1.1 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand: 'NL.IMRO.0119.kruisstraat6eo-BPC1', met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.2 Plan
het bestemmingsplan 'Meppel - Binnenstad, herziening Kruisstraat 6 e.o.' van de gemeente Meppel.
1.3 Aanbouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat ten behoeve van de bestemming:
- als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw;
- en met dat hoofdgebouw in directe verbinding staat;
- in massa ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 Aan-huis-verbonden bedrijf
het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie blijft behouden.
1.7 Aan-huis-verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.8 Achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.
1.9 Archeologisch deskundige
de gemeentelijke (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
1.10 Archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis.
1.11 Archeologisch waardevol gebied
een gebied met daaraan toegekende archeologische waarde vanwege kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
1.12 Atelier
een ruimte die bedoeld is voor kunstbeoefening.
1.13 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 Bestaand
- bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp.
- bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod.
1.15 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak.
1.18 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.19 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak die niet door bebouwing mag worden overschreden, met uitzondering van overschrijdingen die op grond van deze planregels zijn toegestaan.
1.20 Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.21 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 Bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.23 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.24 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.25 Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping.
1.26 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen (geen motorbrandstoffen zijnde) aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.27 Erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt.
1.28 Erf- en terreinafscheiding
een bouwwerk, dat geen gebouw is en dat dient als scheiding tussen 2 of meer erven of terreinen, zoals muren, schuttingen, hekwerken of bouwwerken van vergelijkbare aard en omvang.
1.29 Erker
een kleine grondgebonden uitbouw van maximaal één bouwlaag aan een voor- of zijgevel van een hoofdgebouw die in overwegende mate (minimaal 70%) een transparante uitstraling heeft.
1.30 Evenement
een voor publiek toegankelijke gebeurtenis op of aan de weg, binnen gebouwen of op het openbare water, met uitzondering van betogingen, samenkomsten en vergaderingen, jaar- en weekmarkten, bioscoop- en theatervoorstellingen, waarbij volgens het gemeentelijke evenementenbeleid onderscheid kan worden gemaakt in de volgende categorieën:
- Categorie A: lokale evenementen op dorps/wijk en buurtniveau. Deze evenementen dragen in belangrijke mate bij aan de binding tussen inwoners in de stad. Deze evenementen zijn vooral gericht op participatie, ontmoeting tussen burgers en toeristisch-recreatieve promotie van de stad;
- Categorie B: lokale en regionale evenementen met groeipotentie. Dit zijn middelgrote evenementen die zich kenmerken door een min of meer vaste deelnemers/publieksgroep en die zich door een onderscheidende programmering/activiteiten richten op groei. De economische spin-off is er wel maar kan nog verder in omvang toenemen. Het programma richt zich in eerste instantie op een duidelijke hoofdactiviteit maar heeft kansen om door het toevoegen van side-events en/of versterking van de promotie verder te groeien. Bij deze categorie evenementen is een sterke variatie in bezoekersaantallen van een paar honderd tot enkele duizenden;
- Categorie C: boegbeeldevenementen. Dit zijn (jaarlijks) terugkerende evenementen met een internationaal karakter, bovenregionale uitstraling die een belangrijke bijdrage leveren aan de promotie van de stad. De evenementen vinden vooral plaats in het historisch centrum, in en rond het water en hebben een economische spin-off voor de stad. De evenementen kenmerken zich door authenticiteit, uitstraling, goede organisatie en promotie. Evenementenorganisaties zoeken hierbij een actieve samenwerking met andere partijen (bedrijfsleven, onderwijs, sport, cultuur, recreatie en toerisme) in de stad.
1.31 Galerie
expositie- en verkoopruimte voor kunst;
1.32 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 Geluidgevoelige functies
wonen of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.34 Geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.35 Hogere grenswaarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.36 Hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.37 Horecabedrijf
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.38 Horecabedrijf categorie 1
een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit - restaurant, snackbar, snack - kiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf.
1.39 Huishouden
één of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf daar niet-bedrijfsmatig voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.
1.40 Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
recreatieve voorzieningen die voornamelijk overdag plaatsvinden en die naar hun aard of invloed op de directe omgeving passen binnen de woonomgeving;
1.41 Meetverschil
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens.
1.42 Nutsvoorziening
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water-, en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen, inzamelpunten huishoudelijk afval, oplaadpalen voor accu's en zendmasten.
1.43 Opslag
het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
1.44 Overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, al dan niet aangebouwd aan een ander bouwwerk en bestaande uit een lichte constructie, die van boven geheel of gedeeltelijk is afgesloten c.q. afgedekt.
1.45 Peil
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- indien in, op, of over het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil;
- indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.
1.46 Prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding.
1.47 Seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.48 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage 1 van de
bijlagen bij de regels is opgenomen in deze regels.
1.49 Straat- en bebouwingsbeeld
de waarde van het gebied in stedenbouwkundige zin door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
1.50 Voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.51 Voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt.
1.52 Voorgevelrooilijn
de naar de weg toegekeerde bouwgrens van het hoofdgebouw.
1.53 Voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.54 Wonen
het gehuisvest zijn in een woning/wooneenheid.
1.55 Woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal twee kamerbewoners.
1.56 Woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.57 Woonhuis
een gebouw dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 De lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenkant van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de volgende functies voor zover die worden uitgeoefend op de begane grond van gebouwen:
- detailhandel, met uitzondering van supermarkten;
- bedrijven in de categorie 1 en 2 van de als bijlage 1 in de bijlagen bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- dienstverlenende bedrijven en/of instellingen;
- horecabedrijven categorie 1;
- maatschappelijke voorzieningen;
- ateliers en galerieën;
- de volgende functies voor zover die worden uitgeoefend op de verdieping(en) van gebouwen:
- wonen, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen, tot ten hoogste 30% van het vloeroppervlak tot een maximum van 45 m²;
- detailhandel, met uitzondering van supermarkten;
- dienstverlenende bedrijven en/of instellingen;
- opslagdoeleinden ten dienste van en in directe relatie met de onder a genoemde functies;
- ateliers en galerieën;
met daaraan ondergeschikt:
- bergingen;
- groenvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- wegen en paden;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;
- openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- erven en terreinen;
- bebouwing.
3.2.1 Algemeen
Op of in de tot 'Centrum bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten dienste van de in artikel 3.1 sub a en artikel 3.1 sub b genoemde functies;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
3.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen;
- ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' gelden tevens de bepalingen als bedoeld in artikel 10.3.2.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand tot de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt;
- de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter, tenzij op de perceelgrens wordt gebouwd;
- de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 70 m² bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het achtererfgebied mag worden bebouwd;
- de goothoogte mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
- de dakhelling mag ten hoogste 60° bedragen;
- de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van overkappingen, mag ten hoogste 5 meter bedragen;
- de bouwhoogte van een (aangebouwde) overkapping mag ten hoogste 3 meter bedragen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen;
- de bouwhoogte van een overkapping mag ten hoogste 3 meter bedragen;
- in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- een goede woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van wonen, anders dan bedoeld in artikel 3.1 sub b onder 1;
- het gebruik of het laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van centrum – voorwaardelijke verplichting’ is het bestaand gebruik uitsluitend toegestaan, indien wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde op de gevels van geluidsgevoelige bebouwing zoals is opgenomen in het als bijlage 1 van de
bijlagen bij de regels opgenomen akoestisch onderzoek.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijkingsmogelijkheden
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- artikel 3.4.1 sub a voor het toestaan van wonen op de begane grond.
3.5.2 Toepasbaarheid
De in
artikel 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
- in voldoende mate is aangetoond dat geen invulling kan worden gegeven aan functies als genoemd in artikel 3.1 sub b onder 2 tot en met 5;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen,
- bermen en beplanting;
- parken en plantsoenen;
met daaraan ondergeschikt:
- parkeervoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- bergbezinkbassins;
- voet- en fietspaden;
- nutsvoorzieningen;
- kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bebouwing.
4.2.1 Algemeen
Op of in de tot 'Groen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde functies.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 10 meter bedragen;
- in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
met daaraan ondergeschikt:
- aan-huis-verbonden beroepen, tot ten hoogste 30% van het vloeroppervlak tot een maximum van 45 m²;
met de daarbij behorende:
- geluidwerende voorzieningen;
- tuinen en verhardingen;
- (achter)paden;
- parkeervoorzieningen;
- bebouwing.
5.2.1 Algemeen
Op of in de tot 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de in artikel 5.1 genoemde functies;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
5.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- een hoofdgebouw mag vrijstaand, halfvrijstaand of in een rij worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', woongebouwen mogen worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal wooneenheden ten hoogste het aangegeven aantal bedragen;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' mag de bouwhoogte ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen;
- de breedte van een hoofdgebouw mag niet minder dan 5 meter bedragen;
- de dakhelling van een hoofdgebouw mag ten hoogste 60° bedragen;
- ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' gelden tevens de bepalingen als bedoeld in artikel 10.3.2.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand tot de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt;
- in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat overkappingen op het gehele achtererfgebied mogen worden gebouwd;
- de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter, tenzij op de perceelgrens wordt gebouwd
- de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 70 m² bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het achtererfgebied mag worden bebouwd;
- de goothoogte mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
- de dakhelling mag ten hoogste 60° bedragen;
- de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van overkappingen, mag ten hoogste 5 meter bedragen;
- de bouwhoogte van een (aangebouwde) overkapping mag ten hoogste 3 meter bedragen.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel of achter een naar de weg toe gekeerde zijgevel of het verlengde daarvan mag ten hoogste 2 meter bedragen;
- de bouwhoogte van een overkapping mag ten hoogste 3 meter bedragen;
- in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
5.2.5 Voorwaardelijke verplichting
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen als bedoeld in
artikel 5.2.2 kan uitsluitend worden verleend indien wordt aangetoond dat de maximaal toegelaten geluidbelasting op de gevels van het nieuwe hoofdgebouw niet wordt overschreden.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- een goede woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijkingsmogelijkheden
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- artikel 5.2.2 sub f ten behoeve van een verhoging van de dakhelling;
- artikel 5.2.3 sub a voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken tot aan (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw.
5.4.2 Toepasbaarheid
De in
artikel 5.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik of het laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van bewoning.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijkingsmogelijkheid
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 5.1 voor het kunnen toestaan van een aan-huis-verbonden bedrijf, onder de voorwaarden dat:
- de bedrijfsmatige activiteit alleen door de bewoner wordt uitgevoerd;
- de oppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m²;
- al het parkeren ten behoeve van het wonen in combinatie met de bedrijfsmatige activiteit op eigen terrein plaatsvindt;
- er geen detailhandel plaatsvindt uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf;
- de activiteit behoort tot categorie 2 van de in de bijlagen bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.
5.6.2 Toepasbaarheid
De in
artikel 5.6.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.
6.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij het betreft:
- bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).
6.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 6.2, indien:
- door een daartoe bevoegde instantie, is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- uit het onderzoek genoemd onder a blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn, maar er wordt voldaan aan nadere voorwaarden. Het bevoegd gezag bepaalt welke van de onderstaande voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in acht moet(en) worden genomen:
- op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
- een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
- Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Erfgoedwet.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- het ontgronden, afgraven en/of egaliseren van gronden met een oppervlakte groter dan 50 m² en een diepte van 0,3 meter;
- het mengen of diepploegen van gronden met een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 0,3 meter;
- het graven of dempen van watergangen;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, dieper dan 0,3 meter;
- het slopen van bouwwerken of delen van bouwwerken die zich onder het maaiveld bevinden.
6.5.2 Uitzonderingen op het verbod
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
- activiteiten die het normale onderhoud en beheer betreffen;
- activiteiten die in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan en uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
- activiteiten die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
6.5.3 Procedure
De in
artikel 6.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
- door een daartoe bevoegde instantie, is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
uit het onderzoek genoemd in sub a blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn, maar er wordt voldaan aan nadere voorwaarden. Het bevoegd gezag bepaalt welke van de onderstaande voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in acht moet(en) worden genomen:
- op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
- een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Algemeen
- In die gevallen dat de bestaande dakhelling, goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als toegestaan.
- In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
8.2 Ondergronds bouwen
- Op plaatsen waar hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn of gelijktijdig worden gebouwd, mag eveneens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat direct aansluitend ook in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken mogen worden gebouwd.
- Bij een omgevingsvergunning kan het bouwen van ondergrondse bouwwerken worden toegestaan op andere locaties dan genoemd onder a, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
8.3 Bouwen buiten het bouwvlak
In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de afzonderlijke bestemmingen geldt dat de (verlengde) grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde mogen worden overschreden door:
- plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- (hoek-)erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter worden overschreden;
mits de bedoelde overschrijdingen niet in de weg staan aan:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- een goede woonsituatie;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik of het laten gebruiken van gronden en gebouwen als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
- het gebruik of het laten gebruiken van gronden of bouwwerken voor het oprichten van een verkooppunt van motorbrandstoffen.
- het gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- het gebruik of het laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- het zelfstandig bewonen van bijbehorende bouwwerken;
- het nieuw vestigen van risicovolle bedrijven;
- het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken, waarbij niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
9.2 Voorwaardelijke verplichting
Het gebruik van gronden en gebouwen als bedoeld in
hoofdstuk 2 is uitsluitend toegestaan indien voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt voldaan aan de beeldkwaliteitseisen voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals opgenomen in het als bijlage 3 van de
bijlagen bij de regels opgenomen beeldkwaliteitsplan.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
10.1 Geluidzone - industrie
10.1.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidsbelasting van industrieterrein Oevers.
10.1.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij bestemmingen, mogen geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd.
10.1.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 10.1.2 voor het bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de bestemming, mits de geluidsbelasting vanwege de industrie van de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
10.2 Evenemententerrein
In afwijking van het bepaalde in de samenvallende bestemmingen is het toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' de gronden tevens te gebruiken voor evenementen in de categorieën B en C als bedoeld in het gemeentelijke evenementenbeleid, met dien verstande dat:
- per kalenderjaar maximaal 25 evenementen uit categorie B mogen worden gehouden;
- per kalenderjaar maximaal 20 evenementen uit categorie C mogen worden gehouden.
10.3 Cultuurhistorisch waardevol gebied
10.3.1 Cultuurhistorisch gebied - Topklasse en hoog
In afwijking van, c.q. aanvulling op, het bepaalde in de bouwregels van de afzonderlijke bestemmingen dient, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch gebied - topklasse en hoog' rekening te worden gehouden met de historische stadsstructuur, zoals deze tot uitdrukking komt in:
- profielen van de openbare ruimten en in zichtlijnen;
- kleinschaligheid en bebouwingskarakteristieken zoals gevelindeling, detaillering en materiaalgebruik;
Deze gebieden worden gewaardeerd als topkwaliteit in de 'Cultuurhistorische inventarisatie en waardestelling' en zijn van belang voor het instandhouden van de historische stedenbouwkundige structuur van het plangebied.
10.3.2 Cultuurhistorisch waardevolle gevellijnen
In afwijking van, c.q. aanvulling op, het bepaalde in de bouwregels van de afzonderlijke bestemmingen en het bepaalde in
artikel 10.3.1, geldt dat, ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' de plaats en de karakteristieken van de historische bebouwing dienen te worden gefixeerd. Deze gebieden worden gewaardeerd als topkwaliteit en zijn van belang voor het instandhouden van de historische stedenbouwkundige structuur van de binnenstad van Meppel. Bij het bouwen van hoofdgebouwen dient aan de volgende regels te worden voldaan:
- er dient in de aangegeven gevellijn te worden gebouwd;
- bij het samenvoegen van bestaande panden dient de parcellering in stand te blijven, dan wel niet meer dan 7 meter te bedragen;
- bestaande kapvormen en kaprichtingen dienen in stand te blijven;
- de bebouwing mag uit niet meer dan twee bouwlagen plus een kap bestaan.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
11.1 Afwijkingsmogelijkheden
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels, zodat:
- kan worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 meter, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- kan worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 meter;
- kan worden toegestaan dat de in dit plan toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met 1 meter wordt overschreden;
- kan worden toegestaan dat de in dit plan toegestane goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen met maximaal 2 meter wordt overschreden;
- kan worden toegestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
11.2 10% Regeling
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels ten behoeve van een vermeerdering van de voorgeschreven maten en percentages, alsmede de inhoud en de oppervlakte van de bouwwerken, mits de vermeerdering niet meer dan 10% bedraagt.
11.3 Toepasbaarheid
- de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
- dit niet in strijd is met de regels als bedoeld in artikel 10.3 of met de overige algemene aanduidingsregels van dit plan.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
12.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in díe zin dat:
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting vervalt, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 13 Overige regels
13.1 Voldoende parkeergelegenheid
- De gronden zoals aangewezen in de verschillende bestemmingen mogen slechts worden bebouwd onder de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
- Bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Gemeente Meppel bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
- Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de eis dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden (sub a) en de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen Gemeente Meppel (sub b) mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving en wordt voldaan aan de in de Nota Parkeernormen Gemeente Meppel opgenomen regels en voorwaarden.
13.2 Verwijzing naar wettelijke regelingen
De wettelijke regelen (en begrippen) waarnaar in deze regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het tijdstip van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Meppel - Binnenstad, herziening Kruisstraat 6 e.o.'.