Plan: | Meppel - Zuid |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0119.Zuid-BPC1 |
Algemeen
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico (dat zich in hoofdzaak richt op de kans op een ramp) en het groepsrisico (dat zich met name richt op het aantal mogelijke slachtoffers). Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.
Groepsrisico
Het groepsrisico geeft aan hoe groot de kans is dat bij een risicolocatie een groep van 10, 100 of 1.000 slachtoffers in één keer kan vallen. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art.13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.
Ten behoeve van de opstelling van dit bestemmingsplan is een onderzoek naar de externe veiligheid ingesteld2.
Wegverkeer A32
Ten oosten van het plangebied loopt één vervoersstroom, namelijk de A32. De Dienst Verkeer en Scheepvaart (DVS) heeft in het onderzoek naar de toekomstverkenning van het vervoer van gevaarlijke stoffen een aantal scenario's gedefinieerd. In dit onderzoek worden de prognoses van het vervoer volgens de maximale Global Economy (GE)-groei gehanteerd. De vervoerintensiteiten waarbij rekening moet worden gehouden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn opgenomen in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen anticiperend op het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. De vervoerscijfers van wegvak O16 zijn voor onderhavig plan van toepassing.
Voor het wegvak O16 geldt dat het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer op het midden van de weg niet meer mag bedragen dan 10-6 per jaar. Het plaatsgebonden risico (PR) wordt bepaald door de bron. Veranderingen in de bevolkingsaantallen rondom de risicobron hebben geen invloed op het PR.
Uit de RBM II berekening blijkt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar oplevert.
Een deel van het invloedsgebied (325 meter) van de A32 loopt westelijk over het plangebied. Uit de rekenresultaten van de RBM II berekening volgt dat het groepsrisico laag is en ruim onder de oriëntatiewaarde ligt.
De circulaire RNVGS geeft criteria aan voor de verantwoording van het groepsrisico. Aan de bestaande ruimtelijke situatie verandert er feitelijk niets. Als het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt en het groepsrisico niet toeneemt is een verantwoording van het groepsrisico niet vereist. Omdat aan deze voorwaarden wordt voldaan is geen verantwoording groepsrisico vereist in het kader van het vaststellen van het bestemmingsplan.
Railverkeer
Het spoortraject Zwolle-Meppel-Leeuwarden loopt ten oosten vlak langs het plangebied. Dit traject staat niet in het rapport van Prorail “Marktwerking vervoer gevaarlijke stoffen per spoor” van september 2007 vermeld. De vervoerscijfers vermeld in dit rapport zijn momenteel maatgevend voor de risicoberekeningen en voor onderhavig spoortraject is dus geen risicoanalyse noodzakelijk.
Het spoortraject Zwolle-Groningen loopt ook ten oosten vlak langs het plangebied. Dit traject staat in het rapport van Prorail “Marktwerking vervoer gevaarlijke stoffen per spoor” van september 2007 vermeld. De vervoerscijfers vermeld in dit rapport zijn momenteel maatgevend voor de risicoberekeningen en voor onderhavig spoortraject is dus een risicoanalyse noodzakelijk. Voor de risicoberekening is de rekenmethodiek met het behulp van RBM II berekend.
De 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico ligt op de spoorlijn, waardoor er geen kwetsbare objecten binnen de 10-6 contour kunnen komen te liggen. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden aangaande externe veiligheid.
Uit het de RBM II berekening blijkt voorts dat het groepsrisico nihil en heel ver onder de oriëntatiewaarde ligt. Aan de bestaande ruimtelijke situatie verandert er feitelijk niets. Als het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt en het groepsrisico niet toeneemt door het vaststellen van het bestemmingsplan is een verantwoording van het groepsrisico niet vereist. Omdat aan deze voorwaarden wordt voldaan is geen verantwoording groepsrisico vereist.
Scheepvaart
Het Meppelerdiep is bevaarbaar voor schepen tot 2000 ton. Over deze watergang worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het Meppelerdiep bevindt zich niet in de nabijheid van de westelijke begrenzing van het plangebied. De risicocontour voor waterwegen is beperkt tot maximaal 40 meter uit de oever, waarbinnen in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen worden voorzien. Deze bron hoeft dan ook niet onderzocht te worden.
Leidingen
- Hoogspanningsleidingen
In het plangebied is een 110 kV hoogspanningsleiding aanwezig. Het betreft een leiding die in de zuidwestelijke hoek het plangebied (ondergronds) binnenkomt. Via de Westerstouwe loopt deze leiding naar het onderstation aan de Westerstouwe en vervolgens (ten zuiden van de Reststouwe) in oostelijke richting bovengronds verder in de richting van de spoorlijn. In 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten deze leiding vanaf het onderstation in westelijke richting ondergronds te brengen. Eén en ander in verband met de ontwikkeling van de woonwijk Berggierslanden.
Afbeelding 15: Wijziging hoogspanningsleiding.
Met het ondergrondsbrengen van de hoogspanningslijn voldoet de gemeente voor de wijken Koedijkslanden en Slingenberg ruimschoots aan het overheidsbeleid. De gezondheidsrisico's als gevolg van de leiding wordt dan ook verwaarloosbaar klein geacht. Nader onderzoek naar blootstelling aan magneetvelden, is dan ook niet aan de orde. De planologische verankering voor het ondergrondse deel heeft plaatsgevonden, deze zal in dit bestemmingsplan worden overgenomen. Datzelfde geldt voor het bovengrondse deel dat zal aansluiten bij artikel 22 van het bestemmingsplan Buitengebied.
- Aardgasleidingen
De regelgeving voor hoge druk aardgasleidingen is recentelijk gewijzigd. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen is gepubliceerd (Bevb) in het Staatsblad en op 1 januari 2011 is het Bevb en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) in werking getreden. Net als voor inrichtingen moet ook voor hoge druk aardgasleidingen getoetst worden aan de grenswaarde voor het PR en moet het GR verantwoord worden. Tevens bevat het Bevb een verplichting om de ligging van een leiding en de bijbehorende belemmeringenstrook van ten minste 5 m aan weerszijden van de leiding vast te leggen (bij aardgasleidingen met een druk van 16 tot 40 bar geldt 4 m).
Binnen het plangebied, ligt in het uiterste zuiden van het plangebied een hogedruk aardgas hoofdtransportleiding. De leiding heeft een druk van 40 bar en een diameter van 6 inch, dat leidt dus tot een totale breedte van de dubbelbestemming Leiding -Gas van 8 meter (2x4m).
Voor de verantwoording van het groepsrisico en de gevolgen voor de rampbestrijding en zelfredzaamheid is het invloedsgebied van de hogedrukaardgasleiding van belang. De grens van het invloedsgebied komt overeen met de grens waar 1% van de in dat gebied aanwezige mensen overlijdt als gevolg van een ongeval met de buisleiding. De aanwezige buisleiding heeft een invloedsgebied van 70 meter.
Voor de berekening van het groepsrisico is inzicht nodig in de personendichtheden binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgastransportleidingen. Het plaatsgebonden risico (PR) wordt bepaald door de bron. Uit de professionele risicokaart blijkt dat de buisleiding N-520-15-KR-006 geen PR 10-6 contour heeft en op basis van een druk van 40 bar een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de leiding geldt waarbinnen niet gebouwd mag worden.
Het plan voldoet aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico. Er worden bovendien geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan in dit plan.
Binnen het invloedsgebied van buisleiding N-520-15-KR-006 bevinden zich maar een paar woningen/boerderijen en is dus de aanwezige populatie erg laag. Geconcludeerd kan worden dat het groepsrisico zeer laag is en dat er geen fN-curve zal zijn. Aan de bestaande ruimtelijke situatie verandert er feitelijk niets. Als het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt en het groepsrisico niet toeneemt door het vaststellen van het bestemmingsplan is een verantwoording van het groepsrisico niet vereist. Omdat aan deze voorwaarden wordt voldaan is geen verantwoording groepsrisico vereist.
Aardgasleidingen van het distributienet hebben een veel beperkter risicocontour. De netbeheerder zal er voor zorgdragen en er op toezien dat (bij de aanleg en tijdens eventuele bouwwerkzaamheden) aan de afstandsnormen wordt voldaan. De aanwezigheid van gasleidingen levert dan ook geen belemmeringen op voor het plan.
Uit eerder onderzoek en de Beleidsvisie Externe Veiligheid Gemeente Meppel 2008, is gebleken dat er in het plangebied één risicovol bedrijf aanwezig is. Aan de zuidzijde van het plangebied is namelijk het Total servicestation (met LPG) aan de Werkhorst gevestigd met een vergunde doorzet van 999 m3/jaar.
Ten noordwesten van het plangebied zijn bovendien vijf bedrijven aanwezig die een mogelijke invloed hebben op het plangebied. Deze bedrijven zijn op onderstaande afbeelding aangegeven: (van west naar oost) Rendo gasstation, MCS Meppel BV, Friesland Foods Kievit, Leusink Marine Center en Tamoil Groeneveld. Uit de inventarisatie blijkt geen van deze vijf bedrijven een knelpunt op te leveren.
Afbeelding 16: Risicobronnen in relatie tot het plangebied.
Total servicestation Werkhorst
Voor Tankstation Total Werkhorst, Werkhorst 60 te Meppel zijn de afstandseisen van de Revi uit 2007 van toepassing, omdat in deze situatie sprake is van een bestaande situatie. Uit de beschikbaar gestelde gegevens en de milieuvergunning blijkt dat in de milieuvergunning van Total Werkhorst een jaarlijkse LPG doorzet tot 1000 m³ is vastgelegd.
De 10-6 risicocontouren voor het plaatsgebonden risico van de afleverzuil, reservoir en vulpunt liggen binnen het plangebied, alleen reikt een klein deel van het invloedsgebied (150 meter) van het vulpunt tot over de grenzen van het plangebied (zie onderstaande figuur).
Het invloedsgebied van deze inrichting is 150 meter en binnen het invloedsgebied van de inrichting bevinden zich enkele kwetsbare objecten zoals woningen en het AOC Terra College. Uit eerdere berekeningen blijkt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt.
Afbeelding 17: Risicocontouren van het plaatsgebonden risico.
Conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen dient invulling te worden gegeven aan de verantwoordingsplicht van het groepsrisico GR. Het betreft de actualisatie van het bestemmingsplan. Aan de bestaande ruimtelijke situatie verandert er feitelijk niets. Als het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt en het groepsrisico niet toeneemt door het besluit is een verantwoording van het groepsrisico niet vereist. Omdat aan deze voorwaarden wordt voldaan is geen verantwoording groepsrisico vereist.
Geconcludeerd kan worden dat de inrichting voldoet aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van het Bevi. De PR 10-6 contour wordt in het voorliggende bestemmingsplan verankerd.