vastgesteld |
NL.IMRO.0119.bedrijventerreinen-BVC1 |
In de beheersverordening is de bestaande situatie vastgelegd door middel van een verordeningsgebied. De bestaande situatie is weergegeven in de bijlage 2. Deze bijlage vormt de basis voor de gebruiks- en de bouwregels.
Onder de feitelijke bestaande situatie wordt het bestaande gebruik en de bestaande bouwwerken verstaan:
In deze beheersverordening zijn de bestaande functies en bebouwing geregeld, door middel van gebruik- en bouwregels. Deze regelen de functies die beschreven zijn in hoofdstuk 2 en het gebruik en de bebouwing die is opgenomen in de bijlagen. De regeling is in enkele gevallen aangevuld met regelingen uit het bestemmingsplan zoals die tot vaststelling van deze verordening geldt.
De gebruiksregels beschrijven het toegestane bestaande gebruik van bebouwing en openbare ruimte. De basis hiervoor is het bestaande gebruik zoals toegestaan in de regels van de verordening. Algemeen worden daarmee de bestaande functies mogelijk gemaakt op de plaats waar deze nu aanwezig zijn. In het geval van een aanvullend of specifiek gebruik, bijvoorbeeld bedrijven in bepaalde toegestane milieucategorieën of met een aanvullende functie, is een besluitsubvlak opgenomen. Dit geeft een aanvullende regeling op die voor het bestaand gebruik. In deze verordening is van besluitsubvlakken echter geen sprake.
Aanvullend op het bestaande gebruik zijn de regels van de (voorheen) geldende bestemmingsplannen van toepassing. Deze geven onder meer mogelijkheden voor verschillende vormen van detailhandel die daardoor mogelijk worden gemaakt. Op eenzelfde manier zijn omgevingsvergunningen voor werken en/of werkzaamheden en afwijken van de gebruiksregels mogelijk.
De bouwregels van deze beheersverordening geven in eerste instantie aan dat bestaande bouwwerken toegestaan zijn. De feitelijk bestaande situatie is daarbij het uitgangspunt. Er is echter gekozen om vergroting van bestaande bouwwerken en nieuwe bouwwerken (in beperkte mate) toe te staan. De regeling die opgenomen is, is gericht op het handhaven van de bestaande situatie, maar ook op het mogelijk maken van perceelsgebonden ontwikkelingen. De bestemmingsplannen die tot voor vaststelling van deze verordening golden, zijn hiervoor de basis.
Voor verschillende aspecten, opgenomen in de hoofdstukken 2 en 3, zijn in deze beheersverordening specifieke regels opgenomen. Het gaat daarbij om: laagvliegroute, waterkeringen, aardgastransportleidingen en veiligheidscontouren rond risicovolle inrichtingen. Hiervoor zijn specifieke regelingen opgenomen, omdat dit vanuit wetgeving, regelgeving en beleid vereist wordt. In de gevallen van deze specifieke aspecten is de regeling vooral gericht op het behoud en de bescherming van de bestaande situatie en de voorkoming van een vergroting van het risico. Ze gelden bovendien als toetsingskader voor een omgevingsvergunning voor een perceelsgebonden ontwikkeling gewenst is. Bij de regels zijn hiervoor toetsingscriteria opgenomen waaraan voldaan moet worden voordat een vergunning verleend kan worden.