van de uitvoering van de werken of werkzaamheden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg van een bureau dat goedgekeurd is door het College voor Archeologische Kwaliteit.
-
Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het kracht worden van de beheersverordening;
-
het normale onderhoud betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
-
op archeologisch onderzoek gericht zijn.
Artikel 5 Regels in verband met de leidingenstrook
5.1 Specifieke bouwregels
Voor de gronden 5 m ter weerszijden van de aardgasleidingen die op de als bijlage 1 opgenomen bestemmingsplankaarten zijn aangegeven als “aardgastransportleiding (dubbelbestemming)” en die deel uitmaken van het beheersverordeningsgebied geldt dat:
-
er geen gebouwen mogen worden opgericht;
-
andere bouwwerken uitsluitend mogen worden opgericht indien deze noodzakelijk zijn voor de instandhouding, het onderhoud en het beheer van de leidingen.
5.2 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
-
Het is verboden op of in de gronden 5 m ter weerszijden van de aardgasleidingen die op de als bijlage 1 opgenomen bestemmingsplankaarten zijn aangegeven als “aardgastransportleiding (dubbelbestemming)” en die deel uitmaken van het beheersverordeningsgebied zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
-
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
-
het permanent opslaan van goederen;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het kracht worden van de beheersverordening;
-
het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
-
zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
-
De in sub a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de betreffende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.
-
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in sub a, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
Artikel 6 Regels in verband met bebouwingsbepalingen bedrijfswoningen
De voorschriften van de bestemmingsplannen:
-
het bestemmingsplan bedrijfsterrein Winsum;
-
het bestemmingsplan bedrijfsterrein Winsum, partiële herziening 2001;
-
het bestemmingsplan Wommels, bedrijfsterrein Walperterwei 1999;
-
het bestemmingsplan Wommels, bedrijfsterrein Walperterwei 1999, partiële herziening 2007,
worden op het punt van de in de voorschriften opgenomen vrijstellingsbepaling ten behoeve van de bouw van bedrijfswoningen en die deel uitmaken van het beheersverordeningsgebied gewijzigd dan wel aangevuld met de volgende regels:
-
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 650 m³, waarbij (aanvullend op de 650 m³) tevens 75 m² aan ruimtelijk ondergeschikte gebouwen is toegestaan;
-
indien de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen groter is dan 500 m², bedraagt de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 900 m³, waarbij (aanvullend op de 900 m³) tevens 75 m² aan ruimtelijk ondergeschikte gebouwen is toegestaan,
met dien verstande dat voor het bepaalde onder 1 respectievelijk 2 geldt dat:
-
de goothoogte van een ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten hoogste 3,5 m bedraagt;
-
de bouwhoogte van een ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten hoogste 5 m bedraagt.
Artikel 7 Regels in verband met detailhandel in volumineuze goederen
De voorschriften van de bestemmingsplannen:
-
het bestemmingsplan bedrijfsterrein Winsum;
-
het bestemmingsplan Wommels, bedrijfsterrein Walperterwei 1999;
-
het bestemmingsplan Wommels, bedrijfsterrein Walperterwei 1999, partiële herziening 2007,
worden op het punt van de in de voorschriften opgenomen vrijstellingsbevoegdheid voor detailhandel in volumineuze goederen en die deel uitmaken van het beheersverordeningsgebied aangevuld met de volgende regels:
Indien gebruik wordt gemaakt van de vrijstellingsbevoegdheid voor detailhandel in volumineuze goederen dient, aanvullend op de reeds gestelde voorwaarden, gemotiveerd aangegeven te worden dat:
-
de detailhandel geen afbreuk doet aan de functionele en ruimtelijke kwaliteit van het bestaande kernwinkelgebied van Winsum en Wommels;
-
de detailhandel wat betreft schaal en functionele en ruimtelijke kwaliteit aansluit bij aard en schaal van de kern van Winsum en Wommels, en;
-
vestiging in het kernwinkelgebied of de centrumrand redelijkerwijs niet mogelijk is, voor zover sprake is van detailhandel in fietsen, autoaccessoires en supermarkten.
Artikel 8 Regels in verband met de "veiligheidszone - lpg"
De voorschriften van de bestemmingsplannen:
-
het bestemmingsplan Wommels, bedrijfsterrein Walperterwei 1999;
-
het bestemmingsplan Wommels, bedrijfsterrein Walperterwei 1999, partiële herziening 2007,
worden op het punt van de in de voorschriften opgenomen aanduidingen “zone LPG I” en “zone – LPG II” en die deel uitmaken van het beheersverordeningsgebied gewijzigd in de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – lpg”.
Voor de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – lpg” geldt dat:
8.1 Omschrijving gebiedsaanduiding "veiligheidszone - lpg"
De gronden ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone – lpg” zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemming, tevens aangeduid voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten.
8.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de voor de gronden aangegeven bestemming mogen in of op deze gronden geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze aanduiding wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de in lid 8.1 gegeven aanduidingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
-
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bij recht in de beheersverordening gegeven maten, afmetingen en percentages, tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages, maar alleen als dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van het kracht worden van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het van kracht worden van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van de Beheersverordening bedrijventerrein Winsum, bedrijventerrein Wommels en woonlocatie Baard”.