De regels van deze partiële herziening zijn ondergebracht in drie hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de inleidende regels. Deze regels hebben tot doel een eenduidige interpretatie en toepassing van de inhoudelijke regels in de overige hoofdstukken in relatie tot de verbeelding te waarborgen. Daarnaast is geregeld, wat de reikwijdte van dit bestemmingsplan is (artikel 2). Hierin is vastgelegd, welke onderdelen aan het vigerende bestemmingsplan Oosterboer worden toegevoegd. Daarnaast is geregeld, dat alle overige regels uit dat plan van kracht blijven.
Hoofdstuk 2 bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven.
Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in onder meer:
- Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, tuin, groen, waarde acheologie);
- Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
- Afwijken van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels;
- Specifieke gebruiksregels: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.
Dit plan omvat de volgende bestemmingen;
Agrarisch (artikel 3)
Deze bestemming betreft enkele nog open weidegronden die binnen de woonwijk zijn gelegen, zo ook binnen het plangebied. De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn algemeen bestemd voor cultuurgronden en extensieve dagrecreatie, alsmede groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, wegen, straten en paden en nutsvoorzieningen. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Erf- en terreinafscheidingen mogen 1,5 m hoog zijn. Andere bouwwerken mogen 2 m hoog zijn.
Groen (artikel 4)
De bestemming ‘Groen’ is gelegd op de belangrijkste groenvoorzieningen binnen de wijk. Alle hoofdgroenstructuren vallen binnen deze bestemming. Deze wordt overgenomen van het vigerende bestemmingsplan en vormt een groene zone tussen het nieuwe woonhuis en de bestaande boerderij aan de Oosterboerweg 12. Ook de zone van 20 meter ten zuiden van het woonhuis zijn als groen bestemd, om het bouwen van bijgebouwen of bouwwerken uit te sluiten. Ook het bouwen van vergunningsvrije bouwwerken is hier uitgesloten. Binnen de bestemming ‘Groen’ zijn groenvoorzieningen, bermen, beplanting, parken en plantsoenen toegestaan. Ook is de functie bedoeld voor parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, dagrecreatieve voorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen als mede tuinen.
Tuin (artikel 5)
De bestemming ‘Tuin’ hangt in hoge mate samen met de bestemming ‘Wonen’. Hierbinnen zijn de tuinen van het woonhuis opgenomen, die niet mogen worden bebouwd.
In de regeling is opgenomen dat, onder bepaalde voorwaarden, binnen deze bestemming wel bebouwing in de vorm van erkers en ingangpartijen toegestaan zijn. Ten slotte zijn binnen de bestemming bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan
Wonen (artikel 6)
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, alsmede aan huis verbonden beroepen (tot maximaal 30% van het vloeroppervlak). Er is maximaal 1 wooneenheid toegestaan. Hieraan ondergeschikt zijn groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, wegen, straten en paden, nutsvoorzieningen en water toegestaan met de daarbij behorende tuinen, erven en verhardingen en andere bouwwerken.
Wat betreft de verhouding tussen de bestemming ‘Wonen’ en de bestemming ‘Tuin’, wordt verwezen naar de hiervoor opgenomen toelichting bij de bestemming ‘Tuin’.
In de regels zijn diverse andere flexibiliteits-bepalingen opgenomen onder meer voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt afgeweken van het moederplan Oosterboer in die zin dat dat bijgebouwen ook zijn toegestaan vóór de voorgevel van het hoofdgebouw. Dit is noodzakelijk gezien de situering van het bouwvlak en omdat het vanuit stedenbouwkundig oogpunt onwenselijk is dat binnen een zone van 20 meter vanaf de Hoogeveense Vaart gebouwd wordt. Om eenduidig aan te geven waar aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan wordt gebruik gemaakt van een aanduiding “bijgebouwen”. Door deze aanduiding los te houden van het bouwvlak van het woonhuis wordt voorkomen dat er één lange gevel aan de lepelaar kan ontstaan. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een maximum oppervlakte opgenomen van 124 m2.
Daarnaast wordt afgeweken van het plan Oosterboer voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel of voor een naar de weg toe gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of in het verlengde daarvan. Dit vanwege de alzijdige oriëntatie van het plangebied en de aanwezigheid van paarden in het plangebied. Voor de afscherming hiervan dient een hogere bouwhoogte te worden gehanteerd. Er wordt daarom een bouwhoogte van 1,5 meter opgenomen. Aanvullende eis is wel dat de erfafscheiding hoofdzakelijk (semi-) transparant, dan wel onderdeel van het landschap, dient te zijn.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, onder andere ten aanzien van bouw en gebruik..
Het laatste hoofdstuk bevat de overgangs- en slotregels.